direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00134-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding wijzigingsplan

Bij de gemeente Enschede is een aanvraag ingediend om een wooneenheid, bestaande uit een woning en een karakteristieke schuur, op het adres Wiggersbosweg 34-36 te mogen splitsen en aan de karakteristieke schuur in het kader van de VAB-regeling een woonfunctie toe te kennen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00134-0003_0001.png"

Aan de Wiggersbosweg 34-36 bevindt zich een wooneenheid, bestaande uit een woning en een karakteristiek voormalig agrarisch gebouw, een VAB, dat vroeger de functie had van boerderij (woning plus bedrijfsgedeelte) maar dat sinds de komst van de "nieuwe" woning zijn woonfunctie heeft verloren en alleen dienst doet als bijgebouw bij de woning.

Verder bevinden zich op het perceel een kapschuur en een kippenhok met uitloopren.

De aanvrager verzoekt de gemeente om mee te werken aan een wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest om de schuur in aanmerking te laten komen voor de VAB-functie wonen.

Op grond van artikel 38.6 lid 1 onder b van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest zijn burgemeester en wethouders bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van het wonen in een bestaand, eventueel daarvoor geschikt te maken, waardevol voormalig (bedrijfs)gebouw, onder een aantal voorwaarden.

Uit beoordeling van de aanvraag door het Loket Buitengebied blijkt dat de schuur bij de woning is aan te merken als een karakteristieke agrarische schuur, die qua leeftijd en omvang in aanmerking komt voor toekenning van een woonfunctie.

Het plan van de aanvrager bestaat uit het inpandig scheiden van de wooneenheid, namelijk door de verbinding tussen de woning en de schuur af te sluiten.

Verder wil de aanvrager het bestaande kippenhok met uitloopren afbreken. Met toepassing van de reductieregeling voor bijgebouwen, zoals die in de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest is opgenomen, wil de aanvrager achter de bestaande kapschuur een nieuwe schuur bouwen en deze combineren met een bijenbestand.

De karakteristieke schuur blijkt uit inspectie wel bouwtechnische gebreken te hebben, zodat dit pand deels moet worden gesloopt en herbouwd. Eén en ander is besproken in het Loket Buitengebied. Het Loket is echter van oordeel dat deze schuur waardevol / karakteristiek is voor deze plek. Het is van belang dat de weging, het weegschaalprincipe uit de Gids Buitenkans, goed wordt toegepast en dat verder moet worden gekeken dan alleen de schuur op zich. Het hele erf dient betrokken te worden in het concept-plan (beeldkwaliteit / erfinrichting). Sloop van bebouwing kan daarin ook aan de orde zijn, zoals sloop van het kippenhok en, zoals tevens als voorwaarde met de aanvrager is afgesproken, sloop van de aanbouw aan de kopse kant van de huidige woning.

De schuur moet voor het noodzakelijke deel worden gesaneerd en ter plaatse worden herbouwd en gerestaureerd met dezelfde materialen in dezelfde vorm en omvang met handhaving en versterking van de karakteristieke elementen en ornamenten.

De karakteristieke schuur krijgt op de planverbeelding de functieaanduiding "Ka" voor Karakteristiek. Daarmee krijgt deze VAB een woonfunctie.

Door afbraak van de aanbouw van de bestaande woning, afbraak van het kippenhok en door maatregelen die onder andere op basis van de Natuurkansenkaart in een inrichtingsplan (nota Flora en Fauna maatregelen) uitgewerkt worden, is er naar oordeel van het Loket Buitengebied voldoende gewicht in de weegschaal van de Gids gelegd om mee te werken aan de voorbereiding van een wijzigingsvoorstel van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest ten behoeve van deze aanvraag.

Het wijzigingsplan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” is daarvan het resultaat.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het wijziginsplan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” betrekking heeft ligt in het noordoostelijke deel van het Enschedese buitengebied in de nabijheid van de grens met Losser. De locatie zelf ligt ongeveer 200 meter oostwaarts vanaf de openbare weg (Wiggersbosweg) verwijderd en wordt globaal begrensd door gronden met de bestemming Bos in het noorden, gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden in het oosten en in het zuiden en gronden met de bestemming Agrarisch in het westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00134-0003_0002.png"

1.3 Geldende juridische regelingen

Het gebied valt onder het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest”, dat voor het eerst op 10 maart 2014 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Nadien en naar aanleiding van een tussenuitspraak van de Raad van State zijn er hierna nog twee raadsbesluiten genomen.

