direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Havengebied-West 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00092-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

De wet verplicht dat elke 10 jaar een bestemmingsplan opnieuw wordt vastgesteld. Een bestemmingsplan dat ouder is dan tien jaar wordt als niet meer actueel beschouwd.

Binnenkort verloopt de termijn van 10 jaar voor het vigerende bestemmingsplan: "Transportcentrum Twente”.

Het voorliggende bestemmingsplan beoogt voor het plangebied "Havengebied-West 2016" een actuele planologisch-juridische regeling te geven. Het plan beschermt bestaande waardevolle ruimtelijke structuren en legt hoofdzakelijk het bestaande gebruik ter plaatse vast. Het bestemmingsplan maakt één nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk, dit betreft de vergroting van een bestaand bouwvlak. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen mogelijk gemaakt indien de uitwerking van de plannen zodanig concreet is dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de realisatie van de betreffende ontwikkeling binnen de looptijd van het bestemmingsplan (10 jaar) zal plaatsvinden en de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling voldoende verzekerd is.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” betrekking heeft bestaat uit het bedrijventerrein Transportcentrum, de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Enschede-West en het meest westelijke deel van het Twentekanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0001.jpg"

afbeelding: overzichtstekening plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door de Elsbeek en de spoorlijn Enschede-Hengelo in het noorden, de Elsbeek en Twekkelo in het westen, Twekkelo in het zuiden en de Auke Vleerstraat in het oosten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0002.jpg"

afbeelding: situering plangebied binnen Enschede

Het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" ligt aan de westelijke stadsrand van Enschede. In feite maakt het deel uit van een concentratie van bedrijfsterreinen. Het Transportcentrum word aan de noordoostzijde begrensd door het Twentekanaal, met daarachter het Kennispark en Twente village met Go Planet, de Grolsch Veste en Ijsbaan Twente. De zuidoostelijke grens wordt gevormd door de Auke Vleerstraat. Aan de overzijde van deze weg ligt het bedrijfsterrein Havengebied. Aan de westzijde grenst het TCT aan het buitengebied van Enschede. De begrenzing van het plangebied is gebaseerd op deze duidelijk herkenbare grenzen.

1.3 Geldende juridische regelingen

Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" gelden momenteel 3 bestemmingsplannen. Voor het Transportcentrum geldt nu nog het bestemmingsplan "Transportcentrum Twente", dit bestemmingsplan is op .... vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede en op ... goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0003.jpg"

afbeelding: overzichtstekening bestemmingsplan "Transportcentrum Twente"

De RWZI en het Twentekanaal zijn gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Kanaalzone", dit bestemmingsplan is op ... vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede en op ... goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0004.jpg"

afbeelding: overzichtstekening bestemmingsplan "Kanaalzone"

Voor de ontsluiting van het Transportcentrum op de Burgemeester Stroinkstraat en de Auke Vleerstraat geldt momenteel het bestemmingsplan "Auke Vleerstraat fase 2a". Dit bestemmingsplan is op 12 november 2012 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede en op 4 januari 2013 onherroepelijk in werking getreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0005.jpg"

afbeelding: overzichtstekening bestemmingsplan "Kanaalzone".

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” is geen erkend wijkorgaan actief. Direct aangrenzend aan het plangebied, ten zuiden en zuidwesten van het Transportcentrum, is het werkgebied van het erkende wijkorgaan Vereniging Behoud Twekkelo gelegen. Het ontwerp-bestemmingsplan is ter informatie toegestuurd aan dit erkende wijkorgaan. De Vereniging Behoud Twekkelo heeft bij schrijven d.d. 26 augustus 2016 laten weten zeer bezorgd te zijn over de mogelijke gevolgen van de geprojecteerde nieuwbouw op het meest westelijke perceel van het Transportcentrum voor het woon- en leefklimaat in Twekkelo.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

geen wettelijk vooroverleg bestemmingsplan “Havengebied-West 2016

Het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van wettelijk vooroverleg. Met het waterschap Vechtstromen en met Rijkswaterstaat is wel ambtelijk vooroverleg gepleegd, gelet op het feit dat de RWZI Enschede-West en een deel van de waterschapsbeek de Elsbeek (eigendom waterschap) en een deel van het Twentekanaal (eigendom Rijkswaterstaat) binnen de grenzen van het plangebied zijn gelegen. Het ontwerpbestemmingsplan is ter kennisname toegezonden aan de provincie Overijssel, het waterschap Vechtstromen, Rijkswaterstaat en de Gasunie (beheerder van de in en rondom het plangebied aanwezige aardgastransportleidingen).

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Havengebied-West 2016 ” in voorbereiding te nemen op 4 februari 2015 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede. Op dat moment was het nog de bedoeling om ook de ten westen van de RWZI gelegen sport- en leisurevoorzieningen ten noorden van het Twentekanaal (ijsbaan Twente, Go Planet Parc en FC Twente voetbalstadion) mee te nemen in dit nieuwe bestemmingsplan. Daar is in maart 2016 om praktische redenen van afgezien. Daarom is op 20 april 2016 een nieuwe vooraankondiging voor het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" gepubliceerd in de Huis aan Huis.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen zal worden gepubliceerd in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant.

Zienswijzen

Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" heeft mede betrekking op een deel van het Twentekanaal. Het Twentekanaal is een vaarweg van nationaal belang, die onderdeel uitmaakt van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen als bedoeld in de SVIR. De SVIR bepaalt dat het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen in stand gehouden dient te worden om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen.

Dit rijksbelang is verder uitgewerkt in het Barro, waarin is bepaald dat in bestemmingsplannen langs hoofdnetvaarwegen een vrijwaringszone dient te worden opgenomen ter bescherming van de functionaliteit van de vaarweg.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0006.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Omdat dit bestemmingsplan conserverend van aard is en er met uitzondering van de vergroting van een bestaand bouwvlak geen sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, is het niet nodig om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die van toepassing zijn op het plangebied.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

De in het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkelingen en de actualisatie van de bestaande planologische regelingen voor de in het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" begrepen gronden valt niet onder een van de in het beleid en re regels van de provincie Overijssel genoemde provinciale ruimtelijke belangen.

Conclusie:

Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan hebben de Omgevingsvisie Overijssel 2009 en de provinciale Omgevingsverordening geen directe doorwerking op de beheerregeling van het plangebied.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeenteljike monumenten, rijksmonunumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de gebiedsontwikkeling van de voormalige militaire vliegbasis Twenthe heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

2.3.4 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk of buurt (of, in geval van Boekelo, Lonneker, Usselo of Glanerbrug: het dorp) kunnen worden getoetst. In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: de ruimtelijke structuur, de functionele structuur, de verkeersstructuur, de waterhuishouding en cultuurhistorie.

3.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" heeft een in ruimtelijke zin langgerekte vorm. De voorzijde van het Transportcentrum bevindt zich aan de Auke Vleerstraat, waar de ontsluiting van het terrein is gevestigd. De langgerekte vorm van het terrein is bepalend geweest voor de verkavelingsstructuur. Over het terrein, in hoofdzaak evenwijdig aan het Twentekanaal, loopt een interne ontsluitingsweg. De bedrijven zijn hoofdzakelijk gesitueerd aan deze weg. Parkeervoorzieningen bevinden zich zowel aan de ontsluitingsweg als op de bedrjfskavels. Nabij de ontsluiting van het Transportcentrum bevindt zich op het Transportcentrum een groter parkeerterrein, met name voor vrachtwagens. De aanwezige bebouwing bestaat voornamelijk uit bedrijfsloodsen met een hoogte van gemiddeld zo'n 10 à 12 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0007.jpg"

Momenteel is op het terrein van het Transportcentrum, binnen de bestaande structuur, ruim 5 ha onbebouwd dan wel braakliggend. De faciliteiten voor opslag en distributie voor Hartman B.V die op deze grond stonden, zijn in 2005 deels ingestort en werden daarna afgebroken. Dit perceel, welke is gesitueerd aan het eind van de doodlopende ontsluitingsweg, kan beschouwd worden als een afronding van het Transportcentrum. Aan de noordwestzijde grenst het braakliggende perceel aan het buitengebied. Tussen het buitengebied en het voormalige Hartmanterrein is een houtwal aanwezig, die dienst doet als groene bufferzone. Teneinde de overgang naar het buitengebied verder te verzachten is de wal rondom het terrein beplant met struikgewas, klein loofhout en eiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0008.jpg"

Het Transportcentrum grenst aan de noordzijde over de volledige lengte aan het Twentekanaal. Met name doordat ter plaatse sprake is van een zogenaamde achterkantsituatie is de ruimtelijke kwaliteit niet bijzonder hoog. Aan de overzijde van het kanaal zijn grootschalige leisure functies aanwezig. Daar waar het plangebied grenst aan het buitengebied bevindt zich een groenstrook, welke een bufferfunctie heeft tussen het Transportcentrum en het buitengebied. Aan de westelijke grens van het plangebied, ter hoogte van de groenstrook, loopt een watergang. Als bijzonder aspect kan nog genoemd worden dat aan de oostgrens van het plangebied een 4 inch aardgasleiding ligt.

