direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00149-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen. Het bestemmingsplan bevat een verbeelding waarop de verschillende bestemmingen en aanduidingen zijn aangegeven en regels ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van de grond en de bouwwerken in verband met de bestemming. Het plan gaat vergezeld van een toelichting met een uiteenzetting over de uitvoering van het plan en de ruimtelijk relevante kwaliteitseisen.

Aan de Keizerweg 28 te Boekelo bevond zich een agrarisch bedrijf. Enige tijd geleden is dit voormalige melkveebedrijf met ruim 50 hectare bijbehorende landbouwgronden aangekocht met de bedoeling om deze landbouwgronden als ruilgronden en compensatiegronden in te brengen ten behoeve van de herinrichting van Enschede-Zuid. Door de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten is niet langer geïnvesteerd in het onderhoud van de gebouwen, waardoor de staat van de gebouwen in de loop der tijd is verslechterd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0001.png"

Voormalig agrarisch bedrijf Keizerweg 28

Om verdere verslechtering van de staat van de bebouwing te voorkomen, heeft de eigenaar een plan ontwikkeld in het kader van de Rood voor Rood regeling op basis van de Gids Buitenkans, waarbij binnen dat kader op een tweetal locaties de landschapontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Dit betreft de locaties Keizerweg 28 en Voshaarweg 65. Concreet bestaat deze ontwikkeling uit:

  • Het slopen van voormalige, landschapsontsierende bedrijfsbebouwing in het kader van Rood voor Rood op de locaties Keizerweg 28 (637 m²) en Voshaarweg 65 (475 m²), in totaal 1112 m²;
  • De bouw van een compensatiewoning (750 m³) en een bijgebouw van 100 m² aan de Keizerweg 28. De woningbouwkavel zal maximaal 1000 m² zijn;
  • Het zorgvuldig landschappelijk inpassen van de nieuwe bebouwing op de locatie Keizerweg 28.

Voorwaarde voor toepassing van de Rood voor Rood regeling is dat er minstens 850 m² aan landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt.

Daarnaast heeft de eigenaar verzocht om toepassing van de weegschaalmethode op basis van de beleidskaders uit de Gids Buitenkans om een bestaande veestal (1128 m²) te mogen vervangen door een grotere hal (1500 m²) voor het hobbymatig houden en berijden van maximaal 5 paarden en het binnen het erf verplaatsen van de voormalige bedrijfswoning. De weegschaalmethode vraagt ter verevening van het verlies van ecologisch kapitaal als gevolg van het toestaan van de grotere hal in het landelijk gebied om een investering in de omgevingskwaliteit. Aangezien de aanvrager deze niet kwijt kan op zijn eigen percelen zal hij een bedrag storten in een Fonds.

De gewenste ontwikkelingen zijn strijdig met het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" aangezien:

  • de compensatiewoning buiten het bestemmingsvlak en bouwvlak van de bestemming 'Wonen' is geprojecteerd;
  • de huidige bestemming "Agrarisch met waarden" geen bouwmogelijkheden kent voor de burgerwoning (compensatiewoning);
  • de herbouw van de bestaande woning op een andere locatie buiten het bouwvlak valt;
  • de maatvoering en het gebruik van de nieuwe rijhal niet past binnen de huidige regels.

De aanvrager heeft verzocht om het bestemmingsplan ten behoeve van deze ontwikkeling te herzien met gebruikmaking van de regeling Rood voor Rood en steunend op het gemeentelijk beleid, zoals beschreven in de Gids Buitenkans. Het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28" is daarvan het resultaat.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” betrekking heeft, bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Enschede aan de Keizerweg 28. De bebouwde kom van de kern van Boekelo is gelegen ten zuidoosten van het plangebied.

Het plangebied heeft in het huidige bestemmingsplan de bestemming "Wonen" met een bouwvlak en wordt aan de noord-, oost- en westzijde globaal omringd door agrarische cultuurgronden met landschappelijke waarden. Aan de westzijde raakt het plangebied gronden met de bestemming "Natuur". De zuidzijde van het plangebied grenst aan een houtwal en bosperceel. Het plangebied ligt verder in een gebied met de gebiedsaanduiding "Overig - archeologisch onderzoeksgebied B" en het zuidelijke puntje raakt net een gebied met de gebiedsaanduiding "Overig - archeologisch onderzoeksgebied A". Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich een woonerf met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische woning". Op dat perceel is daarom nog sprake van enige agrarische activiteit.

De locatie Voshaarweg 65 is ook betrokken bij het project. Op deze locatie heeft het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost" betrekking. Het perceel zelf heeft hierin de bestemming "Wonen" met een bouwvlak en wordt omringd door gronden met de bestemming "Agrarisch met landschapswaarden" en aan de oostzijde door gronden met een volkstuin bestemming. Het perceel bevindt zich ook binnen een gebied met de gebiedsaanduiding "Overig - archeologisch onderzoeksgebied B". Het perceel ligt overigens net buiten de begrenzing van de zogenaamde stadsrandzone.

Als gevolg van de sloop van gebouwen in het kader van de Rood voor Rood regeling zal binnen deze bestemming "Wonen" het bouwvlak zodanig worden aangepast dat de gesloopte gebouwen niet meer teruggebouwd kunnen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0003.png"

Keizerweg 28 Voshaarweg 65

1.3 Geldende juridische regelingen

De locatie Keizerweg 28 valt binnen de planbegrenzing van het bestemmingsplan 'Buitengebied Noordwest'. Dit bestemmingsplan is op 10 maart 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. In dit bestemmingsplan zijn de in dit plangebied begrepen gronden bestemd voor "Wonen". Tevens liggen de gronden in gebieden met de gebiedsaanduidingen 'Overig - archeologisch onderzoeksgebied B' en 'Overig - archeologisch onderzoeksgebied A' . In onderstaande afbeelding is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0004.png"

De slooplocatie aan de Voshaarweg 65 valt binnen de planbegrenzing van het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidoost'. Dit bestemmingsplan is op 27 mei 2013 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. In dit bestemmingsplan zijn de in dit plangebied begrepen gronden bestemd voor 'Wonen'. Tevens zijn de gronden voorzien van de gebiedsaanduidingen 'Overig - archeologisch onderzoeksgebied B' en 'Geluidzone - weg'. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0005.png"

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische of /cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” is het erkende wijkorgaan Dorpsraad Boekelo actief.

