direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Perikweg 97
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00166-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Perikweg 97 ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen. Dit plan maakt woningbouw mogelijk op de locatie van de Nederlandse Reisopera (NRO). Omdat de NRO is verhuisd naar andere locaties (de kantoren naar het Wilminktheater in het Muziekkwartier, en de ateliers naar de voormalige Polaroidfabriek aan de Hoge Bothof), zal het huidige gebouw aan de Perikweg worden gesloopt en kunnen op de locatie maximaal 43 eengezinswoningen worden gebouwd.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Perikweg 97 ” betrekking heeft, wordt globaal begrensd door de Javastraat in het noorden, de Floresstraat in het oosten, door de Varviksingel op circa 90 meter ten zuiden van het plangebied, en de Perikweg in het westen. Het plangebied is gelegen in het Stadsdeel Centrum. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Enschede, sectie E, nummers 3393 en 3394 en is in totaal circa 12.291 m2 groot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0001.png"

Afbeelding 1.1: Ligging plangebied

1.3 Geldende juridische regelingen

Bestemmingsplannen

Het plangebied is gelegen in het gebied van het bestemmingsplan “Getfert-Perik-Hogeland Noord”, dat op 25 september 2006 werd vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben het plan gedeeltelijk goedgekeurd op 15 mei 2007. Daarna werd het bestemmingsplan op 16 april 2008 onherroepelijk.

De gronden van het plangebied hebben de bestemming 'Maatschappelijke voorzieningen'. Hier zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk die in de Lijst met Bedrijfstypen zijn opgenomen onder de categorieën 1 en 2. Binnen het bouwvlak zijn gebouwen mogelijk (zie onderstaande Afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0002.png"

Afbeelding 1.2: Plangebied met de bestemming "Maatschappelijke Voorzieningen" overeenkomstig het bestemmingsplan " 't Getfert - Perik - Hogeland Noord''

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0003.png"

Afbeelding 1.3: Kadastrale percelen binnen het plangebied en direct rondom het plangebied

Wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het bestemmingsplan " 't Getfert - Perik - Hogeland Noord"

In het bestemming " 't Getfert - Perik - Hogeland Noord" is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van het gebied waar de Nationale Reisopera (nu Nederlandse Reisopera genoemd) was gevestigd aan de Periklaan 97 met de bestemming 'Maatschappelijke Voorzieningen' te wijzigen in de basisbestemming 'Wonen' ten behoeve van het ter plaatse bouwen van 40 eengezinswoningen. De voorwaarden waaronder deze wijzigingsbevoegdheid kon worden toegepast worden hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0004.png"  

Van de hierboven beschreven wijzigingsbevoegdheid kan geen gebruik worden gemaakt, omdat met het nieuwe te realiseren plan maximaal 43 eengezinswoningen zijn gepland, hetgeen meer is dan het volgens de wijzigingsregels toegestane maximum van 40 woningen. Bovendien zouden volgens de hierboven weergegeven wijzigingsregels deze woningen aan de randen moeten worden gepland en bestemd en zou het binnenterrein - onder de gegeven voorwaarden - bestemd dienen te worden voor commerciële functies en bedrijvigheid. Er is derhalve om meerdere redenen strijd met de wijzigingsregels. Mede om deze reden is het onderhavige bestemmingsplan opgesteld.

Voorbereidingsbesluiten
Voor het gebied is ook het voorbereidingsbesluit "kwalitatief sturen op appartementen" van toepassing. Het voorbereidingsbesluit is door de gemeenteraad genomen op 28 mei 2018. In dit bestemmingsplan dient met dit voorbereidingsbesluit rekening te worden gehouden.

Verder geldt er het voorbereidingsbesluit "geitenhouderijen Overijssel". Dit voorbereidingsbesluit is genomen door Gedeputeerde Staten van Overijssel op 26 september 2018. Dit laatste voorbereidingsbesluit heeft vanwege de aard daarvan geen consequenties en geen rechtsgevolgen voor het onderhavige bestemmingsplan.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen voor wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.

Digitalisering

Ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).

Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze worden verhaald, bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro), zijnde een anterieure exploitatie-overeenkomst. (Zie hiervoor verder Hoofdstuk 7 van deze Toelichting over de "economische uitvoerbaarheid").

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de "Regeling Wijkorganen 2008" en die nader is uitgewerkt in de notitie "Wijkorganen en Adviesafspraken".

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Perikweg 97 ” is het erkende Wijkorgaan Zuid-Oost Enschede actief.

De Wijkraad Zuid-Oost Enschede is d.d. 26 oktober 2018 gevraagd schriftelijk advies uit te brengen. Op 7 november 2018 antwoordde de wijkraad op dit verzoek als volgt:

"Het bestuur van de wijkraad heeft geen bezwaar tegen het wijzigen van het bestemmingsplan Perikweg 97 naar de bestemming 'Wonen'. Blijvende leegstand van het pand zal leiden tot verval en verloedering en dat is het laatste dat we zouden willen zien. Wij zien ook niet direct andere mogelijkheden voor het pand of het terrein.

Wel zou het bestuur graag zien dat het te realiseren project past binnen het beeld en gevoel van de wijk. De bezwaren die de SHSEL bijvoorbeeld heeft op het plan zijn ook voor ons relevant. We zijn trots op de wijk. Trots op het karakter en de geschiedenis. En dat willen we graag zo behouden."

Mede naar aanleiding van de brief met bezwaren van de Stichting Historische Sociëteit Enschede-Lonneker (SHSEL), de Erfgoedvereniging Heemschut, en de Stichting Cuypergenootschap, van 15 juni 2018, die in de voorbereidende fase van het bestemmingsplan is ontvangen, en het bovengenoemde advies van de Wijkraad Zuid-Oost Enschede van 7 november 2018, is het plan op enkele punten gewijzigd. Twee aspecten die verwijzen naar de cultuurhistorische aspecten van de locatie zijn in het bestemmingsplan verwerkt; zo worden ten eerste de woningen in het zuidoostelijke deel van het plangebied, alwaar de CPO-woningen worden gebouwd, uitgevoerd met sheddaken / c.q. lessenaarsdaken en wordt ten tweede aan de Javastraat stedenbouwkundig een muur van deels maximaal 2,10 meter hoog ontworpen, hetgeen een verwijzing inhoudt naar de muur om het voormalige fabrieksterrein.

Participatie

Informatiebijeenkomst d.d. 18 april 2018

In het kader van de vroegtijdige participatie is er op 18 april 2018 door initiatiefnemer een inloopbijeenkomst georganiseerd voor de omwonenden. Deze bijeenkomst was vormgegeven als een vrije inloop informatieavond. Tijdens deze bijeenkomst spitsten de vragen van de bewoners zich toe op een aantal punten:

  • Hoe wordt omgegaan met de sanering van de bodemverontreiniging.
  • Hoe wordt omgegaan met de sloop.
  • Hoe wordt het parkeren opgelost.
  • Straks krijgen we inkijk in onze tuin.
  • We hebben nu een achterpad dat we willen behouden.

Nader overleg na 18 april 2018

Daarna hebben alle omwonenden tweemaal een brief gekregen van initiatiefnemer over de voortgang van het project: één brief van 31 juli 2018 en één brief van 23 november 2018. Naar aanleiding van de eerste brief is nader overleg gevoerd door initiatiefnemer met een aantal bewoners.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan Perikweg 97 ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar aanleiding van deze vooraankondiging naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro). In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Perikweg 97 ” in voorbereiding te nemen op 25 april 2018 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent, dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. De terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus op internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerp-bestemmingsplan Perikweg 97 ” en de mogelijkheid om tijdens die periode van zes weken een zienswijze naar voren te brengen is op 30 januari 2019 gepubliceerd in het blad "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede, en in de Nederlandse Staatscourant.

Zienswijzen

Van de eventueel ingekomen zienswijzen en van de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.

1.6 Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing op het project / het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan "Perikweg 97" valt onder één van de categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Crisis- en herstelwet (Chw), namelijk volgens Bijlage I, artikel 3, lid 3.1 "ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (....) ten behoeve de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden". Op dit bestemmingsplan is daarom Afdeling 2 (procedures) van Hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing. Dit betekent onder meer dat bijzondere procedurele bepalingen van toepassing zijn op de beroepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit houdt onder meer het volgende in: volgens artikel 1.6 Crisis- en herstelwet (Chw) mogen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Verder dient de bestuursrechter, dat wil in dit geval zeggen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak te doen (in plaats van binnen een jaar).

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het bestemmingsplan bevat geen onderwerpen die van rijksbelang zijn of waarop rijksregels betrekking hebben in het kader van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en in de Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en van de verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en de stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. De provincie benadert deze vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar, en hoe, centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven), en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken).

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De “vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0005.png"

Afbeelding 2.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die mede bepalen of een ontwikkeling nodig of mogelijk is. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de 'Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale 'Ladder voor duurzame verstedelijking' die voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag, en laag van de beleving). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en kwaliteitsopgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Toetsing van het plan aan het beleid volgens de Omgevingsvisie

Het plangebied van het NRO is een binnenstedelijke locatie. Gezien de staat van de huidige bebouwing en de leegstand van deze bebouwing is een herontwikkeling van het gebied aan te bevelen c.q. noodzakelijk. Het terrein valt binnen het provinciale ontwikelingsperpectief "Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken".

Het plangebied maakt onderdeel uit van de "Bebouwingsschil 1900 - 1955" (zie onderstaande Afbeelding 2.2). Het is een voormalig fabrieksterrein binnen het singelgebied dat vrijwel direct aansluit op de binnenstad. De provinciale ambitie voor dit type gebieden is het doorontwikkelen van de compacte stadskwartieren met de gesloten stadsvorm.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0006.png"

Afbeelding 2.2: Gebiedskenmerk Bebouwingsschil 1900 - 1955

De provinciale structuurvisie kent het concentratiebeleid waarbij het aanbod voor de (boven)regionale woningbehoefte wordt geconcentreerd in de stedelijke netwerken. Enschede maakt onderdeel uit van Netwerkstad Twente.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

Eén van de uitgangspunten van de omgevingsverordening is een zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Dat laat zich onder meer vertalen in ‘inbreiding gaat voor uitbreiding'. Vrijkomende locaties in stedelijk gebied moeten zoveel mogelijk ingevuld worden met stedelijke voorzieningen. In die zin past het onderhavige plan uitstekend binnen het gestelde in de Omgevingsverordening.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Door verhuizing van de Nederlandse Reisopera naar de binnenstad wordt de vrijkomende locatie ingevuld met woningen. Dit past ook binnen het uitgangspunt van 'inbreiding gaat voor uitbreiding'.

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel (laatstelijk gewijzigd d.d. 12 april 2017) verwoorde en met het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze Toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de "Toekomstvisie Enschede 2020" vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en van de beleidsdoelstellingen in de "Toekomstvisie" zijn uitgewerkt in de "Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie", die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad ("Binnenstadsvisie") en een visie op de mobiliteit ("Mobiliteitsvisie"). Vervolgens is de inhoud van het document "Herijking RO-Visie", de "Binnenstadsvisie" inclusief de "Mobiliteitsvisie" ruimtelijk vertaald in de "Structuurvisie Enschede", die in Paragraaf 2.3.4 van deze Toelichting aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met op dat moment een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede, die werden voorbereid en uitgevoerd, pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast het verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte (RaR)

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede "Richting aan Ruimte" (RaR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede om gaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal, maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het "RaR-kompas" leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0007.png"

Afbeelding 2.3: Het "RaR kompas"

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de gemeenteraad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de "Structuurvisie Enschede" vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en landschapsplekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de "Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001" zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de "Structuurvisie".

In de "Structuurvisie" gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de "Structuurvisie" is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De "Structuurvisie" is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de "Structuurvisie" aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale "Structuurvisie", heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de "Woonvisie Enschede 2025" vastgesteld. De "Woonvisie" vormt een nadere uitwerking van de "Structuurvisie", specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de "Watervisie 2013-2025" vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De "Watervisie" heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en waterkwantiteit in Enschede.

Structuurvisie cultuurhistorie "Wat maakt Enschede? Bouwen aan de cultuurhistorische identiteit van Enschede"

Op 8 december 2014 is de structuurvisie cultuurhistorie "Wat maakt Enschede? Bouwen aan de cultuurhistorische identiteit van Enschede" vastgesteld. Hierbij is ook de "Cultuurhistorische Beleidskaart Enschede" vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie is het gemeentelijk beleid beschreven over hoe bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen dient te worden omgegaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt - in deze "Cultuurhistorische beleidskaart" - onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Deze uitzondering is voor de cultuurhistorische beleidskaart toegepast, omdat voor de gemeentelijke- en rijksmonumenten en voor de archeologische waarden reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders is vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Op 6 februari 2017 is door de gemeenteraad van Enschede met inachtneming van de structuurvisie cultuurhistorie het (paraplu-) bestemmingsplan "Cultuurhistorie" vastgesteld. Met dit bestemmingsplan is de "Cultuurhistorische Beleidskaart Enschede" nader uitgewerkt en gepreciseerd. In het bestemmingsplan “Cultuurhistorie” zijn bepaalde percelen c.q. gebouwen aangewezen als 'karakteristiek' en andere percelen als 'overige zone - cultuurhistorisch attentiegebied'. Het perceel Perikweg 97 en de zich daarop bevindende gebouwen zijn niet bestemd als 'overige zone - cultuurhistorisch attentiegebied' en zijn ook niet als 'karakteristiek' aangeduid. Bij het onderhavige bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan "Cultuurhistorie" in acht genomen. (Zie hiervoor verder de Paragrafen 3.2 en 4.4).

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de "Structuurvisie Externe Veiligheid" vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de protectie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In met name de strategische beleidsdocumenten "Woonvisie" en "Richting aan Ruimte (RaR) zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Perikweg 97" beleidsdoelstellingen benoemd die van belang zijn.

