direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00081-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Sinds de vuurwerkramp in 2000 heerst er onder de inwoners van Enschede min of meer een blijvende maatschappelijke onrust rondom vuurwerk. Verzoeken over verkoop en opslag van vuurwerk wekken onveiligheidsgevoelens op bij de inwoners van Enschede. Of het nu gaat om uitbreidingsverzoeken op bedrijventerreinen of locaties in of nabij woongebieden, daarin verschillen deze gevoelens zich niet. Bij goede naleving van het Vuurwerkbesluit is een veilige situatie gegarandeerd. Echter, er zijn andere argumenten waarom vestiging en uitbreiding van een opslag niet altijd wenselijk is. Bij het toestaan van (grootschalige) opslagplaatsen in of nabij woonwijken en bedrijventerreinen zorgt dit voor veel maatschappelijke onrust. Het investeringsklimaat, de leefbaarheid als de aantrekkelijkheid van de werk- en woongebieden komt onder druk te staan. Ook spelen thema's als verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag en bereikbaarheid bij calamiteiten een rol.

Binnen de gemeente Enschede zijn verschillende verkooppunten van consumentenvuurwerk aanwezig en twee groothandelsbedrijven in consumentenvuurwerk gevestigd. De bedrijven zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Detailhandel (verkoop met opslag)   Adres  
Vuurwerkwinkel Enschede (Royal Fireworks)   Binnenhaven 2  
Meinema 3 in 1 meubelen   Janninksweg 60  
Harmelink V.O.F.   Deurningerstraat 274  
Handelsonderneming M. Breukers   Floresstraat 18a  
Vunderink Beimer   Zuid Esmarkerrondweg 55  
Dream Fireworks B.V.   Gronausestraat 1240  
Bakker Sport   Gronausestraat 1267  
Koelemans Rijwielshop V.O.F.   Nicolaas Maesstraat 43  
Ijzerhandel Boensma   G. J. Van Heekstraat 101  
ABTB Welberg   Lonneker Molenweg 20  
K.J. Trading   Oldenzaalsestraat 255  
Intratuin   Achterhofweg 22  
De dierenspecialist Kloos   Ouverturestraat 38  
Groothandel   Adres  
Van der Wurp B.V.   Marssteden 216  
Dream Fireworks B.V.   Lenteweg 16  

Om te voorkomen dat zich ongewenste ontwikkelingen voordoen waardoor onomkeerbare situaties ontstaan, heeft de Raad op 30 september 2013 het voorbereidingsbesluit “Vuurwerkopslag Enschede” voor het gehele grondgebied vastgesteld. Dit voorbereidingsbesluit is op 10 oktober 2013 in werking getreden en had een geldingsduur van één jaar. Aangezien het ontwerp-bestemmingsplan “Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)” vóór de afloop van die geldingsduur ter inzage is gelegd, is de voorbereidingsbescherming verlengd. Hierdoor is het uitgesloten dat zich nieuwe bedrijven met vuurwerkopslag kunnen vestigen en dat bestaande bedrijven meer vuurwerk kunnen opslaan dan conform een vergunning of geaccepteerde melding in de huidige situatie aanwezig is.

Binnen diverse geldende bestemmingsplannen in Enschede bestaat de mogelijkheid voor bedrijfsmatige activiteiten in consumentenvuurwerk (groothandel, opslag en verkoop).

Er zijn meerdere bestemmingsplannen die toestaan dat binnen de bestemming 'Bedrijven' (of soortgelijke bestemming) een groothandel in consumentenvuurwerk wordt gevestigd. De huidige bestemmingsplannen bieden geen mogelijkheid voor de vestiging van bedrijven in professioneel vuurwerk.

Recente ontwikkelingen zijn aanleiding tot nader onderzoek geweest met betrekking tot vuurwerkbedrijven binnen de gemeente Enschede. Er is bekeken hoe de gemeente om wil gaan met de aanwezigheid van bestaande bedrijven met consumentenvuurwerk en met verzoeken tot nieuwvestiging van de verkooppunten (detailhandel) in vuurwerk met opslag en groothandelsbedrijven in consumentenvuurwerk. Er zijn uitgangspunten bepaald voor nieuwvestiging en de uitbreiding van bestaande bedrijven. Deze uitgangspunten worden opgenomen in het beleid ten aanzien van externe veiligheid en zijn voor zover mogelijk vertaald in het voorliggende bestemmingsplan.

Daarnaast richt dit bestemmingsplan zich ook op risicovolle inrichtingen. Op verschillende bedrijfslocaties binnen de gemeente Enschede is het niet gewenst dat zich ter plaatse risicovolle inrichtingen vestigen. In de regels van verschillende geldende bestemmingsplannen is de vestiging van deze inrichtingen om die reden specifiek uitgesloten. Gebleken is echter dat in een aantal bestemmingsplannen c.q. bedrijfsbestemmingen, waar risicovolle inrichtingen niet gewenst zijn, deze uitsluitingsclausule abusievelijk ontbreekt. Door middel van dit bestemmingsplan wordt de vestiging van deze inrichtingen alsnog uitgesloten.

Tenslotte wordt in dit bestemmingsplan een regeling opgenomen ten aanzien van geluidzoneringsplichtige inrichtingen. Gebleken is dat dit onderwerp niet in alle bestemmingsplannen correct geregeld is. Op bepaalde locaties zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan, terwijl op grond van het gemeentelijk beleid ten aanzien van industrielawaai vestiging wel mogelijk zou moeten zijn. Daarnaast zijn er bestemmingsplannen waar de vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen abusievelijk niet uitgesloten is in de regels. Dit bestemmingsplan corrigeert deze gebreken.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan “Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)” betrekking heeft, betreft het gehele grondgebied van de gemeente Enschede.

1.3 Geldende juridische regelingen

Er geldt een groot aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente Enschede. In bijlage 1 van de regels is een lijst met de geldende bestemmingsplannen opgenomen. Deze bestemmingsplannen kennen verschillende bestemmingsregelingen ten aanzien van bedrijven die activiteiten uitoefenen met betrekking tot vuurwerk. In diverse bestemmingsplannen is de vestiging van risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen uitgesloten.

Vuurwerk

- groothandel

Binnen meerdere bestemmingsplannen is het op grond van de bedrijfsbestemming en bijbehorende 'Lijst van bedrijfstypen' toegestaan om een groothandel in consumentenvuurwerk te vestigen. Deze bestemmingsplannen laten nooit meer opslag dan 50.000 kg toe (bijvoorbeeld bestemmingsplan 'Marssteden 2005' en 'Westerval Noord 2006'). Daarnaast gelden er ook bestemmingsplannen waarin elke activiteit met betrekking tot vuurwerk (handel, vervaardiging, verwerking en opslag) specifiek uitgesloten is. Tenslotte zijn er bestemmingsplannen die de opslag van consumentenvuurwerk van meer dan 10 ton specifiek uitsluiten.

