direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Helmerhoek 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00093-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

De wet verplicht dat elke 10 jaar een bestemmingsplan opnieuw wordt vastgesteld. Een bestemmingsplan dat ouder is dan tien jaar wordt als niet meer actueel beschouwd.

In december 2016 verloopt de termijn van 10 jaar voor het vigerende bestemmingsplan “Helmerhoek 2006".

Het voorliggende bestemmingsplan beoogt voor het plangebied "Helmerhoek 2015" een actuele planologisch-juridische regeling te geven. Het plan beschermt bestaande waardevolle ruimtelijke structuren en legt hoofdzakelijk het bestaande gebruik ter plaatse vast. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen mogelijk gemaakt indien de uitwerking van de plannen zodanig concreet is dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de realisatie van de betreffende ontwikkeling binnen de looptijd van het bestemmingsplan (10 jaar) zal plaatsvinden en de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling voldoende verzekerd is.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De gemeente Enschede is ingedeeld in buurten, wijken en stadsdelen. Per 1 januari 2000 zijn in de gemeente Enschede de buurtgrenzen aangepast aan de stadsdeelgrenzen, zodat elke buurt in zijn geheel tot een stadsdeel behoort. Het gebied waarop het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" betrekking heeft, is gelegen in het stadsdeel Zuid. Het plangebied omsluit globaal de wijk Helmerhoek.


Het gebied waarop het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” betrekking heeft wordt globaal begrensd door de Rijksweg 35, de Usselerrondweg, de Broekheurne-ring, de Beekwoudehoek, de achterkant van percelen gelegen aan de Boskamphoek, door de Usseler Markeweg, de Groot Bruninkstraat, de Heersenkampweg en de beek Usselerstroom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0001.png"

1.3 Geldende juridische regelingen

Voor het plangebied van onderhavig bestemmingsplan geldt momenteel het bestemmingsplan "Helmerhoek 2006" . Dit bestemmingsplan is op 18 december 2006 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede.

Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben het plan goedgekeurd op 26 februari 2007. Op 25 mei 2007 is het bestemmingsplan in werking getreden en onherroepelijk van kracht geworden.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2003 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” is geen erkend wijkorgaan actief. Over het bestemmingsplan behoeft dan ook geen advies te worden gevraagd.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

geen vooroverleg bestemmingsplan “Helmerhoek 2015”.

Het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg. Wel is het ontwerpbestemmingsplan ter kennisname toegezonden aan het waterschap Vechtstromen.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd “Helmerhoek 2015” in voorbereiding te nemen op 27 augustus 2014 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan “Helmerhoek 2015” en het kenbaar maken van de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen, is op 26 augustus 2015 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft tervise gelegen van 27 augusutus 2015 tot en met 7 oktober 2015.

Op 8 september 2015 is er een informatiebijeenkomst over het ontwerp-bestemmingsplan gehouden in het gebouw van de openbare basisschool "De Helmerhoek", Bekspringhoek 170 in Enschede.

Zienswijzen

Tijdens de periode dat het ontwerp-bestemmingsplan ter visie ligt, kan een ieder bij de gemeenteraad in een "zienswijze" zijn mening geven over het bestemmingsplan.

Met betrekking tot het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” zijn drie zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen geven geen aanleiding tot het aanbrengen van wijzigingen in het ontwerp-bestemmingsplan "Helmerhoek 2015".

Vaststelling

Artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening schrijft eveneens voor dat de gemeenteraad binnen 12 weken na het einde van de periode van tervisielegging een besluit neemt over het vaststellen van het bestemmingsplan. Bij de besluitvorming tot vaststelling van het bestemingsplan betrekt de gemeenteraad de eventueel ingediende zienswijzen. De gemeenteraad kan naar aanleiding van zienswijzen of op eigen initiatief bij de vaststelling van het bestemmingsplan besluiten het ontwerpplan op onderdelen te wijzigen.

vaststelling bestemmingsplan "Helmerhoek 2015"

De Raad is voorgesteld om bij de vaststelling van het bestemmingsplan ambtshalve wijzigingen in het ontwerpplan aan te brengen. Het gaat hier om een aanpassing van bouwblokken van percelen aan de Ravenhorsthoek. Tevens zijn in de regels wijzigingen aangebracht zodat deze overeenkomen met de landellijke standaardbepalingen in bestemmingsplannen. Een overzicht van de wijzigingen die door de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" ten opzichte van het ontwerpplan zijn aangebracht staan vermeld in het "Overzicht aanpassingen bestemmingsplan "Helmerhoek 2015".

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” is conserverend van aard en er is geen sprake van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Derhalve is een toets aan het hiervoor omschreven rijksbeleid niet noodzakelijk.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0002.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Omdat dit bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, is het niet nodig om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die van toepassing zijn op het plangebied.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geen directe doorwerking op de beheerregeling van het plangebied.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook vijf sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwaterwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeers gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de produktie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de luchthaven heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

2.3.4 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

3.1 Ontwikkelingsgeschiedenis

Stadsdeel Zuid is gelegen ten zuiden van de autosnelweg A35. De hoofdopzet van stadsdeel Zuid bestaat uit drie wijken: De Wesselerbrink, Stroinkslanden en de Helmerhoek. In het uitbreidingsplan van de gemeente uit 1949 zijn deze drie wijken tezamen als te ontwikkelen gebieden aangewezen. De wijken zijn op enige afstand van de bestaande stad gesitueerd. De ruimtereservering tussen de stad en de wijken was nodig voor de aanleg van Rijksweg 35, een hoogspanningsleidingentracé en een doortrekking van het Twentekanaal. Deze reservering is nog zichtbaar.


afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0005.png"

Omdat de drie wijken in één keer als toekomstig woongebied zijn aangewezen, zijn ook de verbindende en structurerende elementen duidelijk herkenbaar.

  • i.
    I. Broekheurnering: De hoofdontsluiting verbindt de drie wijken met elkaar. De Broekheurnering heeft een breed profiel. De bebouwing keert zich als het ware af van de weg. Hierdoor wordt de Broekheurnering als een losliggend en verbindend element in de wijk ervaren. Het beleid van de gemeente is erop gericht dat die functies die belangrijk voor de wijk zijn zoals het wijkcentrum, openbare voorzieningen, etcetra. zich presenteren aan de Broekheurnering.
  • ii.
    II. Autosnelweg A35: Een ruimtelijke barrière tussen stadsdeel Zuid en de rest van de stad. Hierdoor wordt de afstand van stadsdeel Zuid tot de stad als relatief groot ervaren. Vanuit stadsdeel Zuid is er een aantal verbindende wegen met het centrum.
  • iii.
    III. Wesselerbrinklaan: Een lange doorgaande lijn richting het centrum. De Wesselerbrinklaan loopt vanaf de Broekheurnering, door de Wesselerbrink, over de autosnelweg richting het centrum. Het kruispunt tussen de Wesselerbrinklaan en de Broekheurnering is het knooppunt van stadsdeel Zuid.


Van de drie wijken in stadsdeel Zuid overheerst in Stroinkslanden en Helmerhoek het "sub-urbane woonmilieu" en in de Wesselerbrink overheerst het "groene wonen".

Als eerste werd de Wesselerbrink gebouwd (ca. 1960 tot 1970). Deze wijk is sterk verwant aan de in die tijd gangbare stedenbouwkundige ideeën. Voor deze stedenbouwkundige ideeën was het 'nieuwe wonen' uitgangspunt waarbij modernistische idealen als 'licht, lucht en ruimte' het credo waren. Dit heeft geresulteerd in een wijk waarin een ontworpen 'stempel' van verschillende bouwblokken in een rechtlijnige compositie is herhaald; de wijk is letterlijk 'gestempeld'.

Globaal tussen 1970 en 1980 is de wijk Stroinkslanden gebouwd. In de jaren '70 kwam als reactie op het 'nieuwe wonen' met de herhaling en rechthoekige structuren een meer romantische stedenbouwkundige opzet in zwang; de woonerfwijken. Echter voor een deel zijn nog kenmerken van het 'nieuwe wonen' ( stempel) in deze wijk terug te vinden.

Als laatste is de wijk Helmerhoek gebouwd (ca. 1980 en 1990). Hierbij werd voortgeborduurd op de woonerfwijken uit de jaren '70.

De drie wijken zijn vormgegeven als grootschalige woongebieden met weinig menging van functies. De wijken Helmerhoek en Stroinkslanden bestaan overwegend uit eengezinswoningen.

Stadsdeel Zuid wordt omgeven door het groene buitengebied van de gemeente. De ligging van de zuidwijken aan de Groene Scheg in het oosten en westen en de diverse parken geven het stadsdeel een groene beleving. Verschillende parken scheiden de wijken onderling van elkaar. De randen van de woongebieden zijn vooral vormgegeven als 'zachte randen' doordat de huizen met de achtertuinen grenzen aan de groene ruimten.

In de loop van de tijd (ca. 1990 en 2000) zijn aan de randen van de drie wijken in stadsdeel Zuid nieuwe woonlocaties gerealiseerd die een eigen ruimtelijke opbouw kennen. Dit zijn ondermeer Eikendaal en Park Broekheurne. Ten zuiden van de Wesselerbrink is de woonlocatie het Brunink in aanbouw.