Het perceel Wiggersbosweg 34-36 heeft in dit bestemmingsplan de bestemming Wonen, de dubbelbestemming Waterstaat - Intrekgebied en de gebiedsaanduiding Archeologisch Onderzoeksgebied B.

Binnen de bestemming Wonen zijn burgemeester en wethouders bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, onder andere:

ten behoeve van het wonen in een bestaand, eventueel daarvoor geschikt te maken, waardevol voormalig (bedrijfs)gebouw, met dien verstande dat:

  • 1. een woonfunctie slechts wordt toegekend, indien het gebouw een inhoud heeft van minimaal 450 m³;
  • 2. de karakteristieke waarde van het gebouw door de nieuwe functie niet mag worden aangetast;
  • 3. de inhoud van het gebouw niet mag worden vergroot;
  • 4. overige op het erf voorkomende voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden afgebroken, tenzij zij van belang zijn voor het behoud van het karakter van het erf.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan en een wijzigingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting wordt vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing wordt vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen, zoals door middel van een wijzigingsbevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan of een wijzigingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Het plangebied van het wijzigingsplan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 is niet gelegen binnen het werkgebied van een erkend wijkorgaan.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het wijzigingsplan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit wijzigingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg.

Procedure

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een wijziging van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een wijzigingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij het College van Burgemeester en Wethouders. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is gepubliceerd in de "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant.

Het plan heeft ter inzage gelegen van 2 maart 2017 tot en met 12 april 2017. Binnen deze periode zijn geen zienswijzen over dit plan kenbaar gemaakt bij het College van burgemeester en wethouders.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het plan door het College van Burgemeester en Wethouders staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

De op de projectlocatie beoogde verbouw / transformatie van een karakteristieke schuur naar een woning valt niet onder één van de in het beleid en de regels van het Rijk genoemde nationale belangen.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00134-0003_0003.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Omdat dit plan, behalve de toekenning van een woonfunctie aan een VAB, conserverend van aard is en er geen sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, is het niet nodig om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die van toepassing zijn op het plangebied.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

De op de projectlocatie beoogde verbouw / transformatie van een karakteristieke schuur naar een woning wordt mogelijk gemaakt op grond van het gemeentelijk VAB-beleid (Voormalige Agrarische Bebouwing). Deze ontwikkeling sluit aan op de generieke beleidskeuzes, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken in de Omgevingsvisie Overijssel en de hierin geformuleerde verplichting dat nieuwe ontwikkelingen een bijdrage moeten leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van het perceel en de omgeving. Opgemerkt wordt verder dat het provinciale VAB-beleid in de Omgevingsvisie Overijssel is vervangen door de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). Het VAB-beleid kan volgens de provincie Overijssel nog wel gezien worden als een manier van werken. Het is aan de gemeente om aan te geven hoe zij het VAB-beleid wil vastleggen en uit wil voeren.

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende wijzigingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

2.3.1 Gids Buitenkans

Voor het buitengebied zijn twee bestemmingsplannen van kracht, namelijk het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest (vastgesteld op 10 maart 2014) en het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost (vastgesteld op 27 mei 2013). Een bestemmingsplan is vaak conserverend van aard. Voor nieuwe initiatieven is daarom meestal een planologische procedure nodig. Om te kunnen beoordelen of nieuwe initiatieven wenselijk zijn, biedt de Gids Buitenkans een kader.

Deze Gids gaat na of er bij nieuwe ideeën, wensen en ontwikkelingen ook sprake is van een kwaliteitsimpuls. Hierbij wordt een weegschaal gehanteerd. Is er sprake van een evenwicht tussen privébelang van individuele bewoners en gebruikers van het buitengebied en het publieke belang? De weegschaal is gebaseerd op het gedachtengoed van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). De KGO is ontstaan binnen de Omgevingsvisie Overijssel en biedt de mogelijkheid tot initiatieven in de Groene Omgeving, zolang ze bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Met de weegschaal wordt ruimte gegeven aan sociaal-economische ontwikkeling, als deze vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en leidt tot versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De basis van deze gids wordt gevormd door de twee belangrijke principes van de KGO:

  • Elke ontwikkeling dient bij te dragen aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
  • De ontwikkelingsruimte die een initiatiefnemer krijgt moet in evenwicht zijn met de investering in de ruimtelijke kwaliteit.