- verkooppunten (detailhandel)

De verschillende verkooppunten binnen onze gemeente zijn binnen verschillende bestemmingen gevestigd, met name binnen de bestemmingen 'Wonen' met functie-aanduiding 'detailhandel', 'Centrum' en 'Detailhandel-tuincentrum'. Binnen deze bestemmingen is detailhandel in consumentenvuurwerk toegestaan, evenals de opslag ten behoeve ervan. In de meeste bestemmingsregels is daarbij geen maximum gesteld aan de opslag van consumentenvuurwerk. Enkele bestemmingsregels kennen wel een maximum, van 10.000 kg.

Risicovolle en geluidzoneringsplichtige inrichtingen

Er zijn een aantal locaties binnen onze gemeente waar risicovolle inrichtingen zijn toegestaan (bijvoorbeeld binnen het bestemmingsplan Havengebied 2002). Voor het overige is de vestiging van risicovolle inrichtingen niet (op voorhand) gewenst en zijn deze inrichtingen niet toegestaan op grond van de regels van de bestemmingsplannen.

In gebieden die zijn aangewezen als 'gezoneerd industrieterrein' zijn binnen de bedrijfsbestemming geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. Buiten deze terreinen zijn dergelijke inrichtingen niet toegestaan en zijn deze in de regels veelal uitgesloten van vestiging.

1.4 Relatie paraplubestemmingsplan en geldende bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan betreft een paraplubestemmingsplan voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede en kan worden gezien als een plan dat als een 'paraplu' over andere, reeds bestaande bestemmingsplannen heen hangt. Het plan bepaalt dat de regels ten aanzien van detailhandel en groothandel in consumentenvuurwerk, risicovolle en geluidzoneringsplichtige inrichtingen die zijn opgenomen in de geldende bestemmingsplannen worden vervangen door de regels die zijn beschreven in het parapluplan. De regels uit het parapluplan zijn van toepassing op de geldende bestemmingsplannen die genoemd worden in het parapluplan. Daar waar het parapluplan geen specifieke regels geeft over bedrijfsmatige activiteiten die betrekking hebben op vuurwerk, risicovolle of geluidzoneringsplichtige inrichtingen (bijvoorbeeld over de uitbreiding van bestaande risicovolle inrichtingen) blijven de regels uit het geldende bestemmingsplan van toepassing.

Daarnaast blijven de overige regels van de geldende bestemmingsplannen, die geen betrekking hebben op groothandel en detailhandel van consumentenvuurwerk, risicovolle en geluidzoneringsplichtige inrichtingen, van kracht.

1.5 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden. De toelichting moet daarom vermelden wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieueffectrapport, of sprake is van archeologie/cultuurhistorie, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.


Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.


Deze toelichting is daarom een verplicht document (artikel 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikel 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro).


Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.6 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap, maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2003 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)” zijn verschillende erkende wijkorganen actief.

In verband met het feit dat er slechts op kleine schaal ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, het belang van het continueren van de voorbereidingsbescherming en daarmee de noodzaak om spoedig te starten met de formele procedure van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan, is besloten om de wijkorganen pas te consulteren tijdens deze formele procedure.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk. Dit parapluplan maakt slechts op kleine schaal ontwikkelingen mogelijk. Professioneel vuurwerkopslag wordt niet toegestaan in Enschede. Ook is nieuwvestiging van groothandelsbedrijven in consumentenvuurwerk uitgesloten. Ook zijn risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen nader gereguleerd door herstel van omissies in de geldende bestemmingsplannen.

In verband hiermee zijn geen nationale, provinciale of waterschapsbelangen in het geding en is afgezien van het plegen van vooroverleg. Wel is het voorontwerp van het parapluplan voor een preadvies voorgelegd aan de Brandweer Twente, onderdeel van de Veiligheidsregio Twente. Naar aanleiding van enkele inhoudelijke opmerkingen is het parapluplan op onderdelen verduidelijkt. Vervolgens is de wettelijke adviesaanvraag op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen bij de Brandweer Twente ingediend. Op 23 september 2014 heeft de Brandweer Twente geconcludeerd dat de gemeente rekening heeft gehouden met de eerdere preadviezen. Het plan staat geen concrete nieuwe activiteiten van risicovolle inrichtingen toe, waardoor er geen gerichte verantwoording van het groepsrisico heeft plaatsgevonden. In verband hiermee is in het advies niet verder ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Het ontwerp-bestemmingsplan is ter kennisname toegezonden aan de provincie Overijssel, het waterschap Vechtstromen en de omliggende buurgemeenten. De provincie Overijssel heeft in reactie op de kennisgeving laten wij te kunnen instemmen met het plan.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders informeren burgers en anderen over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: “Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)” in voorbereiding te nemen op 27 augustus 2014 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan “Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen, is op 17 september 2014 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl. Op 25 september 2014 is een informatiebijeenkomst georganiseerd, waarbij een ieder kennis kon nemen van het plan.

Zienswijzen

Van de ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan iseen verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Eén van de nationale belangen is het waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving. Het verbeteren van de milieukwaliteit (water, lucht, bodem) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. Hierbij is benoemd dat afhankelijk van het onderwerp maatwerk mogelijk is.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan. Ten aanzien van vuurwerk zijn geen regels opgenomen in het Barro en Bro.

2.1.3 Vuurwerkbesluit

In 2002 is het Vuurwerkbesluit (hierna: Besluit) in werking getreden, naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede. De laatste wijziging van het Besluit dateert van maart 2012. Het Besluit reguleert de gehele keten van het invoeren, vervaardigen of assembleren, verhandelen, uitvoeren, opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk met inbegrip van bepaalde vervoersbehandelingen met vuurwerk. Gestreefd wordt naar professionalisering van de vuurwerkbranche. Uit de opgelegde veiligheidsafstanden is af te leiden dat de wetgever (grootschalige) vuurwerkopslag aan de rand van de stad en dorp (op bijvoorbeeld bedrijventerreinen) voorstaat.

Het Besluit geeft onder meer minimale veiligheidsafstanden tussen de verschillende activiteiten met vuurwerk en (geprojecteerde) kwetsbare objecten. Er wordt een onderscheid gemaakt in bedrijven met professioneel vuurwerk, kleinere bedrijven (opslag tot 10.000 kg consumentenvuurwerk) en grote bedrijven in consumentenvuurwerk (boven 10.000 kg). Voor elk van de activiteiten geldt een verschillende minimale veiligheidsafstand.