Aan de westzijde grenst het Transportcentrum aan het buitengebied. Het buitengebied ter plaatse, wat de kenmerken heeft van een typisch Twents landschap, is kleinschalig van aard. Er bevinden zich graslanden afgewisseld met bomen(rijen) en houtwallen, en verspreide (woon)bebouwing.

Aan de noordoostzijde van het Transportcentrum ligt de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Enschede-West. Tussen de RWZI en het twen westen daarvan gelegen Twente Village in het noorden en het Transportcentrum in het zuiden ligt het Twentekanaal. Het Twentekanaal vormt een ruimtelijke scheiding tussen het Transportcentrum en het gebied ten noorden daarvan. Dit kanaal heeft ter plaatse een beperkte functie voor vervoer over water.

3.2 Functionele structuur

Het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" bestaat uit een aan weerszijden van het Twentekanaal gelegen bedrijventerrein. Ten noorden van het Twentekanaal ligt de rioolwaterzuiveringsinstallatie Enschede-West. Ten zuiden van het Twentekanaal ligt het Transportcentrum Twente, een bedrijventerrein voor hoofdzakelijk de transport- en logistieksector. Het gebied Transportcentrum bestaat vrijwel in zijn geheel uit bedrijfspanden met de daarbij behorende parkeerterreinen en gebiedsontsluitingswegen.

Het Transportcentrum neemt een bijzondere positie in binnen de aanwezige bedrijfsterreinen in Enschede. Het is namelijk opgericht en in gebruik als een terrein specifiek voor de transportsector (inclusief op- en overslag en distributie). Momenteel zijn er circa 18 bedrijven gevestigd. Het merendeel betreft transporteurs. Verder zijn er ondernemingen aanwezig die zich met hun diensten richten op de transportsector. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het verhuren en het onderhouden/repareren van trucks. Tot eind 2002 vormden de op het centrum gevestigde ondernemers een coöperatie. Inmiddels is de coöperatie beëindigd en vervangen door een ondernemersvereniging. De op het centrum gevestigde bedrijven bieden gezamenlijk, maar met behoud van het eigen gezicht, een compleet pakket van diensten. Op het geheel omheinde terrein, dat bewaakt wordt, kan men terecht voor: geregeld en ongeregeld vervoer, waaronder zware transporten, op- en overslag, distributie, vrachtmakelaardij, huur van trucks en trailers en reparatie en onderhoud.

Een bijzondere functie op het Transportcentrum wordt ingenomen door het voormalige dienstencentrum in de zuidoosthoek van het terrein. Voorheen was hier een regionale douanevestiging aanwezig, die 24 uur per dag alle documentafhandelingen verrichte. Ook waren hier een vestiging van de belastingdienst, een restaurant, een aantal zelfstandige kantoren en een regiocentrum van het Centraal Bureau Rijvaardigheden (CBR) gevestigd. Tegenwoordig is van de oorspronkelijke functies alleen het CBR nog gevestigd in het pand. Voor het overige fungeert het gebouw tegenwoordig als bedrijfsverzamelgebouw, waarin hoofdzakelijk bedrijven zijn gevestigd die niet of maar in zeer beperkte mate een relatie hebben met de transport- en logistieksector.

Op het grote parkeerterrein voor vrachtwagens is een tankstation aanwezig (geen LPG, gebruik uitsluitend ten dienste van bedrijven).

Bijzonder aspect is nog het feit dat het Transportcentrum onderdeel uitmaakt van het terrein waarvoor in 1990 een geluidzone vanwege industrielawaai is vastgesteld. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting vanwege bedrijfsactiviteiten op het bedrijfsterrein op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige functies niet hoger zijn dan 50 decibel.

3.3 Verkeersstructuur

Het Transportcentrum wordt aan de zuidoostzijde ontsloten op de Auke Vleerstraat. Via de Auke Vleerstraat kan de Westerval worden bereikt, die in directe verbinding staat met de Rijksweg 35. Aan de overzijde van de Auke Vleerstraat bevindt zich het bedrijfsterrein Havengebied.

In 1985 was de verkeersstructuur aanleiding voor de Kroon om goedkeuring te onthouden aan uitbreiding van het Transportcentrum, wat toen nog werd aangeduid met de naam Distributiecentrum. Met name ging het daarbij om de verkeersoverlast die in de wijk Stadsveld werd ondervonden van wijkvreemd verkeer. Sindsdien is er echter veel veranderd. In 1997 heeft de gemeenteraad de nota 'Verkeersmaatregelen Stadsveld' vastgesteld. In deze nota worden verkeersmaatregelen beschreven die aan de problematiek van het wijkvreemde verkeer een eind moeten maken. De daarin beschreven maatregelen zijn inmiddels uitgevoerd en uit in 2003 uitgevoerd onderzoek blijkt dat de getroffen maatregelen effectief zijn geweest.

De hoofdwegenstructuur rondom het Transportcentrum is na 1988 ingrijpend veranderd. De belangrijkste maatregelen worden hieronder kort beschreven:

  • In 1991 is de Auke Vleerstraat doorgetrokken tot aan de Westerval. Hierdoor heeft het Transportcentrum een uitmuntende aansluiting op de Rijksweg 35 gekregen.
  • In de jaren 90 is de Rijksweg 35 gefaseerd doorgetrokken tot aan de Duitse grens. Door de aanleg van de Oostweg (1995) en de Zuiderval (1997) beschikt Enschede vandaag de dag over drie rechtstreekse aansluitingen op de Rijksweg 35.
  • In 2000 is er ten behoeve van de doostroming op de Auke Vleerstraat tevens een tunnel aangelegd onder de spoorverbinding Enschede-Hengelo.
  • Eind 2001 is de afrijcapaciteit van de Westerval en de doorstroming op de Auke Vleerstraat aanmerkelijk verbeterd door de aanleg van een viaduct over de Auke Vleerstraat ter hoogte van de Westerval.
  • In 2001 is bovendien de ontsluiting van het Transportcentrum op de Auke Vleerstraat zelf aanmerkelijk verbeterd door de aanbrenging van voorsorteervakken op de Auke Vleerstraat en de plaatsing van verkeerslichten. Het betreffende kruispunt is hierdoor veiliger geworden, terwijl ook de doorstroomcapaciteit op de Auke Vleerstraat is verbeterd.
  • In 2012 is de Auke Vleerstraat verdubbeld, waardoor de doorstroomcapaciteit verder is verbeterd.

De bijdrage van het Transportcentrum aan de verkeersdruk op de Auke Vleerstraat is overigens beperkt. Volgens een in 2002 gehouden verkeerstelling bedraagt de etmaalintensiteit van de Auke Vleerstraat circa 12.000 voertuigen. Uit een in 1998 gehouden verkeerstelling blijkt dat het Transportcentrum Twente hieraan slechts een bescheiden bijdrage (1400 motorvoertuigen per dag) levert.

3.4 Waterhuishouding

In het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" is een gescheiden rioolstelsel aanwezig. Het vuile water van wc en douche is gescheiden van het schone water van straat en dak. Het schone water voert af op de Waarbeek en de Broeierdbeek.

De regenwateruitlaten zitten rechtstreeks op de beken, hiertussen is niet voorzien in een retentie om het water gedoseerd te lozen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0009.jpg"

De grondwaterstanden in het gebied staan onder invloed van het kanaalpeil. Het kanaalpeil ligt flink lager dan het omliggende maaiveld. Hierdoor zijn er geen grondwateroverlastplekken met hoge grondwaterstanden in het gebied.

De Broeierdbeek tussen de zuivering en het kanaal ontvangt het water van de rioolwaterzuivering. Deze beek is daarom het hele jaar watervoerend.

3.5 Cultuurhistorie

3.5.1 Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0010.jpg"

afbeelding: Luchtfoto 1942

In 1942 werd de waterzuiveringsinstallatie aangelegd om het afvalwater van Enschede te zuiveren. In 1974 werd de installatie flink uitgebreid. Er kwamen nieuwe bassins en oxidatiebedden, een roostergebouw, vijzelgemaal, zandvang en een bergingsvijver bij. Het terrein werd daarmee twee keer zo groot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0011.jpg"

afbeelding: Luchtfoto 1978

Met de realisatie van het Transportcentrum, toen nog Distributiecentrum geheten, is in de jaren '60 van de 20e eeuw een begin gemaakt. Vanaf de jaren '90 van de 20e eeuw is het Transportcentrum langzaam maar zeker verder uitgebreid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0012.jpg"

afbeelding: Luchtfoto 1996

3.5.2 Archeologisch erfgoed in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" zijn voor zover bekend geen archeologische vindplaatsen en/of monumenten aanwezig. De RWZI heeft volgens de Archeologische Verwachtingenkaart van de gemeente Enschede een lage archeologische verwachtingswaarde. Voor het Transportcentrum zijn volgens de Archeologische Verwachtingenkaart van de gemeente Enschede grotendeels geen gegevens bekend, alleen het meest westelijke deel van het Transportcentrum heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

3.5.3 Cultuurhistorisch waardevolle objecten, elementen en structuren in het plangebied

Met uitzondering van het cultuurhistorisch waardevolle pand Lonnekerbrugstraat 175 zijn in het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of anderszins cultuurhistorisch waardevolle objecten, bouwwerken of landschapselementen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00092-0003_0013.jpg"

afbeelding: cultuurhistorisch waardevol gebouw Lonnekerbrugstraat 175

Lonnekerbrugstraat 175

Beeldbepalend gebouw

Gevels: baksteen

Dakvorm + bedekking: schilddak pannen en schaaldak + bitumen

Kozijnen: staal

Het beeldbepalende hoofdgebouw en werkplaats van de waterzuiveringinstallatie aan de Lonnekerbrugstraat 175 is van algemeen belang vanwege de architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden. Architectuurtechnisch waardevol vanwege de vroeg naoorlogse architectuur, die nog veel stijlkenmerken heeft van de jaren '30. Cultuurhistorisch waardevol als voorbeeld van een functioneel gebouw bij een waterzuiveringsinstallatie.