De Dorpsraad Boekelo is gevraagd schriftelijk advies uit te brengen.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg met de Provincie en het Rijk. Wel is het ontwerpbestemmingsplan ter kennisname toegezonden aan het waterschap Vechtstromen vanwege het beekontwerp van het Waterschap.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” in voorbereiding te nemen gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is gepubliceerd in de "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant.

Zienswijzen

Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0006.jpg"

Afbeelding Ladder voor duurzame verstedelijking (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is het noodzakelijk inzicht te geven in de in de hierboven getoonde afbeelding genoemde begrippen 'regionale behoefte', 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

Regionale behoefte:

Uit de nota van toelichting behorende bij artikel 3.1.6 Bro (Staatsblad 2012, 388, pp. 49-50) blijkt dat met regionale behoefte niet per se wordt gedoeld op een bovengemeentelijke behoefte (regionaal in de zin van meerdere gemeenten omvattende). Centraal staat een passend regionaal schaalniveau; in geval van een lokale ontwikkeling kan het daarom ook gaan om een lokale (binnen de gemeente) vallende behoefte. Een dergelijke behoefte kan dan worden gezien als 'regionale behoefte' zoals bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro.

Bestaand stedelijk gebied:

In de Bro is in artikel 1.1.1 een definitie opgenomen voor 'bestaand stedelijk gebied'. De definitie luidt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Stedelijke ontwikkeling:

Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' wordt in Bro 1.1.1 als volgt gedefinieerd:

stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte laat zich niet specifiek uit over lokale ruimtelijke ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de structuurvisie.

Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt opgemerkt dat deze moet worden toegepast wanneer planologisch nieuwe 'stedelijke ontwikkelingen' mogelijk worden gemaakt. Uit Afdelingsjurisprudentie blijkt dat de vraag wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in grote mate casuïstisch wordt beantwoord. Zo heeft de Afdeling uitgemaakt dat de volgende ontwikkelingen in het kader van woningbouw niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling kwalificeren: drie burgerwoningen en een bedrijfswoning (ABRvS 4 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2138.); drie woningen rechtstreeks en drie woningen met een wijzigingsbevoegdheid (ABRvS 18 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2471.); vier woningen (ABRvS 27 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3223.) zeven woningen (ABRvS 11 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2077.) acht woningen (ABRvS 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4720) en ook tien woningen niet (behoudens samenhang met een groter woningbouwproject) (ABRvS 4 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:653.).

In voorliggend geval is de Ladder voor duurzame verstedelijking dan ook niet van toepassing, aangezien er slechts sprake is van de planologische toevoeging van één woning en vervanging van een bestaande schuur door een grotere hal. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

Voor het overige zijn geen rijksbelangen van invloed of van toepassing op het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28".

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0007.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.3.1 Generieke beleidskeuzes

Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (art. 2.1.4. Omgevingsverordening)

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in andere dan stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
  • dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip 'stedelijke functies' nader gedefinieerd als: wonen, bedrijvigheid, detailhandel, horeca, maatschappelijke, educatieve, culturele en religieuze voorzieningen, met de bijbehorende infrastructuur, stedelijk water en stedelijk groen.

Toetsing aan artikel 2.1.4. van de Omgevingsverordening

Hoewel woningbouw in principe is aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling, wordt met dit plan voldaan aan voorwaarden uit de Rood voor Rood-regeling. In dit geval wordt er een grote oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing gesloopt op twee locaties in het buitengebied en wordt er een compensatiewoning gerealiseerd. Tevens wordt bebouwing opgericht ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden (rijhal met stallen en berging). Dit ter vervanging van bestaande bebouwing, die niet behoort tot de ingebrachte te slopen bebouwing.

De compensatiewoning wordt gerealiseerd in aansluiting op het huidige woonerf aan de Keizerweg 28, waardoor er sprake blijft van een compact erf-ensemble. De bebouwing voor het hobbymatig houden van paarden wordt gerealiseerd op de locatie van de bestaande, te slopen bebouwing aan de Keizerweg 28. Gezien de verhouding tussen de oppervlakte aan sloop en nieuwbouw wordt geen extra ruimtebeslag gelegd op de groene omgeving. In verband hiermee is het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming met het 'principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' uit artikel 2.1.4 uit de Omgevingsverordening Overijssel.

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (art. 2.1.6. Omgevingsverordening)

Bestemmingsplannen voor de Groene omgeving kunnen -met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3. en artikel 2.1.4. en het bepaalde in artikel 2.1.5.- voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Zoals uit het voorgaande blijkt is artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening in het voorliggende geval ook van toepassing. Artikel 2.1.5. stelt - samengevat- dat nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplannen mogelijk kunnen worden gemaakt indien deze de ruimtelijke kwaliteit versterken en wordt gemotiveerd dat de ontwikkeling past binnen het geldende ontwikkelingsperspectief. De mogelijkheid bestaat om van het ontwikkelingsperspectief af te wijken indien er sprake is van een sociaaleconomische en/of maatschappelijk belang en voldoende verzekerd is dat er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Toetsing aan Art. 2.1.6 van de Omgevingsverordening

Het voorliggende project leidt tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Deze versterking en meerwaarde vertaalt zich in:

  • Het voorkomen van verder verval van de gebouwen op het erf Keizerweg 28 en de Voshaarweg 65 en daarmee de slechte uitstraling naar de directe omgeving. Op het erf Keizerweg 28 is de bedrijfsactiviteit gestopt. Daardoor worden geen investeringen meer gedaan in het onderhoud van de gebouwen, hetgeen leidt tot verval van de gebouwen en verpaupering van het ensemble;
  • het slopen/verwijderen van een grote oppervlakte landschapsontsierende bebouwing;
  • het versterken van de landschappelijke kwaliteit (zie ook paragraaf 4.3) door het nieuwe erfensemble conform de gebiedskenmerken landschappelijk in te passen.

De investeringen in de ruimtelijke kwaliteit staan in verhouding met de geboden ontwikkelingsmogelijkheden. Derhalve voldoet de ontwikkeling aan artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening Overijssel.