Zo geldt voor een inrichting met minder dan 10.000 kg consumentenvuurwerk bijvoorbeeld een minimale afstand van 8 meter tussen de (buffer)bewaarplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten. Voor een inrichting van professioneel vuurwerk geldt een een veiligheidsafstand van minimaal 400 meter tot (geprojecteerde) kwetsbare objecten en is de voorgeschreven afstand afhankelijk van de netto explosieve massa per bewaarplaats of bewerkingsruimte. De veiligheidsafstanden zijn opgenomen in bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit.

Daarnaast zijn er in het Besluit bouwkundige en technische eisen c.q. milieuvoorschriften opgenomen (bijvoorbeeld verplichte sprinklerinstallatie, gebruik brandwerend materiaal) voor bedrijven die vuurwerk opslaan en verkopen.

2.1.4 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de eisen uit het Vuurwerkbesluit. Voor het overige zijn ten aanzien van bedrijfsmatige activiteiten met vuurwerk, risicovolle en geluidzoneringsplichtige inrichtingen in het beleid en regels van het Rijk geen uitgangspunten of regels opgenomen. Dit plan is in overeenstemming met het beleid en regels van het Rijk.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00081-0003_0001.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels provincie Overijssel

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het hele grondgebied van de gemeente. Het maakt slechts op kleine schaal nieuwe ontwikkelingen mogelijk in bestaand, reeds ontwikkeld gebied. Een nadere beschouwing op de generieke beleidskeuzes, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken wordt daarom achterwege gelaten.

Omgevingsvisie

De ambitie is dat inwoners van Overijssel veilig, gezond en schoon kunnen leven, wonen en werken. De provincie wil ervoor zorgen dat de inwoners voldoende beschermd zijn tegen de risico's die onder meer voortkomen uit transport en opslag van gevaarlijke stoffen en belasting door geluid.

In de Omgevingsvisie heeft de Provincie Overijssel zich tot doel gesteld dat in 2010 externe veiligheidsrisico's in Overijssel aan de wettelijke eisen voldoen. Conform de huidige contouren van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen moet er een risicoplafond komen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe saneringsituaties ontstaan door gebruik, transport en opslag van gevaarlijke stoffen worden voorkomen. Externe veiligheidsrisico's worden onder meer beheerst door het gericht uitplaatsen van risicovolle bedrijven naar een specifiek terrein. Ten aanzien van het specifieke onderwerp 'vuurwerk' zijn geen generieke beleidskeuzes opgenomen.

Omgevingsverordening

Ten aanzien van detailhandel is in de Omgevingsverordening opgenomen dat bestemmingsplannen niet mogen voorzien in een nieuwe mogelijkheid voor detailhandel op bedrijventerreinen. Een uitzondering kan worden gemaakt voor de vestiging van volumineuze detailhandel waarvoor in binnensteden en wijkwinkelcentra geen ruimte kan worden gevonden. Het gaat om winkelformules die vanwege de omvang en aard van het assortiment een groot oppervlak nodig hebben, zoals bouwmarkten, tuincentra en wooninrichtingszaken.

Ten aanzien van externe veiligheid is in de Verordening bepaald dat bestemmingsplannen niet voorzien in de aanleg, bouw of vestiging van nieuwe essentiële functies en gebouwen binnen het invloedsgebied van BEVI-inrichtingen, een route of buisleiding gevaarlijke stoffen, tenzij er maatregelen worden getroffen dat het gebouw of functie kan blijven functioneren in het geval van een calamiteit. Dit bestemmingsplan voorziet niet in het mogelijk maken van nieuwe essentiële functies en gebouwen binnen de hierboven genoemde invloedsgebieden.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook sectorale structuurvisies (Woonvisie, Watervisie en Detailhandelsstructuurvisie) vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld. De beleidsvisie Externe Veiligheid 2014 zal voor de onderdelen vuurwerkopslag en risicovolle inrichtingen als sectorale structuurvisie worden vastgesteld. In paragraaf 2.3.3 wordt hier nader op ingegaan.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro. Binnen bedrijfsbestemmingen is detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan. De structuurvisie geeft hiervoor voorwaarden. Deze voorwaarden zijn dat maximaal 20% van de totale bedrijfsoppervlakte voor de detailhandelsfunctie mag worden gebruikt, met een maximum van 100 m² van de winkelvloeroppervlakte en dat de detailhandel in directe relatie met de aanwezige bedrijfsvoering staat en/of de verkoop van door het bedrijf zelf geproduceerde of bewerkte producten betreft.

In de structuurvisie is daarnaast bepaald dat aanbieders van brand- en explosiegevaarlijke goederen (evenals onder meer detailhandel in auto's, boten, grove bouwmaterialen) zich middels een afwijking van het bestemmingsplan kunnen vestigen op bedrijventerreinen. Hoewel bij naleving van de voorschriften uit het Vuurwerkbesluit consumentenvuurwerk als veilig aan te merken is, dient het desalniettemin als een brandgevaarlijk en explosief goed te worden aangemerkt.

Er is voor gekozen om detailhandel in vuurwerk, in afwijking van hetgeen is aangegeven in de Detailhandelsstructuurvisie, niet toe te staan op bedrijventerreinen. Dit houdt in dat er geen medewerking wordt verleend om af te wijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12 Wabo). Ten aanzien van nieuwe aanvragen voor vestiging van groothandel in vuurwerk geldt hetzelfde. Ook hiervoor wordt niet afgeweken van het bestemmingsplan.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de luchthaven heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

2.3.3 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Beleidsvisie externe veiligheid

De gemeente Enschede wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt de gemeente een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving.

Om die verantwoordelijkheid in te vullen, heeft de gemeente Enschede al een aantal jaren een gemeentelijk Extern veiligheidsbeleid (2007). Vuurwerkbedrijven en regelgeving rondom het afsteken van vuurwerk door particulieren vallen formeel onder het Vuurwerkbesluit en niet binnen de kaders van externe veiligheid. Omdat vuurwerk(bedrijven) en externe veiligheid in de beleving van burgers niet te scheiden zijn, is dit onderwerp ook meegenomen in deze beleidsvisie.

De beleidsmatige uitgangspunten van dit bestemmingsplan voor wat betreft vuurwerkopslag en risicovolle inrichtingen zullen tevens deel uitmaken van de nieuwe beleidsvisie Externe Veiligheid, die momenteel wordt geactualiseerd.

In de beleidsvisie wordt ingegaan op de verschillende onderwerpen die betrekking hebben op externe veiligheid, waaronder vuurwerkopslag en risicovolle inrichtingen. Ten opzichte van de beleidsvisie van 2007 worden de volgende punten gewijzigd:

1. het nieuwe landelijke Besluit externe veiligheid buisleidingen (dat aangeeft hoe lagere overheden moeten omgaan met externe veiligheid rond bijvoorbeeld grote gasleidingen) is in de geactualiseerde beleidsvisie verwerkt;

2. in de geactualiseerde beleidsvisie is de laatste stand van zaken met betrekking tot de uitgevoerde saneringen aangegeven;

3. in de geactualiseerde beleidsvisie is het beleid ten aanzien van vuurwerkopslag vastgelegd.