3.2 Ruimtelijke en functionele structuur

3.2.1 Stedenbouwkundige hoofdstructuur

Algemeen

De Helmerhoek vormt een duidelijk begrensd gebied, gescheiden van de overige wijken door de Broekheurnering met geluidswal en het sportpark. Aan de zuid en westzijde grenst de wijk aan het buitengebied en aan de noordzijde vormt de A35 een duidelijke scheiding met de rest van de stad.

De Helmerhoek is vormgegeven als een woonerfwijk. De woonerfwijken moesten de gezelligheid en de veiligheid bieden die in de stempelwijken werd gemist. Eengezinswoningen zijn gegroepeerd rond besloten openbare ruimte met veel groen. Intieme woonerven in plaats van straten, wonen aan speelruimte in plaats van aan een verkeersruimte was het credo.

Bestaande groenstructuren zijn opgenomen in de opbouw van de wijk. De woonerven zijn aan elkaar geschakeld in kronkelende wegenstructuren.

Het bouwtempo lag in de jaren '80 als gevolg van de economische recessie lager, waardoor de Helmerhoek in zeer kleine eenheden is ontwikkeld. Door de sterk gefaseerde ontwikkeling gecombineerd met de in die tijd nog gebruikelijke woonerven wordt de structuur van de wijk vaak als onduidelijk ervaren en maakt dat men zich in dit gebied ook slecht kan oriënteren.


Bebouwingsstructuur

De Helmerhoek bestaat in de hoofdopzet uit drie woongebieden, georganiseerd rond de drie buurtwegen die aansluiten op de Broekheurnering. Centraal in de wijk en ontsloten door de middelste buurtweg ligt het voorzieningencentrum van de wijk. Door de sterk gefaseerde ontwikkeling in kleine eenheden is er een beperkte samenhang binnen een buurt ontstaan.

De wijk is een typische woonwijk, waarvan de eengezinswoningen in rijen en twee-onder-een-kap woningen de meest voorkomende bebouwingstypen zijn.


afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0006.png"

woonerf met speelvoorzieningen


Aan de randen van de wijk komen ook de geschakelde en vrijstaande woningen voor, in een lagere dichtheid gebouwd, waardoor een goede overgang naar het landelijke gebied is gerealiseerd

Centraal in de wijk, ter plaatse van het wijkcentrum, is een hogere bebouwingsdichtheid gerealiseerd, deels gestapeld in maximaal 4 bouwlagen. In het overige gebied is een gemiddelde dichtheid gehanteerd.

In de wijk zijn 3000 woningen gerealiseerd. Op een enkele locatie is woningbouw nog mogelijk.


Voorzieningen

De wijkvoorzieningen zijn met name geconcentreerd centraal in de wijk. Zowel de winkels als een concentratie van basisscholen vormen het hart van de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0007.png"
de openbare school De Helmerhoek


Aan de noordzijde is een basisschool aan het park gesitueerd en aan de zuidzijde zijn een tweetal scholen gesitueerd.

3.2.2 Verkeersstructuur

Hoofdwegenstructuur

De verkeerstructuur van de Helmerhoek is volledig gericht op de Broekheurnering, het autoverkeer kan de wijk alleen via deze weg verlaten, alleen te voet of per fiets kan men vanuit de wijk rechtstreeks het buitengebied bereiken. De wijk wordt ontsloten door 3 wijkontsluitingswegen (Beekwoudehoek, Dubbelinckhoek en Koppelboekhoek) die op de Broekheurnering aansluiten en die zich wijkinwaarts splitsen in twee wegen die verder de wijk in lopen en uiteindelijk overgaan in normale woonstraatjes. De wijkontsluiting in de noordelijke buurt splitst zich op het punt waar de noordelijke groenlob diep de wijk insteekt. De centrale wijkontsluitingsweg splitst zich op het punt waar het wijkcentrum ligt met de winkels en scholen en aansluitend de centrale groenlob. De zuidelijke wijkontsluitingsweg splitst zich daarentegen niet op een voor de wijk bijzondere plek. Door de ontwikkeling van een nieuw woongebied aan de oostzijde van de wijk wordt de zuidelijkste inprikker voorzien van een nieuw kruispunt naar deze wijk. Vanuit deze nieuwe wijk is het straks ook mogelijk om te ontsluiten op de Geessinkbraakweg/ Geessinkweg. De rechte belijning van de buurtwegen gaan ter plekken van kruising van de Houwbeek over in een meer kronkelige structuur, zo kenmerkend voor deze woonerf-wijk. De wegenstructuur is zodanig vormgegeven dat er een goed evenwicht is tussen enerzijds een goede bereikbaarheid met auto's van de woningen en anderzijds een rustige en veilige woonstraat.

In 2005 heeft de Raad het wegencategoriseringsplan gewijzigd, waardoor deze 3 wegen volledig binnen het verblijfsgebied komen te vallen en daarmee onderdeel uitmaken van een 30 km/uur-zone. Het hiervoor benodigde verkeersbesluit is in procedure en zal volgens planning in juni 2005 definitief worden. Vervolgens zullen de wegen één voor één omgebouwd worden, waarna de nieuwe maximumsnelheid van 30 km/uur gaat gelden. Tot die tijd geldt op deze wegen tussen de Broekheurnering en de T-splitsingen een maximumsnelheid van 50 km/uur.


Verblijfsgebieden

De Helmerhoek vormt één groot aaneengesloten verblijfsgebied. De meeste wegen in dit gebied passen prima bij de toegestane maximumsnelheid van 30 km/uur. Er zijn geen al te lange rechtstanden en de breedte van de wegen is overal beperkt. Geconcludeerd kan worden dat wijk in redelijke mate voldoet aan de principes van Duurzaam Veilig.


Openbaar Vervoer

De wijkontsluitingswegen zijn oost-west georiënteerd. Haaks op de structuur ligt de busroute centraal door de wijk en vormgegeven als een grotendeels vrijliggende busbaan vanaf de Geessinkbraakweg tot aan de Haarspithoek. De busbaan verbindt de belangrijkste wijkvoorzieningen in de wijk en ligt binnen straal van 350 meter van alle woningen in de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0008.png"
busbaan


Deze busbaan wordt slechts op een beperkt aantal punten gekruist door wegen voor het autoverkeer. Het openbaar vervoer maakt gebruik van deze busbaan en rijdt vanaf de aansluiting op de Haarspithoek nog door tot de keerlus aan de Disselhoek.


Fietsnetwerk

Het fietsnetwerk van de Helmerhoek wordt gekenmerkt door een groot aantal solitaire fietspaden die samen met de wijkontsluitingswegen het primaire fietsnetwerk van de Helmerhoek vormen. De belangrijkste solitaire fietspaden zijn: de Oude Dijk, de Boswinkelbeekweg, het solitaire fietspad in het verlengde van de Boswinkelbeekweg tot aan de Usselermarkeweg en de solitaire paden die de verschillende wijkontsluitingswegen met elkaar verbinden en in het noorden aansluiten op de Oude Dijk. De Oude dijk vormt voor fietsers een belangrijke verbindingsroute richting Enschede-West en Enschede-Centrum via de fietstunnel onder de A35 en de Haaksbergerstraat.


Verkeerskundige problemen / ontwikkelingen in de wijk

Op verkeerskundig gebied spelen er in de Helmerhoek de volgende zaken:

1. De ombouw van de wijkontsluitingswegen naar 30 km/uur-wegen. Hierbij worden de fietspaden opgeheven en worden snelheidsremmende maatregelen getroffen ter hoogte van de aansluiting op de Broekheurnering.

2. De verbetering van de solitaire fietsroutes door de wijk. In samenwerking met een commissie waarin ouders van de basisscholen in de wijk vertegenwoordigd zijn, wordt reeds enkele jaren gewerkt aan het veiliger en comfortabeler maken van de belangrijkste fietsroutes door de wijk. Dit resulteert onder andere in het aanleggen van verhoogde voorrangskruispunten waar fietsroutes de wegen voor het autoverkeer kruisen.

3. Verbetering van de oversteekbaarheid van de Usselerrondweg, door ter hoogte van het kruispunt met de Broekheurnerrondweg de middenberm te verbreden naar 4 meter. Hierdoor neemt het ruimtebeslag van de weg toe.

4. De inprikkers ogen door hun lange rechtstanden nog niet als een verblijfsgebied, de eerste kruispunten in deze straten dienen dan ook nog voorzien te worden van plateaus. In de verdere toekomst zullen de aansluitingen op de Broekheurnering vormgegeven moet worden als uitritconstructies.

5. In het centrum gebied vind een verdere concentratie van functies plaats, hiervoor zullen extra parkeerplaatsen gerealiseerd gaan worden die een dubbel functie gaan vervullen voor zowel de bestaande functies (scholen) als het gezondheidscentrum.