In 1942 werd een waterzuiveringsinstallatie aangelegd om het afvalwater van Enschede te zuiveren. Het terrein met de installatie wordt omsloten door het Twentekanaal, de spoorlijn Hengelo-Enschede, de Grolsch Veste en de Auke Vleerstraat. Centraal op het terrein staat het hoofdgebouw. In 1974 werd de installatie flink uitgebreid. Er kwamen nieuwe bassins en oxidatiebedden, een roostergebouw, vijzelgemaal, zandvang en een bergingsvijver bij. Het terrein werd daarmee twee keer zo groot.

Het hoofdgebouw is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond over drie bouwlagen. De gevels zijn gemetseld in gele baksteen. Het pand wordt beëindigd door een met rode pannen gedekt schilddak met op de hoeken twee gemetselde schoorstenen. De rechthoekige gevelopeningen zijn voorzien van stalen kozijnen met roedeverdeling. De tweede en derde bouwlaag worden rondom visueel gescheiden door een geprofileerde lijst met een bloktand eronder met grijze stenen op de hoeken. De voorgevel (o) heeft op de begane grond een kozijn dat omlijst wordt door geblokt siermetselwerk. Erboven gekruld siermetselwerk, aan weerszijden van het kozijnen kleine roosters. De eerste verdieping is daar blind.

Achter het hoofdgebouw bevindt zich een eenlaags volume, onder een met bitumen gedekt schaaldak met een ruime dakoverstek gedragen door steunen. Op de hoeken zitten vierkante trechtervormige vergaarbakken van de hemelwaterafvoer. De trechters hebben een lichte profilering. De gevels zijn ingedeeld met vensterpuien met stalen kozijnen en roedeverdeling tussen gemetselde muurdammen. De borstweringen onder de vensters zijn uitgevoerd in metselwerk met blokmotief en liggen iets terug ten opzichten van de onderdorpels van de vensters.

De twee bouwvolumes worden verbonden door een laag tussenlid met aan de buitenzijde een trap.

De beschrijving en waardering zijn gebaseerd op waarneming vanaf de openbare weg. Het interieur is niet bezocht en niet bij de beoordeling betrokken.

3.5.4 Beschermwaardige bomen

In het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" zijn geen solitaire monumentale en daarmee beschermwaardige bomen aanwezig. De bomenrij langs de spoorlijn Enschede - Hengelo geldt in zijn geheel als beschermwaardig boomgebied. Deze bomenrij maakt onderdeel uit van de groenstructuur langs het spoor die de stad verbindt met het groene buitengebied.

De bescherming van bomen is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Op het bij de APV behorende bomenoverzicht zijn de beschermde bomen en boomgroepen weergegeven, voor het vellen waarvan in ieder geval een omgevingsvergunning (kapvergunning) op grond van de APV is vereist.

Op het bomenoverzicht zijn niet alle beschermde bomen weergegeven. Ook de gemeentelijke bomen die niet op het bomenoverzicht zijn weergegeven zijn beschermd op grond van de APV.

Het bij de APV behorende bomenoverzicht is een interactieve bomenkaart die is te raadplegen op de website van de gemeente Enschede, www.enschede.nl/bomenkaart.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling plangebied

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke ontwikkelingen (projecten en nieuwe initiatieven) beschreven die in de komende tien jaar in het plangebied gerealiseerd zullen worden en waarvoor in dit bestemmingsplan een passende bestemmingsregeling is opgenomen. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk een samenvatting gegeven van het toekomstbeeld voor het plangebied, zoals dat is beschreven in de Structuurvisie en/of andere ruimtelijk relevante gemeentelijke beleidsnota's.

4.1 Projecten en nieuwe initiatieven

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” zijn geen grote(re) (her)ontwikkelingslocaties gelegen. Wel worden in het bestemmingsplan enkele kleinere ontwikkelingen mogelijk gemaakt, namelijk: de mogelijkheid tot functiewijziging voor het voormalige dienstencentrum op het Transportcentrum en het vergroten van het bouwvlak op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum, ten behoeve van nieuwbouw van een logistiek- en distributiecentrum. De genoemde ruimtelijke ontwikkelingen worden in het resterende deel van deze paragraaf beschreven.

4.1.1 Functieverruiming voormalige dienstencentrum Transportcentrum

Voor het zogeheten 'dienstencentrum' worden de gebruiksmogelijkheden verbreed. Waar het dienstencentrum voorheen strikt gericht was op het Transportcentrum, moeten in de toekomst ook andere bedrijventerreinen kunnen worden ondersteund vanuit dit pand. Door het verdwijnen van strikt transport-gerichte functies in dit gebied, zoals de douane, is het dienstencentrum niet meer geheel in gebruik. Daarnaast is gebleken dat een dienstverlener die zich voorheen sterk richtte op de transportsector inmiddels ook activiteiten verricht voor andere sectoren. Uit hoofde van duurzaam ruimtegebruik en het belang van een goede uitstraling van dit pand, gelegen aan de entree van het gebied, wordt verruiming van de gebruiksmogelijkheden wenselijk geacht. Daarom wordt de bedrijfsbestemming van dit pand verruimd met de functies zakelijke dienstverlening en bedrijvigheid ten dienste van andere omliggende bedrijfsterreinen en -sectoren.

4.1.2 Vergroten bouwvlak perceel Transportcentrum 33

Op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum, wordt een nieuw logistiek en distributiecentrum gevestigd dat op termijn aan 250 tot 300 mensen werkgelegenheid gaat bieden. Voor dit bedrijf is binnen Enschede geen andere geschikte locatie beschikbaar. Het wordt een groot pand maar de locatie is geen zichtlocatie. De bouw zal in twee fasen plaatsvinden. In de 1e fase wordt een gebouw van ca. 15.000 m2 gerealiseerd met o.a. laaddocks, expeditie, vrieshuis en kantoor. Deze 1e fase past binnen het vigerende bestemmingsplan en de omgevingsvergunning hiervoor is inmiddels verleend.

De vergroting van het bouwvlak is noodzakelijk voor de 2e fase van het bouwplan. In de 2e fase wordt het gebouw naar verwachting uitgebreid met een oppervlakte van maximaal ca. 17.000 m2 voor expeditie, distributie droge kruidenierswaren en parkeerdek. Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer met de realisatie van de 2e fase zal worden gestart. Parkeren zal plaatsvinden op de dak/verdieping van de expeditie.

Het nieuwe gebouw wordt wel groter maar niet hoger dan de bebouwing van Hartman die voorheen op dit perceel aanwezig was. De nieuwe bebouwing zal naar verwachting tevens zorgen voor een beperking van de licht- en geluidsuitstraling vanwege Go Planet Parc en het FC Twente stadion richting Twekkelo. De aanwezige robuuste groenzone tussen het perceel Transportcentrum 33 en Twekkelo zorgt, net zoals dat voorheen het geval was met de bebouwing en buitenopslag van Hartman, voor een geleidelijke en landschappelijk verantwoorde overgang tussen het Transportcentrum en het open landschap van Twekkelo.

De bouwhoogte bedraagt 14 meter aan de voorkant en 11 meter aan de achterkant.

Hemelwater wordt opgevangen op eigen terrein, in een wadi aan de achterkant van het gebouw en vervolgens afgevoerd op de waterschapsbeek langs het terrein.

Het vergrote bouwvlak is deels binnen de grenzen van gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - vaarweg" gelegen. Op gronden met deze aanduiding mag alleen overeenkomstig de bestemming worden gebouwd indien Rijkswaterstaat, als beheerder van de vaarweg, daartegen geen bezwaar heeft. Rijkswaterstaat heeft op 6 juni 2016 laten weten geen zwaarwegende bezwaren te hebben tegen het beoogde bouwplan.

4.2 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van het wetsartikel 3.1.6, 2e lid Bro moet bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Ingevolge de Ladder duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen:

  • I. beschrijven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • II. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, beschrijven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien, door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • III. indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig wordt ontwikkeld.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016 "

In het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" worden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt die kunnen worden aangemerkt als een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. De vergroting van het bouwvlak op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum, betekent weliswaar dat bebouwd oppervlak wordt toegevoegd maar dit is op een bestaande onbebouwde kavel op het bedrijventerrein en leidt niet tot uitbreiding van het bedrijventerrein. Er is ten opzichte van de planologische mogelijkheden in het huidige bestemmingsplan geen sprake van toevoeging van nieuwe functies of bedrijfsactiviteiten.

