direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00096-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Aanleiding tot het maken van dit bestemmingsplan is de wens om een fietspad aan te leggen langs bijna het gehele tracé van de Zuid Esmarkerrondweg. Een fietspad past voor een gedeelte van het tracé niet binnen het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost". Daarom is het noodzakelijk om het bestemmingsplan te herzien. Dit bestemmingsplan is hiervan het resultaat.

In paragraaf 4.4 wordt verder ingegaan op de redenen voor aanleg van het fietspad.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg ” betrekking heeft laat zich het best als volgt vertalen: het noordelijke gedeelte volgt het tracé van de Zuid Esmarkerrondweg. Daarna gaat het tracé over de Holterhofweg westwaarts en daarna naar het zuiden. De Wilminkweg en de weilanden in zuidwestelijke richting worden doorkruisd en bij het adres Brinkstraat 681 wordt aangesloten op de Brinkstraat. Via het westelijk deel van het Lappenpad wordt aangesloten op het tracé van de Zuid Esmarkerrondweg tot ongeveer ter hoogte van de Horstkamplaan.

Het noordelijke gedeelte van de Zuid Esmarkerrondweg, grofweg vanaf de Keppelerdijk tot aan de Schukkinkweg, valt buiten dit bestemmingsplan. De verkeersbestemming van dit gedeelte van de Zuid Esmarkerrondweg is voldoende breed om het fietspad te kunnen realiseren en is reeds op een juiste manier opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost. In de afbeelding hieronder is een uitsnede van het bestemmingsplan Buitengebied Zuid Oost, met daarin de Zuid Esmarkerrondweg, weergegeven.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00096-0003_0001.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost

 afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00096-0003_0002.png"

Fragment tracé fietspad

1.3 Geldende juridische regelingen

Het gebied valt onder het bestemmingsplan “Buitengebied Zuidoost”, dat op 27 mei 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Op 2 augustus 2013 is het bestemmingsplan in werking getreden. Het plan is onherroepelijk.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2003 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg” is geen erkend wijkorgaan actief.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Het plan is besproken in het provinciaal ruimtelijk overleg. Hierin is aangegeven dat kan worden afgezien van vooroverleg, omdat er geen sprake is van provinciale belangen. Voorafgaand aan de terinzagelegging van het plan heeft afstemming met het Waterschap Vechtstromen plaats gevonden. Het ontwerpbestemmingsplan is ook ter kennisname aan hen toegezonden.

Procedure

Vooraankondiging Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro). De vooraankondiging is op 18 maart 2015 gepubliceerd in de Huis aan Huis.

Terinzagelegging ontwerpplan In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

Zienswijzen Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

Rechtsbescherming Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
  • Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

In het rijksbeleid (nationale belangen) zijn geen specifieke uitgangspunten opgenomen die van belang zijn voor het plangebied. Wel kan worden gezegd dat de realisatie van het fietspad bijdraagt aan het waarborgen van een leefbare en veilige leefomgeving, dat één van de doelen van het Rijk is. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00096-0003_0003.jpg"

Generieke beleidskeuzes Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Het plangebied is gelegen binnen de Groene omgeving en heeft als ontwikkelingsperspectief 'stadsrandgebied' en 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte, mixlandschap'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00096-0003_0004.png"

Afbeelding: ontwikkelingsperspectieven Omgevingsvisie provincie Overijssel

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00096-0003_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00096-0003_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00096-0003_0007.png"

In het ontwikkelingsperspectief 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte, mixlandschap' is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Voortbouwen op de kenmerkende structuur van het agrarische cultuurlandschap staat voorop. Daarnaast dienen ontwikkelingsmogelijkheden te worden verbonden aan het behoud en de versterking van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische elementen.

Voor wat betreft het ontwikkelingsperspectief 'stadsrandgebied' is het vormgeven van de stadsrandgebieden als entrees van zowel de groene als stedelijke omgeving een belangrijk kwaliteitsdoel. Specifiek hierop toegesneden nieuwe woon- en werkmilieus kunnen worden ingezet ter versterking van de landschappelijke structuur in deze gebieden. Ontwikkelingen in stadsrandgebieden moeten gepaard gaan met substantiële investeringen in de ruimtelijke kwaliteit en beleefbaarheid. In deze gebieden wordt de functie als uitloopgebied voor de stad versterkt door verdichting van het routenetwerk voor langzaam verkeer. Ook recreatieve functies en culturele voorzieningen kunnen op specifieke plekken in de stadsranden de kwaliteit en de aantrekkelijkheid verhogen.

Het fietspad betreft een kleinschalige ontwikkeling in de stadsrand, die geen tot geringe invloed heeft op de aanwezige kwaliteit van het gebied. Het fietspad wordt grotendeels gerealiseerd naast de bestaande Zuid Esmarkerrondweg. Daar waar dit niet het geval is loopt deze door de weilanden/agrarisch gebied. Er wordt geen bouwvolume toegevoegd. Met het fietspad wordt het routenetwerk voor langzaam verkeer verbeterd en verdicht en worden stadsdelen beter met elkaar verbonden.

Conclusie toetsing aan provinciaal ruimtelijke regels en beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, de binnenstadsvisie inclusief de mobiliteitsvisie ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede.

2.3.2 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook drie sectorale structuurvisies vastgesteld. Deze zijn de Woonvisie, de Detailhandelsstructuurvisie en de Watervisie. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld. Voor zover van belang wordt de inhoud daarvan hieronder kort besproken.