3.2.3 Groenstructuur

De oorspronkelijke waardevolle houtwallen en de Houwbeek met begeleidend groen zijn opgenomen in de wijk in de vorm van doorgaande groenstructuren en parken. Daardoor lopen lange groene lijnen door de wijk Helmerhoek. Een wijkpark ten westen van het winkelcentrum is begin 90er jaar ontworpen en aangelegd. Er is geprobeerd hier en daar de sfeer van een dorp te creëren, met groene pleintjes en terugwijkende gevels met plantsoenen ervoor.

Een ander kenmerk van de Helmerhoek is een groene geluidswal langs de Broekheurnering die de wijk van de rest van de stad scheidt. Ook mede daardoor is er geen ruimtelijke continuïteit tussen de Helmerhoek en de Wesselerbrink. Verder is voor de Helmerhoek kenmerkend de nabijheid van het buitengebied.


Helmerhoekpark

Het Helmerhoekpark is een wijkpark in de wijk de Helmerhoek. Het park bestaat uit een vijver met in het midden een houten brug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0009.png"
vijver in park nabij Smuddeboshoek


Rondom het park ligt historisch groen (oude houtwallen) met een beek en een aantal oude boerderijen. De twee groenlobben zijn onderling verbonden met een doorgaande groenstructuur van wisselende breedte als een kralensnoer. Tevens zijn er tal van woningen en boerderijen opgenomen in de woonwijk. Aan de noordzijde van de wijk vormt deze bebouwing een onderdeel van de groenlobben, zoals een karakteristiek oud boerenerf aan de westzijde van de Boswinkelbeekweg nabij de Oude Dijk. Aan de zuidzijde van de wijk zijn de behouden woningen opgenomen in de bebouwingsstructuur.


Stadsranden

Het landschap aan de zuidzijde van de stad is zowel ruimtelijk als ecologisch van hoge kwaliteit. Tevens functioneert het goed als uitloopgebied voor de wijk en de stad. Het is zeer geschikt om te wandelen en te fietsen en heeft een daartoe geëigend padenstelsel.

Vanuit de wijk is het buitengebied echter slecht beleefbaar, verbindingen met het buitengebied zijn beperkt. Doordat de stadsrand uit bebouwing bestaat die met de achterkanten naar het landschap is gericht, is er nauwelijks sprake van een visuele relatie met het landschap vanuit de wijk.

3.2.4 Bedrijven

Bedrijventerreinen en binnenstedelijke bedrijvigheid

Enschede kent door haar (industriële) geschiedenis veel binnenstedelijke bedrijfslocaties. Er is echter sprake van een uitschuifproces van bedrijven van de bestaande stad naar de rand van de stad. Dit suburbanisatiegedrag van het bedrijfsleven doet zich in iedere stad voor, maar vanwege de vele bedrijvigheid in de bestaande stad in hoge mate in Enschede. Ondanks de vele verhuisbewegingen naar buiten herbergt Enschede nog steeds veel binnenstedelijke bedrijvigheid.

Daar waar de bedrijven uit de stad zijn vertrokken is de achtergebleven locatie vaak getransformeerd tot woonlocatie. Al in de vorige Toekomstvisie heeft de gemeente aangegeven dat de druk op het buitengebied zo beperkt mogelijk moet zijn. De druk op de ruimte in de stad neemt dus toe: daar waar mogelijk moet de bedrijvigheid in de bestaande stad worden opgevangen. Dit eens te meer daar de vrijgekomen bedrijfsruimte (locatie, gebouwen) in het bestaand stedelijk gebied veelal dient als 'broedplaats' voor nieuwe startende bedrijvigheid en de structuur van de lokale economie en de vitaliteit van de wijk en de bestaande stad versterkt. Ook landelijk staat herstructurering van bestaande locaties bovenaan de agenda.

Binnenstedelijke bedrijvigheid valt eigenlijk uiteen in een twee beleidsvelden te weten functiemenging (verspreide/informele locaties) en bedrijventerreinen (formele locaties). De gemeente wil actief inzetten op het tegengaan van een verdere afname van de bestaande voorraad binnenstedelijk bedrijfslocaties en heeft hiervoor beleid ontwikkeld. In 2007 is onder meer het beleid binnenstedelijke bedrijfslocaties door de gemeenteraad vastgesteld.

Het Ministerie ILM hanteert de zogenoemde SER-ladder (Ruimtelijk Economisch Beleid, 1999) voor een selectief en doelmatig ruimtegebruik van Nederland. Uitgangspunt is de behoefteraming voor de lange termijn gebaseerd op het Transatlantic Market scenario zoals beschreven in de studie Welvaart en Leefomgeving (WLO).

De aanpak loopt via een betere regionale samenwerking en planning en het versnellen van de herstructureringsopgave. Via een convenant met provincie en de VNG (zomer 2009) zijn de taken voor alle partijen vastgesteld.

De provincie Overijssel heeft één en ander vertaald in de Omgevingsvisie en het meerjarenprogramma Vitale bedrijvigheid (juni 2009). Met elke gemeente zijn meerjarenafspraken gemaakt over herstructurering en nieuwe uitleglokaties, ook weer vastgelegd in een convenant met prestatie-afspraken (november 2009). Deze afspraken zijn overgenomen in de herijking van de Omgevingsvisie (2012).  

Met het programma 'Economie en Werk' en de economische visie 'Enschede in sterk Twente' (2012) blijft het creëren van fysieke ruimte voor bedrijvigheid hoog op de agenda staan waarbij inbreiding voor uitbreiding gaat. Het gaat dan om herstructurering, binnenstedelijke terreinen, variatie in kavels/terreinen en om de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Hiermee volgen wij de SER-ladder.

Ruimte voor modern gemengde bedrijvigheid is nodig voor het uitvoeren van de Toekomstvisie: behoud van het bestaande en ruimte geven aan vernieuwing. Het uiteindelijke doel is dat er ruimte wordt geboden aan groei van bedrijven zodat er (nieuwe) arbeidsplaatsen ontstaan in de stad/regio en een stevige economische basis wordt gelegd.

De gemeenten van de Netwerkstad Twente hebben in 2010 gezamenlijk een bedrijventerreinenvisie opgesteld. Uitgangspunt is het gezamenlijk ruimte kunnen aanbieden aan bedrijven die nieuwe ruimte nodig hebben. Ook is gekozen voor het nauw op elkaar afstemmen van de ontwikkeling van bedrijventerreinen zodat overcapaciteit voorkomen wordt en een gezamenlijke acquisitie. Doel is om alle typen bedrijvigheid te accommoderen. In de visie is ook aangegeven hoe de gemeenten en bedrijven (willen) bijdragen aan duurzaam ruimtegebruik. Daartoe worden diverse initiatieven ontwikkeld en uitgevoerd op het terrein van energiegebruik, milieumanagement, ruimtekwaliteit en parkmanagement. De uitgifte van bedrijventerreinen en de werkelijke ruimtebehoefte zullen jaarlijks gemonitord worden. In 2013 is de eerste herijking van de visie gemaakt.

Enschede heeft meerdere locaties om aan de vraag te kunnen voldoen: via herstructurering (o.a. Havengebied, Hardick & Seckel), zoeken naar nieuwe binnenstedelijke locaties en uitleg.

Binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" komen geen bedrijventerreinen voor.

Enclaves

Naast de grote bedrijventerreinen in en om de stad bestaan zgn. bedrijfsenclaves in de (woon)wijken. Om naar de toekomst toe duidelijkheid te geven aan gebruiker en omwonenden is per enclave gekeken naar de functionele toekomstwaarde. Deze zijn in kaart gebracht en door het College vastgesteld op 18 januari 2011.

Binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" komen geen enclaves voor.

Functiemening

Het beleid t.a.v. functiemenging is een overkoepelend beleid (zie ook detailhandel- en kantorenbeleid) ter stimulering van de werkgelegenheid en leefbaarheid in (woon)wijken. Het beleid sluit tevens aan bij het gemeentelijk startersbeleid. Het beleid ten aanzien van functiemenging in de woonwijken is in het kader van Stimuleren wijkeconomie nader uitgewerkt en is in de zomer 2009 vastgesteld.

Veel mensen starten een eigen bedrijf vanuit hun woning. De woning is zeker in de beginfase van het bedrijf een ideale vestigingslocatie. Het is goedkoop, flexibel en geschikt om werk te combineren met andere taken. Vanuit economisch opzicht leveren deze bedrijven aan huis een goede bijdrage aan de bedrijvigheid en dynamiek van de wijk. Bovendien wordt de werkgelegenheid hierdoor bevorderd. Ook al blijven deze bedrijven vaak klein en meestal beperkt tot een eenmansbedrijf, zoals bijvoorbeeld de zogenaamde ZZP-ers (zelfstandige zonder personeel).

Het bevorderen van het starten van een bedrijf vanuit de woning past ook bij de aandacht voor levendige wijken, het multifunctioneel bouwen en een meervoudig ruimtegebruik. In veel wijken zijn er grotere dan wel kleinere concentraties van ZZP-ers. Als voorbeeld kan worden genoemd Stroinkslanden-Zuid en Horstlanden Veldkamp. In totaal zijn alleen al ongeveer 4500 ZZP-ers in de stad gevestigd.