4.3 Ontwikkelingsperspectief Transportcentrum

Voor bedrijven gericht op transport, op- en overslag en distributie is een goede aansluiting op het hoofdwegennet van groot belang; een geschikte vestigingslocatie is er dan ook één nabij een hoofdaansluiting op de Rijksweg 35. Het Transportcentrum voldoet hieraan, dank zij de rechtstreekse (nieuwe) aansluiting op de lokale Auke Vleerstraat die leidt naar de A35.

Verder geldt dat op het Transportcentrum enkele grote percelen zijn gesitueerd, allemaal in gebruik door logistieke bedrijven. Deze percelen passen bij de ontwikkelingen in de sector transport en logistiek, waar steeds vaker gevraagd wordt om grotere kavels. Omdat er op andere terreinen in Enschede niet veel vergelijkbare percelen beschikbaar zijn en deze bovendien niet geclusterd zijn zoals dat het geval is op het Transportcentrum is het van belang het profiel van dit terrein ook in de toekomst te blijven richten op transport en logistiek.

4.4 Cultuurhistorie in relatie tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

4.4.1 Cultuurhistorische waarden

In de gemeente Enschede is de planologische bescherming van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren, niet zijnde rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten, beschermwaardige bomen of archeologische monumenten, geregeld in de structuurvisie Cultuurhistorie. De basis van het beleid wordt gevormd door een cultuurhistorische beleidskaart. De cultuurhistorische beleidskaart is een vertaling van de cultuurhistorische waardenkaart. Op de cultuurhistorische beleidskaart zijn alleen die gebieden en structuren weergegeven waarvan in de structuurvisie is bepaald dat deze planologisch dienen te worden beschermd in bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om gebieden en structuren die tenminste 50 jaar oud zijn, dus met bouw- of realisatiejaar 1965 en vroeger. De beleidskaart is in zoverre dan ook dynamisch, in de toekomst kunnen ook jongere gebieden en structuren met hoge cultuurhistorische attentiewaarde worden aangewezen als planologisch te beschermen in bestemmingsplannen.

De cultuurhistorische beleidskaart kent 2 beschermingsregimes: 'beschermen' en 'koesteren stad'. Voor de gebieden die op de Cultuurhistorische beleidskaart zijn weergegeven met de aanduiding 'Koesteren stad' geldt in het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" dat het geheel of gedeeltelijk slopen dan wel verbouwen van panden is toegestaan, mits de cultuurhistorische waarde van het pand en/of het ensemble waarvan het pand onderdeel uitmaakt gerespecteerd wordt. Binnen het plangebied is alleen het pand Lonnekerbrugstraat 175 op het terrein van de RWZI als 'koesteren stad' aangewezen op de Cultuurhistorische beleidskaart. Het koesteren van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen wordt in het bestemmingsplan geregeld met de bouwaanduiding "karakteristiek". Er zijn in het plangebied geen panden of gebieden aanwezig die op de Cultuurhistorische beleidskaart zijn aangewezen als 'beschermen'.

4.4.2 Archeologische waarden

Op de Archeologische beleidskaart van de gemeente Enschede is het overgrote deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" vrijgesteld van archeologische bescherming of onderzoeksplicht. Alleen een groot deel van het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum, heeft op de Archeologische beleidskaart de aanduiding 'Archeologisch onderzoeksgebied B'. Het gemeentelijk archeologiebeleid bepaalt dat in gebieden met deze aanduiding een archeologische onderzoeksplicht geldt bij bodemverstorende activiteiten met een verstoringsoppervlak van meer dan 2500 vierkante meter.

Met de vergroting van het bouwvlak op het perceel Transportcentrum 33 wordt ter plaatse een bodemverstoring van ruim meer dan 2500 vierkante meter mogelijk gemaakt, dus archeologisch (voor)onderzoek is verplicht. Uit het uitgevoerde archeologisch (voor)onderzoek (Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) Archeologie, Hamaland Advies d.d. 30 mei 2016) blijkt dat de bodem op het gehele terrein als verstoord kan worden aangemerkt en dat het uitvoeren van archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk is. Op de Archeologische beleidskaart zal bij de eerstvolgende reguliere actualisatie voor dit perceel de aanduiding 'Archeologisch onderzoeksgebied B' komen te vervallen. Het is dan ook niet noodzakelijk om in het bestemmingsplan voor dit perceel nog een archeologische onderzoeksplicht op te nemen.

4.5 Welstand en beeldkwaliteit

In deze paragraaf wordt globaal beschreven welke (de voornaamste) welstandsidentiteiten en eventuele beeldkwaliteitplannen in het plangebied van toepassing zijn met de daarbij behorende belangrijkste uitgangspunten en sturingselementen.

Het terrein van de RWZI heeft in de Welstandsnota de welstandsidentiteit 'Representatieve werklocaties'. Als belangrijke punten van welstandszorg geldt binnen deze identiteit dat gebouwen op elkaar moeten aansluiten in architectuur, materiaalgebruik en kleurstelling en dat reclame, bedrijfslogo's en naamsvermeldingen integraal onderdeel moeten zijn van de architectuur en bijdragen aan de esthetische uitstraling van het terrein.

Het bedrijventerrein Transportcentrum heeft in de Welstandsnota de welstandsidentiteit 'Industriële complexen, nieuwe industrie'. Als belangrijke punten van welstandszorg geldt binnen deze identiteit dat gebouwen en constructies eenvoudig maar bewust moeten worden vormgegeven en dat nieuwe industrie een technische, functionele uitstraling moet hebben, zonder overbodige details en opsmuk.

In de Welstandsnota gelden voor het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" geen beeldkwaliteitplannen.

4.6 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.6.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantensoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

4.6.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Energie :

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. In het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" zijn dergelijke regels niet opgenomen, daarvoor is het plangebied qua inrichting en ruimtegebruik ongeschikt. Voor windturbines gelden strikte voorwaarden waar aan moet worden voldaan, onder andere ten aanzien van geluid, veiligheid en slagschaduw. In de nabijheid van vaarwegen geldt doorgaans dat als veiligheidsafstand tussen de vaarweg en de windturbine ca. de halve rotordiameter moet worden aangehouden. Gelet op de situering, inrichting, ruimtegebruik en de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen op en nabij het Transportcentrum is de realisatie van windturbines in het plangebied niet zonder meer mogelijk.

Klimaatadaptatie :

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden, het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. In het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" zijn dergelijke regels niet opgenomen, daarvoor is het plangebied qua natuurlijke ondergrond, inrichting en ruimtegebruik ongeschikt.

Circulaire economie:

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval. In het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" zijn dergelijke regels niet opgenomen omdat dergelijke bedrijfsactiviteiten niet passen binnen het profiel 'transport en logistiek' van het bedrijventerrein Transportcentrum. De RWZI is een voorziening en inrichting voor de verwerking en zuivering van afvalwater en hemelwater en is als zodanig specifiek bestemd.

Biodiversiteit :

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Overige actiepunten :

Voor de overige actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

4.6.3 Duurzaamheid in het plangebied Havengebied-West

Het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" is overwegend conserverend en maakt alleen een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum. Zoals in de vorige paragraaf vermeld zijn er diverse mogelijkheden om bij de nieuwbouw uitvoering te geven aan duurzaamheidsmaatregelen en vormt het bestemmingsplan geen belemmering voor de uitvoerbaarheid daarvan. Er bestaat geen wettelijke of beleidsmatige grondslag voor het in een bestemmingsplan verplicht voorschrijven van het realiseren van duurzaamheidsmaatregelen. De ontwikkelaar heeft aangegeven dat de nieuwbouw wordt gerealiseerd op basis van het keurmerk voor duurzame vastgoedontwikkeling 'Breeam Excellent'. Ook de op termijn te realiseren 2e fase van de nieuwbouw zal te zijner tijd op basis van het keurmerk 'Breeam Excellent' worden gerealiseerd.

 

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het Besluit m.e.r. en het plangebied “Havengebied-West 2016

Het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016" maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

5.1.2 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016 "

Het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016 " is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Voor gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd, is een onderzoek naar de bodemgesteldheid achterwege gebleven, omdat de resultaten van een dergelijk onderzoek de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloeden.

Bodemonderzoek heeft wel plaatsgevonden voor de in dit plan mogelijk gemaakte vergroting van het bouwvlak op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum. Uit het door adviesbureau Kruse uitgevoerde bodemonderzoek ("Rapport Verkennend Bodemonderzoek Transportcentrum 33 Enschede", projectcode 16011810 d.d. april 2016) blijkt dat in de onder- en bovengrond plaatselijk licht verhoogde gehalten voorkomen van diverse stoffen en een matig verhoogd gehalte lood. In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde concentraties van enkele metalen aangeteroffen en een matig verhoogde concentratie barium. Er zijn geen sterk verhoogde gehalten in de grond of het grondwater aangetroffen. Afhankelijk van het tijdstip, aard en omvang van de realisatie van de nieuwbouw 2e fase, kan het nodig zijn dat er voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor bouwen of afvoer van grond van het perceel, een (nader) bodemonderzoek volgens NTA 5755 verricht dient te worden.