Watervisie Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwaterwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeers gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.
2.3.3 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid. Het gemeentelijk beleid richt zich er op om de fiets een gelijkwaardig vervoermiddel aan andere vormen van vervoer (auto, openbaar vervoer) te laten zijn en om fietsers te faciliteren. Dit bestemmingsplan past binnen dat beleid. Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit de Watervisie.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

3.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Het plangebied bestaat deels uit agrarisch gebied en deels uit bosperceel. Verspreid in het gebied rondom de Zuid Esmarkerrondweg staat bebouwing in de vorm van woonerven, bevinden zich bosjes, houtwallen, weiden en akkers en sloten.

De Zuid Esmarkerrondweg is een belangrijke verkeersader binnen Enschede. De weg is de kortste verbinding tussen Enschede-Zuid en Enschede-Oost (Eschmarke), door het landelijke gebied. De huidige Zuid Esmarkerrondweg wordt veel door fietsers gebruikt omdat het de kortste verbinding is tussen de Eschmarke en Enschede-Zuid, waar diverse scholen liggen. De route wordt daarnaast veel gebruikt door gemotoriseerd (woonwerk)verkeer. De huidige weg is eigenlijk te smal om al dat verkeer goed te accommoderen. Een alternatief is eigenlijk niet aanwezig. Oorzaak hiervan is de aanwezigheid van de A35, die maar op een zeer beperkt aantal locaties kan worden overgestoken.

De locatie waar het nieuwe fietspad wordt aangelegd is landschappelijk gezien interessant. Het nieuwe pad ligt op de overgang van het oude hoevenlandschap met de essen en kampenontginningen in het westen en het nieuwere heideontginningslandschap in het oosten. Ecologisch gezien is een dergelijke overgangszone interessant en waardevol vanwege de overgangen en gradiënten die in een dergelijk gebied voorkomen. De diversiteit is er groot. Het tracé van het fietspad kruist ook een aantal bospercelen, die weer een eigen ecologische dynamiek kennen.

Waterhuishouding

Hemelwaterafvoer Binnen het plangebied is vrijwel geen verhard oppervlak aanwezig. Hemelwater infiltreert grotendeels in de bodem. Bij hevige neerslag en/of hoge grondwaterstanden voert het water oppervlakkig af naar de aanwezige slootjes.

 

Afvoer afvalwater Binnen het plangebied wordt geen afvalwater geproduceerd. De woningen in de omgeving van het plangebied voeren het afvalwater af via drukriolering.

Grondwater en ontwatering Binnen het plangebied komen veldpodzolgrond, keileem, laarpodzolgrond en hoge zwarte enkeerdgrond voor. De bodem is in meer of mindere mate slecht doorlatend, vandaar dat in het verleden beekstructuren zijn ontstaan. Om de ontwatering te verbeteren zijn slootjes aangelegd. Voor zover bekend zijn binnen het plangebied geen problemen met de grondwaterstand.

3.2 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied De Zuid Esmarkerrondweg is een oude weg. Rond 1900 vormde de weg de scheiding tussen de oude kampenontginningen en de woeste gronden naar het oosten (eigenlijk de scheiding tussen de bewoonde wereld richting Enschede en de heidevelden en het moeras richting Aamsveen). De ontginning van de heidevelden heeft gezorgd voor een verkleining van de landschappelijke verschillen tussen de beide zijden van de Zuid Esmarkerrondweg. De verschillen zijn echter nog steeds te zien. Het is belangrijk om die verschillen in stand te houden, zodat de ontstaansgeschiedenis van het gebied waar de weg op een zo markante plek doorheen loopt afleesbaar blijft. Het is een onderdeel van de cultuurgeschiedenis van de stad.

Archeologisch erfgoed in het plangebied Het plangebied kent voor gedeelten een lage verwachting, voor gedeelten een middelhoge verwachting en deels een hoge verwachting. Door BAAC bv is een archeologisch bureauonderzoek, een inventariserend veldonderzoek en voor een deel van het plangebied karterend onderzoek uitgevoerd voor de delen die een middelhoge en hoge verwachting hebben. In paragraaf 4.4 worden de uitkomsten van dit onderzoek beschreven.

Monumenten in het plangebied Er zijn geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten in het plangebied aanwezig.

Beschermwaardige bomen in het plangebied In het plangebied zijngeen monumentale, beeldbepalende en overige beschermwaardige bomen aanwezig.

Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied Er zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren en bouwwerken zonder monumentstatus in het plangebied aanwezig.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Aanleiding ontwikkeling

De Zuid Esmarkerrondweg is een druk gebruikte verbinding door het buitengebied tussen Enschede Zuid en Enschede Oost. In de loop der jaren is de Zuid-Esmarkerrondweg ingericht als erftoegangsweg conform de principes van Duurzaam Veilig. Belijning is aangepast en snelheidsremmende plateaus zijn gerealiseerd op strategische plekken. Overal geldt het 60-km-per-uur-regime.

De verbindingsfunctie van de weg tussen Enschede-Zuid en Oost is echter onverminderd blijven bestaan. De rijksweg A35 als barrière op de noord-zuidverbinding zorgt voor een beperkt aantal doorgaande verbindingen tussen de diverse woon- en werklocaties. Rigoureuze maatregelen als het opwaarderen naar een 80 km/uur weg is, gelet op financiële en landschappelijke aspecten, niet haalbaar.

Het verbeteren van de aantrekkelijkheid en veiligheid voor fietsers op dit tracé is een belangrijk motief van de gemeente om te kiezen voor realisatie van een solitaire fietsverbinding die Enschede-Oost en -Zuid met elkaar verbindt. Zodoende wordt het fietsverkeer een comfortabele, directe en veilige verbinding geboden. De route wordt vooral gebruikt door woon-schoolverkeer en recreatief verkeer. De weg wordt momenteel als onveilig ervaren door de smalle rijbaan, de scherpe bochten, de hoge verkeersintensiteit en de snelheidslimiet van 60 km/u in relatie tot de geringe snelheid van fietsers. In een peiling in 2011 naar de meest onveilige fietslocaties in Enschede kwam de Zuid Esmarkerrondweg uit op de zesde plaats.