Het woningbouwplan op de NRO locatie is meegenomen in Richting aan Ruimte (RaR), waarover het college op 5 april 2016 een besluit heeft genomen. Richting aan Ruimte is een herprioritering van de woningbouwplannen van de gemeente Enschede. Er werd verder geconstateerd dat de uitgangspunten van de Woonvisie - door de Raad vastgesteld op 12 maart 2012 -, zoals 'groeien vanuit het hart', nog steeds valide zijn, maar dat op het programma bijgestuurd moest worden. Er werd onder meer geconstateerd dat er een tekort is aan grondgebonden woningen. Vanuit dit perspectief is de locatie NRO Perikweg welkom. Er wordt voorzien in nieuwe grondgebonden woningen in een wijk waar al lang geen nieuwbouw is geweest. Dit biedt kansen voor doorstroming in de wijk en ook voor de wooncarrière in de eigen wijk; ook een uitgangspunt van de Woonvisie. Daarnaast worden de gewenste, grondgebonden, woningen gebouwd op een plek nabij het centrum. De herprioritering van Richting aan Ruimte (RaR) is meegenomen in de regionale woningbouwprogrammeringsafspraken met de provincie. De afspraken met de provincie zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst van januari 2016.

Daarnaast is van belang de reeds in paragraaf 2.3.4 genoemde "Structuurvisie Cultuurhistorie". Het onderhavige bouwplan, dat in dit bestemmingsplan is uitgewerkt, is getoetst aan de beleidsuitgangspunten van deze structuurvisie. Bovendien is het plan getoetst aan het d.d. 6 februari 2017 vastgestelde en daarna onherroepelijk geworden bestemmingsplan "Cultuurhistorie". Van belang hierbij is dat de gebouwen en het terrein van de voormalige BATO fabriek - die jarenlang in gebruik is geweest voor de gebouwen van de Nationale Reisopera - noch als een rijksmonument noch als een gemeentelijk monument zijn aangewezen. De gebouwen op de NRO-locatie zijn verder niet als 'karakteristiek' aangewezen met het bestemmingsplan "Cultuurhistorie" en ook niet als 'overige zone - cultuurhistorisch attentiegebied'. Zie verder Paragraaf 3.32 "Cultuurhistorie" en de Paragraaf 4.4 "Cultuurhistorie in relatie tot nieuwe ontwikkelingen".

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en van de buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk of buurt kunnen worden getoetst.

In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: de huidige planologische situatie in het plangebied, de positie van het plangebied binnen de gemeente Enschede (de stedelijke context), de ruimtelijke kwaliteit, de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken, welstand en beeldkwaliteit, cultuurhistorie, verkeer en parkeren, groenstructuur, en water.

3.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Stedenbouwkundige structuur van de huidige situatie van het plangebied

De huidige positie van het plangebied is dat op het terrein een oud fabriekscomplex aanwezig is van de vroegere textielfabriek BATO. Bouwkundig zijn de nog aanwezige gebouwen in een slechte staat.

De fabriek BATO is op deze plaats gebouwd in 1916. In dat jaar werd hier een weverij gebouwd op een onbebouwd terrein in een nog vrijwel onbebouwde omgeving ten zuiden van de historische kern van Enschede. Het fabrieksterrein werd langs de Perikweg gebouwd, een invalsweg naar de kern (het centrum) van Enschede. In 1927 werd het ketelhuis vergroot en in 1929 vond er een uitbreiding van de hallen plaats met sheddaken aan de noord- en zuidzijde van het bestaande volume. Vanaf 1936 werden verdere uitbreidingen ontworpen door architectenbureau Beltman. In 1938 werd de fabriek uitgebreid met een ververij (met een blinde muur langs de Perikweg).

De oprichter van de fabriek was de N.V. Boeren en Arbeiders Textielonderneming (BATO). De fabriek ging helaas in 1957 failliet. Het complex is daarna ruim zestig jaar in gebruik geweest bij de Nationale Reisopera (sinds 2014 de Nederlandse Reisopera genoemd).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0008.png"

Afbeelding 3.1: Luchtfoto van de situatie van het plangebied in circa 1950, met rechts de Perikweg en links de Javastraat (Bron: rapport "BATO Complex Enschede, second opinion Waardestelling & Transformatieruimte" opgesteld door Het Oversticht te Zwolle d.d. 30 juli 2018, definitief d.d. 4 september 2018)

Aan de noordzijde van het plangebied ligt de Javastraat, aan de westzijde de Perikweg, en aan de oostzijde de Floresstraat. Het NRO is naar de binnenstad van Enschede verhuisd, de kantoren naar het Wilminktheater (Muziekkwartier), en de ateliers naar de voormalige Polaroidfabriek aan de Hoge Bothof, ook wel de Performance Factory genoemd.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0009.png"

Afbeelding 3.2: Luchtfoto van de bestaande toestand van het plangebied

Omdat er geen andere gebruiker voor het pand is, zal het pand worden gesloopt. Op het terrein zullen volgens het ingediende plan van Nijhuis Bouw B.V. maximaal 43 grondgebonden eengezinswoningen worden gebouwd. Dit sluit aan bij de eengezinswoningen die in de omgeving aanwezig zijn. De woningen zullen gasloos worden gebouwd, en op de daken komen zonnepanelen (en op de garages komen zogenoemde 'groendaken').

De positie van het plangebied is dat het gebied gerekend wordt tot het centrum van Enschede. Het plangebied is gelegen aan de Perikweg, oorspronkelijk een invals- / en uitvalsweg naar de oude kern van Enschede. Vanuit het centrum van Enschede lopen diverse historische verbindingswegen naar plaatsen in de omgeving. Deze radiale wegen bepalen nog steeds de stedenbouwkundige structuur van de stad.

Begin 1900 begint de verdichting met bebouwing langs de radialen. Veel van de huidige bebouwing langs de Perikweg dateert ook uit die tijd. In de periode tot aan de Tweede Wereldoorlog groeide het inwonertal van de stad in een hoog tempo en werd de ruimte tussen de radialen bebouwd met een mengeling van woningbouw, bedrijven en voorzieningen zoals kerken en scholen. Aangezien de radiale verbindingswegen een belangrijke vervoersfunctie hadden en veelal nog hebben, vestigden zich daarlangs van oudsher ook veel winkels. De radialen werden met elkaar verbonden door twee ringen: de centrumring, de rondweg rondom het oude stadshart, en de singelring, die het grootste gedeelte van de naoorlogse stad omringt. Wat betreft de bebouwingswijze bestaat er in dit gebied een grote verscheidenheid aan stijlen en typologieën. Buiten de stedelijke gesloten bebouwing van het centrum is veel bebouwing buiten de centrumring uitgevoerd als 'halfopen' bebouwing in rijen (zelfstandige woningen met een kleine tussenruimte), als tuindorp of als 'open' bebouwing met veel groen, soms (klein) dorps. (Zie Bijlage 8 bij deze Toelichting, de Cultuurhistorische onderbouwing locatie Perikweg Enschede d.d. 16 november 2018).

In de loop van de tijd verrees er rondom het BATO-terrein een woonwijk met laagbouw in een blokvormige verkaveling.

Van belang is, dat de bebouwing langs de Perikweg het typische karakter heeft van een lintbebouwing langs een uit-/invalsweg.

3.2 Welstand

Voor de stad Enschede geldt de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit". In de Welstandsnota is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Perikweg 97" geldt voor de welstandsidentiteit de welstandscategorie 'Bedrijventerrein'. Een gedeelte van het gebied, het zuidellijke deel van het plangebied, heeft de welstandscategorie 'Verborgen enclaves'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0010.png"

Afbeelding 3.3: Welstandskaart met het plangebied daarop geprojecteerd het plangebied

3.3 Cultuurhistorie

3.3.1 Cultuurhistorie van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0011.png"

Afbeelding 3.4: Plangebied aangegeven in de cultuurhistorische beleidskaart Enschede

Het plangebied is in op de "Cultuurhistorische beleidskaart Enschede" aangewezen als 'Koesteren Stad'. Deze cultuurhistorische beleidskaart behoort bij de structuurvisie cultuurhistorie "Wat maakt Enschede? Bouwen aan de cultuurhistorische identiteit van Enschede". Bij ruimtelijke ontwikkelingen is in dergelijke gebieden het uitgangspunt behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden.

De "Cultuurhistorische beleidskaart" is later nader gepreciseerd en uitgewerkt in het (paraplu-)bestemmingsplan “Cultuurhistorie” (vastgesteld d.d. 6 februari 2017). In dit bestemmingsplan “Cultuurhistorie” zijn bepaalde gebouwen/percelen aangewezen als 'karakteristiek' en andere percelen als 'overige zone - cultuurhistorisch attentiegebied'. Het perceel Perikweg 97 en de zich daarop bevindende gebouwen zijn in het bestemmingsplan "Cultuurhistorie" niet aangewezen als 'overige zone - cultuurhistorisch attentiegebied' noch zijn deze daarin als 'karakteristiek' aangeduid. Voor de nadere afweging van de cultuurhistorische waarden van het plangebied in relatie tot het nieuwe plan, waarvoor het onderhavige bestemmingsplan is opgesteld, wordt verder verwezen naar Paragraaf 4.4 (subparagraaf 4.4.1) van Hoofdstuk 4 van deze Toelichting.

3.3.2 Beschermwaardige bomen in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "Perikweg 97" zijn geen beschermwaardige bomen aanwezig. Op basis van een bomeninventarisatie en na een overleg met de Natuur- en Milieuraad van Enschede is besloten om de bomen aan de Floresstraat te vervangen. Een aantal bestaande bomen bleek van een slechte vitaliteit te zijn en gezien de bouwontwikkelingen is het een logisch moment om dan de hele rij te vervangen en aan te passen aan de nieuwe situatie.

De bescherming van bomen is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Op het bij de APV behorende bomenoverzicht zijn de beschermde bomen en boomgroepen weergegeven. Voor het vellen daarvan is in elk geval een omgevingsvergunning (kapvergunning) op grond van de APV vereist.

Op het bomenoverzicht zijn niet alle beschermde bomen weergegeven. Er zijn ook gemeentelijke bomen, die niet op het bomenoverzicht zijn weergegeven, beschermd op grond van de APV.

Het bij de APV behorende bomenoverzicht is een interactieve bomenkaart, die te raadplegen is op de website van de gemeente Enschede, en wel onder: www.enschede.nl/openbare-ruimte/bomen/beschermwaardige-bomen

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0013.png"

Afbeelding 3.5: Fragment interactieve bomenkaart

Uit de bovenstaande afbeelding blijkt dat er in het plangebied van het plan Perikweg 97 geen beschermenswaardige bomen aanwezig zijn die als zodanig beschermd dienen te worden met het onderhavige bestemmingsplan.

3.3.3 Archeologisch erfgoed in het plangebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van een groter gebied dat in het vigerende bestemmingsplan "Getfert-Perik-Hogeland Noord" in het kader van het archeologie beleid aangemerkt is als 'waardevol gebied A'. In dit type archeologisch gebied worden bewoningsresten verwacht van de eerste erven van Enschede. Het betreft gebieden met oude erven of verdwenen oude erven. Ook kunnen hier bewoningsresten uit eerdere periodes worden aangetroffen. Op grond van deze verwachtingswaarde is in verband met de onderhavige woningbouwplannen onderzoek gedaan, waarvan verder verslag wordt gedaan in Paragraaf 4.4 van deze Toelichting.

3.4 Verkeer en parkeren

De aanwezige verkeersstructuur in het plangebied is als volgt. Nog steeds zijn de Perikweg en de Floresstraat belangrijke (erf)toegangswegen tot het plangebied en de directe omgeving daarvan. Dit zijn 30 km/uur wegen. Het parkeren voor de (voormalige) NRO-locatie vond plaats op het voormalige fabrieksterrein.

3.5 Groenstructuur, en water

Groenstructuren binnen het huidige plangebied

In het plangebied is een belangrijke groene zone aanwezig langs de Floresstraat. Hoewel de aldaar aanwezige bomen gekapt zullen worden, zal met de uitvoering van het nieuwe plan deze groenstructuur opnieuw als groen worden ingericht en zullen aldaar nieuwe bomen worden geplant.

Waterstructuur binnen het huidige plangebied

In het plangebied zijn geen waterlopen, vijvers en overig oppervlaktewater aanwezig. Ook in de nabijheid van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Van belang is verder dat er in het plangebied sprake is van een gemengd rioolstelsel. De gemeente heeft nog geen plannen om op korte termijn wijzigingen aan het riool aan te brengen, of om het riool om te bouwen naar een gescheiden riool.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

In dit Hoofdstuk 4 wordt een beschrijving van het plan voor de bouw van maximaal 43 woningen beschreven. In Paragraaf 4.2 vindt allereerst een toets aan de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' plaats. In Paragraaf 4.3 wordt ingegaan op de stedenbouwkundige aspecten van het plan. In Paragraaf 4.4 vindt een afweging plaats van de cultuurhistorische gegevens en aspecten in relatie tot het plan. In Paragraaf 4.5 wordt verslag gedaan van de (voorlopige) toets aan de gemeentelijke welstandsnota en hoe daarmee wordt omgegaan. In Paragraaf 4.6 wordt beschreven hoe het aspect duurzaamheid in dit bestemmingsplan is verwerkt.

4.2 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e tot en met het 4e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e tot en met 4e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt in de Toelichting moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. Bij elke 'stedelijke ontwikkeling', waaronder elke ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, moet inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Wanneer de stedelijke ontwikkeling, die een bestemmingsplan mogelijk maakt, alleen betrekking heeft op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet, heeft het onderzoek naar de behoefte slechts tot doel om na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening (voor dit laatste zie artikel 3.1.6, lid 4 Bro).