Voor de gemeente Enschede is het fenomeen “bedrijf aan huis” vanuit verschillende doelstellingen relevant:

  • Het bevorderen van werkgelegenheid in de wijk;
  • Het vergroten van de (sociaal-economische) dynamiek in de wijk door een vermindering van de nadruk op de woonfunctie (doorbreken van de monofunctie wonen);
  • Het bevorderen van sociale stijging;
  • Het terugdringen van mobiliteit.

Bij werken aan huis gaat het niet alleen over ZZP-ers, die bijvoorbeeld één kamer in de woning in gebruik hebben als kantoor/bedrijfsruimte. Vaak zijn er in doorgaande straten (stedelijke radialen of dorpse linten) meestal nog winkelplinten waar naast detailhandel en restaurants ook andere bedrijfjes gevestigd zijn. In het ruimtelijk beleid gelden voor detailhandel en horeca specifieke vereisten en daarom vallen deze bedrijven ook niet onder de definitie van functiemenging. De ruimten in plinten zijn echter vaak wel zeer interessant als vestigingsplaats voor bedrijfsruimtes waarbij de bedrijfsuitoefening niet thuis kan plaatsvinden omdat men bijvoorbeeld meer ruimte nodig heeft of het bedrijf in kwestie veel bezoekers trekt. Het bedrijf wordt meestal ook niet zo groot, dat verhuizing naar een (te bouwen) bedrijfspand op een bedrijventerrein een optie is. Bij plinten kan ook gedacht worden aan de begane grond van flats, waarbij bijvoorbeeld vanuit een garage een bedrijfje gevoerd kan worden.

Enschede is ingedeeld in landelijk gebruikte woonmilieus. Deze woonmilieus geven aan, hoe een buurt is opgebouwd, in de samenhang tussen stedenbouw, korrelgrootte en woningtype. Hieruit kan ook iets worden gezegd over parkeermogelijkheden en openbare ruimte. Vaak trekken bepaalde woonmilieus ook mensen aan met een bijbehorende leefstijl. Het ene woonmilieu leent zich daarom beter voor functiemenging dan het andere. In het schema is aangegeven in welk woonmilieu gekozen is voor welke mate van functiemenging.

Regeling functiemenging per woonmilieu:

  • A. De basisregeling functiemenging: max. 30 m2 bebouwde oppervlak, daarboven ontheffing aanvragen per geval;
  • B. 30 % van het bebouwde oppervlak standaard vrijgeven voor functiemenging, daarboven ontheffing aanvragen per geval;
  • C. Binnen de kaders van de 'Gids Buitenkans' geheel vrijlaten. Deze gids maakt veel ontwikkelingen mogelijk, mits ze versterkend zijn voor de kwaliteiten van het landschap;
  • D. Een aantal “hotspots” in de stad aangeven waarbinnen een 49% vrijstelling toegestaan wordt (daarboven is er sprake van bestemmingswijzigingsprocedure per individueel geval).

Deze categorieën gekoppeld aan de woonmilieus geven de volgende indeling:

Woonmilieu   Regeling functiemenging  
Landelijk milieu   C.  
Dorps woonmilieu   B.  
Villa's in het groen   B.  
Suburbaan   A.  
Groene woonwijk   A. (met experimenten (B) in de plinten).  
Wijkcentrum wonen   A.  
Stedelijk compact   A.  
Centrum stedelijk   A.  
Stedelijke villa's   B.  
Stedelijke radialen, dorpse linten en singels   B.  
“Hot Spots” in de stad   D.  

De binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" liggende woonmilieus vallen op basis van de Regeling functiemenging onder A. 'suburbaan'.

3.2.5 Detailhandel

Detailhandelsstructuurvisie 2012

In januari 2012 is de detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze visie wordt als beleidskader gehanteerd:

  • Versterking van de binnenstad door bundeling van marktinitiatieven;
  • Een fijnmazige, duurzame structuur van sterke boodschappencentra in elke wijk;
  • Herpositionering en kwaliteitsverbetering van lokaal verzorgende woonboulevard;
  • Versterking van een gevarieerd aanbod doe-het-zelfartikelen op aanvaardbare afstand van de consument;
  • Behoud van gevarieerd tuincentrumaanbod op bestaande (winkel-)locaties;
  • Zo mogelijk behoud voorzieningen in kleine kernen.

Detailhandelsbeleid voor het plangebied Helmerhoek

Binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" is een buurtwinkelcentrum aanwezig, wijkwinkelcentrum Helmerhoek aan de Kevelhamhoek. Verder zijn er geen winkels aanwezig in het gebied.

3.2.6 Horeca

Ontwikkelingskader Horeca 2005 - 2015

Het Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015 is op 11 juli 2005 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Het Ontwikkelingskader vormt het beleidskader voor een goede ruimtelijke en economische ontwikkeling van de horeca in Enschede.

Het Ontwikkelingskader:

  • beschrijft op hoofdlijnen het toekomstige horecabeleid in de gemeente Enschede en geeft aldus aan waar de gemeente zich de komende jaren op richt als het gaat om het realiseren van ambities in de horeca;
  • zorgt voor inbedding van de bestaande horeca en biedt gemeente én ondernemers een toetsingskader voor nieuwe horecaontwikkelingen en -initiatieven;
  • dient als basis voor de uitwerking van bestemmingsplannen (input voor gemeentelijke bestemmingsplannen en toetsingskader voor de provincie).

In het Ontwikkelingskader zijn de volgende nadere keuzes verwerkt:

  • de versterking van de (binnen)stad als (Eu)regionaal uitgaanscentrum door aanwijzing van gebieden waar bestaande en nieuwe marktpartijen voldoende ruimte krijgen om een (ver)nieuw(end) horeca-aanbod te introduceren;
  • de bundeling van horecabedrijvigheid in een aantal krachtige clusters, waarbij planologisch onderscheid is aangebracht tussen horecaconcentratiegebied, horeca-ontwikkelingsgebied, horecaconsolidatiegebied en sterlocaties. Concreet krijgt de horeca de komende jaren ruimte voor ontwikkeling op de volgende locaties: Oude Markt e.o., Muziekkwartier, Van Heekplein, Roombeek en Boekelo/Rutbeek e.o.;
  • de beperking van mogelijke overlast voor aanpalende overige functies;
  • de verruiming van de openingstijden in het horecaconcentratiegebied en de overige binnenstad.

Horeca in woonwijken

Voor het gebied Helmerhoek is de in deze Nota opgenomen passage over horeca in woonwijken van belang. Daarover wordt het volgende opgemerkt:

"In de woonwijken treffen we naast winkels in de dagelijkse sector diverse afhaalchinezen, pizzeria's en cafetaria/snackbars, vaak in winkelcentra. Dit zijn normale en uit verzorgingsoptiek noodzakelijke representanten van de buurt- en wijkverzorgende horeca. Ook treffen we, vooral in de oudere wijken en dorpen, nog hoekcafés en buurtkroegen aan. Niet zelden vervullen deze voorzieningen een rol als sociaal trefpunt in de buurt.

Het beleid richt zich op behoud en, indien nadere marktanalyse hier aanleiding toe geeft, een beperkte uitbreiding van het aanbod buurt- en wijkverzorgende horeca, samen met kwaliteitsverbetering van het al bestaande aanbod. Net als voor de detailhandel geldt dat de kansen op behoud en versterking van het horeca-aanbod het grootst zijn bij concentratie in perspectiefvolle buurt- en wijkcentra. Een kwestie van marktwerking waar vanuit de gemeente niet actief op zal worden aangestuurd."

3.2.7 Kantoren

Kantorenvisie Netwerkstad 2012

In mei 2012 is de Kantorenvisie Netwerkstad vastgesteld. In deze visie worden de volgende beleidskader gehanteerd:

Ten aanzien van plancapaciteit:

  • Inzet op twee typen kantoorlocaties, namelijk centrum/stationlocaties en stadsrandlocaties (Zuiderval en Kennispark;
  • Geen nieuwe kantoorlocaties (plancapaciteit) toevoegen;
  • Fasering binnen bestaande kantoorgebieden;
  • Accent op renovatie en vervangende nieuwbouw;
  • Voorwaarden aan (ver)nieuwbouw;

Ten aanzien van leegstand:

  • Proactieve houding bij leegstand
  • Bestrijden structurele leegstand (niet courante panden)
  • Flexibiliteit transformatie leegstaande kantoren op overige locaties
  • Tijdelijke functies in leegstaande kantoren

Kantorenvisie voor het plangebied Helmerhoek

Gronden in het gebied van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" zijn niet als kantorenlocatie aangewezen in de Kantorenvisie Netwerkstad. Om die reden geldt voor dit gebied een consolidatiebeleid. Dit betekent dat de huidige daartoe bestemde kantoren kunnen blijven zitten, maar niet meer mogen uitbreiden.

3.3 Cultuurhistorie en archeologie

Inleiding

Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Het Verdrag van Valetta) is in 1992 ondertekend. Het verdrag is geïmplementeerd via een wijziging van de Monumentenwet (Wet op de archeologische monumentenzorg), die op 1 september 2007 in werking is getreden.

Doelstelling is om zo veel mogelijk bodemschatten in de bodem te behouden, om zo aantasting van het bodemarchief te voorkomen. Verder wordt bevorderd dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke ordening rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Uitgangspunt is tevens dat bodemverstoorders archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen betalen.