Door de aanleg van een fietspad wordt de beleefde veiligheid flink verbeterd. Daarnaast wordt de aantrekkelijkheid van de route vergroot.

4.2 (Beleidsmatige) uitgangspunten nieuwe ontwikkeling

4.2.1 Fietsvisie en doelstellingen gemeente Enschede

De gemeente Enschede kiest voor duurzame mobiliteit. Er is in dat kader een Mobiliteitsvisie en verkeersveiligheidsplan opgesteld. Daaruit volgen 4 hoofddoelen:

  • 1. Verbeteren van de externe bereikbaarheid van Enschede-Centrum, Enschede-West en de Innovatiedriehoek.
  • 2. Verbeteren van de interne bereikbaarheid door een modal shift naar duurzame vervoerswijzen.
  • 3. Bijdragen aan een aantrekkelijke binnenstad.
  • 4. Verbeteren van de verkeersveiligheid.

Om de hoofddoelen op het gebied van mobiliteit te bereiken speelt naast de auto en het openbaar vervoer de fiets een belangrijke rol. Vanwege het belang van de fiets voor een duurzame stedelijke mobiliteit is de Fietsvisie 2012-2020, opgesteld. Deze is op 23 januari 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Onderdeel hiervan is een samenhangend maatregelenpakket dat binnen de beperkingen van de beschikbare middelen bijdraagt aan het bereiken van de gestelde doelen. De behoefte aan een heldere visie op fietsverkeer en het nemen van bijbehorende maatregelen is toegenomen, vanwege de afname van fietsgebruik in de gemeente Enschede in de afgelopen 5 jaar.

Enschede wil het fietsgebruik de komende jaren flink laten toenemen. Het hoofddoel is een toename van 6% in het aandeel fietsers in verplaatsing tot 7,5 kilometer lengte (tot deze afstand is de fiets vaak een geschikt vervoermiddel). Om dit hoofddoel te kunnen bereiken, is een aantal subdoelen geformuleerd die aan het bereiken van dit hoofddoel bijdragen. Om de gewenste veranderingen te bereiken, zal in de periode 2012-2020 geïnvesteerd worden in een aantal maatregelen. Eén van die subdoelen is dat 25% van het ontvlochten fietsnetwerk is gerealiseerd.

Zoals uit de beoordeling van het huidige fietsnetwerk blijkt, kleven er nadelen aan de koppeling van hoofdroutes van fiets-, auto- en OV-verkeer (gebundelde fietsroutes). Daarom is het nieuwe streven van de gemeente Enschede om deze stromen zoveel mogelijk te ontvlechten. Door fietsroutes door verblijfsgebieden te laten lopen in plaats van langs drukke hoofdwegen, is het gemakkelijker om ze als goede fietsroute in te richten. Op de hoofdwegen zijn de auto en de bus duidelijk dominant. Op de ontvlochten routes door de verblijfsgebieden kan juist de fiets de meest dominante vervoerwijze zijn en kan de inrichting van de wegen daarop worden aangepast.

Delen van het fietspad langs de Zuid Esmarkerrondweg zijn onderdeel van het ontvlochten fietsnetwerk zoals aangegeven in de Fietsvisie en dragen daarmee bij aan de realisatie van de doelstellingen van het fietsbeleid. Door de aanleg van dit fietspad wordt de (beleefde) veiligheid verbeterd en wordt de aantrekkelijkheid van de route vergroot. Met de aanleg wordt ook regionaal beleid uitgevoerd. De verbinding maakt deel uit van het Hoogwaardig Fietssnelweg Twente (HFT).

De realisatie van het fietspad past binnen het beleid, zoals benoemd in de Fietsvisie en Mobiliteitsvisie en betekent uitvoering van het coalitieakkoord. Het realiseren van het fietspad heeft daarnaast een positief effect op en draagt bij aan verschillende doelstellingen die de gemeente Enschede heeft. De belangrijkste worden hieronder genoemd.

Een beter bereikbare stad: doordat meer mensen van de fiets gebruik maken, kunnen meer mensen de belangrijke bestemmingen in Enschede zonder belemmeringen bereiken. Dit geldt voor alle vervoerwijzen dus ook voor automobilisten en OV-reizigers.

Een duurzamere stad: geschat wordt dat een toename van 4% in het fietsgebruik op afstanden tot 7,5 km zal leiden tot een afname van het totaal aantal gereden autokilometers in Enschede met minimaal 1% en binnen de bebouwde kom zelfs met minimaal 2%. Hiermee daalt de uitstoot van CO2 met 1% en de uitstoot van stikstofdioxiden en fijnstof met 2%. Dit resulteert in een afname van de jaarlijkse uitstoot van CO2 van 11,1 kiloton. Deze afname is 27,5% van de totale gemeentelijke doelstelling op het gebied van verkeer en vervoer voor 2020.

Een gezondere stad: zoals hierboven beschreven wordt de lucht schoner, waardoor het leefklimaat in de stad gezonder wordt. Doordat meer mensen gaan fietsen en dus actief bewegen, worden problemen zoals overgewicht tegengegaan.

Een prettigere stad: geschat wordt dat een toename van 4% in het fietsgebruik leidt tot een afname van het autoverkeer door verblijfsgebieden van minimaal 3%. De leefbaarheid in de wijken wordt hierdoor verbeterd.