VAB

In de Gids Buitenkans is de VAB-regeling opgenomen, een regeling voor functieverandering voor voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. De VAB-regeling heeft dus betrekking op het wijzigen van het gebruik van bestaande voormalige agrarische bebouwing. Dit wijzigen van het gebruik kan inhouden: wonen, werken, recreatie & toerisme of het geven van zorg.

Tegenover deze wijziging van de functie staat de tegenprestatie van het verbeteren van het erf.

De VAB-regeling kent een aantal verschillende uitwerkingen, waarbij onderscheid gemaakt wordt naar het karakter van de schuur en of de schuur is gelegen op een boerenerf of niet. Van de aanwezige schuren moet 100 m2 per woning behouden blijven als “schuur”. De VAB-regeling geldt dus uitsluitend voor alle schuur-oppervlakte boven die 100 m2 . Als er twee woningen aanwezig zijn op het erf, moet 2 x 100 m2 als schuur overblijven.

In deze aanvraag gaat het om een waardevolle karakteristieke schuur op een voormalig boerenerf.

Waardevolle schuur

Een schuur is een waardevolle schuur als hij voldoet aan de volgende criteria:

  • De schuur is gebouwd voor 1945 of
  • Is minimaal 50 jaar oud en heeft een uitzonderlijke architectonische of landschappelijke waarde.
  • De schuur is in Twentse stijl gebouwd of heeft een belangrijke cultuurhistorische betekenis.
  • Als de schuur is verbouwd, is hij alleen nog waardevol als het oorspronkelijke karakter van de schuur in de huidige vorm goed herkenbaar is.
  • Schuren op de rijks- of gemeentelijke monumentenlijst worden in ieder geval als waardevolle schuur aangemerkt.

De aanvraag heeft betrekking op wijziging van de functie van een schuur die aan de eisen van een waardevolle schuur voldoet. Het toekennen van een woonfunctie aan dit gebouw en het hiervoor geschikt maken hiervan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid volgens de Gids Buitenkans. Er wordt bij de restauratie en het geschikt maken voor bewoning rekening gehouden met de oorspronkelijke details en materialen van het gebouw. De ontwikkeling wordt ondersteund door een bouwtechnisch rapport met aanvullingen over details.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

3.1 Ruimtelijke structuur

Het erf Wiggersbosweg 34-36, kadastraal bekend gemeente Lonneker, sectie D, nummer 2489, bestaat uit een geschakelde wooneenheid, zijnde een woning met daaraan geschakeld een karakteristieke authentieke schuur, een kapschuur en een kippenhok met uitloop. De geschakelde schuur aan de woning was vroeger de boerderij, namelijk de woning en het bedrijfsgedeelte.

In 1969 heeft de gemeente een bouwvergunning verleend voor de bouw van een nieuwe woning (nummer 34) op het perceel, waarbij in de vergunning is opgenomen dat de bestaande woonruimte in de boerderij (gedeelte van huidige nummer 36) onklaar gemaakt moest worden zodat deze onbewoonbaar is. Dit om te voorkomen dat er 2 woningen op het perceel ontstonden. Destijds is voldaan aan deze voorwaarde, zodat uitsluitend nummer 34 als woning over was.

3.2 Functionele structuur

Aan de Wiggersbosweg 34-36 bevindt zich dit boerenerf. De oorspronkelijke boerderij stamt uit 1905. Hierin werd gewoond en gewerkt.

In 1969 heeft de gemeente Enschede een bouwvergunning verleend voor de bouw van een nieuwe woning aan de bestaande boerderij, nummer 36. Deze woning kreeg huisnummer 34. De functie van deze woning is wonen. De bestaande boerderij werd vanaf dan gebruikt als schuur bij deze woning. Het oorspronkelijke woongedeelte werd onklaar gemaakt.