Conclusie bodemkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Geluid

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” is de op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde weg Transportcentrum aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied zijn de op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen Burgemeester Stroinkstraat en Auke Vleerstraat aanwezig. In het plangebied zijn binnen de onderzoekszones van deze wegen zijn geen geluidgevoelige gebouwen of terreinen aanwezig. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016 " is gelegen aan de op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn Enschede-Hengelo. In het plangebied zijn binnen de onderzoekszone van dit baanvak geen geluidgevoelige gebouwen of terreinen aanwezig. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk.

Industrielawaai

Binnen de grenzen van het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016 " zijn de op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterreinen Transportcentrum Twente en RWZI Enschede-West gelegen. Beide terreinen maken onderdeel uit van de geluidszone van het industrieterrein Havengebied / Usselerhalte. In het plangebied zijn geen bebouwbare gronden gelegen die buiten deze geluidszone zijn gelegen. Het vergroten van het bouwvlak op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum, heeft geen invloed op het bestemde oppervlak aan gezoneerd industrieterrein. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan blijft het bestemde bedrijfsoppervlak gelijk.

Rond het industrieterrein Havengebied / Usselerhalte is een geluidszone voor industrielawaai gelegen. Deze zone blijft ongewijzigd. De gezamenlijke geluidsbelasting vanwege alle inrichtingen op het industrieterrein mag niet meer bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde op de zonegrens. Daarmee blijft de maximum toelaatbare geluidsbelasting op geluidgevoelige functies in de omgeving vanwege het industrieterrein ongewijzigd.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” is deels gelegen binnen de geluidszone van de voormalige militaire vliegbasis Twenthe. Het betreft het meest westelijke deel van het Transportcentrum Twente. Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige functies aanwezig en het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” maakt evenals het vigerende bestemmingsplan "Transportcentrum Twente" geen (nieuwe) geluidsgevoelige functies mogelijk.

Rond het vliegveld Twente geldt nog steeds de ruime 35-Ke geluidszone die op 5 juni 1992 is vastgesteld ten behoeve van de militaire vluchten op de vliegbasis Twenthe. Formeel moet nog steeds rekening worden gehouden met deze geluidszone. Inmiddels is echter duidelijk dat vliegveld Twente niet opnieuw een militaire vliegbasis zal worden. Ook is duidelijk dat de toekomstige geluidszone die hoort bij de in het kader van de herontwikkeling van het vliegveld Twente mogelijk te maken luchtvaartactiviteiten aanzienlijk kleiner zal zijn dan de huidige geluidszone. De Ke-contouren worden opgeheven en vervangen bij het nieuwe luchthavenbesluit voor het vliegveld Twente. Dat besluit wordt eind 2016 verwacht. Het plangebied van het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” ligt ruimschoots buiten de nieuwe 48 dB(A) geluidscontour van het vliegveld Twente.

Conclusie geluid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wm en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het betreffende project niet in betekenende mate is. 'Niet in betekenende mate' is in het besluit gedefinieerd als 3% van de in de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden. Daarbij gaat het uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10, er vindt geen toetsing plaats aan andere in de wet genoemde luchtverontreinigde stoffen.

In de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM) is een lijst met categorieën en gevallen van ruimtelijke ontwikkelingen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen waaran de realisatie in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • de realisatie van 1.500 woningen met één enkele ontsluitingsweg;
  • de realisatie van 3.000 woningen met twee ontsluitingswegen;
  • de realisatie van 100.000 m2 bruto vloeroppervlak kantoorruimte met één enkele ontsluitingsweg.

Wanneer een ruimtelijke ontwikkeling niet is genoemd in de categorieën van gevallen als bedoeld in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. Aangetoond moet dan worden dat de bijdrage aan NO2 en PM10 minder is dan de grenswaarde van 3%.

Besluit gevoelige bestemmingen

Het Besluit gevoelige bestemmingen beoogt mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. In het besluit zijn zones opgenomen die voor 'gevoelige bestemmingen' minimaal dienen te worden aangehouden ten opzichte van rijkswegen en provinciale wegen. Onder 'gevoelige bestemmingen' worden in het besluit begrepen: scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen of klinieken zijn nadrukkelijk geen gevoelige bestemmingen als bedoeld in dit besluit.

Bij rijkswegen geldt voor gevoelige bestemmingen een zone van 300 meter en bij provinciale wegen geldt een zone van 50 meter. Indien gevoelige bestemmingen als bedoeld in het besluit binnen deze zones moeten worden gerealiseerd is een toetsing aan de wettelijke grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen noodzakelijk.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Havengebied-West 2016

Het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het geldende bestemmingsplan. Voor gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd, is een onderzoek naar de luchtkwaliteit achterwege gebleven, omdat de resultaten van een dergelijk onderzoek de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloeden.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2015 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2015, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Het vergroten van het bouwvlak op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum, heeft geen invloed op het bestemde oppervlak aan bedrijfsterrein. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan blijft het bestemde bedrijfsoppervlak gelijk. De vergroting van het bouwvlak heeft dan ook geen gevolgen voor de luchtkwaliteit.

Conclusie luchtkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” of in de directe nabijheid daarvan zijn bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Binnen het plangebied is dit het bedrijf HST op het perceel Transportcentrum 21-23. Deze vestiging van het bedrijf valt onder de werking van het Bevi vanwege haar opslag voor verpakte gevaarlijke stoffen van 600 ton. Voor HST is in het kader van de milieuvergunning een kwantitatieve risico-analyse uitgevoerd, hiervan is verslag gedaan in het rapport "Risicoanalyse HST" (AVIV, projectnr. 091637, 28 juli 2010). Uit de rapportage blijkt dat de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen geen plaatsgebonden risico groter dan de grenswaarde van 10-6 veroorzaakt. Tevens blijkt dat de inrichting geen groepsrisico veroorzaakt. Er wordt derhalve voldaan aan de normstelling van het Bevi.

Op relatief korte afstand van het plangebied is Apollo Vredestein aan de Ir. E.L.C. Schiff Sr. Straat 370 gelegen. Het bedrijf valt vanwege haar PGS-opslagen (grondstoffenmagazijn en LPG) onder de werking van het Bevi. Het bedrijf kent 10-6 contouren van respectievelijk 50 en 24 meter en invloedsgebieden van respectievelijk 300 en 190 meter. Deze contouren reiken niet tot het plangebied van het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016" en vormen dus geen belemmering voor bestemmingen en functies in het plangebied.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” of in de directe nabijheid daarvan zijn de buisleidingen N-569-69, N-569-70 en N-528-75 aanwezig, waarop het Bevb van toepassing is. Het betreffen een 4 inch, 6 inch en 12 inch hogedruk aardgasleiding met alle drie een werkdruk van 40 bar. De leidingen kennen geen 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico. De inventarisatieafstanden van respectievelijk 65, 95 en 140 meter liggen wel binnen het plangebied. Het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” maakt geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk en leidt binnen de inventarisagtieafstanden niet tot een wijziging van het aantal aanwezigen. De consequenties met betrekking tot het groepsrisico zijn daarmee niet relevant. Van een verantwoording van het groepsrisico kan dan ook worden afgezien.

Wettelijk advies veiligheidsregio

Het Bevi en het Bevb schrijven voor dat een bestemmingsplan in verband met de verantwoording van het groepsrisico voor advies moet worden voorgelegd aan de veiligheidsregio, wanneer binnen het plangebied of in de nabijheid daarvan inrichtingen en/of buisleidingen aanwezig zijn die onder de werking van die besluiten vallen. De veiligheidsregio Twente heeft bij schrijven van 23 augustus 2016 laten weten dat in en rondom het plangebied alleen bestaande risicobronnen aanwezig zijn, waarbij de mogelijkheden om maatregelen te treffen beperkt zijn of de mogelijke maatregelen reeds zijn getroffen. Met betrekking tot de geprojecteerde nieuwbouw van een logistiek- en distributiecentrum op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum, adviseert de veiligheidsregio dat het wenselijk is dat het terrein, aan het eind van een doodlopende weg, in geval van calamiteiten langs twee wegen bereikbaar is voor hulpdiensten.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is recentelijk nieuwe wet- en regelgeving in werking getreden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van deze nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” of in de directe nabijheid daarvan is het Twentekanaal aanwezig, dit is een vaarweg die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water. Dit kanaal kent geen 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico en geen invloedsgebied / plasbrandaandachtsgebied.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” is hemelsbreed op ca. 5 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.6 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering 

In het kader van het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in en rondom het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Aan de hand van veld- en dossieronderzoek is met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige bebouwing aangegeven. In voorkomend geval is aan de hand van nader dossieronderzoek beoordeeld in hoeverre de (bedrijfs)activiteiten in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de milieugevoelige functies en bestemmingen in de omgeving en of eventueel terugschaling naar een lagere milieucategorie mogelijk is. In deze inventarisatie is ook de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte nieuwbouw van een transport- en distributiecentrum op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum, meegenomen.