Enschede Fietsstad 2020: met een helder beleid voor de fiets en een daaraan gekoppeld krachtig uitvoeringsprogramma staat Enschede op de kaart als fietsvriendelijke stad. In het kader van de verkiezing van Fietsstad van Nederland, die jaarlijks wordt georganiseerd, heeft Enschede de wens om deze titel uiterlijk in 2020 binnen te halen.

4.2.2 Uitgangspunten aanleg fietspad

In het kader van de keuze voor het ontwerp en tracekeuze van het fietspad zijn specifieke kernpunten benoemd, die als richtlijn zijn gebruikt bij het kiezen van de voorkeursvarianten. De kernpunten worden hieronder beschreven.

Over de gehele lengte twee-richtingen fietspad aan de westzijde van de weg.

Aan de westzijde is een groot deel van de grond reeds in gemeentelijk bezit, waardoor de kosten voor aanleg van het fietspad beperkt blijven. Ook wordt aangesloten op het bestaande fietspad vanuit de wijk Stroinkslanden, dat eveneens aan de westzijde gesitueerd is. Op deze wijze wordt het oversteken van de Zuid Esmarkerrondweg zoveel mogelijk beperkt. Dit is positief voor de verkeersveiligheid.

Voorkeursvariant: niet direct langs de weg tussen Lappenpad en Wilminkweg.

Tussen het Lappenpad en de Wilminkweg maakt de Zuid Esmarkerrondweg een scherpe bocht. In dat deel van de weg staan verschillende huizen relatief dicht langs de rijbaan. Om voortuinen te sparen is gekozen voor vrijliggend, nieuw fietspad ten noordwesten van de betreffende woningen.

Breedte fietspad grotendeels 3 meter, op intensief gebruikte delen 3,5 meter

In de gemeentelijke Fietsvisie is opgenomen dat twee-richtingen fietspaden bij voorkeur 3,5 meter breed zijn. Rekening houdend met de te verwachten intensiteit en met de praktische haalbaarheid is gekozen voor een breedte van 3 meter voor het grootste gedeelte van het fietspad. Daar waar het fietspad dermate intensief gebruikt wordt, door met name scholieren, is gekozen voor 3,5 meter (deze delen liggen buiten het plangebied).

Zoveel mogelijk behoud van houtwallen en bomen

Langs het gehele trace liggen houtwallen, struwelen en staan bomen. Deze worden zoveel mogelijk behouden. Lijnvormige elementen in het landschap worden gehandhaafd (max. 5 meter onderbreking) en er worden weinig tot geen bomen gekapt. Waar mogelijk wordt een passende afstand bewaard of worden beschermingsmaatregelen getroffen. Er worden geen bomen met holtes gekapt.

Openbare verlichting alleen binnen de bebouwde kom

Op 8 december 2009 heeft de gemeenteraad de "Beleidslijnen openbare verlichting 2010-2013" vastgesteld. Op basis daarvan wordt het fietspad alleen binnen de bebouwde kom verlicht. Uitzondering hierop zijn de kruispunten. In het kader van verkeersveiligheid wordt op die plekken wel verlichting aangebracht. Op de betreffende locaties zal gebruik worden gemaakt van vleermuisvriendelijke verlichting.

Geldend bestemmingsplan voorziet goeddeels in het fietspad

In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost" is al rekening gehouden met de aanleg van een fietspad. Tot 25 meter buiten de rijbaan is een strook gereserveerd waarbinnen een twee-richtingen fietspad kan worden gerealiseerd. Hiermee is het grootste gedeelte van het tracé afgedekt. Dit bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost-fietspad Zuid Esmarkerrondweg" geeft alleen een juridisch-planologische regeling voor de twee delen die niet in het geldende bestemmingsplan passen.

Over de gehele lengte afscheiding tussen weg en fietspad

Met het oog op de verkeersveiligheid wordt in het voorlopig ontwerp over de gehele lengte een berm gehanteerd tussen het fietspad en de weg. Op de brug met de A35 wordt uitgegaan van een afscheiding.

4.3 Planbeschrijving

Het te realiseren fietspad wordt aan de zuidzijde aangesloten op het bestaande fietspad vanuit de wijk Stroinkslanden en wordt aan de noordzijde aangesloten op de Keppelerdijk. Het fietspad loopt voornamelijk parallel aan de Zuid Esmarkerrondweg. Daarnaast loopt de route over de bestaande Holterhofweg. Voor een gedeelte ligt het traject op agrarische grond. Het fietspad zal voor een groot deel in de berm worden aangelegd. Omdat er langs de Zuid Esmarkerrondweg bomen aanwezig zijn, zal het fietspad plaatselijk aan de achterzijde van deze bomen, door weiland worden aangelegd. Op enkele plaatsen doorkruist het fietspad een bos(je). Een deel van het zuidelijk gelegen tracé wordt door een (maïs)akker aangelegd.

Het fietspad is met name voor utilitair gebruik, om een snelle verbinding te vormen tussen Enschede Zuid en Enschede Oost (Eschmarke). Het pad bestaat uit asfalt en wordt in principe drie meter breed, met op enkele drukke gedeelten (en waar mogelijk) een breedte van 3,5 meter. Het fietspad wordt in twee richtingen te berijden.

Over de gehele lengte is een berm voorzien tussen het fietspad en de weg. Op de brug over de A35 wordt uitgegaan van een afscheiding. Tussen het Lappenpad en de Wilminkweg buigt het pad vanwege de beperkte ruimte langs de weg af, en is gekozen voor een vrijliggend nieuw fietspad ten noordwesten van de woningen. Het fietspad sluit noordelijk (Kersdijk/Derkinkweg) en zuidelijk (Brinkstraat) aan op de fietsroute van het Rondje Enschede, de recreatieve route rondom Enschede.