De onderdelen van de beleidsvisie Externe veiligheid 2014 die zijn aan te merken als aspecten van het gemeentelijk ruimtelijk beleid (vuurwerkopslag en risicovolle inrichtingen), worden als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening vastgesteld.

Beleidsregel kleine binnenstedelijke werklocaties

Op 3 februari 2011 is de beleidsregel 'kleine binnenstedelijke werklocaties' in werking getreden. De beleidsregel heeft betrekking op werk-/bedrijfslocaties kleiner dan 1,5 hectare.

In de gemeente is een groot aantal van deze kleinere binnenstedelijke bedrijfslocaties aanwezig. In de afgelopen jaren zijn veel van deze locaties van bedrijfsbestemming naar woonbestemming getransformeerd. Veel bedrijfslocaties zijn als drager van de economie van de stad verloren gegaan. Vanuit beleidsoogpunt is functiemenging, kleinschalige bedrijfshuisvesting en behoud van kleine binnenstedelijke werklocaties belangrijk voor het economisch functioneren van de stad. Deze kleine bedrijfslocaties dragen bij aan levendige en dynamische wijken en het behoud ervan voorkomt de vorming van zogenoemde monofunctionele wijken.

Om te voorkomen dat nog meer interessante binnenstedelijke bedrijfslocaties “verloren” gaan, is op basis van een aantal uitgangspunten een scan uitgevoerd naar de wenselijkheid deze te behouden als werklocatie. In de beleidsregels is vastgesteld welke bedrijfslocaties geen bestemmingswijziging mogen ondergaan en welke wel.

Met de beleidsregel wordt geborgd, dat er voldoende ruimte voor kleinschalige economische ontwikkeling beschikbaar blijft. Hierdoor wordt op een ruimtelijk verantwoorde manier omgegaan met schaarse ruimte en wordt verrommeling van deze locaties tegengegaan.

Conclusies

Wat betreft detailhandel in vuurwerk op bedrijventerreinen wordt middels dit bestemmingsplan afgeweken van de Detailhandelsstructuurvisie. Voor het overige zijn geen beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen in het gemeentelijk beleid benoemd die van invloed zijn op het bestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)". De beleidsmatige uitgangspunten van dit bestemmingsplan voor wat betreft de vuurwerkopslag zullen tevens onderdeel uit gaan maken van de nieuwe beleidsvisie/structuurvisie Externe Veiligheid die momenteel wordt geactualiseerd.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Beleidsmatige uitgangspunten

3.1.1 Vuurwerk
3.1.1.1 Aanleiding

Sinds de vuurwerkramp in 2000 heerst er onder de inwoners van Enschede min of meer een blijvende maatschappelijke onrust rondom vuurwerk. Aanvragen over verkoop en opslag van vuurwerk wekken onveiligheidsgevoelens op onder de bevolking van Enschede. Of het nu gaat om aanvragen op bedrijventerreinen of locaties in of nabij woongebieden, daarin verschilt de veiligheidsbeleving niet.

In juli 2014 waren in Enschede 15 bedrijven in consumentenvuurwerk gevestigd. Twee groothandelsbedrijven voor de opslag van consumentenvuurwerk (40.000 kg en 50.000 kg) en 13 verkooppunten met opslag van consumentenvuurwerk (variërend tussen 1.000 en 10.000 kg). De hoeveelheid vuurwerk betreft volgens het Vuurwerkbesluit het totale gewicht vuurwerk binnen een (buffer)bewaarplaats of een bewerkingsruimte, bestaande uit de lading, het omhulsel, de primaire verpakking en de transportverpakking (bij verpakt vuurwerk), uitgedrukt in kilogrammen.

Er zijn in Enschede geen bedrijven met opslag van professioneel vuurwerk gevestigd.

De aanvraag van een bestaand groothandelsbedrijf voor de opslag van consumentenvuurwerk voor uitbreiding van 50.000 kg naar 370.000 kg en de gevoelens van onveiligheid en onrust vormen de aanleiding om de juridisch-planologische regelingen rondom opslag en verkoop van vuurwerk te herijken. Het maatschappelijk gevoel is dat men invloed wenst te hebben op de plaats en de omvang van vuurwerkopslagen en -verkooppunten.

Om een toetsingskader te kunnen bieden voor toekomstige aanvragen voor detailhandelsbedrijven met vuurwerkopslag en groothandelsbedrijven in consumentenvuurwerk worden hiervoor in dit bestemmingsplan uitgangspunten bepaald. Op deze wijze wordt voorkomen dat per aanvraag een ad-hoc afweging gemaakt moet worden en is voor een ieder (gemeente, inwoner en ondernemer) duidelijk op welke wijze een afweging gemaakt wordt om al dan niet mee te werken aan activiteiten met vuurwerk.

3.1.1.2 Doel

Bij een zorgvuldige naleving van het Vuurwerkbesluit is een veilige situatie gegarandeerd. Echter, er zijn andere argumenten waarom vestiging en uitbreiding van de opslag van consumentenvuurwerk niet altijd wenselijk is. Het toestaan van (grootschalige) opslagplaatsen in (of de directe nabijheid van) woonwijken en bedrijventerreinen zorgt dikwijls voor maatschappelijk onrust. Het investeringsklimaat, de leefbaarheid en de aantrekkelijkheid van de werk- en woongebieden komt daarmee onder druk te staan. Ook spelen thema's als verkeersaantrekkende werking, parkeren, ruimtebeslag en bereikbaarheid bij eventuele calamiteiten een belangrijke rol.

Via deze parapluherziening wil de gemeente sturing geven aan de opslag van consumentenvuurwerk. Met dit plan wordt tevens invulling gegeven aan het collegeprogramma 'Duurzaam, Samen, Sterker' (2014-2018). In het coalitieakkoord is bestuurlijk afgesproken om een overkoepelend bestemmingsplan ter voorkoming van grootschalige vuurwerkopslag te realiseren.

Het Vrom-inspectierapport 'Klap op de vuurpijl' (2005) geeft aan dat opslag van meer dan 10.000 kg als grootschalig kan worden aangemerkt. Deze hoeveelheid opslag is als uitgangspunt aangehouden; als er sprake is van opslag boven de 10.000 kilogram wordt gesproken van grootschalige opslag.

Professioneel vuurwerk en theatervuurwerk

Bedrijven in professioneel vuurwerk zijn niet gevestigd binnen de gemeente Enschede. Gezien het ruimtebeslag die dergelijke bedrijven met zich mee brengen, in verband met veiligheidsafstanden, is de vestiging hiervan ook niet gewenst.