2.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving van belang. In de groene ruimte gaat het - kort door de bocht - om het behoud en de versterking van het landschap en het realiseren van de groen-blauwe hoofdstructuur alsmede om de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie van de Provincie Overijssel opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0008.png"

"Buitengebied - accent veelzijdige gebruiksruimte - mixlandschap"

Gebieden, aangewezen als 'Buitengebied - accent veelzijdige gebruiksruimte/mixlandschap' zijn bedoeld voor gespecialiseerde landbouw, mengvormen van landbouw- recreatie-zorg, landbouw- natuur en landbouw- water, bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus, die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

"Beekdal"

Dit betreffen laag gelegen gebieden langs waterlopen. Ontwatering dieper dan nodig is voor gebruik als grasland niet wenselijk.

Toetsing van het initiatief aan het "Ontwikkelingsperspectief"

De woonfunctie past binnen het mixlandschap dat kenmerkend is binnen dit ontwikkelingsperspectief. De karakteristieke gevarieerde opbouw van het cultuurlandschap wordt versterkt door de sloop van de landschapsontsierende bebouwing. Daarnaast worden diverse inrichtingsmaatregelen getroffen in het plangebied. Het initiatief is in overeenstemming met het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief.

2.2.3.3. Gebiedskenmerken 

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De "Stedelijke laag" en "Lust- en leisurelaag" worden in dit geval buiten beschouwing gelaten, aangezien er voor het plangebied en de directe omgeving geen specifieke eigenschappen gelden.

De "Natuurlijke laag"

Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp. De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart de "Natuurlijke laag" aangeduid met de gebiedstypen "Dekzandvlakten en ruggen" en "Beekdalen en natte laagtes". In onderstaande afbeelding is dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0009.png"

Uitsnede "Natuurlijke laag" (Provincie Overijssel)

"Dekzandvlakte en ruggen"

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk - door de wind gevormd - zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog / droog en laag / nat gebied. Soms liggen de gebieden vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd. De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

"Beekdalen en natte laagtes"

Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren. Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water.

Toetsing van het initiatief aan het de "Natuurlijke laag"

In het gebied zijn de kenmerken van het oorspronkelijke landschap nauwelijks meer waarneembaar. Dit komt hoofdzakelijk doordat het gebied in cultuur is gebracht. Hier wordt geconcludeerd dat de 'Natuurlijke laag' geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

De "Laag van het agrarisch cultuurlandschap"

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart de "Laag van het agrarisch cultuurlandschap" aangeduid met het gebiedstype "Oude hoevenlandschap".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0010.png"

Uitsnede 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' (Provincie Overijssel)

"Oude hoevenlandschap"

Het Oude Hoevenlandschap betreft een landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de complexen met de grote essen 'bezet' waren. Die vonden ze bij kleine dekzandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde tot een landschap dat de zelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Deze kleinere maat en schaal is tevens de reflectie van de natuurlijke ondergrond. Het landschap is contrastrijk met veel variatie op de korte afstand. Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen.

Toetsing van het initiatief aan de "Laag van het agrarisch cultuurlandschap"

Door de sloop van landschapsontsierende bebouwing en uitvoering van de landschapsmaatregelen met streekeigen beplanting, worden de kenmerken van het oorspronkelijke landschap versterkt. Derhalve is de ontwikkeling in overstemming met het gestelde in de "Laag van het agrarisch cultuurlandschap".

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid .

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Toetsing van het initiatief aan de 'Woonvisie Enschede 2025

De compensatiewoning wordt ontwikkeld in het kader van de Rood voor Rood regeling, waarbij een grote hoeveelheid vierkante meters aan landschapsontsierende bebouwing is gesaneerd. Deze woning past binnen de geprognotiseerde toename aan koopwoningen. De woning wordt gerealiseerd in een groen woonmilieu op een bestaand voormalig boerenerf volgens de normen van duurzaam bouwen. Qua woonruimte voorziet deze in voldoende mogelijkheden om levensloopgeschikt duurzaam te wonen. Hiermee wordt gesteld dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de Woonvisie Enschede 2025.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

De Detailhandelsstructuurvisie is niet relevant in relatie tot deze planontwikkeling. Deze ontwikkeling voorziet niet in enige vorm van detailhandel.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

De planontwikkeling voor de locatie Keizerweg 28 staat de waterambities van de gemeente Enschede niet in de weg.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Gids Buitenkans

De gids Buitenkans is een instrument om sturing te geven aan nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied van Enschede. Het Enschedese buitengebied is de laatste jaren in toenemende mate onder de aandacht gekomen. Na jarenlang in relatief rustig vaarwater zijn huidige vorm te hebben gekregen, is de afgelopen jaren steeds duidelijker gebleken, dat er behoefte is aan meer bewegingsvrijheid. Landbouwbedrijven verdwijnen, bebouwing komt vrij en er wordt gezocht naar economische vernieuwing.

Het buitengebied van Enschede kenmerkt zich door een afwisselend landschap met grote landschappelijke, historische en ecologische waarden. Het streven is om de huidige waarden en identiteiten te bewaren en deze richtinggevend te laten zijn bij ontwikkelingen en initiatieven. Of, anders gezegd: het Enschedese buitengebied moet:

  • Kwalitatief hoogwaardig zijn in de zin van landschappelijke identiteit en diversiteit, beleefbaar cultureel erfgoed en grote ecologische waarden.
  • Vitaal en leefbaar zijn met voldoende perspectieven voor de landbouw en andere economische activiteiten.
  • Beleefbaar en toegankelijk zijn voor de Enschedese stedeling en andere bezoekers. Een gebied zijn waar men rust, ruimte, stilte en duisternis kan ervaren.

Buitenkans, gids voor het buitengebied, is opgesteld om uitvoering te kunnen geven aan bovengenoemde ambitie om meer mogelijk te maken in het buitengebied en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De gids is het instrument om sturing te geven aan nieuwe ontwikkelingen. Ruimtelijke kwaliteit is daarbij leidend. Voor een aantal onderwerpen zijn specifieke beleidskaders opgesteld, zoals nieuwe landgoederen, hergebruik van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, rood voor rood en kleinschalig kamperen.

Rood voor Rood

Bij afbraak van minimaal 850 m2 bedrijfsgebouwen binnen de gemeente Enschede ontstaat het recht op één bouwkavel. Als er een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt kan een extra bouwkavel worden toegekend, maar uitsluitend wanneer dit voor het afdekken van de sloopkosten, de kosten van verwijdering van asbest en 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde noodzakelijk is.