4.4 Onderzoek verschillende varianten

Voordat het ontwerp is gekozen, die in dit bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost-fietspad Zuid Esmarkerrondweg" in een planologisch-juridische regeling is vertaald, is onderzoek gedaan naar een aantal varianten per deel van het traject. Het onderzoek is verwoord in het rapport "fietspad Zuid Esmarkerrondweg, voorlopig ontwerp voor een vrijliggend fietspad langs de Zuid Esmarkerrondweg tussen de Holzikerbrinkweg en de Stenversweg”. Op 15 april 2013 heeft de gemeenteraad de voorkeursvariant vastgesteld en heeft zij besloten tot het nader uitwerken van het ontwerp en het uitvoeren ervan. Voordat is besloten zijn omwonenden en grondeigenaren betrokken bij het plan. De aanleg van het fietspad kent een breed maatschappelijk draagvlak. Grondeigenaren hebben met meerderheid ingestemd met het plan zoals dit in het onderliggende bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost-fietspad Zuid Esmarkerrondweg" is opgenomen.

Voor het zuidelijke gedeelte van het tracé (voor het gedeelte tussen de Holterhofweg en Holzikerbrinkweg) zijn verschillende varianten onderzocht. Bij de afweging voor de keuze van de voorkeursvariant van de verschillende delen van het zuidelijke gedeelte zijn de uitgangspunten voor het ontwerp van het fietspad betrokken. Zo is bijvoorbeeld rekening gehouden met het zo veel mogelijk behouden van bomen en bosschages en obstakels (bijvoorbeeld woningen). De uitgangspunten voor het ontwerp van het fietspad zijn opgenomen in paragraaf 4.2.2. Bij de keuze voor een bepaalde voorkeursvariant heeft in meerdere gevallen ook de gekozen voorkeursvariant voor het naastgelegen gedeelte van het tracé meegespeeld bij de keuze. De verschillende tracégedeelten zijn namelijk onderling onlosmakelijk verbonden. Een bepaalde keuze voor het ene tracégedeelte heeft dus direct of indirect ook gevolgen voor de keuzes in de naastgelegen of aangrenzende tracégedeeltes.

Om bepaalde gedeelten van het fietspad aan te leggen is het nodig om grond van particuliere eigenaren te verwerven. De gemeente Enschede spant zich in om tot minnelijke verwerving te komen in die gevallen waar de grond nog niet verworven is. Indien minnelijke verwerving niet mogelijk is, zal indien het niet anders kan en derhalve als uiterste middel, het instrument van onteigening worden ingezet. Dit bestemmingsplan dient hiervoor in dat geval als basis.

4.5 Cultuurhistorie

BAAC bv heeft in het kader van de aanleg van het fietspad een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende en karterende fase) uitgevoerd. Dit onderzoek is beschreven in het BAAC Rapport V-15.0001/V-15.0032 van februari 2015. De aanpak en resultaten hiervan zijn hieronder, samengevat, beschreven.

Het onderzoek is uitgeboord in de zones die volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart een middelhoge en hoge archeologische verwachting hebben. Binnen het plangebied zijn geen archeologische resten aangetroffen. Met uitzondering van de zone tussen de Brinkstraat en Wilminkweg in het centrale deelgebied worden vanwege de diepe verstoringen en/of het voorkomen van keileem direct onder de bouwvoor geen resten verwacht.

Ter plaatse van de akker tussen de Brinkstraat en Wilminkweg is in enkele boringen een oude akkerlaag aangetroffen. In deze zone kunnen sporen van kampontginningen uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd bewaard zijn gebleven. Omdat de bodem hier niet tot in de C-horizont is geroerd kunnen ook nog resten van bijvoorbeeld kampementen uit de steentijd bewaard zijn gebleven. Tijdens het daaropvolgende karterende onderzoek zijn geen vondsten aangetroffen die duiden op een archeologische vindplaats. Geconcludeerd wordt dat archeologie geen belemmering is voor het uitvoeren van dit bestemmingsplan.

Het archeologisch onderzoek is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

4.6 Duurzaamheid

De afgelopen jaren heeft de gemeenteraad van Enschede op verschillende momenten uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken, dan waartoe wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. Nota's waarin die ambities tot uitdrukking komen betreffen de nota Nieuwe energie voor Enschede en de Woonvisie Enschede 2025. In deze paragraaf wordt eerst kort ingegaan op het wettelijk kader en wordt vervolgens ingegaan op de Enschedese energie- en klimaatambities, althans voorzover tot uitdrukking komend in genoemde nota's.

Wettelijk kader De minimaal in acht te nemen energetische maatregelen bij nieuw- en verbouw zijn beschreven in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit schrijft bij nieuwbouw een minimale isolatiewaarde voor de schil van een gebouw (buitenmuren, vloer en dak) en voor deuren, ramen en kozijnen voor. Bij verbouw gelden deze eisen uitsluitend voor dat deel dat wordt verbouwd. Daarnaast stelt het Bouwbesluit bij nieuwbouw eisen aan de energieprestatie van gebouwen met een bepaalde functie, die wordt uitgedrukt in de vorm van een zogenaamde energieprestatiecoëfficiënt. Op grond van artikel 122 Woningwet is het niet toegestaan om bij privaatrechtelijke overeenkomst bouwvoorschriften op te leggen die al publiekrechtelijk zijn geregeld. Om die reden is het niet mogelijk om bij de kaveluitgifte in de koopovereenkomst te bepalen dat bij de bebouwing van de bouwkavels, in afwijking van het Bouwbesluit, andere energieprestatienormen gelden.