Ook bedrijven in theatervuurwerk zijn niet gevestigd binnen Enschede. Theatervuurwerk is, gezien de specifieke eisen waaraan dit dient te voldoen, qua veiligheidsafstanden gelijk te stellen aan opslag boven de 10.000 kg consumentenvuurwerk. Gezien de gemaakte beleidsmatige keuzes die worden vertaald in dit bestemmingsplan zijn er geen mogelijkheden voor nieuwvestiging van bedrijven in theatervuurwerk.

3.1.1.3 Landelijke wetgeving

Opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is veilig als de wettelijke eisen in acht worden genomen. Er is geen verschil in eisen tussen opslag in een woonomgeving of op bedrijventerreinen. Omdat de veiligheidseisen streng zijn en de bedrijven goed worden gecontroleerd, is er in principe (vanuit veiligheid) geen reden om dergelijke bedrijven te weren uit de woonomgeving.

In het Vuurwerkbesluit zijn naar de aard en omvang van vuurwerkbedrijven veiligheidseisen opgenomen. Het gaat dan om afstandsnormen tussen het vuurwerkbedrijf en (geprojecteerde) kwetsbare objecten. Onder kwetsbare objecten worden gebouwen en terreinen verstaan waar zich regelmatig mensen bevinden, d.w.z. gebouwen met een woon-, werk-, winkel-, zorg-, onderwijs-, sport- of recreatiefunctie, kerkgebouwen en daarmee gelijk te stellen gebouwen, sport-, kampeer- en recreatieterreinen en daarmee vergelijkbare terreinen. Tot deze objecten worden ook rijkswegen en spoorwegen gerekend.

In hoofdlijnen kan worden gesteld dat voor vuurwerkbedrijven met opslag van professioneel vuurwerk een minimale veiligheidsafstand van 400 meter tot (geprojecteerde) kwetsbare objecten geldt. De voorgeschreven afstand is afhankelijk van de toegestane netto explosieve massa per bewaarplaats of bewerkingsruimte. Voor de kleinere bedrijven (opslag tot 10.000 kg) met consumentenvuurwerk geldt een minimale (veiligheids)afstand van 8 meter. Voor grotere consumentenvuurwerkbedrijven (opslag boven 10.000 kg), is een veiligheidsafstand van 20 tot 48 meter tot (geprojecteerde) kwetsbare objecten van kracht. Deze veiligheidsafstanden moeten in acht worden genomen bij het verlenen van milieuvergunningen en bij het vaststellen van ruimtelijke ordeningsbesluiten.

Door gebruik van de VNG-bedrijvenlijst, de wijze van bestemmen en de verschillend geformuleerde planregels in de geldende ruimtelijke plannen, zou de indruk kunnen ontstaan dat in Enschede een min of meer willekeurige benadering wordt gehanteerd. Het is echter onwenselijk om geen enkele invloed te hebben op de plaats en de grootte van vuurwerkopslag en -verkooppunten. Als gevolg van de (planologische) inventarisatie gaat Enschede vanaf heden een eenduidige lijn hanteren voor wat betreft de verkoop met opslag van consumentenvuurwerk en vooral grootschalige opslag van vuurwerk in Enschede.

3.1.1.4 Groothandel in consumentenvuurwerk

Bestaande situatie

Er zijn twee groothandelsbedrijven in consumentenvuurwerk binnen de gemeente Enschede gevestigd (Van der Wurp en Dream Fireworks B.V.). Deze zijn beiden gelegen op een bedrijventerrein, respectievelijk Marssteden en Euregiobedrijvenpark. Binnen deze bedrijven is een opslag van maximaal 50.000 kg verpakt consumentenvuurwerk toegestaan. Dit is de toegestane hoeveelheid op grond van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn deze bedrijven in het bezit van een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

De geldende bestemmingsplannen geven verschillende bestemmingsregelingen ten aanzien van vuurwerk. In bepaalde gevallen wordt de mogelijkheid tot opslag van maximaal 50.000 kg verpakt consumentenvuurwerk gegeven. Ook zijn er bestemmingsplannen waar elke activiteit met betrekking tot vuurwerk specifiek is uitgesloten en bestemmingsplannen waar binnen een bedrijfsbestemming maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk mag worden opgeslagen. In geen enkel bestemmingsplan is de opslag van meer dan 50.000 kg consumentenvuurwerk bij recht toegestaan.

Veel van de bestemmingsplannen zijn gebaseerd op de toenmalige categorie-indeling volgens de landelijk gehanteerde VNG-lijst met de daarbij behorende afstanden. Intussen is deze VNG-lijst onder meer met betrekking tot de categorieaanduidingen aangepast. Zo betreft opslag van verpakt consumentenvuurwerk tussen 10 en 50 ton een activiteit in categorie 3.1 op basis van de 'VNG-lijst bedrijven en milieuzonering 2009'.

Uitgangspunten

Hoewel grote en kleine vuurwerkbedrijven met uitsluitend vuurwerkopslag even veilig zijn, levert een groter bedrijf bij calamiteiten een groter risico op en dienen grotere afstandsnormen in acht te worden genomen. Hoe groter de ruimtelijke werkingssfeer hoe onaantrekkelijker werk- en/of woongebieden voor (andere) ondernemers en bewoners worden. De effecten van deze risico's nemen toe, indien een bedrijf met uitsluitend opslag in een woon/winkelomgeving is gelegen.

Een nadere afweging is gewenst omdat (grootschalige) opslag van consumentenvuurwerk een goed vestigingsklimaat voor andere bedrijven op de bedrijventerreinen in de weg kan staan. Leegstand van bedrijventerreinen, bedrijfswoningen en bedrijfspanden en het voorkomen van het wegtrekken van bedrijven zijn ruimtelijke motieven die worden meegenomen in het kader van de belangenafweging. Daarnaast kan de vestiging van een dergelijk bedrijf voor bedrijventerreinen waar sprake is van bedrijfswoningen en voor bedrijven in een woonomgeving een belemmering vormen voor een goed woon- en leefklimaat. Gezien het verleden van de vuurwerkramp dat Enschede met zich meedraagt en de emoties die daarover aanwezig zijn vormt dit ook een daadwerkelijke belemmering.

Bij groothandelsbedrijven in consumentenvuurwerk is het opgeslagen vuurwerk veelal permanent aanwezig. Dit ter bevoorrading van de verkooppunten van consumentenvuurwerk. Bij de verkooppunten van consumentenvuurwerk is de opslag veelal van korte duur. Vooral op de dagen vlak voor de jaarwisseling zijn de opslagplaatsen met consumentenvuurwerk gevuld. Voor het resterende deel van het jaar worden in deze ruimten andere producten opgeslagen.

Nieuwe bedrijven met opslag van consumentenvuurwerk (groothandel), voorzover dit al niet in enkele bestemmingsplannen is uitgesloten, worden hierom onaanvaardbaar geacht en niet meer toegestaan. Dit betekent dat in dit parapluplan de nieuwvestiging van groothandel in consumentenvuurwerk wordt uitgesloten.