De Wet op de archeologische monumentenzorg legt de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed bij gemeenten en bepaalt dat archeologie voortaan binnen het instrumentarium van de ruimtelijke ordening dient te worden meegewogen. De kern van de nieuwe wetgeving is als volgt:

  • het Rijk blijft verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen ingevolge de Monumentenwet 1988 en dus voor de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten;
  • de provincie kan archeologische attentiegebieden aanwijzen die moeten worden opgenomen in een bestemmingsplan van een gemeente en kan verplichtingen opleggen bij ontgrondingen;
  • het inbedden van archeologie in ruimtelijke plannen;
  • het behouden en beschermen van waardevolle archeologie in de bodem;
  • verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoring;
  • de bodemverstoorder betaalt de kosten van archeologisch onderzoek.

De gemeente heeft ten aanzien van het omgaan met archeologie een substantiële inhoudelijke beleidsruimte om belangenafwegingen te maken. De uitvoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg draagt bij aan de kennis van het ontstaan van de stad en samen met de monumenten, landschapshistorie en bouwhistorie, aan de kwaliteit van de ruimte en de identiteit en het imago van de gemeente Enschede

Archeologiebeleid gemeente Enschede

Op 28 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke wijze binnen de gemeente Enschede invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroeg tijdstip te worden betrokken bij planontwikkelingen en/of aanvragen voor bouw-, sloop- of aanlegvergunningen dat de risico's van bodemverstoringen voor de archeologie voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij is het van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde. Gesteld kan worden dat tot de Middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de Middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. In deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op basis van kennis over het hiervoor genoemde kan een indicatie worden gegeven over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties ten aanzien van gebiedsspecifieke verwachtingen zijn op een archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Enschede aangegeven. Voor gebieden met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde en waardevolle terreinen geldt een archeologische onderzoeksplicht.

Die onderzoeksplicht strekt ertoe dat voor ingrepen in de bodem met een oppervlakte van tenminste 250 m2 (gebied A) dan wel tenminste 2500 m2 (gebied B) en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm eerst via archeologisch (voor)onderzoek dient te worden aangetoond of door die voorgenomen ingreep geen waardevolle archeologische resten zullen worden verstoord.

Archeologie en het plangebied "Helmerhoek 2015"

Op basis van de archeologische beleidskaart van de gemeente Enschede geldt voor een klein gedeelte van het plangebied van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" het beleidstype "onderzoeksgebied a" en voor een gedeelte van het plangebied het beleidstype "onderzoeksgebied b".

De gronden zijn op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" aangegeven met de aanduidingen "archeologisch onderzoeksgebied a" dan wel "archeologisch onderzoeksgebied b". Om de (mogelijke) archeologische waarden op genoemde locaties te waarborgen zijn in de regels daarvoor bepalingen opgenomen.

De onderzoeksplicht geldt voor ingrepen in de bodem met een oppervlakte van tenminste 250 m2 voor gronden met de aanduiding "archeologisch onderzoeksgebied a" en met en oppervlakte van tenminste 2.500 m2 voor gronden met de aanduiding "archeologisch onderzoek b" én voor beide gebieden een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm. Voor deze ingrepen dient eerst via een archeologisch (voor)onderzoek te worden aangetoond dat door de voorgenomen ingreep geen waardevolle archeologische resten zullen worden verstoord.

Burgemeester en wethouders mogen hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken indien uit een archeologisch vooronderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige archeologische waarden.

Archeologisch erfgoed

Het plangebied van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" heeft op de gemeentelijke Archeologische Verwachtingenkaart deels een lage (in geel aangegeven), deels een middelhoge (lichtoranje) en voor een gering deel een hoge (donderoranje) archeologische verwachting.

Gebieden met een lage verwachtingswaarde zijn vrijgesteld van de archeologische onderzoeksplicht. Archeologisch onderzoek is verplicht in gebieden met een middelhoge en hoge verwachtingswaarde bij activiteiten met een bodemverstoring van > 500 m2 en een diepte van > 50 cm.

Doordat het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" overwegend consoliderend van aard is, het gebied voor het merendeel is bebouwd en er op is gericht de bestaande situatie ter plaatse vast te leggen, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Mochten in het plangebied bij activiteiten met bodemverstoring toch archeologische resten worden aangetroffen dan geldt op grond van de Monumentenwet een meldingsplicht bij de gemeente Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0010.jpeg" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0011.jpeg"

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

Bij de ontwikkeling van de wijk Helmerhoek zijn de belangrijkste landschapselementen opgenomen in het stedenbouwkundigplan. Oude routes zoals de Oude Dijk, bestaande houtwallen, waterlopen en oude erven met erfbeplanting zijn behouden gebleven en zijn nog altijd voor een deel herkenbaar in de wijk en geven de wijk een eigen identiteit.

Bij de recente ontwikkelingen bebouwing van het zogenaamde Erve Leppink en de nieuwbouw van woningen in het gebied Beekwoude is eveneens rekening gehouden met cultuurhistorische elementen. Bij Erve Leppink is als typologie "het boerenerf" uitgangspunt geweest en voor Beekwoude is een nieuw aan te planten houtwal langs de sportvelden onderdeel van het plan.

Monumenten in het plangebied

Binnen het gebied van bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” komen geen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten voor. Ook zijn er geen beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" bevinden zich geen beschermwaardige bomen.

Conclusie

Vanuit een oogpunt van cultuurhistorie en archeologie zijn er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015".

3.4 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. In de Welstandsnota gelden voor het plangebied van bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" diverse welstandsidentiteiten. Deze identiteiten hangen samen met de diverse bestemmingen en functies in het plangebied. De diverse welstandsidentiteiten zijn aangegeven op onderstaande tekening "Overzicht welstandsidentiteiten".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0012.jpg"

Overzicht welstandsidentiteiten

De in het plangebied voorkomende welstandsidentiteiten zijn(van noord naar zuid):

"Vrije landelijke bebouwing" voor gronden gelegen rondom de vijver in het noordelijk plangebied (aangegeven in grone/bruin op de tekening);

"Boerenerven" voor een aantal kleinere gebieden in het noorden en midden van het plangebied (aangegeven in matgroen);

"Woonerfwijken" voor het overgrote deel van het plangebied (aangegeven in rose/paars);

"Buitenplaatsen en landgoederen" voor het middengebied (aangegeven in felgroen);

"Vrije kavel wijken" voor gronden gelegen in het zuidelijk plangebied (aangegeven in lichtgroen).

Iedere identiteit kent z'n eigen specifieke criteria waaraan aanvragen om afgifte omgevingsvergunning moeten voldoen.

3.5 Duurzaamheid

Actieplan duurzaamheid

Het klimaat is aan het veranderen. We realiseren ons steeds meer dat onze grondstoffenvoorraad eindig is en we zien dat sommige dier- en plantensoorten met uitsterven worden bedreigd. Grote vraagstukken, waarvoor geen gemakkelijke oplossingen zijn.


Speerpunten van beleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:


1 Energie

Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.

2 Biodiversiteit

Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving

3 Circulaire economie

Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.

4 Duurzame mobiliteit

Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.

5 Eigen organisatie

Zelf het goede voorbeeld geven.

6 Groene groei

Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water, bodem, grondstoffen en biodiversiteit.

7 Klimaatadaptatie

Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.

8 WEconomy

Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame doelstellingen.


Aanpak

Binnen de voorgestane aanpak staan duurzame daden, duurzame deals en duurzaam doen centraal.


Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.


Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.


Duurzaam Doen 

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.


Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

4.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

4.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Het bestemmingsplan maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

4.1.2 Bodemkwaliteit

Algemeen

Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.


Het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015"

Het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" is conserverend van karakter. Dit houdt in dat in dit plan de bestaande situatie wordt vastgelegd. Omdat de huidige bodemgesteldheid de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloed, is het niet noodzakelijk om na te gaan of er bodemonderzoekgegevens bekend zijn. Om een globaal beeld te kunnen schetsen van de milieuhygiënische bodemgesteldheid binnen het plangebied, zijn de in het bodemarchief van de gemeente Enschede aanwezige gegevens geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er binnen het bestemmingsplangebied enkele locaties bekend zijn waar sterk verhoogde gehalten voorkomen of kunnen voorkomen in grond of grondwater. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij eventuele herontwikkelingen binnen het gebied.


Conclusie

Binnen het plangebied van bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" is bekend dat er lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De betreffende bodemverontreinigingen vormen geen belemmering of kunnen functiegericht worden gesaneerd.

4.1.3 Geluid

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.


Wegverkeerslawaai

Het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” betreft een conserverend plan. Binnen het plangebied worden geen nieuwe bronnen en nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Wel zijn binnen het plangebied nog twee locaties aanwezig met een woonbestemming waar nieuwe woningen kunnen worden gebouwd. Het betreft een locatie aan de Oude Dijk voor de bouw van drie woningen en een locatie aan de Boswinkelbeekweg voor de bouw van 2 woningen. Gelet op artikel 76, lid 3 van de Wgh moeten de nog niet bebouwde kavels als nieuwe situatie worden beschouwd.