Landelijke energieprestatieafspraken Om energiezuinigheid bij nieuwbouwontwikkelingen de komende jaren een impuls te geven, is in het voorjaar van 2008 het zogenaamde Lente-akkoord gesloten tussen de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en bouwende en ontwikkelende partijen (Bouwend Nederland, NEPROM en NVB). Belangrijkste onderdeel van dit akkoord is de afspraak dat in de periode tot 2020 de energieprestatiecoëfficiënt als volgt zal worden aangescherpt:

  • de energieprestatie-eis voor nieuwe woongebouwen wordt met ingang van 1 januari 2011 verlaagd met 25% (is gebeurd) en in 2015 met 50% .
  • de energieprestatie-eis voor utiliteitsgebouwen wordt in 2017 met 50% verlaagd.

De bij dit akkoord betrokken partijen hebben bovendien het streven uitgesproken vanaf 2020 te bouwen met een energieprestatiecoëfficiënt van 0. Bij een energieprestatiecoëfficiënt van 0 wordt bij een langjarig gemiddelde geen energie verbruikt voor de elementaire energiebehoeften van een gebouw, zijnde verwarming, warm tapwater, ventilatie en verlichting.

Energie- en klimaatambities gemeente Enschede

Nieuwe energie voor Enschede

Op 16 november 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota Nieuwe energie voor Enschede vastgesteld. In de nota Nieuwe Energie voor Enschede heeft de gemeente Enschede zich het volgende ten doel gesteld op het gebied van energie en klimaat:

  • in 2020 hebben we in Enschede 30 procent CO2 bespaard ten opzichte van 1990;
  • in 2020 voorziet duurzame geproduceerde energie in minimaal 20 procent van de behoefte aan energie;
  • in 2015 is de gemeentelijke organisatie klimaatneutraal;
  • In 2020 zijn alle scholen in Enschede klimaatneutraal.

Duurzaamheid en het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg "

Het plan betreft geen (woning)bouwontwikkeling. De Woonvisie en het Bouwbesluit zijn dus niet van toepassing. De ontwikkeling draagt wel bij aan duurzaamheid. Door de aanleg van het fietspad wordt fietsen op deze route aantrekkelijker en veiliger. Hierdoor wordt het fietsgebruik gestimuleerd. Fietsgebruik, in plaats van de auto, zal leiden tot een afname van het aantal autokilometers in Enschede. Hierdoor daalt de uitstoot van CO2, stikstofdioxiden en fijnstof. Hiermee wordt bijgedragen aan de gemeentelijke doelstelling om dergelijke uitstoot te verminderen. Het fietspad zal verlicht worden op de punten waar de verkeersveiligheid daar om vraagt, als attentiepunt voor het naderen van een achttal kruisingen. Bestaande verlichting langs de Zuid-Esmarkerrondweg blijft gehandhaafd. Er wordt gebruik gemaakt van led-verlichting, een duurzame vorm van verlichting.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het Besluit m.e.r. en het plangebied “Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg ” Het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg " maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. Het is niet noodzakelijk om voor de aanleg van een fietspad een milieu-effectrapportage of m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

5.1.2 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk, mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg " Het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat een fietspad kan worden aangelegd. De bodem moet geschikt zijn voor de beoogde functie. In dit geval ziet de nieuwe functie op de inrichting en het gebruik als fietspad. Het fietspad is niet bestemd voor langdurig menselijk verblijf. Daarom wordt de nieuwe functie aangemerkt als 'niet gevoelig'. In beginsel bestaat er daarom geen aanleiding tot bodemonderzoek. Er zijn ter plaatse van het tracé of in de nabijheid daarvan geen historische gegevens bekend over bedrijfsactiviteiten, dempingen of stortactiviteiten en dergelijke die bodembedreigend zijn geweest. Er zijn daarnaast geen bodemonderzoekgegevens aanwezig die betrekking hebben op een deel van het tracé. Aangezien er geen sprake is van een gevoelige functie en er geen financiële consequenties worden verwacht wat betreft bodemkwaliteit, kan worden afgezien van bodemonderzoek.

Conclusie bodemkwaliteit Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Eschmarkerrondweg heeft uitsluitend betrekking op het fietspad, en niet op de rijbaan.

In de huidige situatie rijdt al het verkeer, inclusief brom-/snorfietsen en fietsen, op de rijbaan. Na realisatie van het fietspad zullen snorfietsen en fietsen niet meer op de rijbaan maar op het fietspad rijden. Op de verkeersintensiteit heeft het plan geen invloed.

Voor de Wet geluidhinder dient de berekening van de geluidsbelasting vanwege een weg plaats te vinden volgens het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (verder RMV 2012). Volgens het RMV 2012 worden bij de berekening uitsluitend motorvoertuigen op drie of meer wielen meegenomen. Op het fietspad mogen uitsluitend (motor)voertuigen op twee wielen rijden. Op de geluidsbelasting vanwege het verkeer op het fietspad is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter wel aandacht te worden besteed aan geluid. Ten opzichte van de huidige situatie vindt een verplaatsing van snorfietsen en fietsen van de rijbaan naar het fietspad plaats. Uitsluitend de snorfietsen zijn relevant voor het geluid vanwege het verkeer op het fietspad. De bijdrage van de snorfietsen aan het totale geluid van al het gemotoriseerd verkeer op de rijbaan en het fietspad is beperkt. De realisatie van het fietspad zal geen significante gevolgen hebben voor de geluidsbelasting op de omgeving.