De huidige vergunde situatie aan opslag van de twee groothandelsbedrijven wordt gerespecteerd. Dit betekent dat opslag van maximaal 50.000 kg consumentenvuurwerk (maximaal categorie 3.1 VNG-lijst bedrijven en milieuzonering 2009) is toegestaan voor de locatie aan de Lenteweg 16 (Dream Fireworks B.V.) en 40.000 kg voor de locatie aan de Marssteden 216 (Van der Wurp B.V.). Deze twee groothandelsbedrijven in consumentenvuurwerk mogen het huidige gebruik voortzetten op grond van een specifieke bedrijfsbestemming. Detailhandel, waaronder de verkoop van vuurwerk, is voor hen op de genoemde locaties niet toegestaan. Ondanks dat slechts gedurende een beperkt aantal dagen per jaar consumentenvuurwerk verkocht mag worden (Vuurwerkbesluit) staat de provinciale omgevingsverordening detailhandel op bedrijventerreinen niet toe.

Eveneens wordt de opslag van professioneel vuurwerk ontoelaatbaar geacht. Hiervoor wordt in Enschede geen ruimte geboden. Vanwege de aanmerkelijk grotere veiligheidsafstand geeft dit een dusdanig ruimtelijk beslag dat professioneel vuurwerk in Enschede planologisch niet gewenst is en dus niet wordt toegestaan. Overigens zijn er geen bedrijven met opslag van professioneel vuurwerk in Enschede gevestigd.

Nieuwvestiging van bedrijven met opslag van (professioneel en/of consumenten) vuurwerk (groothandel) wordt derhalve onaanvaardbaar geacht.

3.1.1.5 Detailhandel/verkooppunten

Bestaande situatie

De verkoop gecombineerd met opslag van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg is veilig, mits voldaan wordt aan de wettelijke eisen (Vuurwerkbesluit). Er is geen verschil in de eisen tussen opslag in een woonomgeving of daar buiten. Omdat de veiligheidseisen streng zijn en de bedrijven binnen de gemeente Enschede goed worden gecontroleerd, is er in principe geen reden om dergelijke bedrijven te weren uit een woonomgeving.

Het aantal verkooppunten in woonwijken is de afgelopen jaren drastisch gedaald. In de beleving van de omgeving leveren deze (nagenoeg) geen knelpunten meer op. In de huidige situatie kent de gemeente Enschede 13 verkooppunten van consumentenvuurwerk, die gedurende drie dagen per jaar vuurwerk verkopen aan particulieren. Opslag van het vuurwerk mag het gehele jaar door plaatsvinden. De toegestane opslagcapaciteit bij deze bedrijven ligt tussen 1.000 en 10.000 kg consumentenvuurwerk (dit blijkt uit een uitgevoerde inventarisatie van de meldingen Vuurwerkbesluit).

De verkooppunten liggen redelijk verspreid binnen de gemeente en zijn veelal in woongebieden en langs invalswegen gelegen. Het zijn gemengde gebieden waar verschillende functies naast elkaar bestaan (gebieden met functiemenging). Afbeelding 3.1 geeft een overzicht van de ligging van de verkooppunten en groothandelsbedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00081-0003_0002.png"

Afbeelding 3.1: ligging verkooppunten (ruit) en groothandelsbedrijven (kubus)

De afstand tussen opslag in consumentenvuurwerk tot maximaal 10.000 kg en (geprojecteerde) kwetsbare objecten dient op grond van het Vuurwerkbesluit minimaal 8 meter in voorwaartse richting te bedragen. In de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (2009) is voor gebieden waar functiemenging plaatsvindt aangegeven dat detailhandel in consumentenvuurwerk tot 10.000 kg zodanig weinig milieubelastend voor de omgeving is dat deze aanpandig aan woningen kan worden uitgevoerd. De verkooppunten in Enschede voldoen aan de (afstands)eisen uit het Vuurwerkbesluit.

Uitgangspunten

Met de wetenschap dat opslag in combinatie met verkoop van consumentenvuurwerk gedurende een beperkt aantal dagen per jaar op de locatie plaats vindt, de beperkte veiligheidsafstand met het daarbij behorende ruimtebeslag en met het oog op het beperken van het aantal verkeers- c.q. transportbewegingen (bevoorrading), worden verkooppunten met een opslag tot 10.000 kg consumentenvuurwerk, ook in een woonomgeving, aanvaardbaar geacht. Op dit punt wordt het bestaande beleid voortgezet.

Nieuwvestiging van verkooppunten met een opslag van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg is op gronden met een detailhandelsbestemming mogelijk. Deze hoeveelheid opslag is gezien de in acht te nemen veiligheidsafstand en het daarbij horende ruimtebeslag ook aanvaardbaar in een woonomgeving.

Binnen een aantal geldende bestemmingsplannen, zoals Roombeek, is elke activiteit met betrekking tot vuurwerk expliciet uitgesloten. Er is ervoor gekozen dat in deze gebieden niet wordt afgeweken van het bestemmingsplan, gezien de destijds nadrukkelijke keuze en achtergronden hiervoor.

Branchering en spreiding van verkooppunten

Het is volgens vaste jurisprudentie niet toegestaan branche beperkende maatregelen (m.u.v. seksinrichtingen) in bestemmingsplanregels op te nemen, zonder dat daaraan ruimtelijk relevante argumenten ten grondslag liggen. Ook de toegestane redenen zijn via jurisprudentie aangegeven. De mogelijkheden zijn zeer beperkt. Aanvaardbare redenen voor branchering zijn:

  • het voorkomen van een duurzame ontwrichting van de verzorgingsstructuur (teveel winkels van dezelfde soort, eenzijdig aanbod);
  • het voorkomen van ongewenste verkeersbewegingen en parkeerdruk;
  • de verschillen in ruimtelijke impact die de diverse branches met zich mee (kunnen) brengen. (bijvoorbeeld: staat een vuurwerkverkooppunt andere winkels in de weg)

De eerste twee ruimtelijke motieven gaan hier niet op. Daarvoor is de omvang van opslag en verkoop van vuurwerk, vanwege de maximaal toegestane opslagcapaciteit en het geringe aantal verkoopdagen, veel te beperkt. Het is de vraag of de ruimtelijke impact van de verkoop van vuurwerk dusdanig anders is dan van overige vormen van detailhandel dat een verbodsbepaling wenselijk en juridisch gezien houdbaar zou zijn. Dit betekent dat van de verkoop van vuurwerk een dusdanige belemmerende werking op de gewenste ontwikkeling van de omgeving moet uitgaan, dat het verbieden ervan om planologische redenen relevant is.