Indien het bestemmingsplan de betreffende stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de Toelichting bij het bestemmingsplan ook een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien: bijvoorbeeld bij onvoldoende mogelijkheden voor benutting van (geschikte) beschikbare gronden of bij onvoldoende mogelijkheden voor herstructurering of transformatie.

'Stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en er geen toename is van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw behoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, er niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden. Ook wanneer er sprake is van 'saldering' (verplaatsing van een stedelijke ontwikkeling, zonder netto extra [planologisch] ruimtebeslag of waarbij bebouwing wordt gereduceerd, zoals de 'Ruimte voor Ruimte'-regelingen) is er meestal geen sprake van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. In de uitspraak 201608869/1/R3 geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzicht op hoofdlijnen gegeven van alle relevante aspecten waaraan moet worden getoetst om te bepalen of sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro en zo ja, welke eisen er worden gesteld aan de beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Perikweg 97 "

In het bestemmingsplan "Perikweg 97" worden maximaal 43 grondgebonden eengezinswoningen mogelijk gemaakt waar nu nog het voormalige gebouw van de Nederlandse Reisopera staat. Dit moet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Het huidige bestemmingsplan "Getfert-Perik-Hogeland Noord" bevat een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Maatschappelijke voorzieningen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Van deze wijzigingsbevoegdheid kan echter geen gebruik worden gemaakt voor het onderhavige plan (zie voor een nadere uiteenzetting hiervan Paragraaf 1.3).

Op grond van jurisprudentie moet een niet benutte wijzigingsbevoegdheid die in het nieuwe bestemmingsplan als een bij recht mogelijk gemaakte ontwikkeling wordt opgenomen, aangemerkt worden als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dat laatste is bij het onderhavige bestemmingsplan het geval. Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro moet de behoefte aan de woningbouw worden aangetoond.

De woningbouwlocatie is opgenomen in de beleidsnota "Richting aan Ruimte (RaR)" en past binnen de afspraken met de provincie over het woningbouwprogramma. In paragraaf 2.3.5 is daar reeds op ingegaan. Uit de beleidsnota "Richting aan Ruimte (RaR)" bleek ook, dat er een tekort is aan 'groenstedelijke woningen' in Enschede - die met het onderhavige plan mogelijk worden gemaakt. De RaR is de basis geweest voor de woningbouwafspraken met de provincie. De provincie was overigens in zekere zin partner in deze deal; vanuit de provincie is subsidie verleend om Nationale Reis Opera (NRO) te kunnen laten verhuizen. Hiermee is voldaan aan de bepalingen van artikel 3.1.6, lid 2 tot en met 4 van het Bro. Van belang hierbij is dat een deel van de 43 woningen in collectief particulier opdrachtgeverschap wordt gebouwd.

Collectief particulier opdrachtgeverschap

In Enschede is er een rijke historie van collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO). Met de wederopbouw van de wijk Roombeek werd hiermee een nieuwe fase ingegaan, waarbij niet alleen voor individuele woningbouwers, maar ook voor bedrijven en groepen bouwers vormen zijn ontwikkeld die hebben geleid tot vernieuwende en kwalitatief hoogwaardige concepten/gebouwen. Het bouwen in collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) voor maximaal 8 wooneenheden aan de Floresstraat, in het zuidoostelijke deel van het plangebied, kan worden gezien als logisch vervolg op deze ontwikkelingen. in de Regels is een specifieke regeling voor deze CPO-woningen opgenomen.

4.3 Stedenbouwkundig plan

4.3.1 Stedenbouwkundige onderbouwing

In deze paragraaf wordt ingegaan op de toekomstige ruimtelijk-stedenbouwkundige hoofdopzet en invulling van de nieuwe ontwikkeling.

Omdat er geen andere gebruiker voor de gebouwen na de verhuizing van de NRO is, zullen de percelen worden gesloopt. Op het terrein worden maximaal 43 grondgebonden eengezinswoningen gebouwd. Dit type woning sluit aan bij de eengezinswoningen in de omgeving.

De woningen worden gasloos gebouwd, op de daken komen zonnepanelen (en op de garages komen zogenoemde 'groendaken'). De nieuw te bouwen woningen zijn zogenoemde 'groenstedelijke woningen'. Uit de beleidsnota "Richting aan Ruimte (RaR)" bleek, dat daaraan een tekort is in Enschede. De RaR is basis geweest voor de woningbouwafspraken met de provincie.

De primaire doelstelling voor woningbouw op deze locatie is om de doorstroming in de wijk te bevorderen. In de wijk staan relatief veel oudere woningen met veel sociale huur en goedkopere koopwoningen. Daarnaast bevinden zich in de wijk enkele duurdere woningen. Het nieuwe plan zou ook mensen uit de wijk met een eventuele verhuiswens moeten faciliteren. Het nieuwe plan bestaat uit grondgebonden woningen. Het woonsegment is middeldure tot duurdere koopwoningen en/of vrije sector huurwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0014.png"

Afbeelding 4.1: Stedenbouwkundig / Architectonisch ontwerp van Beltman Architecten

In het plan voor de 43 woningen volgt de nieuwe bebouwing de bestaande rooilijnen. De Perikweg is een belangrijke lijn in de wijk. In het nieuwe plan blijft deze lijn ook belangrijk en herkenbaar en wordt deze lijn begeleid door woningen die passend zijn in deze wijk. De hoogte van de woningen is maximaal twee bouwlagen met een kap. In die zin volgt de bebouwing de bestaande situatie.

Het binnengebied van het plangebied wordt een 'verborgen enclave' genoemd. Het plan wordt op die manier ingevuld. Van belang is ook de groene invulling die aan het middengebied wordt gegeven. Om die reden kan worden gesproken van 'groen stedelijk wonen'.

Van belang voor het stedenbouwkundige plan is ook de groenstrook die langs de Floresstraat zal worden aangelegd.

Stedenbouwkundig gezien voegt de bouwmassa zich in de omgeving van het plangebied. De verkaveling kan worden gezien in Afbeelding 4.1. De woningen betreffen vooral twee-onder-één-kap woningen en verder rijenwoningen. In totaal worden er 43 woningen gebouwd.

Collectief particulier opdrachtgeverschap

Een aantal woningen (maximaal 8) zullen in collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) worden gerealiseerd. Dit zijn de woningen die zijn gepland in het zuidoostelijke deel van het plangebied aan de Floresstraat. Daar kunnen maximaal 8 CPO-woningen kunnen worden gerealiseerd.

Deze CPO woningen zullen met sheddaken / lessenaarsdaken moeten worden gerealiseerd. Hiermee wordt verwijzing gemaakt naar de sheddaken van de voormalige BATO textielfabriek.

Muur langs de Javastraat

Langs de Javastraat worden gedeelten van de kenmerkende muur van de vroegere BATO textielfabriek gedeeltelijk teruggebouwd, waarmee ook een verwijzing wordt gemaakt naar de voormalige BATO fabriek. Voor de juiste vorm van deze muur, die voor bepaalde delen maximaal 2,10 meter hoog wordt, wordt nog een definitief stedenbouwkundig ontwerp gemaakt.

4.3.2 Verkeer, Bereikbaarheid, en Parkeren

De woningen worden georiënteerd aan de omliggende woonstraten en aan twee te realiseren hofjes. Deze woonstraten hebben een maximumsnelheid van 30 km/u. Zowel de Perikweg als de Floresstraat zijn beide zijwegen van de Singel waardoor de ontsluiting goed is. De Perikweg is ook een doorgaande fietsverbinding naar de binnenstad toe.

De woningen zullen, al dan niet via een interne ontsluitingsroute, worden ontsloten op de Perikweg, de Javastraat, en de Floresstraat. Hiermee worden de verkeersbewegingen verspreid over een drietal wegen, waarop in alle gevallen de maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Gelet op de locatie en de inrichting is het mogelijk om verkeersoverzichtelijke in- en uitritten te realiseren.

Wat betreft de verkeersaantrekking wordt opgemerkt dat een berekening van de verkeersgeneratie is gemaakt met de gebruikmaking van de CROW-uitgave (publicatieversie 317). Uitgegaan is van de volgende uitgangspunten:

  • Verstedelijkingsgraad: sterk stedelijk.
  • Stedelijke zone: rest bebouwde kom.
  • Beoogde functies: 30 x twee-onder-een kap woningen (koop), 13 x rijenwoningen, incl. 8 CPO woningen (koop).

Op basis van deze uitgangspunten bedraagt de gemiddelde verkeersgeneratie 326 verkeersbewegingen per weekdagetmaal.

De toegepaste parkeernorm voor het plan is 1,3 parkeerplaatsen per woning. Dit zijn de eisen die volgen uit de "Nota Parkeernormen Enschede", zoals deze laatstelijk d.d. 12 januari 2018 door het college van B&W is vastgesteld.

4.3.3 Groen, (Oppervlakte)water, en Openbare ruimte

Aan de Floresstraat zal een groenstructuur van een grasstrook met bomen worden gehandhaafd en hieraan zullen wadi's ten behoeve van de waterberging worden toegevoegd.

Zoals genoemd onder het kopje "Beschermwaardige bomen" (Paragraaf 3.3.2 en Paragraaf 4.4.3) worden de bomen aan de Floresstraat vervangen vanwege een slechte vitaliteit van een aantal bomen en om de bomen en de beplanting te kunnen aanpassen aan de nieuwe situatie van bebouwing en inritten. Op die manier kan een duurzame groeiplaats voor de toekomst worden gegarandeerd.

De bomen, die in de verharding aan de Javastraat staan, worden gekapt en vervangen en worden opnieuw gerangschikt bij de inrichting van de straat. In het binnengebied is ruimte gemaakt voor een klein plantsoentje met een wadi en wat bomen. 'Restruimtes' worden ook met groen ingevuld. Aan de boomstructuur van de Perikweg zal niets veranderen als gevolg van het onderhavige plan.

4.4 Cultuurhistorie in relatie tot de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

4.4.1 Cultuurhistorische onderbouwing locatie Perikweg 97 (zie ook Bijlage 9 bij deze Toelichting)

Inleiding 

Het gebied waarin de locatie aan de Perikweg in Enschede van de Nederlandse Reisopera ligt, is op de cultuurhistorische waardenkaart aangemerkt als een gebied met een hoge attentiewaarde voor cultuurhistorische waarden. Het plangebied ligt in het gebied van het bestemmingsplan " 't Getfert - Perik - Hogeland Noord". Het gebied heeft de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden'. Daarnaast ligt het plangebied in het paraplubestemmingsplan "Cultuurhistorie". Volgens dit parapluplan heeft het gebied de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorie'. Deze gebiedsaanduiding ligt over vrijwel het gehele plangebied van het parapluplan "Cultuurhistorie". Het plangebied is in het parapluplan "Cultuurhistorie" niet aangewezen met zwaardere beschermingsregimes zoals "Waarde - Cultuurhistorie" en 'overige zone - cultuurhistorisch attentiegebied'. Ook zijn in het plangebied geen gebouwen met de status van gemeentelijk monument noch van een rijksmonument aanwezig. Ook zijn in het plangebied geen gebouwen aanwezig die in het paraplubestemmingsplan "Cultuurhistorie" als 'karakteristiek' worden aangeduid.

In dit geval gaat het dus om de locatie in de cultuurhistorische context, de ontstaansgeschiedenis en de betekenis voor de plek.

Historische ontwikkeling

Vanuit het centrum van Enschede lopen diverse historische verbindingswegen naar plaatsen en buurtschappen in de omgeving. Deze radiale wegen (veelal genoemd naar de plaats waar ze heen voeren: Haaksbergerstraat, Gronausestraat) bepalen nog steeds de stedenbouwkundige structuur van de stad. Begin 1900 begint de verdichting met bebouwing langs de radialen. Veel bebouwing langs de Perikweg dateert uit die tijd. In de periode tot aan de Tweede Wereldoorlog groeide het inwonertal van de stad in hoog tempo en werd de ruimte tussen de radialen bebouwd met een mengeling van woningbouw, bedrijven en voorzieningen zoals kerken en scholen. Aangezien de radiale verbindingswegen een belangrijke vervoersfunctie hadden en veelal nog hebben, vestigden zich daarlangs van oudsher veel winkels. De radialen werden met elkaar verbonden door twee ringen: de centrumring (de rondweg om het oude stadshart) en de singelring, die het grootste deel van het naoorlogse stad omringt. Wat betreft de bebouwingswijze bestaat er in dit gebied een grote verscheidenheid aan stijlen en typologieën. Buiten de stedelijke gesloten bebouwing van het centrum is veel bebouwing buiten de centrumring uitgevoerd als 'halfopen' bebouwing in rijen (zelfstandige woningen met een kleine tussenruimte), als tuindorp of 'open' bebouwing met veel groen, soms (klein) dorps.

Hieronder volgt een nadere uitleg van de ontstaansgeschiedenis middels historische kaarten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0015.png"

Afbeelding 4.2: Historische kaart van Enschede uit 1899

Op de kaart uit 1899 is de Brinkstraat als route herkenbaar met enkele boerderijen. De Perikweg is herkenbaar als stippellijn (zandweg) tussen de plek waar de Brinkstraat ter hoogte van de Renatakerk afbuigt en het buurtschap Varvik dat ten zuiden hiervan ligt. Het plangebied is met een blauwe cirkel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0016.png"

Afbeelding 4.3: Historische kaart van Enschede uit 1931

Op de kaart uit 1931 is het oprukken van de bebouwing langs de radialen duidelijk zichtbaar ten opzichte van de kaart uit 1899. De Perikweg en de Brinkstraat zijn al volledig bebouwd. Het tussenliggende gebied is nog onbebouwd. Aan de Javastraat ten oosten van de Perikweg ontstaat al wel de eerste bebouwing tussen de radialen. Ook is ten oosten van de kruising Perikweg – Javastraat grootschaligere bebouwing zichtbaar op de locatie van het plangebied. Ten zuiden daarvan is nog geen bebouwing langs de Perikweg aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0017.png"

Afbeelding 4.4: Historische kaart van Enschede uit 1961

Op de kaart uit 1961 is het gebied tussen de radialen verder verdicht. Ook het zuidelijk deel van de Perikweg is bebouwd.