Railverkeerslawaai Het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg " is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai Het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg " is niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg ” is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wm en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het betreffende project niet in betekenende mate is. 'Niet in betekenende mate' is in het besluit gedefinieerd als 3% van de in de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden. Daarbij gaat het uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10, er vindt geen toetsing plaats aan andere in de wet genoemde luchtverontreinigde stoffen.

In de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM) is een lijst met categorieën en gevallen van ruimtelijke ontwikkelingen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen waaran de realisatie in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • de realisatie van 1.500 woningen met één enkele ontsluitingsweg;
  • de realisatie van 3.000 woningen met twee ontsluitingswegen;
  • de realisatie van 100.000 m2 bruto vloeroppervlak kantoorruimte met één enkele ontsluitingsweg.

Wanneer een ruimtelijke ontwikkeling niet is genoemd in de categorieën van gevallen als bedoeld in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. Aangetoond moet dan worden dat de bijdrage aan NO2 en PM10 minder is dan de grenswaarde van 3%.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg

De realisatie van een fietspad is niet aangewezen in de Ministeriële Regeling NIBM in de categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Daarom moet onderbouwd worden dat de ontwikkeling niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

De luchtkwaliteit in het plangebied zal worden bepaald door de achtergrondconcentratie en het gemotoriseerde verkeer op de Zuid Esmarkerrondweg. In de huidige situatie rijdt al het gemotoriseerde verkeer, inclusief brom- en snorfietsen, op de rijbaan. Na realisatie van het fietspad zullen snorfietsen niet meer op de rijbaan maar op het fietspad rijden. Bromfietsen blijven na realisatie van het fietspad rijden op de rijbaan. Op het aantal brom- en snorfietsen heeft het plan geen invloed. Er vindt uitsluitend een verplaatsing van snorfietsen van de rijbaan naar het fietspad plaats. Het plan heeft dan ook geen gevolgen voor de luchtkwaliteit.

Conclusie De realisatie van een fietspad heeft geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit is er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied Zuidoost - fietspad Zuid Esmarkerrondweg” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Het bestemmingsplan “Buitengebied Zuidoost - fietspad Zuid Esmarkerrondweg” kruist geen buisleidingen waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid transportroutes het wettelijk kader. De basis van de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg Het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied Zuidoost-fietspad Zuid Esmarkerrondweg” kruist de A35. Deze weg is in het Basisnet aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. Het fietspad is geen (beperkt) kwetsbaar object en wordt niet beschouwd in het kader van het groepsrisico.

Basisnet Water Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied Zuidoost-fietspad Zuid Esmarkerrondweg” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied Zuidoost-fietspad Zuid Esmarkerrondweg” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, met name bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost-fietspad Zuid Esmarkerrondweg" is hemelsbreed op ca. 7 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.6 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering Er wordt geen milieugevoelige bebouwing mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. Een inventarisatie van bestaande bedrijven in en rondom het plangebied is om die reden achterwege gelaten.

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Uit een doelmatigheidsstudie is gebleken dat drukriolering niet doelmatig is en voor de particulier veel duurder is dan een IBA. Daarom zal er doorgaans geen drukriolering meer worden aangelegd. Er is geen provinciale ontheffing van de zorgplicht meer nodig wanneer de gemeente besluit om in het buitengebied uit doelmatigheidsoverwegingen geen afvalwater in te zamelen.

Oppervlaktewater Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

Grondwater en ontwatering Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan Fietspad Zuidesmarkerrondweg Het bestemmingsplan 'buitengebied Zuidoost- Fietspad Zuid Esmarkerrondweg' beoogt het planologisch mogelijk te maken van een vrijliggend fietspad naast de bestaande Zuid Esmarkerrondweg en deels door agrarisch gebied.

De ontwikkeling resulteert niet in het ontstaan van afvalwater. Door de aanleg van het fietspad neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe. Het fietspad watert af richting de naastgelegen berm en bij hevige neerslag oppervlakkig naar de sloot. Afstromend hemelwater zal infiltreren in de berm of vertraagd afvoeren via de sloot, waardoor geen versnelde afvoer van hemelwater ontstaat.

Bestaande beken en sloten blijven gehandhaafd. Daar waar het geprojecteerde fietspad verder van een bestaande sloot ligt, wordt een nieuwe sloot aangelegd ten behoeve van de ontwatering en afwatering bij hevige neerslag. Nieuwe sloten hebben net als bestaande sloten een beperkte diepte waardoor alleen grondwaterstandspieken worden afgetopt. In bosrijke delen is de aanleg van een nieuwe sloot ongewenst. Hier wordt het fietspad enkele decimeters hoger aangelegd om te voldoen aan de ontwateringseisen.

Conclusie Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg ” Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg ” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de nabijheid daarvan. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Aamsveen” en “Dinkelland” zijn op respectievelijk ca. 2,5 kilometer en meer dan 5 kilometer van het plangebied gelegen.

Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of en zo ja er daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel.

Gelet op de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling in relatie tot de afstand van de ontwikkelingslocatie tot de Natura 2000 gebieden 'Aamsveen' en 'Dinkelland' kunnen significant negatieve gevolgen voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000 gebieden 'Aamsveen' en 'Dinkelland' worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Natuurbeschermingswet 1998 Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Indien op voorhand redelijkerwijs kan worden uitgesloten dat verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden overtreden kan een verdere toetsing aan de Flora- en faunawet achterwege blijven.

Ontwikkeling Om te bepalen of de realisatie van het fietspad langs de Zuid Esmarkerrondweg mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de functionele leefomgeving en/of de gunstige staat van instandhouding van op grond van de Flora- en faunawet (strikt) beschermde soorten is door Econsultancy een verkennend ecologisch onderzoek (quickscanrapport nr. 14065666 , d.d. 11 mei 2015) uitgevoerd.