De kapschuur op het erf werd waarschijnlijk gebruikt als "wagenberging". Ook nu leent zich de kapschuur voor een dergelijke functie.

Naast de kapschuur bevindt zich een kippenhok met uitloopren. Het gebruik hiervan spreekt voor zich.

Het van oorsprong boerenerf wordt ruim omgeven door bos en akkerland.

3.3 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

Zoals hiervoor omschreven stamt de oorspronkelijke boerderij uit 1905. Het was een boerenbedrijf zoals dat veel voorkwam in het Enschedese buitengebied van toen.

Hij is gedekt met rode Hollandse dakpannen.

De voor- en achtergevel hebben een betimmerde topgevel in de kleur groen zoals bij dit type boerderijen gebruikelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00134-0003_0004.jpg"

De voorgevel is niet meer origineel. De vroegere ramen zijn vervangen door een grote en een kleine inrit. De toekomstige eigenaar wil deze gevel terugbrengen naar origineel.

De toegangsdeur en het raampje ernaast zijn nog origineel. De ramen aan de rechterzijkant zijn van latere datum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00134-0003_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00134-0003_0006.png"

Afbeelding metselwerk

Het metselwerk aan de voor- en achterzijde vertoont kleine ornamenten die bij dit type boerderij vaak worden aangetroffen. Het metselwerk aan de voorkant is redelijk gaaf al zijn er enkele scheuren boven de voordeur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00134-0003_0007.jpg"

Afbeelding achtergevel

De achtergevel is deels niet origineeel. Het hooiluik is kennelijk van later datum en zit wat vreemd in de betimmering. Voor het overige heeft de achtergevel de kenmerkende indeling van een Twentse schuur/boerderij uit die tijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00134-0003_0008.png"

Afbeelding zijgevel

De linkerzijgevel is origineel maar in een slechte staat. De muur wordt naar buitengedrukt en er zal daarom een ingrijpende restauratie nodig zijn.

De boerderij heeft nog een originele sporenkap maar verder is het binnenwerk voor een flink deel niet meer origneel. Van de gebinten is nog maar een klein deel aanwezig. De rest is vervangen door stalen staanders.

Conclusie.

De schuur / voormalige boerderij is van een type dat veelvuldig in Twente wordt aangetroffen en is in die zin karakteristiek. De buitenkant is deels origineel en zal, als hij in oude staat worden terggebracht nog meer zijn karakteristieken terugkrijgen.

Hij is het bewaren waard en zal het agrarische verleden van dit gebiedje onderstrepen.

De agrarische activiteiten op dit erf liepen in de loop der tijd steeds verder terug om tenslotte geheel te verdwijnen. Het erf verloor zijn agrarische functie en in het huidige bestemmingsplan Buitengebied Noordwest is het erf bestemd als Wonen. De oorspronkelijke boerderij bleef na de bouw van de modernere woning in 1969 achter als schuur, nadat het ongeschikt is gemaakt om erin te wonen. Dit omdat het toen bestemmingsplantechnisch en qua beleid niet toegestaan was om zonder meer twee woningen op het erf te hebben. Dit kon alleen onder bepaalde voorwaarden.

Archeologisch erfgoed in het plangebied

Het adres Wiggersbosweg 34-36 ligt in een omgeving dat op de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest is aangeduid met de gebiedsaanduiding Overig - archeologisch onderzoeksgebied B. Op gronden met deze aanduiding mogen in principe geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte van meer dan 2.500 m2. Burgemeester en wethouders kunnen echter hiervan afwijken voor de bouw van bouwwerken of uitvoering van werken geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden ten behoeve van de op deze locatie voorkomende bestemmingen, indien uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat er ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel indien daardoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden.

Op grond van de Archeologische Verwachtingenkaart bevindt zich het erf in een gebied met de aanduiding middelhoge verwachting. Voor zover bekend zijn er op deze locatie geen archeologische vindplaatsen en/of monumenten.

Monumenten in het plangebied

Ondanks dat de schuur wordt aangemerkt als karakteristieke schuur, wordt hij niet gerangschikt onder de noemer Monumenten.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

Het plangebied van het wijzigingsplan "Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36" behelst eigenlijk slechts het gedeelte waar zich de VAB bevindt. Op deze locatie zijn geen beschermwaardige bomen aanwezig.

Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

Het erf bevindt zich in een fraaie landelijke omgeving, bestaande uit landbouwgronden en bos. De inrichting en beplanting van het erf zal hierop aangepast zijn. Het erf bevindt zich niet in een gebied dat op de Cultuurhistorische Beleidskaart wordt aangemerkt als te koesteren buitengebied.

.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling plangebied

4.1 Welstand en beeldkwaliteit

Het erf Wiggersbosweg 34-36 ligt in een gebied dat volgens de Welstandskaart wordt aangemerkt als Boerenerven, Jonge Ontginnings-erven.

Het in ere herstellen van de boerenschuur past binnen het beeld van het boerenerf. Ten behoeve van dit plan is een bouwtechnische verkenning uitgevoerd. Er is een rapport opgesteld met daarin een beschrijving van de karakteristieke kenmerken van de huidige schuur. De in aanmerking komende kenmerken zullen bij de aanvraag van de omgevingsvergunning in de bouwkundige principedetails worden verwerkt en aangegeven.

Het erfinrichtingsplan en de nota flora en fauna maatregelen geven aan hoe de inrichting van het erf en de nabije gronden eromheen een belangrijke bijdrage levert aan de natuur.

Dit wijzigingsplan is in voorbereiding genomen op voorwaarde dat de aanvrager zich houdt aan de uitvoering zoals aangegeven in het Rapport Bouwtechnische Verkenning met aanvullingen en de maatregelen als genoemd in het erfinrichtingsplan en de nota Flora en Fauna maatregelen . Het rapport, het plan en de nota worden als bijlage bij de regels opgenomen.

4.2 Duurzaamheid

De karakteristieke schuur wordt zorgvuldig gesaneerd en gerestaureerd. Het materiaal, met name de stenen, wordt zoveel mogelijk opnieuw gebruikt. Daar waar er materiaal ontbreekt zal dit in zoveel mogeljk dezelfde soorten worden aangevuld en verwerkt.

Bij het geschikt maken als woning, zullen de aanpassingen worden gedaan naar de normen van het Bouwbesluit. Hierbij wordt aandacht geschonken aan energiebesparende maatregelen en duurzame materialen.

Duurzaamheid is ook terug te vinden in het feit dat dit buiten gebruik genomen karakteristieke agrarische gebouw blijft voortbestaan in een gerestaureerde hoedanigheid met een passende functie.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan "Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

5.1.1 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk, mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 "

Het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 " is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Voor de projectlocatie is een onderzoek naar de bodemgesteldheid achterwege gebleven, omdat de resultaten van een dergelijk onderzoek de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloeden. Op grond van bureau-onderzoek bij Stadsdeelbeheer van de gemeente Enschede vermelden wij dat er geen bodemonderzoekrapportages bekend van dit perceel.

Het enige dat bekend is, is een KIWA-CERTIFICAAT A17853 dat vermeldt dat een 3.000 liter tank op 24-12-1993 is gereinigd en verwijderd. Er is geen bodemverontreiniging aangetroffen.

Conclusie bodemkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

5.1.2 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied van het wijzigingsplan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” of in de directe omgeving daarvan zijn geen op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen aanwezig.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het wijzigingsplan "Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 " is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 " is niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.3 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36

Het wijzigingsplan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het geldende bestemmingsplan. Voor gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd, is een onderzoek naar de luchtkwaliteit achterwege gebleven, omdat de resultaten van een dergelijk onderzoek de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloeden.

Conclusie luchtkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid transportroutes het wettelijk kader. De basis van de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het wijziginsplan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het plan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het plan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het wijzigingsplan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” is hemelsbreed op ca. 2,5 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Uit een doelmatigheidsstudie is gebleken dat drukriolering niet doelmatig is en voor de particulier veel duurder is dan een IBA. Daarom zal er doorgaans geen drukriolering meer worden aangelegd. Er is geen provinciale ontheffing van de zorgplicht meer nodig wanneer de gemeente besluit om in het buitengebied uit doelmatigheidsoverwegingen geen afvalwater in te zamelen.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het wijzigingsplan “Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36

Het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het geldende bestemmingsplan. Voor deze locatie geldt de huidige waterhuishoudingssituatie.