In de Wgh is bepaald dat elke weg een zone heeft (art.74 Wgh), met uitzondering van de wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Binnen deze zone, die op te vatten is als de mogelijke invloedssfeer van de weg, mag de geluidbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige objecten, die door die weg veroorzaakt wordt, de in de Wgh vastgelegde waarden niet te boven gaan.

Voor het plangebied zijn Rijksweg 35, de Usselerrondweg en de Broekheurnering de voor wegverkeerslawaai belangrijkste wegen. Beide locaties waar nog woningen gerealiseerd kunnen worden zijn gelegen buiten de zone van deze wegen.

De locatie Oude Dijk is gelegen binnen de zone van de Helmerstraat. De overige wegen in de nabijheid van de locatie Oude Dijk zijn aangeduid als woonerf. In de nabijheid van de locatie Boswinkelbeekweg zijn uitsluitend wegen aanwezig die aangeduid zijn als woonerf. De Helmerstraat en de in de nabijheid van de beide locaties als woonerf aangeduide wegen komen in het verkeersmilieumodel van de gemeente Enschede niet voor. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen sprake zal zijn van relevante verkeersintensiteiten op deze wegen en daarmee ook niet van een relevante geluidsbelasting.


Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.


Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.


Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.


Conclusie geluid

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" .

4.1.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:
a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;

b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;

c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;

d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).


Luchtkwaliteit bestemmingsplan "Helmerhoek 2015"

In het onderhavige geval gaat het om de vaststelling van een conserverend bestemmingsplan, dat niet voorziet in ontwikkelingen die niet reeds in het vigerende plan waren opgenomen. Gelet hierop zal geen sprake zijn van een negatief effect op de luchtkwaliteit.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2015, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.


Conclusie

Uit het oogpunt van luchtkwaliteit (art 5.16 WM, lid 1 onder b) ligt er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015”.

4.1.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is. Direct ten oosten van het plangebied is Shell Station Broekheurne aan de Broekheurnering 1080 gelegen. Het bedrijf, waarop het Bevi wel van toepassing is, kent een 10-6 contour van 45 meter en een invloedsgebied van 150 meter. Het plangebied is buiten de 10-6 contour gelegen. Het invloedsgebied reikt over het plangebied. Binnen dit invloedsgebied wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor wat betreft het groepsrisico en vinden geen significante wijzigingen plaats ten aanzien van het aantal aanwezigen. Met betrekking tot externe veiligheid ten aanzien van dit plangebied vormt het bedrijf derhalve geen belemmeringen.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is. Direct ten noorden van het gebied wel. Hier zijn twee leidingen van de Gasunie gelegen, de A646 van 24” en de A670 van 36”. Beide hebben een werkdruk van 80 bar. De leidingen kennen ter plaatse geen plaatsgebonden risicocontour. De effectafstanden van respectievelijk 330 en 470 meter reiken over het plangebied. Berekeningen laten zien dat er met betrekking tot het groepsrisico (rapport Carolaberekeningen Enschede van september 2013) geen belemmeringen zijn. Daarnaast gaat het hier om een conserverend plan en vinden er geen significante wijziging plaats ten aanzien van het aantal aanwezigen. De ligging van deze aardgasleidingen vormen op grond van het BevB geen belemmering voor onderhavig plan.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. Wel is direct ten noorden van het gebied de A35 gelegen. De weg kent geen 10-6 –contour. Met betrekking tot het aantal aanwezigen vinden er geen significante wijzigingen plaats binnen het invloedsgebied van deze wegen. Het plan heeft derhalve ten aanzien van het groepsrisico geen consequenties.

Tabel: Gegevens Basisnet Weg

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0015.png"

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, met name bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” is hemelsbreed op ruim 8000 meter van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans, vanwege de ligging ten opzichte van de baan, op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt, kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.1.6 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

In het kader van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Aan de hand van veld- en dossieronderzoek is met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied en in een straal van 200 meter rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige bebouwing aangegeven.

Aan de hand van nader dossieronderzoek is beoordeeld in hoeverre de (bedrijfs)activiteiten in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de milieugevoelige functies en bestemmingen in de omgeving en of terugschaling mogelijk is.

Bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” bevinden zich diverse bedrijven c.q. voorzieningen (zie onderstaand Overzicht 1). Uitgangspunt voor de bestaande situatie is dat bedrijven en voorzieningen die zijn ingedeeld in categorie 1 en 2 doorgaans toelaatbaar zijn in een woonomgeving.

De in het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” aanwezige bedrijven en voorzieningen worden, behoudens de sporthal aan de Runenberghoek 2, ingedeeld in categorie 1 of 2. Uit een nadere beschouwing van de voornoemde sporthal blijkt echter dat deze sporthal aanvaardbaar is in zijn omgeving.

Overzicht 1 Bedrijven binnen het plangebied

Adres     Naam     Omschrijving activiteit     Cat
   
Milieu- aspect     Indicatieve afstand
(in m1)    
Batshoek 5     De Wielerbaan     Basisonderwijs   2   Geluid   30 m  
Bekspringhoek 149   Ortega's catering   Cateringbedrijf   2   Geluid   30 m  
Bekspringhoek 170     OBS De Helmerhoek     Basisonderwijs   2   Geluid   30 m  
Berninkholthoek 46     Essent     Onderstation stadsverwarming     2   Geluid   30 m  
Boterkorfhoek 35     Essent     Onderstation stadsverwarming     2   Geluid   30 m  
Disselhoek 50   Kinderdomijn locatie De Wielerbaan   Kinderdagverblijf   2   Geluid   30 m  
Graafvorkhoek 2     Fysiotherapie- en Osteopathiepraktijk Heersche   Praktijk voor fysiotherapie  en osteopathie   1   Geluid   10 m  
Haarspithoek 33b     Essent     Onderstation stadsverwarming     2   Geluid   30 m  
Heersenkampweg 60   Polböske   Zorgboerderij   2   Geluid   30 m  
Honinglohoek 32-34   Gezondheidscentrum Helmerpoort   Gezondheids-centrum (tandartsen, huisartsen, fysiotherapeuten e.d.)   1   Geluid   10 m
 
Huttensmidhoek 19/33   De Wieke Mediant   Centrum Voor Klinische Psychotherapie   1   Geluid   10 m  
Kemenadehoek 40     Resink     Praktijk voor fysiotherapie     1   Geluid   10 m  
Kevelhamhoek 71     Albert Hein     Supermarkt     1   Geluid en gevaar   10 m  
Kevelhamhoek
81  
Pizzeria Grillroom Olijfje   Pizzeria Grillroom   1   Geur, geluid en gevaar   10 m  
Kevelhamhoek 85     Apotheek Helmerhoek     Apotheek     1   Gevaar   10 m  
Kevelhamhoek 87     Etos   Drogist   1   Gevaar   10 m  
Kevelhamhoek 89     Mondy     Kapsalon     1   Geluid   10 m  
Kevelhamhoek 91     Chris Lokin     Bloemsierkunst   1   Geluid   10 m  
Kevelhamhoek 93     Twentse Ros     Bakkerij     1   Geur, geluid, stof en gevaar   10 m  
Kevelhamhoek 95     Pizzeria/Grillroom De Helmer   Pizzeria Grillroom   1   Geur, geluid en gevaar   10 m  
Kevelhamhoek 99     Cafetaria Helmerhoek   cafetaria     1   Geur, geluid en gevaar   10 m  
Kemenadehoek 22     Essent     Onderstation stadsverwarming   2   Geluid   30 m  
Ravenhorsthoek 34     VCO Willem van Oranje     Basisonderwijs   2   Geluid   30 m  
Ravenhorsthoek 38     Weth. A.F. van der Heijdenschool/De Bijenkorf    Basisonderwijs/
kinderopvang  
2   Geluid   30 m  
Reygershöftehoek 47   Woonzorgcomplex/Thomashuis Enschede   Woonvoorziening voor verstandelijk gehandicapten   1   Geluid   10 m  
Runenberghoek 2     Sporthal Helmerhoek     Sporthal     3.1   Geluid   50 m  
Runenberghoek 3     OBS De Helmerhoek     Basisonderwijs   2   Geluid   30 m  
Runenberghoek 4     Wijkcentrum De Helmer   Wijkcentrum     2   Geluid   30 m  
Runenberghoek 5   De Averbeke   Basisonderwijs   2   Geluid   30 m  
Stoevelaarhoek 1     Essent     Onderstation stadsverwarming   2   Geluid   30 m  

Nadere beschouwing Sporthal, Runenberghoek 2

Sporthal

Normafstand voor het aspect geluid 50 m

Op de inrichting is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. Er gelden standaardgeluideisen op de dichtstbijzijnde woning 50 dB(A) etmaalwaarde en 70 dB(A) voor piekgeluid.

De dichtst bijgelegen woning is gelegen op circa 10 m van de sporthal.

Akoestische gegevens zijn niet bekend. Op de gevel van de nabijgelegen woningen dient te worden voldaan aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit. Indien dit het geval is, dan kan er van worden uitgegaan dat voor het aspect geluid sprake is van een aanvaardbare situatie. Indien niet wordt voldaan aan de geluidsnormen dan zullen akoestische voorzieningen moeten worden getroffen.