Onderzoeksresultaten bedrijven binnen het plangebied

adres   bedrijfsactiviteit   milieucategorie   milieuaspect   richtafstand  
Auke Vleerstraat 140   bedrijfsverzamelgebouw met zakelijke dienstverlening   1   geluid   10 meter  
Lonnekerbrugstraat 175   rioolwaterzuiveringsinstallatie (verwerkingscapaciteit van 275.000 i.e.)   4.2   geur   300 meter  
Transportcentrum 2   transportbedrijf / warehousing   3.2   geluid   100 meter  
Transportcentrum 4A   tankstation zonder LPG   2   geluid / geur   30 meter  
Transportcentrum 5   transportbedrijf / warehousing   3.2   geluid   100 meter  
Transportcentrum 5   gasdrukregel- en meetstation   1   geluid / gevaar   10 m  
Transportcentrum 6   transportbedrijf / warehousing   3.2   geluid   100 meter  
Transportcentrum 8   groente- en fruitgroothandel   3.1   geluid   50 m  
Transportcentrum 8   reparatie- en onderhoudsbedrijf voor zware voertuigen   2   geluid   30 m  
Transportcentrum 8   transportbedrijf   3.2   geluid   100 m  
Transportcentrum 8A   gasdrukregel- en meetstation   1   geluid / gevaar   10 m  
Transportcentrum 8C   groothandel en opslagbedrijf   3.1   geluid   50 m  
Transportcentrum 10   transportbedrijf / warehousing   3.2   geluid   100 meter  
Transportcentrum 12-14   transportbedrijf / warehousing   3.2   geluid   100 meter  
Transportcentrum 12A   opslag materiaal en machine-onderdelen   2   geluid   30 m  
Transportcentrum 13   verhuisbedrijf   3.2   geluid   100 m  
Transportcentrum 13   gasdrukregel- en meetstation   1   geluid / gevaar   10 m  
Transportcentrum 14   gasdrukregel- en meetstation   1   geluid / gevaar   10 m  
Transportcentrum 16   transportbedrijf / warehousing   3.2   geluid   100 meter  
Transportcentrum 19   transport- en opslagbedrijf   3.2   geluid   100 m  
Transportcentrum 21   gasdrukregel- en meetstation   1   geluid / gevaar   10 m  
Transportcentrum 21-23   transportbedrijf / warehousing met opslag gevaarlijke stoffen 600 ton   5.1   gevaar   500 meter  
Transportcentrum 24   gasdrukregel- en meetstation   1   geluid / gevaar   10 m  
Transportcentrum 24   opslag en distributie van droge kruidenierswaren   3.1   geluid   50 m  
Transportcentrum 33   opslag en distributie van droge kruidenierswaren   3.1   geluid   50 m  
Transportcentrum 26   vervoers- en logistiekbedrijf   2   geluid   30 m  
Transportcentrum 28   verhuur van transportmiddelen   3.1   geluid   50 m  

De algemene conclusie van de bedrijven- en milieu-inventarisatie is dat de in het plangebied van het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” aanwezige bedrijven en voorzieningen geen of zeer geringe milieuhinder veroorzaken die van invloed is op de wijze van bestemmen van functies op aangrenzende gronden binnen het plangebied of knelpunten opleveren voor de omgeving buiten het plangebied. Alleen voor de RWZI en voor de vestiging van HST op het perceel Transportcentrum 23 geldt dat er woningen aanwezig zijn binnen de aan te houden richtafstand.

Bij de RWZI dient voor het aspect geur een afstand van tenminste 300 meter te worden aangehouden ten opzichte van woningen en andere geurgevoelige objecten. Op minder dan 100 meter van de RWZI zijn woningen aanwezig. In het kader van de milieuvergunning is in 2007 geuronderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek blijkt dat binnen de feitelijke geurcontour van de RWZI geen bestaande woningen aanwezig zijn. Binnen de geurcontour is de bouw van nieuwe geurgevoelige objecten niet toegestaan.

Bij de vestiging van HST aan het Transportcentrum 23 dient voor het aspect geluid een afstand van tenmiste 100 meter te worden aangehouden ten opzichte van woningen en andere geluidgevoelige objecten. Op minder dan 75 meter is een woning aanwezig. De bedrijfsactiviteiten binnen deze categorie 3.1 zone betreft de opslag van goederen en gevaarlijke stoffen. De opslag van gevaarlijke stoffen vindt plaats in opslagvoorzieningen kleiner dan 10 ton. Deze opslagen worden ingedeeld in categorie 1. De opslag van overige goederen wordt ingedeeld in categorie 3.1, met een bijbehorende richtafstand van 50 meter tot woningen en andere milieugevoelige functies. De bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn daarmee passend binnen de ter plaatse geldende milieucategorie.

Nieuwbouw transport- en distributiecentrum binnen vergroot bouwvlak Transportcentrum 33

De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte nieuwbouw van een transport- en distributiecentrum in het vergrote bouwvlak op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum, levert geen belemmering of knelpunt op voor de wijze van bestemmen van functies op aangrenzende gronden binnen het plangebied of voor de omgeving buiten het plangebied. Het nieuw te bouwen transport- en distributiecentrum valt onder milieucategorie 3.1, met een bijbehorende richtafstand van tenminste 50 meter voor het aspect geluid ten opzichte van woningen en andere geluidgevoelige functies. Het bestemmingsplan staat ter plaatse bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.1 toe, met een bijbehorende richtafstand voor het aspect geluid van 200 meter en opzichte van woningen en andere geluidgevoelige functies. Binnen deze richtafstand zijn geen woningen of andere geluidgevoelige functies aanwezig.

Bedrijven buiten het plangebied

Van een uitgebreide inventarisatie van bedrijven buiten het plangebied is afgezien omdat het plangebied van het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” in zijn geheel uit bedrijventerrein bestaat. In het pangebied zijn geen woningen of andere milieugevoelige functies aanwezig en het bestemmingsplan maakt deze ook niet planologisch mogelijk. De aanwezigheid van bedrijven buiten het plangebied levert voor wat betreft de aspecten geluid, geur en stof geen belemmeringen op voor het gebruik van gronden of de wijze van bestemmen binnen het plangebied. Buiten het plangebied zijn wel een tweetal bedrijven aanwezig die voor wat betreft het aspect gevaar mogelijk belemmeringen kunnen opleveren voor het gebruik van gronden of de wijze van bestemmen binnen het plangebied. Dit betreft de bedrijven Apollo Vredestein en Handelsmaatschappij Oliko / Avia Weghorst.

Het bedrijf Apollo Vredestein valt voor het aspect gevaar onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor een nadere beschouwing van dit bedrijf wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 5.1.5 (Externe Veiligheid) van deze toelichting.

Het bedrijf Handelsmaatschappij Oliko / Avia Weghorst valt voor het aspect gevaar niet onder de werking van het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) of het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Binnen de inrichting van dit bedrijf vinden de volgende risicovolle activiteiten plaats:

  • de opslag van diesel en gasolie in bovengrondse, verticale cilindrische opslagtanks met een inhoud van meer dan 150 m3 waarvan de bodem op een fundering rust en opslag plaatsvindt onder atmosferische druk;
  • de opslag van huisbrandolie en afgewerkte olie in bovengrondse tanks met een inhoud van minder dan 150 m3;
  • de opslag van petroleum, diesel en gasolie in ondergrondse opslagtanks;
  • de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in een hoeveelheid van minder dan 10 ton;
  • het parkeren van tankwagens gevuld met vloeibare brandstoffen (diesel, gasolie en benzine).

De maximum opslagcapaciteit aan aardolieproducten bedraagt 2.450 ton. Vanwege deze maximum opslagcapaciteit valt het bedrijf niet onder de werking van het BRZO en het Bevi. In 2005 is in het kader van de aanvraag milieuvergunning voor een wijziging in het produktenpakket een Kwantitatieve risicoanalyse voor het bedrijf uitgevoerd. De resultaten van deze risicoanalyse zijn vastgelegd in het rapport 'Kwantitatieve risicoanalyse voor Weghorst-Oliko B.V. / Handelsmaatschappij Oliko B.V., te Enschede, 4 oktober 2005'. Deze risicoanalyse is nog dekkend voor de huidige bedrijfssituatie. Uit de risicoanalyse blijkt dat er geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico en dat er geen sprake is van groepsrisico. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het bedrijf ook voor wat betreft het aspect gevaar geen belemmering oplevert voor het gebruik van gronden of de wijze van bestemmen binnen het plangebied.

Gebiedsgericht geluidbeleid

Het BARIM (Activiteitenbesluit) maakt het mogelijk om gebiedsgericht geluidbeleid voor inrichtingen als bedoeld in de Wm vast te stellen. De gemeente Enschede heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij de vaststelling van de Geluidnota Enschede 2009-2012. Dit beleid is vastgesteld in april 2009 en in april 2011 op onderdelen gewijzigd en voor onbepaalde tijd verlengd. Het beleid geldt alleen voor nieuwe inrichtingen. Bij het beleid hoort een gebiedstypenkaart waarop per te onderscheiden gebied, meestal een wijk of buurt, richtwaarden zijn vastgelegd. Hierdoor is de geluidruimte voor inrichtingen direct duidelijk.