Historische ontwikkeling gebouwen

In 1916 is tussen de Perikweg en de Javastraat de BATO textielfabriek , naar een ontwerp van de Enschedese architect R. van der Woerd, gebouwd door Twentse boeren als weverij (BATO staat voor "Boeren en Arbeiders Textiel Onderneming"). Later is er een ververij bijgekomen, in 1936 is de fabriek verbouwd en uitgebreid, ontworpen door architect Beltman. Begin jaren vijftig van de vorige eeuw is het kantoorgebouw gerealiseerd, ook van de hand van architect Beltman. Vervolgens is in de jaren vijftig van de vorige eeuw BATO als een van de eerste textielfabrieken failliet gegaan. In 1960 heeft de Nederlandse Reisopera de gebouwen betrokken. In 1963 zijn de Enschedese Electriciteitswerken er bij in getrokken. In de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft de Nederlandse Reisopera het gehele gebouw in gebruik genomen.

De oude fabriek uit 1916 is nog grotendeels intact. De oude sheddaken en de originele staalconstructie zijn nog aanwezig (op het moment van opname). Aan de zijde van de Floresstraat zijn de sheddaken zichtbaar. Ook het kantoorgebouw is nog aanwezig en vormt tevens de entree van de Nederlandse Reisopera. De gebouwen zijn naar binnen gericht en muren en hekwerken sluiten de gebouwen van de omgeving af.

Cultuurhistorische analyse gebouw & locatie

De locatie

  • De Perikweg is een bebouwingslint met historisch gegroeide bebouwing met veel diversiteit in schaal en vormgeving.
  • Een stedelijk compact woonmilieu.
  • Het noordelijk deel van de Perikweg tot aan de Varviksweg kenmerkt zich door grondgebonden, individuele, kleinschalige woningen uit de eerste jaren van de vorige eeuw met een eenvoudige architectuur met zadel – en mansardekappen. De woningen zijn op de straat georiënteerd en hebben geen voortuin.
  • Het zuidelijk deel kenmerkt zich door bebouwing uit de jaren ’30 tot en met de jaren ’60 van de twintigste eeuw met meer uniformiteit en voortuinen. De woningen zijn forser, twee lagen met kap en zijn nog steeds op de straat georiënteerd.
  • De richting van de weg en de bebouwing is altijd hetzelfde.
  • Het beeld van de bebouwing is deels gewijzigd door herstructurering.
  • De Floresstraat is onderdeel van de structuur tussen de oude linten Perikweg en Brinkstraat en bestaat uit kleinschalige, gesloten bouwblokken met grondgebonden woningen en kent een hoge mate aan uniformiteit in architectuur.
  • De Javastraat ten oosten van de Perikweg bestaat uit arbeiderswoningen gebouwd in de jaren '20 van de twintigste eeuw. Een herhaling van identieke woningblokken, bestaande uit rijenwoningen met een lage goothoogte met rode pannendaken. De woningblokken kennen een verscheidenheid in kapvormen en richtingen. Ten westen van de Perikweg is de Javastraat vergelijkbaar met het noordelijke deel van de Perikweg. Grondgebonden, individuele, kleinschalige woningen uit de eerste jaren van de vorige eeuw met een eenvoudige architectuur met diverse kapvormen. De woningen zijn op de straat geörienteerd en hebben geen voortuin.

De gebouwen

  • De huidige oude fabrieksgebouwen zijn naar binnen gericht.
  • Muren en hekwerken sluiten de oude fabrieksgebouwen van de omgeving af. Hierdoor is er geen interactie met de omgeving.
  • De oude fabrieksmuur bepaalt het beeld langs de Perikweg. De muur is gesloten en donker. De bijzonderheid van deze muur is de gebogen vorm die de richting van de Perikweg volgt. Verder gaat de muur geen relatie met de omgeving aan.
  • De gebouwen zijn ontsloten op de Perikweg waar zich een open ruimte bevindt.
  • De gebouwen zijn verschillende keren verbouwd en aangepast aan de tijd en/of de gewijzigde functie. Zo is een deel van de oorspronkelijke sheddaken alleen binnen zichtbaar omdat de sheddaken zijn afgedekt met een later aangebracht plat dak.
  • Aan de zijde van de Floresstraat manifesteert zich de oorspronkelijke fabrieksbebouwing nog wel op een bijzondere wijze met sheddaken achter een groene rand.

Conclusie 

Cultuurhistorisch is deze locatie bijzonder vanwege de oorspronkelijke oprichting van de BATO door boeren en ook door arbeiders. Het complex is ook bijzonder omdat het de enige overgebleven textielfabiek op een afgesloten / ommuurde locatie is in Enschede waar ooit vele textielfabrieken aanwezig waren. De daarbijbehorende sheddaken zijn inmiddels ook grotendeels verdwenen maar op deze locatie nog deels aanwezig en zichtbaar. Voor wat betreft de architectonische verschijningsvorm hebben de gebouwen geen bijzondere waarde. Er staan op deze locatie dan ook geen gebouwen met de status van gemeentelijk monument noch van een rijksmonument. Ook zijn in het plangebied geen gebouwen aanwezig die in het paraplubestemmingsplan "Cultuurhistorie" als "karakteristiek" zijn aangeduid.

Advies volgens het rapport "Cultuurhistorische onderbouwing locatie Perikweg Enschede" d.d. 28 oktober 2018 van Mikis Maathuis (zie Bijlage 8 bij deze Toelichting)

Algemeen

Herontwikkeling van deze locatie naar grondgebonden woningen past goed in de cultuurhistorische context. Langs de radialen is de stad gegroeid en in de loop van de jaren is de radiaal Perikweg verkleurd naar een woongebied met grondgebonden woningen. In dit plan komen een aantal kenmerkende elementen uit de geschiedenis van deze plek op verschillende manieren terug.

Hoe gaat het plan om met de kenmerkende muur langs de Perikweg

Door de richting van de weg en van de bebouwing hetzelfde te laten zijn sluit het plan ook aan bij de cultuurhistorische context. De rooilijn van de nieuwe bebouwing moet dus de kromming van de Perikweg volgen net als de huidige beeldbepalende muur van het oude fabrieksgebouw. De bijzondere, gebogen vorm van het bestaande gevelbeeld langs de Perikweg, krijgt, door de nieuwe woonbebouwing in dezelfde gebogen rooilijn langs de Perikweg te situeren, een nieuwe en eigentijdse uitstraling. Door de nieuwe woningen verder van de straat te situeren dan de huidige gevelwand ontstaat er een aangenamer straatbeeld. Een nieuwe tuinmuur als erfscheiding langs de Perikweg is hierbij een verwijzing naar de historie van deze plek. De woningen zijn op de straat geörienteerd.

Hoe gaat dit plan om met het kenmerkende introverte karakter

Vanuit de cultuurhistorische context is het introverte karakter van de oude fabrieksgebouwen de aanleiding om het binnendeel van deze locatie anders vorm te geven dan de buitenrand. Dit kan door middel van verschillende architectonische middelen, bijvoorbeeld de kleurstelling, waarbij de buitenrand aansluit bij de aangrenzende woongebieden en het binnendeel een verwijzing naar de oude fabrieksgebouwen bevat.

Hoe gaat dit plan om met de kenmerkende ommuring

Een belangrijk kenmerk van het complex is de compacte bebouwing op een ommuurd terrein. Dit kenmerk blijft in dit plan afleesbaar doordat de ommuring terugkomt als tuinmuren van de nieuwe woonbebouwing langs de Perikweg en de Javastraat. Dit draagt bij aan het zichtbaar houden van de historie. Immers langs de Perikweg en de Javastraat komen rondom het plangebied geen tuinmuren voor. Ook de huidige ontsluiting van het complex op de Perikweg blijft in de nieuwe situatie bestaan waarbij de woningen in het binnengebied ook op de Perikweg worden ontsloten. Hierdoor blijft de ruimtelijke relatie tussen de bebouwing en de Perikweg bestaan.

Hoe gaat dit plan om met de kenmerkende zichtbare sheddaken

Op de plek waar de oude fabriekshal met de sheddaken aan de zijde van de Floresstraat zichtbaar is, zijn in dit plan woningen in collectief opdrachtgeverschap (CPO) gedacht. Mede om het verschil tussen meer projectmatige ontwikkeling enerzijds en semi-particuliere woningen anderzijds duidelijk te maken krijgen deze woningen een verwijzing naar de bestaande sheddaken. Deze nieuwe woningen krijgen een heldere noord-zuid structuur en bestaan uit twee lagen met een sheddak of lessenaarskap. Deze oplossing geeft veel kansen voor de opwekking van zonne-energie. Door het behoud van de groenstructuur langs de Floresstraat blijft ook de kenmerkende groene omzoming van het complex aan de zijde van de Floresstraat bestaan.

Voor het rapport "Cultuurhistorische onderbouwing locatie Perikweg Enschede" d.d. 16 november 2018 van Mikis Maathuis, Hardenbergerweg 5 te Ommen, zie Bijlage 8 bij deze Toelichting.

Voor de samenstelling van het rapport "Cultuurhistorische onderbouwing locatie Perikweg Enschede" d.d. 16 november 2018 is ook gebruik gemaakt van het rapport "BATO Complex Enschede. Second opinion Waardestelling & Transformatie" d.d. 30 juli 2018 (definitief ontvangen d.d. 4 september 2018) van Stichting Het Oversticht te Zwolle, zie Bijlage 9 bij deze Toelichting.

4.4.2 Archeologie

Er is een archeologisch onderzoek verricht, zie de Bijlage 3 bij deze Toelichting. Vertrekpunt voor het onderzoek is dat voor het gebied een hoge verwachting geldt voor bewoningsresten uit de late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Dit betreffen voorgangers van het oude erf Varvik. Resten uit oudere perioden (ijzertijd – vroege Middeleeuwen) zouden eveneens kunnen worden verwacht, met name in het noordelijke deel van het plangebied onder een eventueel plaggendek. Vermoedelijk zijn grote delen van het terrein – zeker onder de bebouwde delen – tot op grote diepte verstoord.

Bodemkundig en geomorfologisch is het plangebied niet gekarteerd. Op basis van omliggende, wel gekarteerde delen, aangevuld met het AHN en oud kaartmateriaal, kan worden aangenomen, dat het plangebied aan de voet van een stuwwal ligt. Het noordelijke gedeelte van het plangebied was vroeger in gebruik als akker en mogelijk bevindt zich hier een enkeerdgrond. Op oud kaartmateriaal was het gebied onbebouwd. Vanaf het begin van de twintigste eeuw was alhier de BATO-fabriek gevestigd (zie Paragraaf 4.4.1).

In de directe omgeving van en in het plangebied zijn geen bekende archeologische waarden bekend. Tijdens een aantal archeologische booronderzoeken in de omgeving van het plangebied is consequent een verstoord bodemprofiel vastgesteld en is er geen vervolgonderzoek aanbevolen. Uit het booronderzoek is gebleken dat de bodem tot in de C-horizont is verstoord. De C-horizont bestaat uit keileem, dat op een diepte vanaf 80 cm -mv is aangetroffen. Gezien de omvangrijke bodemverstoring in het plangebied is het onwaarschijnlijk dat eventuele aanwezige archeologische resten in het plangebied bewaard zijn gebleven. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied uit te voeren.

Uit veldonderzoek blijkt dat het typerende bodemprofiel bestaat uit een dunne humeuze bovengrond van ongeveer 10 cm dik, gevolgd door een dik pakket verstoord zand. Het zand is meestal zwartgrijs van kleur, bevat kolengruis, baksteenfragmenten (industriële baksteen) en soms dikke brokken keileem. Het verstoorde pakket gaat scherp begrensd over in keileem, dat op een diepte vanaf 80 cm –mv voorkomt.

De conclusie is dat de bodem tot in de C-horizont verstoord is. Er zijn geen relevante archeologische indicatoren of archeologisch relevante bodemlagen aangetroffen. Op basis hiervan kan het verwachtingsmodel voor alle perioden worden bijgesteld naar ‘laag’. Hieruit volgt dat de ontwikkelingen volgens het plan qua archeologische aspecten aanvaardbaar zijn.

Op 8 december 2017 heeft de regio archeoloog het rapport beoordeeld en heeft het volgende aangegeven:

"Advies aan de gemeente Enschede:

Als regioarcheoloog onderschrijf ik de conclusies van Laagland. Binnen het plangebied geldt een lage archeologische verwachting. Het plangebied kan, op basis van het uitgevoerde archeologische onderzoek, vrijgegeven worden. Mochten bij de graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen geldt, volgens de Erfgoedwet, art. 5.10 een meldingsplicht. Dit kan bij de gemeente Enschede, of de regio-archeoloog.''

De gemeente Enschede heeft het advies van de regioarcheoloog overgenomen. Het plangebied is hierbij voor wat betreft archeologie dan ook vrijgegeven.

Voor het rapport "Bureauonderzoek en Inventarisend veldonderzoek - verkennende fase Nationale Reisopera Enschede, gemeente Enschede", Laagland Archeologie Rapport 65 (20 april 2017, versie 1.1, definitief), zie Bijlage 3 bij deze Toelichting.

4.4.3 Beschermwaardige bomen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprojecten wordt rekening gehouden met de aanwezige monumentale en beschermwaardige bomen door bouwgrenzen en infrastructurele werken, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, zodanig te situeren dat daardoor de maximale kroonprojectie van de bomen niet of zo min mogelijk wordt beperkt.