In het kader van dit bestemmingsplan is de digitale watertoets gedaan. De watertoets is uitgevoerd op de website http://www.dewatertoets.nl//. Op basis van deze toets worden in dit plan geen waterschapsbelangen geraakt. De procedure "geen waterschapsbelang" wordt derhalve gevolgd. Dit houdt in dat direct door kan worden gegaan met de planvorming van het plan en onderstaande tekst kan worden opgenomen in het plan.

Paragraaf geen waterschapsbelang

Deze paragraaf "geen waterschapsbelang" heeft betrekking op het plan Wiggersbosweg 34-36.

Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Het waterschap Vechtstromen heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling.

Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen.

Waterhuishouding en het wijzigingsplan “Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 (Conclusie)

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.3 Natuur

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36

Het plangebied van het wijzigingsplan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de nabijheid daarvan.

Conclusie Natuurbeschermingswet 1998

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe is in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Flora- en faunawet en het plangebied “Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36

Het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36” heeft betrekking op het adres Wiggersbosweg 34-36. Dit wijzigingsplan voorziet in de functieverandering van de karakteristieke schuur in een woonfunctie, waarbij het gebouw daartoe geschikt moet worden gemaakt.

Met betrekking tot het erf wordt op basis van de gemeentelijke concept-natuurkansenkaart het volgende gesteld.

Het betreffende erf ligt op de kaart in de groene zone. Dit houdt in dat ecologische maatregelen het meest zinvol zijn voor de boerenzwaluw, de gewone dwergvleermuis, de huismus, de ringmus, de kamsalamander, en de steenuil.

Deze maatregelen kunnen zijn:

  • Boerenzwaluw: Nestkasten ophangen, modderplekken creëren, poel aanleggen.
  • Gewone dwergvleermuis: Vleermuizenkast ophangen, ruigte of struweel aanleggen, knotbomenrij plaatsen, houtsingel of houtwal aanleggen, meer afwisseling in de bosrand aanbrengen.
  • Huismus en Ringmus: Nestkasten ophangen, overhoekjes creëren, takkenril aanleggen, heg of haag aanplanten.
  • Kamsalamander: Overhoekjes creëren, takkenril aanleggen, houtsingel of houtwal aanleggen, poel aanleggen.
  • Steenuil: Nestkast ophangen, overhoekjes / ruigte of struweel creëren, knotbomenrij plaatsen, poel aanleggen.


Het meeste effect heeft het aanleggen van een poel en het creëren van overhoekjes (rommelhoekjes) en ruigte/struweel en voor de vogels en vleermuizen het ophangen van nestkasten. Deze maatregelen zijn het meest waardevol.

Net buiten het erf tegen de agrarische grond kan daarnaast gekozen worden voor een ecologische akker en een rand van grasland.

Er is ten behoeve van dit plan een nota met flora en fauna maatregelen aangeleverd. Deze nota laat zien wat er tot nu toe al is gerealiseerd en wat er nog gerealiseerd gaat worden om de ruimtelijke kwaliteit uit oogpunt van flora en fauna te verhogen.

Conclusie Flora- en faunawet

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.3.3 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) heet tegenwoordig Natuur Netwerk Nederland (NNN). Dit is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De NNN beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De NNN valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De NNN is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

De NNN en het plangebied “Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36

Het plangebied van het wijzigingsplan Buitengebied Noordwest - Wijziging 2 Wiggersbosweg 34-36 ” is niet gelegen binnen een gebied dat onderdeel uitmaakt van de NNN.

Het perceel Wiggersbosweg 34-36 bevindt zich in een gebied dat in de Structuurvisie van de Provincie Overijssel is aangeduid als Ondernemen met Natuur en Water buiten de NNN.

De dichtstbijzijnde gronden die als bestaande natuur worden aangemerkt liggen op ongeveer 34 meter vanaf de perceelsgrens. Echter de toekenning van een woonfunctie aan een voormalige boerenschuur die vroeger zelf de boerderij was zien wij niet als een ontwikkeling die een verstorend effect heeft op de natuur. Een verdere toetsing aan de NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie NNN

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Om de functieaanduiding "Ka" op te nemen in de planverbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest ter plaatse van de karakteristieke schuur aan de Wiggersbosweg 34-36, is gekozen voor gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest". Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 38 (Wonen), onder artikel 38.6.1 onder b.