Klachten omtrent geluidoverlast zijn niet bekend.

In de omgeving van de inrichting zijn woningen, een buurt- en clubhuis en een busbaan gelegen. Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG brochure kan de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 30 m. Hierdoor kan indeling in categorie 2 plaats vinden. Zoals al eerder aangegeven is het uitgangspunt voor de bestaande situatie dat categorie 1 en 2 bedrijven aanvaardbaar zijn in een woonomgeving.

Geconcludeerd kan worden dat de sporthal aanvaardbaar is in zijn omgeving en geen knelpunt oplevert voor het plangebied.

Bedrijven en voorzieningen buiten het plangebied

In de omgeving van het plangebied zijn diverse bedrijven en voorzieningen gelegen (zie onderstaand Overzicht 2). De invloed van deze bedrijven en voorzieningen op het plangebied is nader onderzocht. Alleen het bedrijf De Hoefslag Helmerhoekweg 9 heeft een potentiele hindercontour welke binnen het plangebied is gelegen. Uit een nadere beschouwing blijkt echter dat dit bedrijf geen knelpunt vormt voor het plangebied Helmerhoek.

Overzicht 2 Bedrijven buiten plangebied

Adres   Naam   Omschrijving activiteit   Cat
 
Milieuaspect   Indicatieve afstand
(in m1)  
Invloed op plangebied  
Boswinkelbeekweg 10   Dierenopvangcentrum Enschede   Dierenopvang-centrum   3.2   Geluid   100 m   Nee  
Broekheurne-ring 1010   Enexis   Ketelhuis t.b.v. stadsverwarming   3.1   Geluid   50 m   Nee
 
Broekheurne-ring 1050   Mediant   Geestelijke gezondheidszorg   2   Geluid   30 m   Nee
 
Broekheurne-ring 1080   Shell station Broekheurne   Benzineservice-station met LPG < 1.000 m3/jr   3.1   Gevaar   50 m   Nee  
Geessinkbraakweg 25   Ercve Leppink   Woonzorgcomplex   2   Geluid   30 m   Nee
 
Geessinkweg 278   Enschedese Boys   Voetbalvereniging (veldsportcomplex met verlichting)   3.1   Geluid   50 m   Nee
 
Geessinkweg 282   Victoria'28   Voetbalvereniging (veldsportcomplex met verlichting)   3.1   Geluid   50 m   Nee
 
Groot Bruninkstraat 300   J. Weldink   Houden van rundvee   3.2   Geur   100 m   Nee
 
Helmerhoekweg 9   Manege De Hoefslag   Paardenmanege   3.1   Geur   50 m   Ja
 
Morsbeekweg 10   Bloemendaal   Schapenhouderij   3.1   Geur   50 m   Nee
 
Morsbeekweg 50   Oosterveld   Houden van rundvee   3.2   Geur   100 m   Nee
 
Usselerrondweg 25   Boxerclub Kringgroep Twente   Clubhuis en trainingsveld voor boxers (hondendressuur - terrein)   3.1   Geluid   50 m   Nee
 
Rondemaatweg 25   Kinderopvang Enschede   Kinderdagverblijf   2   Geluid   30 m   Nee
 
Rondemaatweg 75   Het Helmgras   Woonzorgboerderij   2   Geluid   30 m   Nee  

Nader beschouwing De Hoefslag Helmerhoekweg 9

Paardenhouderij met manege en kantine.

Normafstand 50 m voor het aspect geur.

Voor het bedrijf is op 11 oktober 2004 een milieuvergunning verleend. In het kader van de vergunningverlening is destijds beoordeeld dat de situatie voor wat betreft het aspect geur aanvaardbaar is aangezien de stallen van de paarden op ca. 65 meter van de dichtstbijzijnde woning binnen de bebouwde kom (Helmerhoek) is gelegen. Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het bedrijf geen knelpunt oplevert voor het plangebied.

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen binnen en buiten het plangebied

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Randvoorwaarden en uitgangspunten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit niet doelmatig is, mag het hemelwater worden afgevoerd naar een aanwezig oppervlaktewater in de nabije omgeving en daar geborgen. De bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.


Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Uit een doelmatigheidsstudie is gebleken dat drukriolering niet doelmatig is en voor de particulier veel duurder is dan een IBA. Daarom zal er doorgaans geen drukriolering meer worden aangelegd. Er is geen provinciale ontheffing van de zorgplicht meer nodig wanneer de gemeente besluit om in het buitengebied uit doelmatigheidsoverwegingen geen afvalwater in te zamelen.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.

Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.

Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m -mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.


Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.


Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015

Het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het geldende bestemmingsplan. Aangegeven wordt hoe een duurzame waterhuishouding binnen het bestemmingsplangebied én in een groter verband gerealiseerd en gewaarborgd kan worden. Hiertoe is eerst de huidige situatie van het gebied beschreven. Daarnaast is een toelichting opgenomen van de Watervisie Enschede, gericht op het gebied. Aansluitend op de huidige situatie en de watervisie zijn randvoorwaarden en aandachtspunten voor het watersysteem geformuleerd.


Huidige situatie

Hoogte 

Het plangebied van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" ligt in het uiterste zuidwesten van Enschede.

Het gebied wordt globaal omsloten door de A35 (noord), de Broekheurnerring/ Usselermarkeweg (oost), Heersenkampweg (zuid) en Springendal / Helmerstraat (west).

Het gebied ligt ten westen van de Enschedese stuwwal. Het maaiveld loopt enigszins af van oost naar west. De maaiveldhoogte bedraagt in het gehele gebied globaal NAP+ 31,5 tot + 33,0 m.


afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0016.png"

Bodem 

Het voornaamste deel van het gebied behoort tot de Formatie van Twente, waarbij onderscheid bestaat tussen:

  • 1. fluvioperiglaciale afzettingen (zeer fijn tot matig grof zand, plaatselijk met leem- en of veenlagen) met een dikte van meer dan 2 meter.
  • 2. dekzand (zeer fijn en matig fijn zand, vaak iets lemig), dikker dan 2 meter.

De fluvioperiglaciale afzettingen komen in het gehele gebied voor, met uitzondering van een gering gebied in het zuiden en in het midden alwaar dekzand aanwezig is.

Tevens loopt er een noord-zuid gerichte strook door de wijk waar beekdalafzettingen voorkomen (Formatie van Singraven). Dit zijn afzettingen variërend van matig fijn tot zeer grof zand, plaatselijk met leem of veen. De laagdikte is groter dan 1 meter.

Op genoemde afzettingen is een dekzandlaag aanwezig. De dikte van de dekzandlaag bedraagt minder dan 2 meter.


Grondwater 

Vanwege de ligging en het (zij het geringe) hoogteverloop binnen en in de omgeving van het plangebied stroomt het grondwater in de natuurlijke situatie richting het westen.

Uit langjarige peilbuisgegevens (TNO) blijkt dat de gemiddelde grondwaterstand binnen woonwijk Helmerhoek op circa 0,7 tot 1,4 m-mv ligt. De hogere grondwaterstanden komen voor in het oosten en midden van de woonwijk.

De gemiddeld hoogste grondwaterstanden (GHG) liggen op een diepte van enkele centimeters beneden maaiveld in het midden van de wijk oplopend tot maximaal 0,7 m-mv in het zuidoosten. Op bovenstaande hoogtekaart zijn de gemiddelde en hoogste grondwaterstanden weergegeven ten opzichte van NAP.

In de gemeente Enschede worden de grondwaterstanden en -stromingen sterk beïnvloed door verschillende grondwateronttrekkingen, zoals de onttrekking voor Grolsch en de Westerval. Het onderzoek "Duurzaam oplossen grondwateroverlast Enschede" laat zien dat eventueel stopzetten van de onttrekkingen voor Helmerhoek geen verhoging van de grondwaterstand tot gevolg heeft.

Het plangebied van bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" is niet gelegen in een waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, boringsvrije zone of intrekgebied (potentiële) waterwinning, waardoor in dit gebied geen beperkingen gelden met betrekking tot de omgang met hemelwater.


Oppervlaktewater

In het bestemmingsplangebied zijn de volgende waterschapsbeken aanwezig:

1. Usselerstroom (stroomopwaarts Bruninksbeek) vormt de westgrens van Helmerhoek

2. Houwbeek (waterschapsbeek 20-11-2) stroomt door de woonwijk

3. Waterschapsbeek 20-11-5-1 ontspringt aan de zuidgrens van de woonwijk

Voor deze beken is de keur van het waterschap van toepassing, dit betekent dat vergunning noodzakelijk is voor werkzaamheden binnen 5 m aan weerszijden van de waterloop.


afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0017.jpg"

Usselerstroom

Tevens zijn twee vijvers binnen de wijk aanwezig:

1. In het noorden van de wijk: een vijver ten noorden van Gareelhoek

2. In het westen van de wijk: een vijver ten noorden van Smuddeboshoek

Genoemde vijvers dienen voor de berging van hemelwater (afkomstig van afgekoppelde oppervlakken in de woonwijk).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00093-0003_0018.jpg"

vijver nabij Smuddeboshoek 

Riolering 

In de gehele wijk Helmerhoek is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig (stuwgebied 62). De riolering dateert van 1980 en later. Op basis van de ouderdom worden de komende jaren geen ingrijpende rioolvervangings- en herstelmaatregelen in Helmerhoek verwacht. In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2004-2008 zijn derhalve geen rioleringsmaatregelen in de wijk Helmerhoek gepland.


Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” .

4.3 Natuur

4.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied “Helmerhoek 2015”

Het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de nabijheid daarvan.

Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of en zo ja er daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel.

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” conserverend van aard is en geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt kan een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet achterwege blijven.

Conclusie Natuurbeschermingswet 1998

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Flora- en faunawet en het plangebied “Helmerhoek 2015”

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” conserverend van aard is en geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt kan een verdere toetsing aan de Flora- en faunawet achterwege blijven.

Conclusie Flora- en faunawet

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.3.3 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

De EHS en het plangebied “Helmerhoek 2015”

Het plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” is niet gelegen binnen een gebied dat onderdeel uitmaakt van de EHS. De dichtstbijzijnde gronden die deel uitmaken van de EHS zijn op geruime afstand van het plangebied gelegen. Een verdere toetsing aan de EHS kan daarom achterwege blijven.

Conclusie EHS

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de EHS geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" is gekozen voor het onder a. genoemde "traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan" dat grotendeels de bestaande ruimtelijke en planologische situatie vastlegt.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

5.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Het geeft regels omtrent de bebouwing die is toefestaan en waar die is toegestaan. Bij de bestemmingen is een bestemmingsomschrijving gegeven met daarbij, voorzover van toepassing, nadere bebouwingsregels en gebruiksregels. Verder zijn opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden teneinde enige flexibiliteit in het plan te waarborgen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

5.2.1 De bestemmingen

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de bestemmingsregels. Deze regels bevatten een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied van het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" voorkomende en op de verbeelding weergegeven bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt overeenkomstig de SVBP een vaste volgorde aangehouden.

De gronden begrepen in het bestemmingsplan "Helmerhoek 2015" zijn bestemd voor de hierna genoemde bestemmingen.

Artikel 3: Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening" is toegekend aan de gronden waarop een voorziening ten behoeve van de openbare nutsvoorziening aanwezig is. Binnen de bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening " zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij de planregels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1 bij deze planregels), met uitzondering van garagebedrijven en risicovolle inrichtingen. Bedrijven op deze Lijst zijn ingedeeld in categorieën op basis van de hinder die zij voor de woonomgeving kunnen veroorzaken. De bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 zijn door hun aard en invloed van de milieubelasting toelaatbaar in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Bedrijven die niet op de lijst voorkomen, maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken, kunnen via een ontheffing worden toegestaan.

Artikel 4: Centrum

De bestemming "Centrum" is toegekend aan de gronden aan de Kevelhamhoek waarop het in het plangebied gelegen winkelcentrum is gevestigd. De bestemming "Centrum" maakt de vestiging van diverse functie mogelijk: detailhandel, winkelondersteunende horeca, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen. Deze functies zijn toegestaan op de begane grondlaag. Op de verdiepingen zijn appartementen toegestaan.

Daarnaast zijn de gronden bestemd voor het realiseren van bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Artikel 5: Groen

De groenvoorzieningen die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groenstroken, plantsoenen, bospercelen, bermstroken aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn waterpartijen, waterlopen, wadi's en overige voorzieningen in het kader van de waterbeheersing toegestaan. Het aanleggen van wandel- en fietspaden en speelvoorzieningen is eveneens toegestaan.

Bebouwing van de voor “Groen” aangewezen gronden is slechts toegestaan in het kader van de bestemming. Hierbij kan worden gedacht aan de plaatsing van straatmeubilair, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Artikel 6: Groen - Park

De voor "Groen - Park" aangewezen gronden zijn bedoeld voor de stads-, wijk- en/of buurtparken en zijn bestemd voor een park met groenstroken, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbehersing, wandel- en fietspaden , recreatief medegebruik

Bebouwing van de voor “Groen - Park” aangewezen gronden is slechts toegestaan in het kader van de bestemming. Hierbij kan worden gedacht aan de plaatsing van speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Artikel 7: Maatschappelijk

De bestemming "Maatschappelijk" is gegeven aan de gronden van de verspreid in de wijk aanwezige maatschappelijke voorzieningen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij de regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (Bijlage 1).

In het plangebeid van dit bestemmingsplan gaat het om de basisscholen aan de Batshoek, de Runenberghoek en de Ravenhorsthoek, het gezondheidscentrum / wijkcentrum aan de Runenberghoek en de fysiotherapiepraktijk aan de Honinglohoek.

Bebouwing ten behoeve van deze bestemming is slechts toegestaan in de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken met een maximale bouwhoogte zoals die op de verbeelding is aangegeven .

Artikel 8: Sport

De gronden aan de Runenberghoek 2 zijn bestemd voor "Sport". Deze gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen genoemd in categorieën 1 en 2 van de hoofdgroep Sport van de Lijst van Bedrijfstypen (Bijlage 1 van de regels), voor niet-zelfstandige horeca alsmede voor bij de bestemming behorende bouwwerken, terreinen en voorzieningen, zoals kantines, kleedruimtes, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. Middels een functieaanduiding is aangegeven dat ter plaatse een sporthal is toegestaan. Bebouwing mag worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak met een maximale bouwhoogte zoals die op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 9: Verkeer

De bestemming "Verkeer” is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben (verkeersaders). Tot de in het plangebied voorkomende verkeersaders worden gerekend de Usseler Markeweg en de Heersenkampweg. Deze bestemming is tevens toegekend aan het gedeelte van de Rijksweg 35 voorzover gelegen binnen de grenzen van dit bestemmingsplan.

Dit zijn wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden, of wegen die onderdeel uitmaken van het landelijke rijkswegennetwerk waar maximaal 100 km/uur mag worden gereden. Binnen deze bestemming zijn onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg mogelijk. Op de voor “Verkeer” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, nutsvoorzieningen, voorzieningen ter voorkoming of beperking van geluidhinder, draagconstructies voor reclame en ander straatmeubilair.

Artikel 10: Verkeer - Openbaar vervoer

De voor "Verkeer - Openbaar vervoer" aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van een weg ten behoeve van het openbaar vervoer. Het gaat hier om de grotendeels vrijliggende busbaan vanaf de Geessinkbraakweg tot aan de Haarspithoek.

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met de bestemming, zoals plaatsing van lichtmasten, verkeerslichten, ander straatmeubilair en voorzieningen ter voorkoming of beperking van geluidhinder.

Artikel 11: Verkeer-Verblijfsgebied

De bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” is bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

Artikel 12: Water

De bestemming "Water” is in dit bestemmingsplan toegekend aan de twee in de wijk Helmerhoek aanwezige waterpartijen (vijvers). Gronden met deze bestemming zijn o.a. bedoeld voor de aanleg en instandhouding van waterlopen en waterpartijen, de waterhuishouding, bescherming van landschaps- en natuurwaarden en recreatief medegebruik.

Op de voor "Water” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals beschoeiingen, bruggen en eendenkooien.

Artikel 13: Wonen

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. Voor deze bestemming wordt een ruime bestemmingsomschrijving gehanteerd, waarbinnen allerlei soorten woonvormen zijn toegestaan. Hierbij kan worden gedacht aan eengezinswoningen, appartementen, woonzorgwoningen, serviceflats en kamerbewoning. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Waar dit wel het geval is (bijvoorbeeld twee-aaneen, maximaal aantal woningen op een perceel of maximaal twee-aaneen) is dit op de verbeelding aangegeven.

In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Voor nutsvoorzieningen gelden daarvan afwijkende bepalingen.

De beleidsuitgangspunten voor aan huis gebonden beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten hebben een juridische vertaling gekregen in de specifieke gebruiksregels binnen de woonbestemming. De uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen is toegestaan onder de volgende ruimtelijke en functionele randvoorwaarden:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis is niet groter dan 30 m²;
  • b. bedrijfsmatige activiteiten zijn beperkt zijn tot bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage A1);
  • c. er is geen sprake van verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. er is geen sprake van detailhandel en/of horeca;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De bestemmingsregels bevatten enkele flexibiliteitsbepalingen, waardoor het mogelijk is om in de concrete situatie af te wijken van de bouwregels voor een groter vloeroppervlak en voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in een hogere milieucategorie.

5.3 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het plan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie. Mocht in de toekomst worden gevraagd medewerking te verlenen aan een nieuwe ontwikkeling zal een exploitatieovereenkomst met de initiatiefnemer worden gesloten, zodat er geen financiële gevolgen voor de gemeente zijn.

geen exploitatieplan noodzakelijk

Aangezien het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” geen bouwplannen of andere nieuwe ontwikkelingen als bedoeld in artikel 6.2.1 vam het Besluit ruimtelijke ordening mogelijk maakt, is het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.

Conclusie

Op grond van het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan “Helmerhoek 2015” voldoende aangetoond.