In het bestemmingsplan is in de bouwregels van de bestemmingen voor de openbare ruimte een bevoegdheid opgenomen tot het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning. Hiermee wordt mede beoogd om in voorkomend geval te voorkomen dat in de nabijheid van op grond van de APV beschermde bomen bouwwerken worden gerealiseerd die mogelijk schade kunnen veroorzaken aan deze beschermde bomen. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid betrekken burgemeester en wethouders de bij de APV gestelde nadere regels voor de bescherming van bomen.

In het bestemmingsplan "Perikweg 97" is geen planologische beschermingsregeling opgenomen voor monumentale en beschermwaardige bomen, omdat er geen beschermwaardige bomen als zodanig in het gebied aanwezig zijn (zie ook Paragraaf 3.3.2).

4.5 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Perikweg 97" gelden in de huidige situatie de welstandsidentiteiten 'Bedrijventerrein' en 'Verborgen enclaves'.

Wijziging welstandsidentiteit met een nieuw Beeldkwaliteitplan

Voor de nieuwe woningbouwlocatie is een Beeldkwaliteitplan opgesteld, volgens de notitie "NRO-locatie. Beeldkwaliteit" d.d. 24 november 2017. De belangrijkste uitgangspunten volgens dit Beeldkwaliteitplan / Beeldkwaliteitparagraaf zijn de volgende:

Woningen in de rand (incl. CPO)

Voor de volgende aspecten zijn in het Beeldkwaliteitplan welstandseisen gegeven:

  • Straat
  • Dak
  • Gevel (op bouwblokniveau)
  • Hoeken
  • Bijzondere erfafscheiding

Voor de welstandseisen hieromtrent verwijzen wij naar het Beeldkwaliteitplan, Bijlage 1 bij deze Toelichting.

Verder worden er aanbevelingen gegeven, zoals:

  • gebouwen moeten in volume gelijk zijn aan de andere gebouwvolumes in de straat.
  • de goothoogte moet gelijk zijn aan de heersende hoogte van de goten in de straat.

Specifieke criteria CPO-woningen

Voor deze specifieke criteria hieromtrent verwijzen wij naar het Beeldkwaliteitplan, Bijlage 1 bij deze Toelichting.

Woningen in het binnengebied / verborgen enclave

Verder zijn er voor de woningen in het binnengebied, de 'verborgen enclave' specifieke criteria gegeven.

Voor de volgende aspecten zijn hiervoor specifieke criteria gegeven:

  • Enclave
  • Gebouw

Voor deze specifieke criteria hieromtrent verwijzen wij naar het Beeldkwaliteitplan, Bijlage 1 bij deze Toelichting.  

Procedure wijziging Welstandsnota

De Welstandsnota zal voor het plangebied gewijzigd worden door middel van het beeldkwaliteitplan "NRO-locatie. Beeldkwaliteit". De wijziging van de Welstandsnota volgt in principe dezelfde procedure als het bestemmingsplan en wordt door de gemeenteraad vastgesteld, zo mogelijk tegelijk met het bestemmingsplan.

Voor het beeldkwaliteitsplan "NRO-locatie. Beeldkwaliteit" d.d. 21 november 2018 zie ook Bijlage 1 bij deze Toelichting.

4.6 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.6.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan Duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving.  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water, bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze hierboven beschreven benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen et cetera). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van een aanpak van alleen de gemeente.

4.6.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan

In deze Paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en 'hittestress'.

Klimaatadaptatie

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen behoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden, het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Circulaire economie

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen behoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

Biodiversiteit

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Overige actiepunten

Voor de overige actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Duurzaamheid en het plan voor de locatie Perikweg 97

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloeren, muren of daken, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen kan in bepaalde gevallen de provincie Overijssel het bevoegd gezag zijn. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen behoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Van belang is dat de woningen, die in het plangebied Perikweg 97 worden gebouwd, gasloos zullen worden gebouwd. Verder zal voor het plan een Energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van 0,0 worden gehanteerd. Op de daken van de nieuwe woningen zullen zonnepanelen worden gebouwd (geïnstalleerd), terwijl op de garages zogenoemde 'groendaken' worden gebouwd). Deze maatregelen zullen in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu (inclusief externe veiligheid), en voor de waterhuishouding. In dit Hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Perikweg 97 " getoetst aan de belangen van het milieu, van de natuur, en van de waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten milieueffectrapportage, bodemkwaliteit, milieuhinder van bedrijven en instellingen, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).

In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten, die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken, daadwerkelijk een m.e.r.-(beoordelings)procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:

  • 1. het plan of besluit maakt geen activiteiten mogelijk die in het Besluit m.e.r. zijn genoemd. Er geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.
  • 2. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 3. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of er mogelijk aanzienlijke milieugevolgen optreden. Zo ja, dan is het uitvoeren van een m.e.r. alsnog verplicht;
  • 4. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet nagaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Zo ja, dan moet er alsnog een volledige milieueffectrapportage procedure worden doorlopen.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van de in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en of er al dan niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit, en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder andere om het bereik van de effecten.

Notitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Hoewel het in de jurisprudentie nog niet is uitgemaakt dat een project van maximaal 43 woningen ook een 'stedelijk ontwikkelingsproject' is in het kader van de m.e.r.-wet- en regelgeving, en het dus niet duidelijk is of er een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is, is er voor gekozen om voor dit project toch een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' te doen uitvoeren. Voor de ontwikkeling van de woningbouw is in opdracht van de initiatiefnemer van de beoogde ontwikkeling een aanmeldingsnotitie opgesteld, die in Bijlage 2 van deze plantoelichting is opgenomen. Uit de aanmeldingsnotitie blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft.

Op basis van de door initiatiefnemers ingediende aanmeldingsnotitie van 6 november 2017 hebben burgemeester en wethouders op 15 januari 2019 besloten dat het niet noodzakelijk is om voor de beoogde ontwikkeling van de woningbouw een MilieuEffectRapport op te stellen.

Voor de notitie "Vormvrije m.e.r.-beoordeling herontwikkeling voormalig fabrieksterrein Perikweg te Enschede" d.d. 6 november 2017, zie Bijlage 2 bij deze Toelichting.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Perikweg 97" aanwezig is die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald.

In de directe omgeving van het plangebied is aan de Javastraat 123 een bedrijf aanwezig met milieucategorie 2 (een drukkerij). Dit is niet een zodanig zware milieucategorie dat het onderhavige woningbouwproject daar hinder van zal ondervinden. Ook andersom zullen de nieuwe woningen geen beperkingen opleveren voor dit bedrijf.

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden onderzocht of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodem naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en van de ondergrond. Het beleid richt zich niet meer uitsluitend op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.


Bodemonderzoeken en bodemsanering

Eerder uitgevoerd bodemonderzoek is:

  • Actualiserend en aanvullend bodemonderzoek Grontmij Nederland B.V., projectnummer 333156/338477, referentienummer GM-0163335, revisie DO, d.d. 19 mei 2015.
  • Historisch onderzoek 20034, MWH B.V., kenmerk B03B0058, d.d. 31 juli 2009.
  • Nader bodemonderzoek Enschede, Perikweg 97. De Bondt B.V., projectnummer MH95233606, d.d. 20 december 1995.
  • Indicatief bodemonderzoek Javastraat 60 te Enschede, Tebodin. Advies- en Constructiebureau B.V., rapportnummer 330337, ordernummer 82736, d.d. augustus/september 1989.

Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken kan worden geconstateerd dat er sprake is van een ernstige grond- en grondwaterverontreiniging. Het betreft vier gevallen van ernstige bodemverontreiniging, waarbij in de huidige situatie echter geen sprake is van een spoedeisende sanering. Vanwege de herontwikkeling tot woningbouw dienen de verontreinigingen gesaneerd te worden. Hiervoor is een saneringsplan opgesteld. Het bevoegd gezag Wet bodembescherming heeft zowel met de onderzoeken als met het saneringsplan ingestemd, d.d. 8 december 2017, kenmerk B-2017-0078-01 1700122493.

Locatie 1: Minerale olie zuidzijde

Middels het onderzoek van Greenhouse advies van oktober 2016 is de verontreiniging met minerale olie in de vaste bodem, zoals deze is aangetoond door Grontmij (2015) nader (afgeperkt) vastgesteld. De eerder ingeschatte oppervlakte van de verontreinigde grond is met dit onderzoek grotendeels bevestigd, te weten 150 m2. Het verontreinigd bodemtraject is echter niet van maaiveld tot aan 4,0 m -mv. De verontreinigingen komen voornamelijk voor in de bodemlagen, niet in de leemlagen. Er mag gerekend worden met een verontreinigde bodemlaag van gemiddeld 2 meter dikte.

Het volume van de sterke bodemverontreiniging zal circa 300 m3 bedragen. Het criterium van 25 m3 sterk verontreinigde grond wordt overschreden, waardoor er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Ook voor de omvang van het grondwaterverontreiniging moet een kanttekening worden gemaakt. Grontmij concludeert dat de grondwaterverontreiniging ten hoogste 90 m2 bedraagt, dit zou dus kleiner zijn dan de grondverontreiniging. Het onderzoek uit 1995 (De Bondt B.V. NH95233606) gaat uit van een oppervlakte van 600 m2. Meer aannemelijk is dat de oppervlakte van de grondwaterverontreiniging gelijk is aan de grondverontreiniging => 150 m2 maal 2,5 meter (1,5 - 4,0 m -mv), resulterend in 375 m3. Hiervoor wordt getoetst aan het criterium van ten minste 100 m3 sterk verontreinigd grondwater, waardoor eveneens sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Locatie 2: Metalen voorterrein

In de zintuiglijk verontreinigde (baksteen/sintels/glas) bodemlaag van globaal 0,2 tot 0,7 m-v zijn op meerdere plaatsen sterk verhoogde concentraties aan koper en zink vastgesteld. Dit betreft met name de hoek grenzend aan de Javastraat en de Floresstraat. Mogelijk is er sprake van meerdere kleine contouren. Uit het voorgaande onderzoek van de Grontmij is gebleken dat omliggende boringen geen sterk verhoogde concentraties bevatten (mengmonsters). Zekerheidshalve is uitgegaan van één grotere contour. Deze beslaat de sterk verontreinigde bodem met een oppervlakte van circa 600 m2. Het verontreinigd bodemtraject betreft 0,2-0,7 m -mv. Er is dan sprake van circa 300 m3 sterk verontreinigd bodemvolume. Hierbij is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Hierbij wordt opgemerkt dat in de horizontale zin nog geen volledige afperking is verkregen, de uiteindelijke volumes kunnen afwijken. In bijlage 7 bij het rapport van Greenhouse is een schets met de verontreinigingssituatie weergegeven.

Locatie 3: Achterterrein

Op het achterterrein is tijdens het onderzoek uit 2015 slechts een grondmonster uit één proefgat geanalyseerd op het voorkomen van asbest. Daarom is het asbestonderzoek op het achterterrein volledig uitgevoerd. Zintuiglijk zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen, analytisch is maximaal <1,1 mg/kg.ds asbest aangetroffen. Hierdoor blijven de gehalten aan asbest ruim onder de hergebruiksnorm van 100 mg/kg ds.

Locatie 4: PAK achterterrein

In 2015 is op deze locatie een matig verhoogd gehalte aan PAK (1,0-1,4 m-mv) en in 1995 een sterk verhoogd gehalte aan minerale olie (1,1-1,3 m -mv) aangetroffen.

Tijdens onderhavig onderzoek zijn maximaal lichte verontreinigingen met minerale olie aangetroffen. In de bodemlaag van 0,1 - 0,6 m -mv is een sterk verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. Ervanuitgaande dat de sterke PAK-verontreiniging niet onder de bebouwing doorloopt (gezien de aanwezigheid fundering en vloeren) en uit het voorgaand onderzoek van de Grontmij is gebleken dat omliggende boringen geen sterk verhoogde concentraties bevatten (mengmonsters), zal de omvang beperkt zijn. Op basis van onderhavig onderzoek bedraagt de verwachte oppervlakte circa 50 m2.. Dit geeft aldus een sterk verontreinigd bodemvolume van circa 25 m3. Bij een dergelijk bodemvolume is er sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Locatie 5: VOCL-verontreiniging

Ter plaatse van de eerder aangetroffen matige trichlootetheen verontreiniging zijn nu sterk verhoogde gehalte trichlootetheen vastgesteld. Deze zijn wederom aangetroffen in de laag 0,4 - 0,6 m -mv. Specifiek wordt opgemerkt dat enkel de parameter trichlooretheen verhoogd wordt aangetroffen, er worden geen afbraakproducten aangetroffen.

In het grondwater zijn geen sterk verhoogde gehalten aan VOCL geconstateerd.

Op basis van de bekende onderzoeksresultaten is vooralsnog geen afperking van de VOCL-verontreiniging verkregen. Aanbevolen wordt om, na verwijdering van de vloeren, een nader onderzoek naar de omvang en verspreiding van de VOCL-verontreiniging uit te voeren. Dit nader onderzoek zou zich dan met name kunnen richten op de verspreiding nabij de riolering / afwatering.

Aangezien het grondwater niet sterk verontreinigd is, heeft de grondverontreiniging zich niet noemenswaardig verspreid naar het grondwater. Gezien de sterk verhoogde concentraties in de grond die direct nabij de wasruimte zijn aangetroffen en omdat het grondwater niet sterk verontreinigd is, wordt verwacht dat het hier een lokale kleine verontreiniging betreft.

De omvang van deze verontreiniging is nu niet volledig vast te stellen. Momenteel wordt uitgegaan van een kleine lokale spot in de bodem. Zekerheidshalve wordt uitgegaan van circa 100 m3 sterk verontreinigd bodemvolume. Hierbij is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.


Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Perikweg 97 "

Het bestemmingsplan Perikweg 97 ” beoogt het planologisch mogelijk te maken van de bouw van 43 eengezinswoningen en van de hierbijbehorende inrichting van de openbare ruimte.

Voorafgaand aan de herontwikkeling wordt de bodem gesaneerd i.v.m. de verontreiniging van de bodem conform een goedgekeurd saneringsplan en de bijbehorende beschikking.

De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De betreffende bodemverontreinigingen kunnen functiegericht worden gesaneerd.

Afhankelijk van het tijdstip van de realisatie en de aard en omvang van de herontwikkeling, kan het nodig zijn dat er, voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor bouwen, een bodemonderzoek volgens de NEN 5470 dient te worden uitgevoerd.

Op basis van het bovenstaande en op basis van het verrichte bodemonderzoek, waarvan verslag wordt gedaan in het onderzoeksrapport van Greenhouse Advies, "Nader bodem- en verkennend asbestonderzoek Perikweg 97" (SOM 00116) van 11 oktober 2016 (zie Bijlage 7 bij deze Toelichting), kan geconcludeerd worden, dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Dit omdat er sanering van de verontreinigde grond zal plaatsvinden.

Voor het onderzoeksrapport van Greenhouse Advies, "Nader bodem- en verkennend asbestonderzoek Perikweg 97" (SOM 00116) definitief van 12 oktober 2016, zie Bijlage 7 bij deze Toelichting.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van de in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen binnen de onderzoekszone van de Varviksingel. Gezien het plan (uitsluitend grondgebonden woningen), de aanwezigheid van afschermende bebouwing, de afstand (>100 meter) en de op basis van de verkeersmilieukaart te verwachten geluidsbelasting is de Varviksingel niet relevant.

De Wet geluidhinder (Wgh) is niet van toepassing op de overige in de directe omgeving van de locatie gelegen wegen, te weten de Floresstraat, Perikweg en de Javastraat, omdat dit 30 km-wegen zijn. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet, ondanks dat de Wgh niet van toepassing is, wel aandacht worden besteed aan het wegverkeerslawaai van 30 km-wegen.

Toetsingskader

In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Volgens de artikelen 76a/77 van de Wgh moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan, waarin nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.

Voor situaties waarin de Wgh niet van toepassing is sluit de gemeente Enschede aan bij hetgeen is opgenomen in de Geluidnota Enschede 2009 - 2012 (verder Geluidnota), die bij besluit van 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) is vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeester en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe Geluidnota is vastgesteld. Op 3 april 2018 is een (gedeeltelijke) Herziening van de Geluidnota Enschede vastgesteld.

Dit betekent, dat voor de beoordeling van het geluid van 30 km-wegen wordt aangesloten bij de grenswaarden en de systematiek van de Wgh en het hogere waardebeleid uit de Geluidnota. Volgens de Wgh bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB. Indien deze waarde wordt overschreden, dan kan onder voorwaarden een hogere waarde worden toegestaan tot ten hoogste 63 dB. Het toestaan van een hogere waarde is pas mogelijk indien wordt aangetoond, dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of van financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota.

Akoestisch onderzoek

Door Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering is voor de realisatie van 43 woningen op het voormalige terrein van de Nationale Reisopera aan de Perikweg in Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek plan woningen terrein Nationale Reisopera Perikweg te Enschede" (werknummer 17.179; d.d. 3 april 2017), zie Bijlage 4 bij deze Toelichting.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt, dat vanwege het wegverkeer op de Floresstraat en op de Perikweg op alle in het plangebied te realiseren woningen kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

Vanwege het wegverkeer op de Javastraat wordt op de vier langs de Javastraat te realiseren woningen de voorkeursgrenswaarde overschreden. De hoogste geluidsbelasting bedraagt 53 dB (incl. aftrek artikel 110g Wgh). Daarmee wordt voldaan aan de ten hoogste toegestane waarde (bij een vastgestelde hogere grenswaarde) van 63 dB.

Onderzocht is of door middel van bron- en of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting kan worden gereduceerd. Uit het akoestisch onderzoek blijkt, dat maatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen onvoldoende effect hebben of bezwaren ontmoeten van onderhoudstechnische, civieltechnische, stedenbouwkundige of van financiële aard. Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Wgh voor het toestaan van een hogere geluidsbelasting.

Alle woningen beschikken in elk geval over één gevel met een geluidsbelasting van 48 dB of lager. Daarmee heeft elke woning een geluidluwe gevel en wordt ook aan deze voorwaarde uit de Geluidnota Enschede voor het toestaan van een hogere grenswaarde voldaan.

Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is het noodzakelijk dat het binnenniveau in de woningen niet meer dan 33 dB bedraagt. Op grond van het Bouwbesluit bedraagt de minimale gevelwering 20 dB. Dit betekent dat bij een cumulatieve geluidsbelasting van 53 dB (excl. aftrek artikel 110g Wgh) of meer mogelijk extra gevelmaatregelen nodig zijn.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de vier woningen langs de Javastraat een cumulatieve geluidsbelasting ondervinden die varieert van 57 tot 58 dB (excl. aftrek artikel 110g Wgh). Om aan het binnenniveau van 33 dB te voldoen is voor deze woningen een gevelwering van meer dan 20 dB nodig. Omdat de Wet geluidhinder niet van toepassing is, kunnen geen hogere waarden worden vastgesteld. Hierdoor kunnen op grond van het Bouwbesluit ook geen aanvullende eisen aan de gevelwering worden gesteld. Om toch een goed woon- en leefklimaat te garanderen is nader onderzoek naar de geluidwering van de gevel noodzakelijk en worden in de regels van het bestemmingsplan aanvullende eisen voor de gevelwering opgenomen.

Conclusie wegverkeer

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Om een goed woon- en leefklimaat te garanderen dient wel extra aandacht te worden besteed aan de gevelwering van de woningen langs de Javastraat.


Railverkeerslawaai

Het onderhavige plangebied van het bestemmingsplan is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het onderhavige plangebied is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan voor de locatie Nationale Reisopera aan de Perikweg 97 is niet gelegen in de nabijheid van de voormalige luchthaven Twente, en van het vliegveld Twente, en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Om een goed woon- en leefklimaat te garanderen dient wel extra aandacht te worden besteed aan de gevelwering van de vier woningen langs de Javastraat. (Zie ook artikel 5, lid 5.2.6 en Bijlage 2 van de Regels).

Voor het rapport "Akoestisch onderzoek plan woningen terrein Nationale Reisopera Perikweg te Enschede" Buijvoets bouw- en geluidsadvisering (werknummer 17.179) d.d. 3 april 2017", zie Bijlage 4 bij deze Toelichting.

 

5.1.5 Luchtkwaliteit

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) en onderliggende Algemene maatregelen van bestuur en Ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:
a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Luchtkwaliteit en het plan

Met het bestemmingsplan wordt de realisatie van 43 woningen mogelijk gemaakt. Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt, dat woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 woningen als niet in betekenende mate (nibm) zijn aan te merken. De realisatie van 43 wooneenheden is daarmee zondermeer een ontwikkeling die niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2017 blijkt, dat binnen het plangebied in alle zichtjaren (2016, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.


Conclusie

Het bestemmingsplan voor de voormalige locatie van de Nationale Reisopera, Perikweg 97, valt binnen de in de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" (Regeling nibm) genoemde kaders waardoor er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering aanwezig is voor de uitvoerbaarheid van het plan.


5.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waaraan burgers worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel PR is 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Perikweg 97 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Perikweg 97 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is recentelijk nieuwe wet- en regelgeving in werking getreden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van deze nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Perikweg 97 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Perikweg 97 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Perikweg 97 ” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan Perikweg 97 ” is hemelsbreed op circa 5 kilometer van de (voormalige) luchthaven en vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheids aspecten geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk te worden voorkomen door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Uit een doelmatigheidsstudie is gebleken dat drukriolering niet doelmatig is en voor de particulier veel duurder is dan een IBA. Daarom zal er doorgaans geen drukriolering meer worden aangelegd in het buitengebied. Er is geen provinciale ontheffing van de zorgplicht meer nodig wanneer de gemeente besluit om in het buitengebied uit doelmatigheidsoverwegingen geen afvalwater in te zamelen.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplangebied “Perikweg 97

Ten behoeve van het bestemmingsplangebied Perikweg 97 ” is onderzoek gedaan naar de huidige en de toekomstige waterhuishouding binnen het plangebied.

Een uitkomst van het onderzoek is, dat het vuilwater van de woningen wordt aangesloten op een nieuw aan te leggen gemengde riolering. Aan de buitenrand worden de vuilwateraansluitingen aangesloten op het reeds bestaande gemengde riool.

Door de slechte doorlatendheid van de ondergrond is infiltreren in het plangebied niet mogelijk. Ook het toepassen van waterbergende verhardingen is hier niet mogelijk. Er is verder geen oppervlaktewater in het plangebied of in de nabijheid van het plangebied aanwezig. Voor het afvoeren van hemelwater is het gebied, vanwege het hellende karakter, opgedeeld in drie deelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0018.png"

Afbeelding 5.1: Overzicht deelgebieden i.v.m. de waterhuishouding (bron: Buro Hoogstraat "Ontwikkeling NRO terrein Enschede Waterhuishoudkundig- en rioleringsplan" 25 oktober 2017)

In deelgebied 1 (middengedeelte plangebied) wordt zoveel mogelijk water oppervlakkig afgevoerd richting de centrale wadi. Er wordt op deze wijze circa 4 mm berging gerealiseerd. De openbare wegen, die niet oppervlakkig kunnen worden afgekoppeld, worden aangesloten op het gemengde riool. In deelgebied 2 (woningen aan Floresstraat) wordt al het hemelwater afgevoerd naar de wadi’s. Hier wordt voldaan aan de bergingseis van 20 mm. In deelgebied 3 kunnen de woningen aan de Javastraat en aan de Perikweg niet worden aangesloten op een wadi of op oppervlaktewater. Deze woningen worden aangesloten op het gemengde riool onder de hoofdrijbaan.

Uit bovenstaande uitwerking blijkt, dat vanwege technische onmogelijkheden niet overal kan worden voldaan aan de bergingseis van 20 mm. Met de ontwikkelaar is afgesproken dat het vrijkomende budget wordt ingezet voor alternatieve voorzieningen zoals bijvoorbeeld vegetatiedaken en/of regentonnen.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

 

Voor het Waterhuishoudkundig- en rioleringplan (Buro Hoogstraat) Definitief, d.d. 25 oktober 2017, zie Bijlage 11 bij deze Toelichting.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-MilieuEffectRapport (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Perikweg 97

Het plangebied van het bestemmingsplan Perikweg 97 ” is niet gelegen binnen de grenzen, dan wel in de nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of bijzonder nationaal natuurgebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied “Aamsveen” ligt op circa 4,5 kilometer ten zuidoosten van het plangebied.

Gelet op de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling(en) in relatie tot de afstand van de ontwikkelingslocatie tot het Natura 2000 gebied "Aamsveen" kunnen significante negatieve gevolgen voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied "Aamsveen" op voorhand met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het NNN en het plangebied “Perikweg 97

Het plangebied van het bestemmingsplan Perikweg 97 ” is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NNN. De dichtstbijzijnde gronden die onderdeel uitmaken van het NNN zijn op circa 2 kilometer ten zuidoosten van het plangebied gelegen. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie NNN

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In Hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk, dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en om de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde soorten en het plangebied “Perikweg 97

Het bestemmingsplan maakt na sloop van het gebouw van het Nationaal Reisopera woningbouw mogelijk. Er is een Natuurwaardenonderzoek uitgevoerd door Natuurbank Overijssel hetgeen is verwoord in het rapport "Quickscan Natuurwaardenonderzoek Perikweg 97 Enschede. In het kader van de Wet Natuurbescherming", Natuurbank Overijssel d.d. 20 april 2017, volgens Bijlage 5 bij deze Toelichting. Daarna is door Natuurbank Overijssel aanvullend onderzoek verricht naar vleermuizen en gierzwaluwen hetgeen is verwoord in het rapport "Nader onderzoek naar de functie van de bebouwing op het adres Perikweg 97 voor vleermuizen en gierzwaluwen", volgens Bijlage 6 bij deze Toelichting.

Quickscan Natuurwaardenonderzoek Perikweg 97 Enschede

Uit de Quickscan kwam naar voren dat het plangebied vermoedelijk behoort tot het functionele leefgebied van sommige grondgebonden zoogdier-, vogel-, amfibieën- en vleermuissoorten. Andere beschermde soorten zijn tijdens het veldonderzoek niet vastgesteld en het plangebied wordt als een ongeschikt functioneel leefgebied voor andere beschermde soorten beschouwd.

Vermoedelijk nestelen er elk voortplantingsseizoen vogels in de beplanting en mogelijk nestelt de gierzwaluw in een deel van de bebouwing in het plangebied. Van de meeste vogelsoorten die in het plangebied nestelen, zijn uitsluitend de bezette nesten beschermd, maar niet de oude nesten of de nestplaats. Nestplaatsen van de gierzwaluw zijn jaarrond beschermd. Omdat de voorgenomen activiteiten niet als een in de wet genoemd belang worden beschouwd, kan geen ontheffing verkregen worden om vogels te verwonden / doden of om bezette nesten te verstoren, te vernielen of weg te nemen. Werkzaamheden die leiden tot het verstoren / vernielen van vogelnesten, zoals het slopen van bebouwing en het rooien van beplanting, dienen buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd te worden.

Tijdens het onderzoek voor de Quickscan kon de functie van het gebouw met het pannendak voor gierzwaluwen niet vastgesteld worden. Nader onderzoek naar de functie van dit gebouw voor gierzwaluwen was verplicht conform artikel 1.11 Wet natuurbescherming.