Bij het opstellen van de rapportage is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • Er worden weinig tot geen bomen gekapt.
  • Lijnvormige elementen in het landschap worden gehandhaafd (max. 5 meter onderbreking).
  • Er worden geen bomen met holtes gekapt.
  • Verlichting wordt beperkt tot de locaties waar dat vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid dringend gewenst is. Er wordt op die locaties gebruik gemaakt van vleermuisvriendelijke verlichting.

Conclusie quick scan Uit het ecologisch onderzoek blijkt dat de ingreep mogelijk verstorend werkt voor eekhoorn, steenmarter, vogels, das, boomkikker, veldspitsmuis en vaatplanten. De rapportage bevat daarom randvoorwaarden en actiepunten waarmee rekening dient te worden gehouden bij de uitvoering van de werkzaamheden. Indien deze in acht worden genomen zal er geen sprake zijn van een overtreding van de Flora- en faunawet.

De randvoorwaarden voor uitvoering zijn vertaald in een ecologisch werkprotocol, waarin onder meer veldinspecties voorafgaand aan de werkzaamheden zijn beschreven, een stappenplan voor situaties waarin een vaste rust- of verblijfplaats wordt aangetroffen, evenals preventieve en mitigerende maatregelen ten aanzien van de verschillende soorten. Bij de uitvoering zal worden gewerkt overeenkomstig de door de gemeente Enschede vastgestelde Gedragscode Flora- en faunawet en Ruimtelijke Ontwikkeling van Stadswerk.

Conclusie Flora- en faunawet Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen

De EHS en het plangebied “Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg ” Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg ” is niet gelegen binnen een gebied dat onderdeel uitmaakt van de EHS. Een verdere toetsing aan de EHS kan daarom achterwege blijven.

Conclusie EHS Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de EHS geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost-Fietspad Zuid Esmarkerrondweg is een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, dat aan te merken is als een gedetailleerd bestemmingsplan. Hiervoor is gekozen omdat het plan voor uitvoering van het fietspad reeds concreet is uitgewerkt.

Wijze van bestemmen Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg ”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

De gronden begrepen in het bestemmingsplanBuitengebied Zuidoost - Fietspad Zuid Esmarkerrondweg ” zijn bestemd voor “Agrarisch met waarden-agrarische functie met landschapswaarde”, voor “Verkeer” en "Leiding-hoogspanningsverbindin''. .

Agrarisch met waarden- agrarische functie met landschapswaarde (artikel 3)

De gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden-agrarische functie met landschapswaarde zijn bestemd voor het weiden van vee en de exploitatie van een grondgebonden agrarisch bedrijf, alsmede voor het behoud, herstel en verbetering van de aanwezige landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarde, met daaraan ondergeschikt agrarisch natuurbeheer, ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen uitgezonderd), extensieve recreatie, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen, alsmede andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden en bergen van water.

Daarnaast zijn voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag, groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen toegestaan. Bouwen ten behoeve van de bestemming 'Agrarisch met waarden-agrarische functie met landschapswaarde' is niet toegestaan. Alleen bouwwerken, geen gebouwen ten behoeve van het fietspad worden middels dit bestemmingsplan toegestaan.

Om het fietspad te kunnen realiseren is een functieaanduiding "pad" opgenomen. Ter plaatse van deze functieaanduiding is een fietspad met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, straatmeubilair en openbare nutsvoorzieningen toegestaan.

Er mogen kunstobjecten en vlaggenmasten met een hoogte van maximaal 10 meter worden gerealiseerd. Voor nutsvoorzieningen geldt dat de oppervlakte maximaal 25 m2 mag bedragen, met een goothoogte van maximaal 3 en een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

Verkeer (artikel 4)

Voor de gronden waar het fietspad aangrenzend aan de Zuid Esmarkerrondweg wordt aangelegd is de bestemming "Verkeer" opgenomen. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor wegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen, met daaraan ondergeschikt waterlopen en waterpartijen, busbanen en bussluizen enfaunapassages. Daarnaast zijn de daarbij behorende bouwwerken als straatmeubilair, bruggen en viaducten, terreinen en voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen toegestaan. De voor "Verkeer" bestemde wegen bestaan uit 2 rijstroken.

Alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. Een uitzondering is gemaakt voor de bouw van nutsvoorzieningen. De bouwhoogte van kunstobjecten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 10 meter.

Leiding-hoogspanningsverbinding (artikel 5)

In verband met de aanwezigheid van een hoogspanningsverbinding is een dubbelbestemming "Leiding-hoogspanningsverbinding" opgenomen. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Binnen deze bestemming gelden er beperkingen ten aanzien van bouwen en is een vergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen. Er zijn geen afwijkingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan in het plangebied bekend.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Binnen het plangebied wordt een fietspad gerealiseerd.

De gronden die benodigd zijn voor de aanleg van het fietspad en die nog niet in eigendom van de gemeente Enschede zijn, zullen worden verworven. De onderhandelingen om de benodigde grond aan te kopen zijn bezig.

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Er is geen sprake van een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Een exploitatieplan is niet vereist.

Het plan voor het fietspad is een initiatief van de gemeente Enschede en de gemeente is ook verantwoordelijk voor de kosten. De kosten van realisatie zijn geraamd op €1.960.000. Vanuit de regio Twente is subsidie toegekend voor het fietspad. De kosten passen binnen de begroting van de gemeente Enschede, voor zover deze niet gedekt zijn door subidie van de regio Twente.

Gesteld kan worden dat de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.