Betreffende wijzigingsbevoegdheid luidt:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

b. ten behoeve van het wonen in een bestaand, eventueel daarvoor geschikt te maken, waardevol voormalig (bedrijfs)gebouw, met dien verstande dat:

  • 1. een woonfunctie slechts wordt toegekend, indien het gebouw een inhoud heeft van minimaal 450 m³;
  • 2. de karakteristieke waarde van het gebouw door de nieuwe functie niet mag worden aangetast;
  • 3. de inhoud van het gebouw niet mag worden vergroot;
  • 4. overige op het erf voorkomende voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden afgebroken, tenzij zij van belang zijn voor het behoud van het karakter van het erf.

Artikel 38.6.2 (Nadere eisen) bepaalt dat aan de wijzigingsbevoegdheid bepaalde voorwaarden worden gesteld. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op een goede inpassing in het landschap en een versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Bij de realisering van de woonfunctie en het in gebruik nemen van de schuur als woning dienen de afspraken die voortvloeien uit en samenhangen met het bouwtechnisch rapport en aanvullingen, het erfinrichtingsplan en de nota met flora en fauna maatregelen uitgevoerd te worden.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in drie hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Algemene regels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Overgangs- en slotregels.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest, voor zover relevant voor het plangebied van deze wijziging, naast deze planregels voor het overige van toepassing worden verklaard op deze wijziging.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. In Artikel 1 van dit hoofdstuk zijn een paar begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd.

Hoofdstuk 2 Algemene regels

In dit hoofdstuk worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest voor het overige van toepassing verklaard op het plangebied van deze wijziging.

Bij de uitvoering van deze planwijziging geldt de voorwaarde dat uitvoering wordt gegeven aan de voorwaarden van het bouwtechnisch rapport met aanvullingen en aan de voorwaarden van het erfinrichtingsplan en de nota met flora en fauna maatregelen die als bijlagen aan de regels zijn toegevoegd.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 3 staat enkel de "Slotregel". Deze geeft de naam van het bestemmingssplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

In voorliggend bestemmingsplan worden de regels van het in werking getreden bestemmingsplan Buitengebied Noordwest op deze wijziging van toepassing verklaard. De bestaande bestemmingen, zoals die in dat bestemmingsplan zijn opgenomen, blijven daarbij voor het plangebied van deze wijziging van kracht. Het gaat hierbij om de bestemming Wonen, de bestemming Agrarisch met Waarden - Agrarische functie met landschapswaarden, de dubbelbestemming Waterstaat - Intrekgebied en de gebiedsaanduiding Overig - Archeologisch onderzoeksgebied B.

Ter plekke van de bijzondere of karakteristieke schuur wordt door dit wijzigingsplan op de verbeelding de functieaanduiding "Ka" aangebracht.

Het artikel voor de bestemming Wonen (artikel 38 van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest) wordt bij lid 1.2 onder h in verband met deze ontwikkeling aangevuld met de voorwaarden dat moet worden voldaan aan de voorwaarden in het Rapport Bouwtechnische Verkenning en bijbehorende aanvullingen, het Erfinrichtingsplan en de nota Flora en Fauna maatregelen die als bijlagen bij deze regels zijn opgenomen.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit wijzigingsplan is de gewijzigde situatie juridisch vast te leggen. Dit betekent in dit geval de functiewijziging van de schuur te legaliseren. Op de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest wordt aan deze schuur de functieaanduiding "Ka" toegevoegd. Deze functieaanduiding neemt met zich mee dat het pand na bouwkundige aanpassingen vervolgens bewoond mag worden.

Het betreft hier een particulier initiatief, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden. Voor het verhaal van de eventuele planontwikkelingskosten en eventuele fysieke ingrepen in dit gebied zal zonodig een kostenverhaalovereenkomst met de initiatiefnemer worden gesloten.

In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is bij dit plan geen exploitatieopzet gevoegd. Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.