Er zijn tijdens het veldonderzoek geen grondgebonden zoogdieren waargenomen, maar het wordt wel aannemelijk geacht dat het plangebied tot het functionele leefgebied van sommige algemene- en weinig kritische soorten als huismuis, huisspitsmuis, bruine rat, egel, konijn, en steenmarter behoort. Deze soorten benutten het plangebied als foerageergebied en met uitzondering van de steenmarter, bezetten deze soorten mogelijk ook vaste rust- en voortplantingslocaties in het plangebied. De huismuis en de huisspitsmuis bezetten mogelijke vaste rust- en voortplantingslocaties in de bebouwing terwijl de egel mogelijk vaste rust- en voortplantingslocaties in de vegetatie bezet. Bruine ratten kunnen zowel in de bebouwing als in holen in de grond vaste rust- en voortplantingslocaties bezetten. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat steenmarters een vaste rust- en voortplantingslocatie in het plangebied bezetten en de bebouwing in het plangebied wordt als een ongeschikte verblijfplaats voor steenmarters beschouwd. Tijdens het veldonderzoek zijn geen potentiële ingangen in gebouwen waargenomen.

In de Quickscan werd geconcludeerd, dat vleermuizen mogelijk een vaste verblijfplaats in de bebouwing in het plangebied bezetten. Op basis van het onderzoek volgens de Quickscan kon de functie van een deel van de bebouwing voor vleermuizen niet worden vastgesteld. Vaste verblijfplaatsen mogen alleen met een ontheffing verstoord en vernield worden. Nader onderzoek naar de functie van de bebouwing voor vleermuizen conform artikel 1.11 Wet natuurbescherming was daarom verplicht.

Er zijn tijdens het veldbezoek geen amfibieën waargenomen, maar mogelijk behoort het plangebied tot het functionele leefgebied van sommige algemene- en weinig kritische amfibieënsoorten als bruine kikker en bastaardkikker. Deze soorten benutten de buitenruimte mogelijk als foerageergebied tijdens de nachtelijke uren, mar ze bezetten geen winterrust- of voortplantingslocaties. Vanwege de geïsoleerde ligging in de stad Enschede, de inrichting en het gevoerde beheer van het plangebied, heeft het plangebied een zeer beperkte betekenis als functioneel leefgebied voor amfibieën.

Er zijn geen andere beschermde soorten aangetroffen. Het gevoerde beheer en de inrichting maken het plangebied tot een ongeschikt functioneel leefgebied voor deze soorten.

In de Quickscan wordt verder geconcludeerd, dat sommige grondgebonden zoogdier- en amfibiëensoorten mogelijk in het plangebied foerageren. Ook bezetten sommige grondgebonden zoogdieren vaste rust- en voortpantingslocaties in het plangebied. De functie als foerageergebied wordt door de uitvoering van de voorgenomen activiteiten niet aangetast en voor de soorten die vaste rust- en voortplantingslocaties in het plangebied bezetten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen.

De conclusie op grond van de Quickscan luidde: Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan de functie van een deel van de bebouwing voor vleermuizen en de gierzwaluw niet vastgesteld worden. Een deel van de bebouwing lijkt geschikt om benut te worden als verblijf- en/of nestplaats door deze soorten. Aangezien vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en nestplaatsen van gierzwaluwen jaarrond beschermd zijn, is aanvullend onderzoek verplicht. De aanwezigheid van grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied leidt niet tot wettelijke consequenties. Door het uitvoeren van deze Quickscan heeft initiatiefnemer nog niet voldaan aan Artikel 1.11 (zorgplicht) van de Awb. Om die reden is er nader onderzoek gedaan waarvan hieronder verslag wordt gedaan.

Nader onderzoek naar de functie van de bebouwing op het adres Perikweg 97 voor vleermuizen en gierzwaluwen

Voor de nestplaatsen van de gierzwaluw is het gebied vaker bezocht. Dat geldt ook voor de vleermuizen. Mogelijk bezetten vleermuizen een vaste verblijfplaats in de bebouwing in het plangebied? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is in 2017 het plangebied nader onderzocht op de aanwezigheid van nesten van de gierzwaluw en verblijfplaatsen van vleermuizen. Het plangebied is daartoe vijf maal bezocht in de periode juni - juli. Zowel in de vroege avond, als later op de avond en in de vroege ochtend.

Bij het genoemde nadere onderzoek naar de functie van het plangebied voor vleermuizen en de gierzwaluw is specifiek gelet op de mogelijke aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen en nestplaatsen van de gierzwaluw in de te slopen bebouwing omdat mogelijk aanwezige verblijfplaatsen van vleermuizen en gierzwaluwen als gevolg van de voorgenomen activiteiten verloren gaan. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat vleermuizen geen verblijfplaats bezetten in de te slopen bebouwing, maar dat de gierzwaluw een nestplaats bezet in een buitengevel. (Vooraf werd rekening gehouden met de aanwezigheid van een nestplaats in het dakvlak, met name onder de dakpannen). Het onderzoek is uitgevoerd volgens de daarvoor geldende protocollen en zijn onder gunstige weersomstandigheden uitgevoerd.

Het slopen van bebouwing leidt tot wettelijke consequenties in het kader van de Wet natuurbescherming omdat de nestplaats van de gierzwaluw jaarrond beschermd is. Er moet door de initiatiefnemer een ontheffing aangevraagd worden bij de Provincie Overijssel om het gebouw te mogen slopen. Voorwaarde voor het verkrijgen van deze ontheffing is het aanbieden van tijdelijke- en duurzame nestplaatsen in het plangebied. Aan de provincie is inmiddels door de initiatiefnemer een verzoek om ontheffing gevraagd op grond van de Wet natuurbescherming (voor de gierzwaluwen).

Voor wat betreft de huismus, kan het volgende worden gesteld. Een deel van de bebouwing in het plangebied is gedekt met dakpannen. Deze pannen bevinden zich op een gebouw met twee verdiepingen, die hoger zijn dan de omringende woningen in de woonwijken. Huismussen verkiezen doorgaans geen gebouw dat gemiddeld hoger is dan de omgeving. Wellicht omdat het aanvliegen van een hoog gebouw meer energie kost dan een laag gebouw. Tijdens geen van de bovengenoemde bezoeken zijn er huismussen in het plangebied vastgesteld.


Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming, voor zover het betreft de bescherming van planten- en diersoorten, op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, indien de aanbevelingen uit het rapport "Nader onderzoek naar de functie van de bebouwing op het adres Perikweg 97 voor vleermuizen en gierzwaluwen" worden opgevolgd.

Voor het rapport "Quickscan Natuurwaardenonderzoek Perikweg 97 Enschede. In het kader van de Wet Natuurbescherming", Natuurbank Overijssel (projectnummer 1089, versie 1.0 definitief) d.d. 20 april 2017, zie Bijlage 5 bij deze Toelichting.

Voor het rapport "Nader onderzoek naar de functie van de bebouwing op het adres Perikweg 97 voor vleermuizen en gierzwaluwen. In het kader van de Wet Natuurbescherming" Natuurbank Overijssel (projectnummer 1244, versie 1.0) d.d. 11 oktober 2017, zie Bijlage 6 bij deze Toelichting.

5.4 Onderzoek risico op het aantreffen van Conventionele Explosieven

Vanwege gevechtshandelingen in de omgeving van het terrein van de voormalige BATO fabriek in de vorm van bombardementen is onderzoek naar explosieven binnen het plangebied van belang, mede om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan op dit punt te kunnen beoordelen.

Om het risico op het aantreffen van conventionele explosieven vanuit de Tweede Wereldoorlog te kunnen inschatten is door de intiatiefnemers van het project aan het bureau ECG (Explosive Clearance Group) opdracht verstrekt voor de uitvoering van een (voor)onderzoek op het terrein aan de Perikweg 97. Het onderzoeksdoel en de te volgen werkwijze is als volgt omschreven:

"Het vooronderzoek heeft tot doel om te beoordelen of er indicaties zijn dat binnen het onderzoeksgebied CE aanwezig zijn, en zo ja, om het verdachte gebied in horizontale en verticale dimensie af te bakenen. Het vooronderzoek bestaat uit zowel het inventariseren als het beoordelen (analyseren) van bronnenmateriaal en resulteert in een rapportage en een CE bodembelastingskaart."

Er zijn voorafgaand aan het onderzoek drie kernvragen gesteld.

  • 1. Is het onderzoeksgebied of delen hiervan betrokken geweest bij oorlogshandelingen (indicaties) en is er daardoor sprake van een verhoogd risico op het aantreffen van Conventionele Explosieven oftewel van VERDACHT gebied?

Antwoord na afloop van het onderzoek:

Op basis van het geraadpleegde bronmateriaal is vastgesteld dat het onderzoeksgebied betrokken zijn (sic) geweest door oorlogshandelingen. Als gevolg hiervan zijn gedeelten van het onderzoeksgebied aangeduid als 'verdacht'. Zie hiervoor de CE-bodembelastingkaart onder Bijlage 1.

  • 2. Zijn er gebeurtenissen (contra-indicaties) die een aanwijzing vormen dat een (mogelijk VERDACHT) gebied als ONVERDACHT kan worden aangemerkt?

Antwoord na afloop van het onderzoek: 

Er zijn grondroerende werkzaamheden uitgevoerd in het onderzoeksgebied. Echter exacte maatvoering is door ECG beperkt achterhaald. De fabriek en uitbreidingen daarop zijn gebouwd op de zandlaag. De exacte diepte waarop deze laag zich bevindt verschilt per fabrieksdeel. De verschillen fluctueren hierbij tussen de 0,5 m onder het maaiveld (MV) tot 2,0 m onder MV, waardoor enkel gesteld kan worden dat het onderzoeksgebied onverdacht is tot op de naoorlogs geroerde bodem.

  • 3. Indien er sprake is van VERDACHT gebied wat is dan de (sub)soort, hoeveelheid, verschijningsvorm van de vermoede Conventionele Explosieven?

Antwoord na afloop van het onderzoek:

Er is sprake van afwerkmunitie. Achterhaald is dat er onder andere 100lbs brandbommen en 500lbs en 1000lbs brisantbommen zijn afgeworpen op en in de nabijheid van het onderzoeksgebied. Over de hoeveelheden en typen zijn geen feitelijk te staven uitspraken te doen.

Het bureau ECG adviseert dat, wanneer de exacte plannen en locatie van toekomstige bodemingrepen bekend zijn, in contact te treden met een WSCS-OCE gecertificeerd bedrijf om te laten vaststellen welke maatregelen genomen dienen te worden met betrekking tot een veilige omgang met de mogelijk aan te treffen conventionele explosieven binnen het gehele projectgebied.

Geconcludeerd wordt, dat het aspect van de Conventionele Explosieven, die eventueel in het plangebied aanwezig kunnen zijn, geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan indien het advies van het bureau ECG wordt opgevolgd.

Voor het rapport "Vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van Conventionele Explosieven in het onderzoeksgebied 'Perikweg te Enschede' " opgesteld door het bureau ECG (Explosive Clearance Group) (documentcode: 192-017-VO-01) definitief d.d. 18 mei 2017, zie Bijlage 10 bij deze Toelichting.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Deze wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Perikweg 97" is gekozen voor een mix van een globaal eindplan en een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Het bestemmingplan is zo globaal en flexibel mogelijk gehouden, omdat binnen dit bestemmingsplan een ontwikkeling mogelijk worden gemaakt.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Indien het ruimtelijk relevant is of indien een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Perikweg 97" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Perikweg 97 ”. In Artikel 1 'Begrippen' zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 'Wijze van meten' geeft bepalingen over hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, overige regels, en algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

6.3.1 Bestemmingen

Groen (artikel 2)

De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenstroken, waterpartijen, waterlopen, waterbergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing.

Verder zijn binnen deze bestemming in- en uitritten, wandel- en fietspaden, speelvoorzieningen, en ook kunstobjecten mogelijk.

Daarnaast zijn binnen deze bestemming nutsvoorzieningen mogelijk. Binnen deze bestemming zijn geen parkeervoorzieningen toegestaan.

Verder zijn binnen deze bestemming geen gebouwen toegestaan.

Verkeer-Verblijfsgebied (artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied)

De gronden met de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” zijn bestemd voor erftoegangswegen en woonerven, pleinen, en voet- en fietspaden. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, en kunstobjecten.

Verder zijn binnen deze bestemming parkeervoorzieningen en voorzieningen voor het laden en lossen toegestaan.

Wonen (artikel 5 Wonen)

Algemeen

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis, en dat met uitzondering van kamerverhuurbedrijven. In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Bebouwing voor hoofdgebouwen dient te worden gerealiseerd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. Tevens zijn middels maatvoering op de verbeelding (de plankaart) een maximale goothoogte en een maximale bouwhoogte opgenomen. Voor dit plan geldt grotendeels een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter. Waar dat van toepassing is is alleen de bouwhoogte van maximaal 10 meter geregeld. Op grond van deze bestemming is het mogelijk maximaal 43 grondgebonden eengezinswoningen te realiseren.

CPO-woningen (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap

Ter plaatse van het gebied met de 'specifieke bouwaanduiding - met lettercode a' is uitsluitend de bouw van CPO-woningen toegestaan. (CPO-woningen zijn woningen die in Collectief Particulier Opdrachtgeverschap worden gebouwd). In het gehele plangebied mogen 19% van het totaal aantal van 43 woningen als CPO woningen worden gebouwd, zijnde in totaal 8 wooneenheden/woningen, die maximaal zijn toegestaan binnen het gebied met de 'specifieke bouwaanduiding - met lettercode a'. [Het in een percentage uitdrukken van de CPO woningen is een verplichting op grond van artikel 3.1, lid 1, laatste volzin van de Wet ruimtelijke ordening (Wro)].