Een bouwkavel heeft een standaard oppervlakte van 1.000 m2, waarop een woning van 750 m3 en 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken mag worden gerealiseerd. De bouwkavel kan worden gesitueerd op de slooplocatie, op een ander boerenerf voor zover het karakter van dat erf daardoor niet wordt aangetast, aansluitend aan bestaande nederzettingen (dorpskernen en lintbebouwing), op een buitenplaats of in het stedelijk gebied.

Weegschaalmethode en de bijdrage aan het fonds Versterking buitengebied

Als het voor de initiatiefnemer niet mogelijk is op het eigen erf of de directe omgeving te investeren, zal betaling aan een fonds plaatsvinden. Uit dit fonds kunnen maatregelen die de ruimtelijke kwaliteit op een andere plaats in het buitengebied verbeteren, worden gefinancierd.

De weegschaalgedachte is voor een aantal veel voorkomende initiatieven uitgewerkt in enkele al langer bestaande en bekende regelingen. Bijvoorbeeld de Rood voor Roodregeling, waarbij de sloop van landschapsontsierende bebouwing en verbetering van de omliggende natuur de tegenprestatie is voor een nieuwe woningbouwlocatie. Of de VAB-regeling die hergebruik van voormalige agrarische bebouwing voor woon- of werkfuncties (inclusief recreatieve functies) mogelijk maakt.

Eigenlijk zijn dit uitgewerkte weegschaalmodellen: tegenover een privé-belang staat een tegenprestatie in de vorm van versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dit vormde de basis van de voorgaande Gids Buitenkans en is de afgelopen jaren vaak toegepast. Deze regelingen blijven als richtinggevend kader van kracht. Dat wil zeggen dat we hieraan vasthouden, maar dat we ook enige flexibiliteit in de gestelde regelingen willen zoeken om in bepaalde gevallen maatwerk te kunnen leveren. Er is bewust voor gekozen om de uitkomsten van de regelingen niet verder te kwantificeren. Het proces is meer gericht op kwaliteit en minder op kwantitatieve normen. Dit zorgt voor meer flexibiliteit en maatwerk om de juiste initiatieven op de juiste plek te laten plaatsvinden. Maar ook om initiatieven die een te grote negatieve invloed op belangrijke waarden hebben, te kunnen weren.

Toetsing aan de Gids Buitenkans

In dit geval wordt de landschapsontsierende bedrijfsbebouwing gesloopt die voldoet aan de voorwaarden van het Rood voor Rood beleid. Ter compensatie is één compensatiekavel toegekend, welke aansluitend op het bestaande erf wordt gesitueerd. De bouwkavel heeft een omvang van 1.000 m2. De maximale inhoudsmaat van de woning (750 m3) en de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (100 m2) is vastgelegd in de regels van de bestemming 'Wonen'. Het geheel wordt op een landschappelijk verantwoorde wijze ingepast.

De nieuwe hal, te gebruiken voor de hobbymatige huisvesting van 5 paarden en inpandig rijden, wordt gebouwd ter vervanging van de huidige veestal aan de Keizerweg 28. De aanvrager maakt hierbij gebruik van de weegschaalmethode van de Gids Buitenkans. De bestaande veestal heeft een oppervlakte van 1128 m². De nieuwe hal wordt 1500 m². Als compensatie voor deze toevoeging in oppervlakte betaalt de aanvrager een ruimtelijke bijdrage. Deze bijdrage wordt gestort in een Fonds van waaruit een investering in de natuur betaald kan worden.

Afgesproken is dat ter verevening van het verlies van ecologisch kapitaal als gevolg van het toestaan van de hal in het landelijk gebied een investering wordt geleverd in de omgevingskwaliteit van €25.000,--

Geconcludeerd kan worden dat het initiatief in overeenstemming is met de Gids Buitenkans.

2.3.4 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

Het plangebied is gelegen in het 'oude hoevenlandschap', nabij het 'jonge heide- en broekontginningslandschap'. De voormalige natte en droge (woeste) heidegronden ten oosten van het plangebied zijn op de historische kaarten van 1824 en 1900 nog duidelijk herkenbaar. Deze gronden waren oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal. In de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht (ontginning). Het plangebied zelf is zoals gezegd gelegen in het oude hoevenlandschap. Dit is een landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de complexen met de grote essen 'bezet' waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. De eerste nederzettingen, die bestonden uit groepjes kleine boerderijen, lagen op de overgangen van hoog naar laag, op of langs kleine ruggen en rond de koppen in het dekzandgebied. Om het akkerland tegen het vee te beschermen werd elke kamp omgeven door hagen of houtwallen. Deze beplantingen bepalen nog grotendeels het karakter van het gebied. De houtwallen, singels, bosjes, boomgroepen, weg- en erfbeplantingen maken het landschap aantrekkelijk. De verkaveling die mede gevormd is door de loop van de beken, de hoogteverschillen en de tracering van de wegen is de afgelopen eeuw weinig veranderd. De kavels zijn klein en onregelmatig van vorm. Figuur 2.1 geeft een goede weergave van de ontwikkelingen die het landschap vanaf circa 1824 heeft doorgemaakt. Door de ligging op hogere gronden (dekzandrug), de nabijheid van heidegronden en de aanwezigheid van diverse beeklopen, vormde het plangebied een aantrekkelijke vestigingsplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0011.png"

Topografische kaarten ±1824, ±1900 en ±1950 (Bron: provincie Overijssel)

3.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Het plangebied is gelegen aan de Keizerweg 28, ten noordwesten van de bebouwde kom van de kern Boekelo. De belangrijkste ruimtelijke structuurdragers in de omgeving vormen karakteristieke houtwallen, beeklopen en landschapselementen. Deze houtwallen, singels, bosjes, boomgroepen, weg- en erfbeplantingen maken het landschap waardevol.

De functionele structuur bestaat uit verspreide woonerven (veelal voormalige agrarische erven), agrarische cultuurgronden, natuur en water (beeklopen). Her en der komt nog een enkel agrarisch bedrijf voor. Deze bedrijven zijn veelal van beperkte omvang.