In ieder geval moet worden vastgesteld dat het opnemen van een branchebeperking in het bestemmingsplan met betrekking tot de verkoop en opslag van vuurwerk slechts mogelijk is wanneer dit ruimtelijk gezien een dusdanige invloed heeft op de omgeving dat het uitsluiten ruimtelijk relevant is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er door de verkoop van vuurwerk een belemmering ontstaat voor het in de nabijheid vestigen van andere functies. Oftewel, wanneer de verkoop van vuurwerk knelt met, binnen het bestemmingsplan mogelijke, bestaande en nieuwe functies in de omgeving.

De bestaande verkooppunten liggen redelijk verspreid over Enschede en zijn goed bereikbaar vanuit de verschillende stadsdelen. Er zijn geen redenen om de spreiding van verkooppunten met opslag van consumentenvuurwerk nader te reguleren. Voor zover er geen sprake is van milieu-ruimtelijke argumenten zal de markt zelf zorgen voor een natuurlijke spreiding van vuurwerkopslag en verkooppunten.

3.1.2 Risicovolle inrichtingen

Bestaande risicovolle inrichtingen, waarvan er onder meer een aantal gevestigd zijn in het Havengebied en op bedrijventerrein Marssteden, zijn en blijven toegestaan op grond van de geldende bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan brengt daar geen verandering in.

In een aantal bestemmingsplannen is binnen de bedrijfsbestemming geen regel opgenomen dat dergelijke bedrijven niet zijn toegestaan, terwijl vestiging op die locaties niet op voorhand gewenst is. Om vestiging op deze locaties te kunnen voorkomen, wordt nieuwvestiging middels dit bestemmingsplan uitgesloten, waarbij tevens bepaald is dat bestaande inrichtingen uitgezonderd zijn van het verbod.

Mocht er een verzoek worden ingediend tot nieuwvestiging van een risicovolle inrichting, dan zal een afzonderlijke ruimtelijke afweging plaatsvinden. Bij die ruimtelijke afweging zullen, conform het bepaalde in de Beleidsvisie externe veiligheid, onder meer de effecten op het groepsrisico worden afgewogen. Een verantwoording van het groepsrisico zal om die reden onderdeel uit maken van de belangenafweging.

Gebieden die daarbij in aanmerking komen voor de vestiging van een risicovolle inrichting zijn de bedrijventerreinen Euregio Bedrijvenpark, Marssteden en het Havengebied. In overige gebieden binnen de gemeente is vestiging ongewenst, gezien de aanwezigheid van andere (kwetsbare) functies en het conflict wat daarmee zou ontstaan als een vestiging van een risicovolle inrichting wordt toegestaan.

3.1.3 Geluidzoneringsplichtige inrichtingen

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn slechts toegestaan binnen de gezoneerde (industrie)terreinen binnen onze gemeente. De terreinen Twentekanaal (voor een gedeelte gelegen in de gemeente Enschede, het overgrote deel ligt in de gemeente Hengelo), Marssteden, De Groote Plooy, Usseler Es, Havengebied/Usselerhalte en Euregio Bedrijvenpark zijn als zodanig aangewezen. Op de verbeelding zijn deze terreinen weergegeven.

Dit bestemmingsplan brengt daarin geen verandering. Met dit bestemmingsplan worden slechts omissies en onduidelijkheden in de geldende bestemmingsplannen hersteld.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

4.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten geluid en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

4.1.1 Geluid

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai

Het parapluplan voorziet niet in de realisatie van geluidgevoelige gebouwen of terreinen en zorgt niet voor een verruiming van de vestigingsmogelijkheden voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen ten opzichte van de huidige situatie. De zgn. 'grote lawaaimakers' zijn uitsluitend toegestaan op gezoneerde industrieterreinen en worden in alle andere gebieden uitgesloten. Een nadere beschouwing is om die reden niet nodig.

Conclusie geluid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.2 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra etc. die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied, betreffende het gehele grondgebied van Enschede, zijn 20 BEVI-inrichtingen aanwezig, waarvan er 3 BRZO-bedrijf en 7 LPG-tankstations zijn.

Het bestemmingsplan sluit de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen uit. De bestaande risicovolle inrichtingen zijn en blijven toegestaan op grond van de geldende bestemmingsplannen. Ook uitbreiding van een dergelijke inrichting is toegestaan als dit past binnen het geldende bestemmingsplan. Er worden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt middels dit bestemmingsplan. Het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen, over de weg, het spoor en het water behoeft dan ook geen nadere bespreking.

Beleidsvisie externe veiligheid 2014

In 2007 is het externe veiligheidsbeleid vastgesteld. Dit beleid wordt geactualiseerd middels de in voorbereiding zijnde beleidsvisie/structuurvisie Externe veiligheid 2014. De gemeente Enschede wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt de gemeente een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving.

In de beleidsvisie/structuurvisie wordt ingegaan op de verschillende onderwerpen die betrekking hebben op externe veiligheid, waaronder risicovolle inrichtingen. Ten opzichte van de beleidsvisie van 2007 zijn de volgende punten gewijzigd:

1. het nieuwe landelijke Besluit externe veiligheid buisleidingen (dat aangeeft hoe lagere overheden moeten omgaan met externe veiligheid rond bijvoorbeeld grote gasleidingen) is in de geactualiseerde beleidsvisie/ structuurvisie verwerkt;

2. in de geactualiseerde beleidsvisie/ structuurvisie is de laatste stand van zaken met betrekking tot de uitgevoerde saneringen aangegeven;

3. in de geactualiseerde beleidsvisie/ structuurvisie is het beleid ten aanzien van vuurwerkopslagen en verkooppunten van vuurwerk vastgelegd.

De beleidsmatige uitgangspunten van dit bestemmingsplan voor wat betreft de vuurwerkopslag zullen tevens onderdeel uit gaan maken van de nieuwe beleidsvisie/structuurvisie Externe veiligheid.

De onderdelen van de beleidsvisie Externe veiligheid 2014 die zijn aan te merken als aspecten van het gemeentelijk ruimtelijk beleid (vuurwerkopslag en risicovolle inrichtingen), worden als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening vastgesteld.

Vuurwerk

Vuurwerk valt formeel niet onder de kaders van externe veiligheid, zolang er niet meer dan 50.000 kg kruitgewicht wordt opgeslagen. Binnen Enschede zijn geen bedrijven gevestigd die meer dan 50.000 kg opslag hebben. Echter, vuurwerkbeleid en regels rondom externe veiligheid zijn in de beleving van mensen niet te scheiden. De vuurwerkramp die op 13 mei 2000 plaatsvond, maakt dan ook dat de reikwijdte van het externe veiligheidsbeleid in Enschede ook vuurwerkbedrijven en het afsteken van vuurwerk door particulieren omvat.

Met de geactualiseerde beleidsvisie/structuurvisie heeft de gemeente Enschede de landelijke ontwikkelingen op het gebied van externe veiligheid weer volledig geïntegreerd in het lokale beleidskader.