In artikel 5, lid 5.4.1, onder b, is een afwijkingsregel opgenomen voor het toestaan van het bouwen van andere woningen dan CPO-woningen op de plaats waar de 'specifieke bouwaanduiding - met lettercode a' is aangegeven. Deze afwijkingsmogelijkheid is in het bestemmingsplan opgenomen om, indien de woningen niet met een CPO-constructie kunnen worden gebouwd, op die plaats andere woningen kunnen worden gerealiseerd.

Sheddaken toe te passen bij de CPO woningen

Ter plaatse van het gebied met de 'specifieke bouwaanduiding - met lettercode a' dienen de daken van de woningen uitsluitend met sheddaken / dan wel met lessenaarsdaken worden gebouwd. Het bouwen van deze daken houdt een stedenbouwkundige verwijzing in naar de fabriekshallen met sheddaken die voorheen op deze plaats aanwezig waren.

Onderscheid tussen achtererfgebied en voorerfgebied

Van belang voor de regels van het onderhavige bestemmingsplan is het onderscheid tussen het achtererfgebied en het voorerfgebied. Onder voorerfgebied wordt dat deel van erf verstaan, dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied. Het gaat hier om het voorerf en op minder dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw zijn gelegen, én die delen van het zijerf die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gekeerd. Een goede uitleg hiervan is gegeven in de brochure "Vergunningvij bouwen" van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (juli 2018), hetgeen duidelijk wordt weergegeven op de onderstaande tekening, die aan de genoemde brochure is ontleend (zie blz. 7 van de genoemde brochure.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0019.png"

Afbeelding 6.1: Tekening over hoe het achtererfgebied dient te worden bepaald ten opzichte van het voorerfgebied bij een hoekhuis, volgens een voorbeeld zoals opgenomen in de brochure "Vergunningvij bouwen" van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (juli 2018), blz. 7.

Verplicht te bouwen muur langs de Javastraat

De maximale bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag volgens artikel 5, lid 5.2.7, onder a, van de regels maximaal 1 meter bedragen. Echter langs de Javastraat dient het mogelijk te zijn op aangegeven gedeelten op de verbeelding een muur te bouwen met een bouwhoogte van maximaal 2,10 meter hoog. Dit is als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Eén en ander is geregeld in artikel 5, lid 5.2.8. In lid 5.2.8, sublid 1 is geregeld dat het bouwen van een muur met en bouwhoogte van 2.10 meter verplicht is op bepaalde gedeelten langs de Javastraat, zoals is aangegeven op de verbeelding ter plaats van de 'specifieke bouwaanduiding - met lettercode b'.

In artikel 5, lid 5.2.8. sublid 2 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waardoor gegarandeerd wordt dat de betreffende muur ook zal worden gerealiseerd. Deze voorwaardelijke verplichting luidt als volgt: "Indien de verplicht te bouwen (delen van de) muur (...) niet wordt (worden) gebouwd, en nadat de bouw heeft plaatsgevonden niet in stand wordt (worden) gehouden, is het verboden de woningen - waarvoor de bedoelde muur als (zij)erfafscheiding langs de Javastraat dient - te gebruiken voor de bestemming 'Wonen'. Met deze voorwaardelijke verplichting wordt bereikt dat de muur daadwerkelijk zal worden gerealiseerd en ook in stand wordt gehouden. In de specifieke gebruiksregels artikel 5, lid 5.5, sublid 3, onder e, wordt dit srijdig gebruik ook geregeld, namelijk als volgt: Strijdig gebruik is: "het gebruik van woningen, zoals genoemd in artikel 5, lid 5.2.8, sublid 2, indien in strijd wordt gehandeld met de in dat sublid genoemde voorwaardelijke verplichting". 

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00166-0003_0020.png"

Afbeelding 6.2: Tekening met daarop aangegeven de plaats van de (delen van de) muur langs de Javastraat die 2,10 hoog dienen te worden. Deze delen zijn omcirkeld op de bovenstaande tekening. De plaats van de (delen van de) muur is op de Verbeelding met een bouwaanduiding weergegeven.

De muur die verplicht dient te worden gerealiseerd langs de Javastraat houdt een verwijzing in naar de voormalige textielfabriek van BATO die op deze plaats in de stad was gevestigd en die gedeeltelijke met muren omringd was.

In een afwijkingsmogelijkheid, die is gegeven in artikel 5, lid 5.4.1, onder k, is geregeld dat kan worden afgeweken van de lengte en de hoogte van de hiervoor besproken muur met maximaal 25%. Deze afwijkingsmogelijkheid is noodzakelijk omdat het ontwerp van de betreffende muur nog niet geheel gereed is op het moment dat het onderhavige bestemmingsplan als ontwerp ter inzage zal worden gelegd, en er een zekere mate van flexibiliteit aanwezig dient te zijn in het plan voor wat betreft de muur. Hierbij kan eventueel ook gebruik worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid die is opgenomen in artikel 5, lid 5.4.1, onder f waarbij in algemene zin van de bouwhoogtes van erf- en perceelsafscheidingen in het voorerfgebied kan worden afgeweken tot een bouwhoogte van maximaal 2,10 meter. Met toepassing van deze regelingen kan langs de Javastraat een muur worden gebouwd die aan hoge ontwerpeisen kan voldoen en die aansluit bij de te bouwen woningen en bij de te bouwen garages bij die woningen.

Mogelijkheid om een garage te bouwen in het voorerfgebied dat gelegen is tussen zijgevels van woningen en het openbaar gebied

In artikel 5, lid 5.2.3, onder b, geregeld dat, op het gedeelte van het voorerfgebied dat tussen de zijgevels van de woningen en het openbaar gebied is gelegen een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een garage behorende bij een woning kan worden gebouwd. Hierbij gelden de volgende regels: de bouwhoogte van een dergelijke garage mag maximaal 5 meter bedragen en de garage dient in elk geval 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd.

Functieaanduiding parkeerterrein in de woonbestemming

Daar waar op de verbeelding een functieaanduiding 'parkeerterrein' is aangegeven, is er een (openbaar) parkeerterrein mogelijk in de woonbestemming.

Specifieke bouwaanduiding - geluidluw n.a.v. geconstateerde geluidhinder in het akoestisch onderzoek

Van belang is verder nog dat voor de woningen die met gevels langs de Javastraat zullen worden gebouwd op de gevels langs de Javastraat volgens de verbeelding een bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidluw' hebben gekregen. Volgens het akoestische onderzoek dient voor de bescherming tegen geluid van buiten de woningen met gevels ,die zijn gelegen langs de Javastraat, dezegevels te worden voorzien van een karakteristieke geluidwering die volgens artikel 5, lid 5.2.6, letter a, niet kleiner mag zijn dan het verschil tussen de geluidsbelasting op de gevel vanwege het wegverkeer, zoals opgenomen in de bijlage 2 bij de Regels, en 33 dB. Zie ook bijlage 2 bij de regels en zie het akoestisch onderzoek en de paragraaf 5.1.4 Wet geluidhinder van de toelichting van het onderhavige bestemmingsplan.

6.3.2 Dubbelbestemmingen

Er zijn in dit bestemmingsplan geen dubbelbestemmingen opgenomen.

6.3.3 Algemene regels

anti-dubbeltelregel (artikel 6 Anti-dubbeltelregel)

De anti-dubbeltelregel is een wettelijk voorgeschreven regel die bepaalt dat grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, bij de beoordeling van latere bouwplannen voor die grond buiten beschouwing blijft. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

algemene bouwregels (artikel 7)

In de algemene bouwregels zijn regels opgenomen voor het onderkelderen van gebouwen en terreinen en voor het bouwen van nutsvoorzieningen.

algemene gebruiksregels (artikel 8)

In de algemene gebruiksregels zijn naast een algemeen gebruiksverbod ook enkele op specifieke situaties gerichte gebruiksregels opgenomen.

In het algemeen gebruiksverbod is geregeld dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel dat niet in overeenstemming is met de in dit bestemmingsplan aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming(en). Van deze regel uitgezonderd is het afwijkend gebruik dat door burgemeester en wethouders is toegestaan bij een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving.

De op specifieke situaties gerichte gebruiksregels hebben betrekking op het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in combinatie met wonen, het verbod op de verkoop, vervaardiging, verwerking en opslag van vuurwerk en het gebruik van gronden en bouwwerken die niet zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein als geluidzoneringsplichtige inrichting, en de risicovolle inrichtingen.

algemene afwijkingsregels (artikel 9)

In de algemene afwijkingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in concrete gevallen bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen (algemene) bouw- en/of gebruiksregels.

algemene wijzigingsregels (artikel 10)

In de algemene wijzigingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in bepaalde concreet genoemde gevallen onderdelen van het bestemmingsplan kunnen wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheden liggen in het verlengde van de afwijkingsbevoegdheden zoals genoemd in de algemene afwijkingsregels maar hebben doorgaans een grotere impact op de woon- en leefomgeving. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan een wijzigingsbevoegdheid voor het (gedeeltelijk) wijzigen van de Lijst van bedrijfstypen, of een wijzigingsbevoegdheid voor het in geringe mate wijzigen van bestemmings- en/of bouwgrenzen om een gewenst en voor het overige in het bestemmingsplan passend bouwplan mogelijk te kunnen maken.

overige regels (artikel 11)

In het artikel 'overige regels' zijn regels opgenomen die aanvullende werking hebben op de bouw- en gebruiksregels in het bestemmingsplan. Het betreft de regels voor het op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor parkeren en laden en lossen en de regels voor het bij nieuwbouw op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor het bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater.

6.3.4 Flexibiliteit

Afwijkingsregels

De afwijkingsregels van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd blijft. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning voor de activiteit 'handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving'.

Nadere eisen
Met het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een aangevraagde activiteit op ondergeschikte onderdelen aanpassen. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen of afwijkingen van de bestemming worden toegestaan.

Afwegingskader
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid en / of de mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of bij de te verlenen omgevingsvergunning nadere eisen moeten worden gesteld. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden.

 
Bij toepassing van een afwijking en/of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:    
Woon- en leefklimaat:    
Er dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goed woon- en leefklimaat, hierbij dient gelet te worden op:
- de verkeersaantrekkende werking, de parkeerbehoefte en de parkeerdruk op de openbare ruimte;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
- het uitzicht;
- de aanwezigheid van voldoende privacy.    
Straat- en bebouwingsbeeld:    
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
- een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing);
- de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
- gevelbeelden;
- de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
- de hoogtedifferentiatie;
- de situering van gebouwen op het perceel.  
Verkeersveiligheid:    
Ter waarborging van de verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
- de toename van de verkeersintensiteit;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- benodigde uitzichthoeken van wegen;
- de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
- de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
- de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.    
Sociale veiligheid:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden met:
- de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
- de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.    
Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding    
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
- aanwezigheid van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten;
- de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
- de bereikbaarheid van de bouwwerken voor hulpdiensten;
- de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.    
Milieusituatie:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
- de mate van hinder voor de omliggende functies;
- de gevolgen voor de externe veiligheid;
- de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
- de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
- de gevolgen voor beschermde (natuur)gebieden;
- de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
- de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
- de situering van gebouwen ten opzichte van het water.    
Cultuurhistorische waarde:  
Bij een ruimtelijke ingreep dient rekening te worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van een gebouw of ensemble van gebouwen in relatie met de omgeving.  
Gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:  
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken en/of gebruik is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan dan wel met een toegestane afwijking van het pan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.    
6.3.5 De Lijst van bedrijfstypen en/of de Staat van bedrijfsactiviteiten

Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen en/of een Staat van bedrijfsactiviteiten, gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De Lijst van bedrijfstypen of Staat van bedrijfsactiviteiten vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken – is het uitgangspunt. De richtafstanden zijn geactualiseerd, de toelichting is aangepast aan nieuw beleid en bevat stappenplannen voor veel voorkomende praktijksituaties. In de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" zijn ook richtafstanden ten opzichte van 'gemengd' gebied en een categorie-indeling voor gebieden met functiemenging opgenomen.

De Lijst van bedrijfstypen vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren, winkels) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van bedrijfstypen. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. In gebieden met een grote mate van functiemenging wordt de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging gebruikt. Deze gaat niet uit van aan te houden richtafstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies maar van de mate in hoeverre een activiteit al dan niet aanpandig met woningen of andere milieugevoelige functies aanvaardbaar is.

De Lijst van bedrijfstypen

In de VNG-publicatie zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden. In de Lijst van bedrijfstypen zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. Daartoe zijn in de VNG-brochure een aantal hoofdcategorieën onderverdeeld in subcategorieën. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. De milieucategorieën 1 en 2 zijn niet onderverdeeld in subcategorieën. Elke milieucategorie of subcategorie heeft een eigen bijbehorende richtafstand die dient te worden aangehouden ten opzichte van milieugevoelige functies en bestemmingen.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
 
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700 meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

Tabel: overzicht milieucategorieën VNG-publicatie met bijbehorende richtafstanden

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. De gronden in het plangebied zijn in eigendom van een projectontwikkelaar Nijhuis Bouw B.V. te Rijssen.

Exploitatie-overeenkomst

De gebieden in het plangebied die geen gemeentelijk eigendom zijn worden in samenwerking met de gemeente Enschede door particulieren en/of projectontwikkelaars ontwikkeld, waarbij de gemeente de kosten zal verhalen middels het sluiten van een (anterieure) exploitatieovereenkomst met de betreffende particuliere ontwikkelaars. Zodra een exploitatieovereenkomsten is gesloten, dan zal daar overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.24 Wro in het blad "Huis aan Huis" mededeling worden gedaan. Met betrekking tot het onderhavige bestemmingsplan is er een exploitatie-overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemers.

Exploitatieplan

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Gelet op het bovenstaande onder "Exploitatieovereenkomst" kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende aangetoond. Er is dus geen noodzakelijkheid om een exploitatieplan op te stellen.