Het plangebied wordt globaal begrensd door agrarische cultuurgronden aan de noord- en westzijde. De zuidzijde van het plangebied grenst aan een houtwal en bosperceel. Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich een voormalig agrarisch erf, dat nu in gebruik is als woonerf. Het plangebied zelf was voorheen agrarisch in gebruik. De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn inmiddels beëindigd. Het voormalige erf bestaat uit erfverharding, kuilvoerplaten en diverse agrarisch bedrijfsbebouwing. De voormalige bedrijfsbebouwing bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde ligboxstallen, een veeschuur/berging, een kippenhok en garage/berging. De locatie van de compensatiewoning is onbebouwd en in gebruik als agrarische cultuurgrond (grasland).

De ligging van het plangebied op luchtfoto's wordt weergegeven in onderstaande afbeelding. De bebouwing en bijbehorende oppervlaktes op het erf zijn genummerd en corresponderen met beelden zoals hierna wordt beschreven en weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0012.png"

Ligging van het plangebied op luchtfoto's (Bron: Provincie Overijssel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0013.png"

Huidige bebouwing met oppervlaktes (Bron: BJZ.nu)

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0014.png"

Foto's huidige bebouwing (Bron: BJZ.nu)

3.2 Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden verstaan die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse

cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.

Monumenten in het plangebied

In het plangebied en de directe nabijheid van het plangebied zijn geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig.

Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

Er bevinden zich geen cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Archeologisch erfgoed

In het plangebied komt een tweetal archeologische verwachtingswaarden voor. De betreffende gebieden worden aangeduid met "Overig - archeologisch onderzoeksgebied A" en "Overig - archeologisch onderzoeksgebied B".

Het hele bouwvlak ligt binnen de aanduiding “Overig-archeologisch onderzoeksgebied B”. Gebieden met een middelhoge en hoge archeologische verwachting worden in de normentabel “Verplicht Archeologisch Onderzoek” aangeduid als onderzoeksgebied B. Voor elke verstoringslocatie met een verstoring groter dan 2500 m² en dieper dan 50 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk een (rij)hal te bouwen van 1500 m², twee woningen van (ongeveer) 200 m² en 2 bijgebouwen van 100 m². Het totale verstoorde oppervlak bedraagt hierdoor ongeveer 2100 m².

Op basis van de grootte van het verwachte verstoringsgebied (< 2500 m²) wordt in dit stadium geconcludeerd dat archeologisch vooronderzoek niet noodzakelijk is. Dit betekent niet dat er geen archeologie kan worden aangetroffen. Op grond van de Monumentenwet geldt de meldplicht voor toevallige vondsten. Indien bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen dan dient dit te worden gemeld bij de Gemeente Enschede. De gemeente betaalt in dat geval de kosten van archeologisch onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0015.png"

Conclusie

Vanuit het oogpunt van archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Beleidsmatige uitgangspunten nieuwe ontwikkeling

Het doel van dit Rood voor Rood project is een ruimtelijke en landschappelijke kwaliteitsslag te maken door het toepassen van de Rood voor Rood-regeling. Alle voor dit project ingebrachte landschapsontsierende bedrijfsgebouwen worden daarbij gesloopt en het erf wordt landschappelijk ingericht. Ter compensatie van de te slopen schuren en andere investeringen in de ruimtelijke kwaliteit, wordt een compensatiekavel op het erf aan de Keizerweg 28 ter grootte van 1000 m² verkregen. Hierop mag een compensatiewoning worden gebouwd van maximaal 750 m³ en daarbij 100 m² aan bijgebouwen.

De bestaande woning op het erf aan de Keizerweg 28 wordt verplaatst en herbouwd.

Daarnaast wordt de bestaande veestal van 1128 m² vervangen door een hal van 1500 m² ten behoeve van het hobbymatig houden van maximaal 5 paarden en het inpandig kunnen berijden van deze dieren.

Om het toekomstige plangebied op een landschappelijk verantwoorde manier in te passen, is een inrichtingsplan opgesteld.

Vanuit een landschapsanalyse en het beleid zijn uitgangspunten en randvoorwaarden voor de inrichting van het plangebied opgesteld. Deze zijn uiteindelijk vertaald naar een inrichtingsplan. Het inrichtingsplan is opgenomen als bijlage bij de planregels van dit bestemmingsplan.

In de planregels wordt de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat bij de uitvoering van deze ontwikkeling men gehouden is aan de inrichting en invulling volgens dat inrichtingsplan, onder verwijzing naar dat plan.

4.2 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van het wetsartikel 3.1.6, 2e lid Bro moet bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Ingevolge de Ladder duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen:

  • I. beschrijven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • II. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, beschrijven inhoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien, door benutting van beschikbare gronden doorherstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • III. indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig wordt ontwikkeld.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 "

In het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28" worden twee ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

De eerste is een toepassing van Rood voor Rood op basis van de Gids Buitenkans. Dit betekent dat er voormalige, landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt op twee locaties, te weten Keizerweg 28 en Voshaarweg 65. Om verdere verslechtering van de staat van de bebouwing te voorkomen, heeft de eigenaar een plan ontwikkeld in het kader van de Rood voor Rood regeling, waarbij binnen dat kader op een tweetal locaties de landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt.

Concreet bestaat de ontwikkeling uit:

  • Het slopen van voormalige, landschapontsierend bedrijfsbebouwing in het kader van Rood voor rood op de locaties Keizerweg 28 (637 m²) en Voshaarweg 65 (475 m²) . Samen 1112 m².
  • De bouw van een compensatiewoning (750 m³) en een bijgebouw van 100 m². De woningbouwkavel zal maximaal 1000 m² zijn.
  • Het zorgvuldig landschappelijk inpassen van de nieuwe bebouwing op de locatie Keizerweg 28.

De tweede ontwikkeling is het verplaatsen van de bestaande voormalige bedrijfswoning en het verbouwen van een bestaande schuur ten behoeve van het hobby-matig houden van paarden (maximaal 5 paarden). De laatste ontwikkeling is een weegschaaltoepassing van de Gids Buitenkans. Afgesproken is dat ter verevening van het verlies van ecologisch kapitaal als gevolg van het toestaan van de hal in het landelijk gebied een investering wordt geleverd in de omgevingskwaliteit van €25.000,--

Aangezien de aanvrager deze investering niet kwijt kan op zijn eigen percelen zal dit bedrag gestort worden in een Fonds.