De uitgangspunten van het herziene externe veiligheidsbeleid ten aanzien van risicovolle inrichtingen en bedrijfsmatige activiteiten met vuurwerk zijn nader vertaald in dit bestemmingsplan. Voor een verdere uiteenzetting van de uitgangspunten verwijzen wij naar paragraaf 3.1. van deze toelichting.

In onderstaande tabel is te zien dat beide groothandelsbedrijven in consumentenvuurwerk geen knelpunten opleveren voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Vuurwerkbedrijven   PR   GR   Aard inrichting  
  Knelpunt   Overschr. OW    
Dream Fireworks B.V., Lenteweg 16   Nee   Nee   Vuurwerk > 10 ton  
Van der Wurp B.V., Marssteden 216   Nee   Nee   Vuurwerk > 10 ton  

Bron: beleidsvisie externe veiligheid gemeente Enschede

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.3 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Het bestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)" maakt nieuwvestiging van detailhandel in consumentenvuurwerk op gronden met een detailhandelsbestemming mogelijk. Nieuwvestiging van een groothandel in consumentenvuurwerk wordt niet toegestaan. Ten aanzien van risicovolle en geluidzoneringsplichtige inrichtingen zorgt dit plan niet voor een verruiming van de vestigingsmogelijkheden ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen.

Gebiedsgericht geluidbeleid

Het BARIM (Activiteitenbesluit) maakt het mogelijk om gebiedsgericht geluidbeleid voor inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer vast te stellen. De gemeente Enschede heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij de vaststelling van de Geluidnota Enschede (2009-2012). Dit beleid is vastgesteld in april 2009 en in april 2011 op onderdelen gewijzigd en voor onbepaalde tijd verlengd. Het beleid geldt alleen voor nieuwe inrichtingen. Bij het beleid hoort een gebiedstypenkaart waarop per te onderscheiden gebied, meestal een wijk of buurt, richtwaarden zijn vastgelegd. Hierdoor is de geluidruimte voor inrichtingen direct duidelijk.

Dit bestemmingsplan zorgt niet voor meer/extra mogelijkheden ten opzichte van de mogelijkheden die de geldende bestemmingsplannen bieden voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen.

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Met het bestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)" is gekozen voor een zgn. 'paraplubestemmingsplan'. Een dergelijk plan houdt in dat dit als een overkoepelend plan over de geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente Enschede heen wordt gelegd. Het betreft een gedeeltelijke herziening van de geldende bestemmingsplannen. De regels in het 'paraplubestemmingsplan' zijn aanvullend van toepassing op alle geldende bestemmingsplannen.

Wijze van bestemmen

In paragraaf 5.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)" is gekozen.

5.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn in zijn algemeenheid onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)”. In artikel 1 (Begrippen) zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen.

Dit paraplubestemmingsplan kent geen afzonderlijke bestemmingen en bevat uitsluitend regels die betrekking hebben op het gebruik van gronden en bouwwerken. Die specifieke regels zijn gekoppeld aan de gebiedsaanduidingen, zoals die op de verbeelding zijn opgenomen. In dit parapluplan ontbreken derhalve bestemmingsregels.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelbepaling en de algemene aanduidingsregels met betrekking tot vuurwerk, risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen. Deze regels zijn gekoppeld aan de gebiedsaanduidingen, zoals die op de verbeelding zijn opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor het gebruik van gronden en bouwwerken. Het opnemen van deze regels is op grond van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht. Deze artikelen bevatten regels die als del hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De slotregel geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

5.3 Beschrijving van het plan

Voor de gronden begrepen in dit bestemmingsplan zijn specifieke regels opgenomen omtrent vuurwerk, risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen. Er zijn binnen de algemene aanduidingsregels alleen regels opgenomen ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken. De bouwmogelijkheden, zoals opgenomen in de geldende bestemmingsplannen, (bijlage 1 van de regels) blijven onverminderd van kracht.

Vuurwerk (artikel 3.1)

In artikel 3.1 is een algemene verbodsbepaling opgenomen om de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken voor opslag, groothandel, verwerking en/of vervaardiging van vuurwerk ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-vuurwerk uitgesloten'.

Het verbod is niet van toepassing op reeds bestaande groothandelsbedrijven in consumentenvuurwerk op de locatie en voor de hoeveelheid opslag in consumentenvuurwerk, zoals dit vermeld is in bijlage 2.

Op gronden, waar volgens het geldende bestemmingsplan detailhandel is toegestaan, is tevens verkoop met opslag van consumentenvuurwerk tot maximaal 10.000 kg toegestaan, mits voldaan wordt aan de minimale veiligheidsafstanden tot (geprojecteerde) kwetsbare objecten die genoemd zijn in het Vuurwerkbesluit.

In de geldende bestemmingsplannen is in bepaalde gevallen het onderwerp 'vuurwerk' specifiek geregeld. Deze regels worden in acht genomen in dit plan. Daar waar in de geldende bestemmingsplannen elke vorm van bedrijvigheid ten aanzien van vuurwerk is uitgesloten, wordt dit evenmin mogelijk gemaakt in dit plan. Ook geldt een aantal bestemmingsplannen, waarin een dermate specifieke (bedrijfs)bestemmingsregeling is opgenomen dat een bedrijf in vuurwerk niet mogelijk is gemaakt.

Risicovolle inrichtingen (artikel 3.2)

In de algemene aanduidingsregels zijn regels opgenomen ten aanzien van risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen.

In artikel 3.2 is bepaald dat het, al dan niet in afwijking van de bestemmingsplannen zoals genoemd in bijlage 1 (lijst geldende bestemmingsplannen), verboden is om een risicovolle inrichting te vestigen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-risicovolle inrichtingen uitgesloten'. Lid b geeft aan dat het gestelde verbod niet van toepassing is op bestaande risicovolle inrichtingen. Deze inrichtingen blijven toegestaan. Ook uitbreidingen die passen binnen het geldende bestemmingsplan zijn toegestaan.

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen (artikel 3.3)

In artikel 3.3 zijn de regels met betrekking tot geluidzoneringsplichtige inrichtingen opgenomen. De regels geven aan dat het is toegestaan om een geluidzoneringsplichtige inrichting te vestigen op percelen die daarvoor zijn aangeduid door middel van de aanduiding 'overige zone-gezoneerd industrieterrein'. Met het bepaalde onder lid b wordt aangegeven dat bestaande geluidzoneringsplichtige inrichtingen die op grond van het geldende recht aanwezig zijn, toegestaan blijven.

5.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieu inventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Ten aanzien van de bestaande groothandels- en detailhandelsbedrijven in consumentenvuurwerk is er geen overtreding van de bestaande bestemmingsplannen geconstateerd. Hetzelfde geldt voor risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is bij dit plan geen exploitatieopzet gevoegd. Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.