Volgens de gebiedstypenkaart valt het plangebied van het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" onder het gebiedstype 'gezoneerd bedrijfsterrein'.

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Uit een doelmatigheidsstudie is gebleken dat drukriolering niet doelmatig is en voor de particulier veel duurder is dan een IBA. Daarom zal er doorgaans geen drukriolering meer worden aangelegd. Er is geen provinciale ontheffing van de zorgplicht meer nodig wanneer de gemeente besluit om in het buitengebied uit doelmatigheidsoverwegingen geen afvalwater in te zamelen.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016

Het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het geldende bestemmingsplan. Voor gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd geldt de huidige waterhuishoudingssituatie zoals deze is beschreven in paragraaf 3.4 (Waterhuishouding) van deze toelichting.

Voor de realisatie van nieuwbouw op de in dit plan mogelijk gemaakte vergroting van het bouwvlak op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum, gelden de hierna genoemde uitgangspunten en randvoorwaarden voor de waterhuishouding. Hemelwater en afvalwater worden gescheiden afgevoerd. Hemelwater (dak, straat en terreinverharding) wordt afgevoerd op het Twentekanaal of op de watergang ten zuiden van het perceel. Afvalwater wordt afgevoerd op de riolering.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Havengebied-West 2016

Het plangebied van het bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de nabijheid daarvan. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden "Lonnekermeer" en "Buurserzand en Haaksbergerveen" zijn op respectievelijk ca. 4 kilometer ten noorden en ca. 7,5 kilometer ten zuiden van het plangebied gelegen. Het plangebied bestaat uit een rioolwaterzuiveringsinstallatie en een bedrijventerrein voor de transport- en logistieksector.

Het in hoofdzaak conserverende bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” maakt ten opzichte van de nu geldende bestemmingsplannen geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of bedrijfsactiviteiten in hogere milieucategorieën mogelijk. De enige nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is de vergroting van een bestaand bouwvlak op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum. Deze ontwikkellocatie is net als de rest van het bedrijventerrein Transportcentrum alleen bereikbaar via de Auke Vleerstraat.

Gelet op het voorgaande kunnen verslechterende of negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000 gebieden als gevolg van verlies of versnippering van leefgebied, verontreiniging, stikstofdepositie en verstoring door geluid, licht, menselijke activiteit, verdroging of vernatting op voorhand met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden uitgesloten. Een nadere toetsing aan hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming kan daarom achterwege blijven. Het uitvoeren van een voortoets Natura 2000 of een Passende Beoordeling is niet noodzakelijk.

Conclusie Wet natuurbescherming, hoofdstuk 2 (beschermde natuurgebieden)

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet naruurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde planten- en diersoorten en het plangebied “Havengebied-West 2016

Het in hoofdzaak conserverende bestemmingsplan “Havengebied-West 2016” maakt ten opzichte van de nu geldende bestemmingsplannen geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of bedrijfsactiviteiten in hogere milieucategorieën mogelijk. De enige nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is de vergroting van een bestaand bouwvlak op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum. In de Nationale Database Flora en Fauna zijn voor deze locatie geen waarnemingen aanwezig van (strikt) beschermde soorten.

De ontwikkellocatie is in het recente verleden voor een groot deel bebouwd geweest, deze bebouwing is enkele jaren geleden echter volledig afgebrand. Op de ontwikkellocatie Transportcentrum 33 zijn geen waterpartijen, panden of groenstructuren aanwezig. De natuurwaarden zijn laag. De locatie kan daarom niet worden aangemerkt als een belangrijk onderdeel van de functionele leefomgeving van (strikt) beschermde soorten. De houtwal / groenstructuur aan de zuid- en westkant van het perceel maakt mogelijk wel onderdeel uit van de functionele leefomgeving van (strikt)n beschermde soorten. Vleermuizen oriënteren zich namelijk op opgaande groenstructuren tijdens hun route van en naar hun foerageergebied. Sterke verlichting kan een negatieve invloed hebben op deze functie. De aanwezige houtwal / groenstructuur is gelegen buiten de ontwikkellocatie en blijft ongewijzigd gehandhaafd. Het is wenselijk dat de lichtuitstraling op de houtwal / groenstructuur vanaf het perceel zoveel mogelijk wordt beperkt, om de functionaliteit van de houtwal / groenstructuur voor vleermuizen te kunnen waarborgen. Daarbij moet echter wel worden opgemerkt dat de ontwikkellocatie in het uiterste westen van het bedrijventerrein Transportcentrum en daarmee ook aan het eind van de houtwal / groenstructuur is gelegen. Over de gehele lengte van de houtwal / groenstructuur zijn op het Transportcentrum bedrijfsgebouwen en inrichtingen aanwezig en vindt naar verwachting dus al een zekere lichtuitstraling op de houtwal / groenstructuur plaats. Dat maakt dat de functionaliteit van de houtwal / groenstructuur ter plaatse van de ontwikkellocatie Transportcentrum 33 niet optimaal is voor vleermuizen en dus naar verwachting niet als belangrijke vliegroute kan worden aangemerkt.

Gelet op het voorgaande kunnen negatieve effecten op vaste rust- of verblijfplaatsen en andere onderdelen van de functionele leefomgeving van (strikt) beschermde soorten met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden uitgesloten. Een nadere toetsing aan hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming kan daarom achterwege blijven. Het uitvoeren van een ecologisch onderzoek of het aanvragen van een ontheffing Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.

Conclusie Wet natuurbescherming, hoofdstuk 3 (beschermde planten- en diersoorten)

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het Natuurnetwerk Nederland en het plangebied “Havengebied-West 2016

Het plangebied van het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ” is niet gelegen binnen een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NNN. Direct ten zuiden en westen van het Transportcentrum zijn gronden gelegen die in de provinciale Omgevingsvisie zijn aangewezen als 'Zone ondernemen met natuur en water buiten de EHS'. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Natuurnetwerk Nederland

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" is gekozen voor een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Hiervoor is gekozen omdat er met uitzondering van de vergroting van het bouwvlak op het perceel Transpoertcentrum 25 geen sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De bestaande planologisch-juridische regeling wordt op deze manier zoveel mogelijk ongewijzigd gecontinueerd.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze toelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Havengebied-West 2016 ”. In Artikel 1, Begrippen, zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2, Wijze van meten, geeft bepalingen over hoe onder meer de hoogtes en de inhoud van gebouwen en andere bouwwerken gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en dubbelbestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en en het overgangsrecht voor het gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam en citeertitel van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

In het bestemmingsplan "Havengebied-West 2016" zijn aan de gronden in het plangebied de hierna genoemde bestemmingen, dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen toegekend.

6.3.1 Bestemmingen
6.3.1.1 Bedrijf - Rioolwaterzuivering

De bestemming "Bedrijf - Rioolwaterzuiveringsinstallatie" is toegekend aan de rioolwaterzuiveringsinstallatie Enschede-West van het waterschap Vechtstromen. Op gronden met deze bestemming mag een rioolwaterzuiveringsintstallatie aanwezig zijn met een maximum verwerkingscapaciteit van 275.000 inwoners equivalenten. Er is voor gekozen de rioolwaterzuiveringsinstallatie specifiek te bestemmen overeenkomstig de toegestane gebruikssituatie en de bedrijfsactiviteiten niet te koppelen aan de op de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009) gebaseerde Lijst van bedrijfstypen in bijlage 1 van de planregels. De toegestane gebruikssituatie hangt nauw samen met de rondom de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan te houden geurcontour, waarbinnen de aanwezigheid van woningen en andere geurgevoelige functies niet gewenst is.

Het terrein van de rioolwaterzuiveringsinstallatie is gelegen binnen de grenzen van het op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde industrrieterrein Havengebied. Om die reden zijn de gronden met deze bestemming tevens bestemd voor gezoneerd industrieterrein. De rioolwaterzuiveringsinstallatie zelf is geen geluidzoneringsplichtig bedrijf als bedoeld in de Wet geluidhinder.

Gebouwen dienen te worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding weergegeven bouwvlak. De van toepassing zijnde maximum bouwhoogte voor gebouwen is weergegeven op de verbeelding. De maximum bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen bedraagt 3 meter. De maximum bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming bedraagt 10 meter. Ter bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden van het pand Lonnekerbrugstraat 175 is aan dit pand de bouwaanduiding "karakteristiek" toegekend, met daar aan gekoppeld een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen van dit bouwwerk.

6.3.1.2 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG

De bestemming "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG" is toegekend aan het op het Transportcentrum aanwezige tankstation zonder LPG. Binnen deze bestemming is ook detailhandel in aan een tankstation aanverwante en gerelateerde goederen toegestaan.

Gebouwen dienen te worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding weergegeven bouwvlak. De van toepassing zijnde maximum bouwhoogte voor gebouwen is weergegeven op de verbeelding. De maximum bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen bedraagt 3 meter. De maximum bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming bedraagt 7 meter.