De bestaande schuur van 1128 m² zal worden uitgebreid tot een oppervlakte van 1500 m². De hoogte zal worden aangepast tot maximaal 10 meter. Aangezien in de Gids staat dat verdere verstening ongewenst is, is ervoor gekozen om compensatie toe te passen.

Conclusie

De planontwikkeling is niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro.

4.3 Cultuurhistorie

In het plangebied zijn geen monumentale of cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of bomen aanwezig. De bebouwing op dit adres wordt niet als karakteristiek aangeduid.

De gemeente Enschede heeft het paraplu bestemmingsplan "Cultuurhistorie" van 2 juni tot en met 13 juli 2016 voor een ieder als ontwerp ter inzage gelegd. Dat bestemmingsplan heeft als doel het zoveel mogelijk beschermen en in standhouden van cultuurhistorisch erfgoed, zowel structuren als bebouwing. Slopen mag enkel met een omgevingsvergunning. Daarvoor zijn in de betreffende planregels voorwaarden opgenomen. Binnen de termijn van tervisielegging was er gelegenheid om tegen dat bestemmingsplan zienswijzen kenbaar te maken. Hiervan heeft slechts een enkeling gebruik gemaakt. Binnenkort zal dat bestemmingsplan als parapluplan door de Gemeenteraad worden vastgesteld.

Binnen dat bestemmingsplan heeft het perceel Keizerweg 28 de gebiedsaanduiding Overige zone - cultuurhistorie.

4.4 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.4.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

4.4.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Energie :

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Klimaatadaptatie :

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden, het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Circulaire economie:

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

Biodiversiteit :

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Overige actiepunten :

Voor de overige actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Toetsing van het bestemmingsplan aan het aspect duurzaamheid

Ten tijde van de definitieve uitwerking van de bouwplannen zal het aspect duurzaamheid tot uiting komen.

De compensatiewoning en de bestaande woning, die binnen het erf iets verplaatst zal worden herbouwd, zullen worden gerealiseerd naar de huidige duurzaamheidsnormen.

Opgemerkt wordt dat binnen de bestemming 'Wonen' voorzieningen voor warmte-koude-opslag toegestaan zijn. Eveneens kan de eigenaar bezien of de daken van de woningen en van de hal geschikt zijn voor het plaatsen van zonnepanelen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 "

Er is ten behoeve van dit bestemmingsplan een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd door MUG ingenieursbureau.


Ontwikkellocatie Keizerweg 28

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0016.png"

Overzichtskaartje met bodemonderzoekslocaties

Het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat er in het kader van de Rood voor Rood regeling landschapsontsierende bebouwing aan de Voshaarweg 65 en aan de Keizerweg 28 wordt afgebroken. In ruil daarvoor mag een compensatiewoning worden gebouwd op een nieuw gedeelte van het erf aan de Keizerweg 28. Behalve de bouw van deze compensatiewoning zal ook de bestaande bedrijfswoning van dit voormalig agrarische bedrijf aan de Keizerweg 28 worden verplaatst naar een andere locatie op het erf en zal de bestaande veeschuur van ongeveer 1128 m² worden vervangen door een grotere hal met een oppervlakte van 1500 m². Deze wordt gebruikt voor het hobbymatig stallen en berijden van maximaal 5 paarden.

Resultaten vooronderzoek

Uit de resultaten van het vooronderzoek blijkt dat ter plaatse van de dammen, de dempingen en het voormalige pad geen sprake is van dempingsmateriaal met noemenswaardige bijmengingen, de aanwezigheid van sliblagen of ander bodemvreemd materiaal. Wel zijn ter plaatse van een tweetal boringen verbrandingsresten (boringen 29 en 30) en ter plaatse van boring 28 een verhoging op het maaiveld aangetroffen. Deze verhoging bleek een composthoop te zijn.

Uit informatie van de gemeente Enschede en de provincie Overijssel blijkt dat het erfperceel als asbestverdacht dient te worden beschouwd. Verder zouden er geen verdachtmakingen zijn die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging.

Uit de resultaten van voorgaand onderzoek blijkt dat ter plaatse van het bosperceel in het verleden stortactiviteiten van huisvuil heeft plaatsgevonden. In grond- en grondwater zijn maximaal licht verhoogde gehalten en concentraties aangetoond.

Uit het terreinbezoek blijkt dat er een aantal verdachte deellocaties aanwezig zijn:

  • Garage met opslag bestrijdingsmiddelen;
  • Melkmotor bij melkput en tanklokaal;
  • Olieopslag met twee bovengrondse brandstoftanks;
  • Werktuigenberging.

Resultaten verkennend bodemonderzoek

Zintuiglijk zijn plaatselijk puinlagen in de bodem aanwezig onder de erfverharding en ter plaatse van boring 43. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bodem ter plaatse van de onderzochte deellocaties, het overige terrein en het bosperceel (vml. stort) maximaal licht verhoogde gehalten en/of concentraties zijn aangetoond boven de achtergrond en/of streefwaarden.

Verkennend asbestonderzoek

Voor alle deellocaties geldt dat zowel op het maaiveld als in de geïnspecteerde bodemlagen zintuiglijk geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen. Ook analytisch is in geen van de geanalyseerde monsters asbesthoudend materiaal aangetroffen.

Dus:

De onderzoeksresultaten geven aan dat er plaatselijk licht verhoogde gehalten in de grond en licht verhoogde concentraties in het grondwater voorkomen. Deze gehalten en concentraties geven vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen aanleiding tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek en vormen geen belemmering voor de voorgenomen herinrichting.

Conclusie bodemkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.2 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest – Keizerweg 28 zijn geen op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen aanwezig. Het plangebied is wel gelegen binnen de onderzoekszone van de Keizerweg. Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een geluidgevoelig gebouw (woning) binnen de onderzoekszone.

De gemeente Enschede beschikt over een verkeersmilieukaart. In de verkeersmilieukaart zijn alle voor geluid relevante wegen opgenomen. De Keizerweg is niet opgenomen in de verkeersmilieukaart. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen sprake zal zijn van een relevante verkeersintensiteit op deze weg en daarmee ook niet van een relevante geluidsbelasting.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 " is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 " is niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28

Met het bestemmingsplan wordt de realisatie van één nieuwe woning en een hal voor het hobbymatig houden en berijden van paarden mogelijk gemaakt. Tevens wordt de bestaande voormalige bedrijfswoning verplaatst binnen het erf.

Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat de realisatie van één nieuwe woning kan worden aangemerkt als zijnde een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Het bedrijfsmatig houden van vee aan de Keizerweg 28 is beëindigd. Daarvoor in de plaats zullen maximaal 5 paarden hobbymatig worden gehouden en bereden, hetgeen positief is voor de luchtkwaliteit.

Conclusie luchtkwaliteit

Het plan valt binnen de in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders, waardoor er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering ligt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is recentelijk nieuwe wet- en regelgeving in werking getreden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van deze nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” is hemelsbreed op ca. 9 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Bedrijven en milieuzonering

Bedrijven- en milieuzonering

Algemeen

In het kader van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen).

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

Algemeen

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen.

Er wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken naar de omgeving, waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

  • past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  • laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

De functie wonen betreft geen milieubelastende activiteit. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is dan ook geenszins sprake. Voor wat betreft de rijhal kan een vergelijking worden gemaakt met een manege (SBI-2008: 931), waarvoor een grootste richtafstand van 50 meter geldt voor het aspect 'geur'. Voor de aspecten 'geluid' en 'stof' geldt een richtafstand van 30 meter. Aan deze richtafstanden wordt voldaan.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of een gevoelig object, zoals de woningen binnen het plangebied, hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. De directe omgeving van het plangebied bestaat enkel uit woningen.
Ten noordwesten, westen en zuidwesten van het plangebied bevinden zich agarische bedrijven. Het gaat hierbij om:

  • Beldershoekweg 100, grondgebonden veehouderij, afstand: 190 meter.
  • Beldershoekweg 67, intensieve veehouderij, afstand; meer dan 300 meter.
  • Boekelerhofweg 35, grondgebonden veehouderij, afstand: 300 meter.


Bij veehouderijen geldt, op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', de grootste richtafstand veelal voor het aspect geur. Bij agrarische bedrijven zijn echter niet de richtafstanden, maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekenende geuremissiecontouren voor vergunningsplichtige veebedrijven bepalend. Een grondgebonden veehouderij wordt op grond van de VNG-uitgave aangemerkt als: 'Fokken en houden van rundvee'. Een dergelijk bedrijf valt onder milieucategorie 3.2, waarvoor als grootste richtafstand 30 meter voor het aspect geluid geldt (met uitzondering van het aspect geur, waarvoor een richtafstand van 100 meter geldt). Een intensieve veehouderij wordt onderscheiden/vergeleken met 'fokken en houden van varkens'. Een dergelijk bedrijf valt onder milieucategorie 4.1, waarvoor als grootste richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid geldt (met uitzondering van het aspect geur, waarvoor een richtafstand van 200 meter geldt). Geconstateerd wordt dat aan alle afstanden wordt voldaan.


Hoewel aan de richtafstand ten aanzien van geur wordt voldaan, wordt opgemerkt dat bij veehouderijen niet de adviesafstanden, maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekenende geuremissiecontouren voor vergunningplichtige veebedrijven bepalend zijn.

Conclusie bedrijven- en milieuzonering

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van mileuzonering en milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.


5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

Beleid waterschap Vechtstromen

Waterschap Vechstromen (onstaan uit een fusie tussen Regge en Dinkel en Velt en Vecht) heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2010-2015. Het waterbeheerplan is vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap op 28 oktober 2009. Het plan gaat over het waterbeheer in het hele beheersgebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.

Het waterbeleid van het waterschap is met name gericht op een duurzame aanpak van het waterbeheer: geen afwenteling, herstel van de veerkracht van het watersysteem, streven naar een meer natuurlijker waterbeheer, zoeken naar meer ruimte voor water, water toepassen als ordenend principe middels het gebruik van waterkansenkaarten en water langer vasthouden mede door flexibeler peilbeheer.

Ook het streven naar een betere waterkwaliteit als onderdeel van duurzaamheid is een belangrijk speerpunt (tegengaan van lozingen, minder belasting van het water en het zoveel mogelijk tegengaan van diffuse verontreinigingen).

De twee belangrijkste onderdelen van het waterplan worden gevormd door:

  • het tekort aan waterberging in het landelijk gebied;
  • de inpassing van inrichtingsmaatregelen binnen de maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water.

Beleid gemeente Enschede

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar waterlopen die op het system van het waterschap zijn aangesloten.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. (persriolering) In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Uit een doelmatigheidsstudie is gebleken dat drukriolering niet doelmatig is en voor de particulier veel duurder is dan een IBA. Daarom zal er doorgaans geen drukriolering meer worden aangelegd. Er is geen provinciale ontheffing van de zorgplicht meer nodig wanneer de gemeente besluit om in het buitengebied uit doelmatigheidsoverwegingen geen afvalwater in te zamelen.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

Wegen:

Ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.

Bebouwing:

De ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.

Groen / onbebouwd en onverhard terrein:

Voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen;
  • Perceel richting de weg af laten lopen.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Wet natuurbescherming dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming van het bevoegd gezag noodzakelijk. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten, dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden, dient voor de betreffende activiteiten een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd.

De Wet natuurbescherming en het plangebied “Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28

Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de nabijheid daarvan. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Buurserzand” en “Haaksbergerveen” zijn op ca. 5,2 kilometer ten zuidoosten van het plangebied gelegen.

De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal. Dat wil zeggen dat er geen negatief effect op natuurgebied buiten het onderzoeksgebied optreedt. Gelet op de invloedsfeer en de ligging op enige afstand van beschermd natuurgebied, wordt gesteld dat de instandhoudingsdoelen van beschermd natuurgebied niet negatief beïnvloed worden. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming aangevraagd te worden.
Op grond van het voorgaande kan worden gesteld dat de Wet natuurbescherming op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Conclusie Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in de Wet natuurbescherming en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Wet natuurbescherming en het plangebied “Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28

In 2014 is door Natuurbank Overijssel ecologisch onderzoek uitgevoerd (quickscan natuurwaardenonderzoek Keizerweg 28 Boekelo – 10 oktober 2014). In dit onderzoek is men er van uitgegaan dat alle bebouwing op het erf zal worden verwijderd. Ook in de nieuwe nu voorliggende inrichtingsschets wordt uitgegaan van sloop van de gebouwen. Er zijn geen wijzigingen in de inrichting doorgevoerd waardoor aanvullend onderzoek zou moeten worden uitgevoerd.