6.3.1.3 Bedrijventerrein

De bestemming "Bedrijventerrein" is toegekend aan het bedrijventerrein Transportcentrum. Op gronden met deze bestemming zijn alleen bedrijfsactiviteiten toegestaan die zijn gericht op transport, logistiek, distributie en op- en overslag van goederen en bedrijfsactiviteiten ten dienste van of in directe relatie tot transport, logistiek, distributie en op- en overslag. Het bedrijventerrein is inwaarts gezoneerd, gerekend vanaf de woningen direct buiten het plangebied aan de Burgemeester Stroinkstraat. Dat betekent dat bedrijfsactiviteiten in de hogere milieucategorieën alleen op ruime afstand van de woningen zijn toegestaan, tenzij het gaat om bedrijfsactiviteiten die op basis van maatwerk binnen de van toepassing zijnde richtafstand tot woningen aanwezig mogen zijn. De toelaatbaarheid van de hiervoor bedoelde transport- en logistiek gerelateerde bedrijfsactiviteiten binnen de diverse milieuzones op het Transportcentrum is gekoppeld aan de op de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009) gebaseerde Lijst van bedrijfstypen in bijlage 1 van de planregels.

Het Transportcentrum is gelegen binnen de grenzen van het op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde industrrieterrein Havengebied. Om die reden zijn de gronden met deze bestemming tevens bestemd voor gezoneerd industrieterrein.

Het maximum bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 70%. Dit is een verruiming ten opzichte van het huidige maximum bebouwingspercentage van 50%. Een bebouwingspercentage van 70% komt dichter in de buurt bij het feitelijke bebouwde oppervlak per bouwperceel en is bovendien een meer realistisch percentage voor bebouwing op een industrieterrein. Voor de bestaande panden op het Transportcentrum levert de verruiming van het maximum bebouwingspercentage geen wezenlijke uitbreidingsmogelijkheden op, op een enkel gebouw na waren al deze bedrijfspanden reeds gerealiseerd op het moment van inwerkingtreden van het huidige bestemmingsplan "Transportcentrum Twente". Gebouwen en bijbehorende bouwwerken dienen te worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding weergegeven bouwvlak. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan voor het realiseren van gebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak. De van toepassing zijnde maximum bouwhoogte voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken is weergegeven op de verbeelding. De maximum bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter. De maximum bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming bedraagt 5 meter. Voor kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten geldt een maximum bouwhoogte van 10 meter.

6.3.1.4 Groen

De bestemming "Groen" is toegekend aan de openbare groenvoorzieningen en houtwallen in het plangebied. Binnen deze bestemming zijn tevens voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, verblijfsgebied (o.a. voet- en fietspaden, in- en uitritten) en schouwpaden voor het beheer en onderhoud van vaarwegen en watergangen toegestaan.

Op gronden met deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde en (openbare) nutsvoorzieningen worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 5 meter. Voor kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten geldt een maximum bouwhoogte van 10 meter.

6.3.1.5 Verkeer

De bestemming "Verkeer" is toegekend aan de verkeerswegen Auke Vleerstraat, Elysium en Transportcentrum met de daarbij behorende gronden en voorzieningen in het plangebied.

Op gronden met deze bestemming mogen alleen gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en (openbare) nutsvoorzieningen worden gebouwd. Voor gebouwen geldt een maximum bouwhoogte van 4 meter en een maximum oppervlak van 50 m2. Voor kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten geldt een maximum bouwhoogte van 10 meter. Het realiseren van straatmeubilair en bouwwerken voor de regeling en veiligheid van het verkeer is omgevingsvergunningsvrij.

6.3.1.6 Verkeer - Railverkeer

De bestemming "Verkeer - Railverkeer" is toegekend aan de spoorlijn Enschede3 - Hengelo met de daarbij behorende gronden en voorzieningen in het plangebied.

Op gronden met deze bestemming mogen alleen gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en (openbare) nutsvoorzieningen worden gebouwd. Voor gebouwen geldt een maximum bouwhoogte van 4 meter en een maximum oppervlak van 50 m2. Voor kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten geldt een maximum bouwhoogte van 10 meter. Het realiseren van straatmeubilair en bouwwerken voor de regeling en veiligheid van het railverkeer is omgevingsvergunningsvrij.

6.3.1.7 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is toegekend aan de Lonnekerbrugstraat met de daarbij behorende gronden en voorzieningen in het plangebied. De Lonnekerbrugstraat in het plangebied is ingericht als verblijfsgebied.

Op gronden met deze bestemming mogen alleen gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, straatmeubilair, speelvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen worden gebouwd. Voor gebouwen geldt een maximum bouwhoogte van 4 meter en een maximum oppervlak van 50 m2. Voor kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten geldt een maximum bouwhoogte van 10 meter. Het realiseren van straatmeubilair en bouwwerken voor de regeling en veiligheid van het verkeer is omgevingsvergunningsvrij.

6.3.1.8 Water - Vaarweg

De bestemming "Water - Vaarweg" is toegekend aan het Twentekanaal.

Op gronden met deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximum bouwhoogte van 5 meter worden gebouwd en zijn ligplaatsen van vaartuigen niet toegestaan.

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van de bouw- en gebruiksregels omgevingsvergunningen verlenen voor het bouwen van aanlegsteigers en het in gebruik nemen van ligplaatsen voor bedrijfsschepen. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies aan Rijkswaterstaat, de beheerder van de vaarweg.

6.3.2 Dubbelbestemmingen
6.3.2.1 Leiding - Gas

De dubbelbestemming "Leiding - Gas" is toegekend aan de leidingtracés van de binnen het plangebied aanwezige hogedruk 6 en 12 inch aardgastransportleidingen. Deze dubbelbestemming heeft tot doel de ter plaatse in de bodem aanwezige hogedruk aardgastransportleidingen te beschermen en te voorkomen dat op deze gronden bouwwerken gerealiseerd kunnen worden die mogelijk een belemmering vormen voor de functionaliteit en de veiligheid van de betreffende aardgastransportleidingen.

Op gronden met deze dubbelbestemming mag niet worden gebouwd. Burgemeester en wethouders kunnen in afijking van de bouwregels omgevingsvergunningen verlenen voor het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, ten dienste van de onderliggende bestemming(en). Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies aan de betreffende leidingbeheerder(s).

6.3.2.2 Waterstaat - Waterlopen

De dubbelbestemming "Waterstaat - Waterlopen" is toegekend aan het tracé van de Elsbeek. Deze dubbelbestemming heeft tot doel de functionaliteit van de Elsbeek als belangrijk onderdeel van het waterststeem in Enschede te waarborgen.

Op gronden met deze dubbelbestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximum bouwhoogte van 2 meter worden gebouwd. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van de bouwregels omgevingsvergunningen verlenen voor het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, ten dienste van de onderliggende bestemming(en). Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies aan het waterschap Vechtstromen, de beheerder van de Elsbeek.

6.3.3 Gebiedsaanduidingen
6.3.3.1 Geluidzone - Industrie

De gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie" heeft tot doel te voorkomen dat binnen deze zone nieuwe woningen en andere geluidgevoelige gebouwen of terreinen worden gerealiseerd. De geluidzone - industrie vormt een bufferzone tussen het Transportcentrum en de RWZI, gezoneerde industrieterreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder, en eventuele geluidgevoelige functies in de omgeving. Binnen de geluidzone mag de geluidsuitstraling van de RWZI en van de bedrijven op het Transportcentrum tot maximaal 50 dB(A) bedragen.

6.3.3.2 Milieuzone - Geurzone

De gebiedsaanduiding "milieuzone - geurzone" heeft tot doel te voorkomen dat binnen deze zone rondom de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen nieuwe woningen en andere geurgevoelige bebouwing wordt gerealiseerd. De geurzone vormt een bufferzone tussen de rioolwaterzuiveringsinstallatie en eventuele geurgevoelige functies in de omgeving.

6.3.3.3 Vrijwaringszone - Vaarweg

De gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - vaarweg" heeft tot doel te voorkomen dat de functionaliteit en de veiligheid van het Twentekanaal als vaarweg voor het scheepvaartverkeer in het geding komt.

Binnen deze vrijwaringszone mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximum bouwhoogte van 5 meter worden gebouwd. Daarnaast zijn binnen deze vrijwaringszone bepaalde vormen van gebruik, zoals opslag van goederen en ligplaatsen van vaartuigen, niet toegestaan.

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bouw- en gebruiksverbod omgevingsvergunningen verlenen voor het bouwen van overige bouwwerken en/of het gebruik van de gronden ten dienste van de onderliggende bestemming(en). Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies aan Rijkswaterstaat, de beheerder van de vaarweg.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het plan heeft, op enkele kleinere wijzigingen na, hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie.

Dat neemt niet weg dat in het voorliggende plan ook een concrete nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Het gaat daarbij om het vergroten van het bouwvlak op het perceel Transportcentrum 33, het meest westelijke perceel op het Transportcentrum, met het oog op nieuwbouw van een opslag- en distributiecentrum. Het betreft hier een particulier initiatief, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden. Voor het verhaal van de eventuele planontwikkelingskosten en eventuele fysieke ingrepen in dit gebied wordt een kostenverhaalsovereenkomst met de initiatiefnemer gesloten.

Geen exploitatieplan noodzakelijk

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal anderszins is verzekerd en daarmee de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.

Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.