Op 1 april 2015 hebben wij deze rapportage akkoord bevonden. In de rapportage wordt aangegeven dat de planontwikkeling onder voorwaarden niet hoeft te leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming.

Conclusie:

Aangezien er reeds een goedgekeurde ecologische rapportage aanwezig is, hoeft er geen onderzoek meer plaats te vinden. Planontwikkeling onder voorwaarden is mogelijk zonder de Wetnatuurbescherming te overtreden. Wanneer de in de rapportage genoemde voorwaarden in acht worden genomen en uitgevoerd, is geen nader soortgericht onderzoek of ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.

Alhoewel de kans klein is dat er groei- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde planten en dieren voorkomen, valt dit niet uit te sluiten. Mochten er toch beschermde planten en dieren voorkomen, waarvan functionele leefomgeving door de uitvoering wordt verstoord, dan kan dit leiden tot oponthoud van het plan of zelfs strafrechtelijke vervolging. Diegene die verstoort is verantwoordelijk!

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). Het NNN beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. Het NNN valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Wet natuurbescherming. Het NNN is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en het plangebied “Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00149-0003_0017.png"

Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ” is niet gelegen binnen een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NNN, maar grenst er aan. Vanwege de lokale invloedsfeer en de ligging van het onderzoeksgebied naast het NNN, wordt gesteld dat de voorgenomen activiteit geen negatief effect heeft op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van het NNN. Het saneren van een veehouderijbedrijf direct naast het NNN heeft waarschijnlijk een positief effect op de kwaliteit van het NNN.

Conclusie NNN

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28" is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan in het kader van de Rood voor Rood ontwikkeling.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels voor bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Keizerweg 28 ”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

Agrarisch met waarden - agrarische functie met landschapswaarden

Voor de hal is een vlak met functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - schuur" opgenomen, waarbinnen de hal mag worden gebouwd. In de planregels worden bepalingen opgenomen over de maximaal toegestane maatvoering van de hal.

Wonen

Het plangebied is grotendeels bestemd voor 'Wonen'. Deze gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. In de planregels zijn bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen.

Voor de compensatiewoning, die in het kader van de Rood voor Rood regeling mag worden gebouwd, geldt een maximale inhoudsmaat van 750 m3, een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Per woning is 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. De maatvoering geldt in beginsel ook voor de te verplaatsen bestaande voormalige bedrijfswoning. Echter ingeval deze een grotere maatvoering had, mag deze worden aangehouden.

Per bouwvlak is één woning toegestaan.

Voorwaardelijke verplichting

Met betrekking tot bouwen en gebruik binnen deze bestemming wordt in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen die in relatie staat tot het inrichtingsplan, dat als bijlage bij de planregels is opgenomen, en tot afspraken die zijn gemaakt in de anterieure overeenkomst. Deze voorwaardelijke verplichting bepaalt het moment dat de woningen en de hal mogen worden gebouwd en gebruikt en hoe het erf moet worden ingericht en moet bijdragen aan een goede ruimtelijke kwaliteit.

6.3.1 Gebiedsaanduidingen

In het plangebied komen de gebiedsaanduidingen "Overig - archeologisch onderzoeksgebied A" en "Overig - archeologisch onderzoeksgebied B" voor.

De planregels uit het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest, die behoren bij deze gebiedsaanduidingen, gelden ook binnen dit bestemmingsplan.

6.3.2 De Lijst van bedrijfstypen

Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen, gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De Lijst van bedrijfstypen vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van een milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken - is het uitgangspunt.

De Lijst van bedrijfstypen

In de VNG-publicatie zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden. Elke milieucategorie of subcategorie heeft een eigen bijbehorende richtafstand die dient te worden aangehouden ten opzichte van milieugevoelige functies en bestemmingen.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
 
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700 meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

Tabel: overzicht milieucategorieën VNG-publicatie met bijbehorende richtafstanden

Om de bruikbaarheid van de Lijst van bedrijfstypen te vergroten, zijn de in de VNG-uitgave genoemde bedrijfstypen van bedrijven en voorzieningen in de lijst gegroepeerd per hoofdgroep, terwijl binnen elke afzonderlijke hoofdgroep tevens een onderverdeling is gemaakt in subgroepen, waarbinnen bedrijfstypen zijn geclusterd. De hoofdgroepen binnen de lijst zijn: agrarische bedrijven, bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijk, recreatie, sport en verkeer.

Bij de beoordeling van de milieubelasting van een bedrijf of een voorziening (feitelijke milieuhinder) dient te worden gelet op de volgende aspecten:

  • potentiële geur-, stof-, geluid- of trillingshinder;
  • lucht-, water- of bodemverontreiniging;
  • visuele hinder;
  • verkeersaantrekkende werking;
  • het al dan niet continue karakter van de activiteit;
  • externe veiligheid (gevaar).

Specifieke opslagen en installaties

Bij bedrijfsmatige activiteiten van bedrijven en voorzieningen kunnen specifieke opslagen en installaties voorkomen. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) is een afzonderlijke Lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst bevat milieuaspecten en richtafstanden voor de daarin genoemde opslagen en installaties. Deze lijst is niet bedoeld voor de vertaling naar een Staat van Bedrijfsactiviteiten of Lijst van bedrijfstypen in een bestemmingsplanregeling. De lijst opslagen en installaties kan als hulpmiddel worden gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van concrete milieubelastende activiteiten of de inpassing van nieuwe woningen nabij bestaande bedrijvigheid.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. De gronden in het plangebied zijn particulier eigendom.

De ontwikkeling aan de Keizerweg 28, zijnde de bouw van een compensatiewoning in het kader van Rood voor Rood, het verplaatsen van de bestaande voormalige bedrijfswoning en het realiseren van een hal ten behoeve van het hobbymatig houden en berijden van paarden, is een particulier initiatief.

Met de initiatiefnemer heeft de gemeente een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin onder andere is bepaald dat de gemeente eventuele kosten voor vergoeding van planschade zal verhalen op de initiatiefnemer.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende aangetoond.