direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Het Bleekveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00067-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Het Bleekveld” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan “Het Bleekveld” betrekking heeft wordt globaal begrensd door de Blekerstraat en de zij- en achterperceelsgrenzen van bestaande woningen aan de Blekerstraat aan de noordzijde, de Haaksbergerstraat aan de oostzijde, perceelsgrenzen van bestaande bebouwing en het parkeerterrein achter de Zuiderspoorflat aan de zuidzijde en tenslotte door de zijdelingse perceelsgrens van de woning Blekerstraat 43.

Een rij bestaande woningen aan de Blekerstraat en een woon-winkelpand op de hoek van de Haaksbergerstraat en de Blekerstraat maken geen deel uit van het voorliggende bestemmingsplan "Het Bleekveld".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00067-0003_0001.jpg"

Kaartje plangebied aan de Haaksbergerstraat nabij de rotonde met de Zuiderval.

1.3 Geldende juridische regelingen

Het gebied van het voorliggend bestemmingsplan "Het Bleekveld" maakt op dit moment deel uit van het plangebied van het bestemmingsplan “Horstlanden-Veldkamp 2010” en dat op 24 januari 2011 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld (besluit nr. 14843). In dit bestemmingsplan hebben de gronden waarvoor het bestemmingsplan "Het Bleekveld" is ontworpen de geldende bestemmingen "Gemengd 2" (G2) en "Wonen" (W).

Gronden die in dit bestemmingsplan zijn aangewezen voor "Gemengd 2" zijn bestemd voor:

  • Dienstverlening, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • Maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond en beperkt is tot maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in categorie A en B in de bijlage 2: "Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging", van de bij het geldende bestemmingsplan behorende regels.
  • Bedrijven, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond en beperkt is tot bedrijven die zijn genoemd in categorie A in de bijlage 2: "Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging", van de bij het geldende bestemmingsplan behorende regels.
  • Het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis.
  • Bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals bergingen, trappenhuizen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Gronden die zijn aangewezen voor "Wonen" zijn bestemd voor:

  • Het wonen in de vorm van woningen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis.
  • Bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen, zoals woningen, woongebouwen, bergingen, trappenhuizen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

1.4 Wettelijk kader

Wet ruimtelijke ordening

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".

Besluit ruimtelijke ordening

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden De toelichting moet daarom vermelden wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport, of sprake is van archeologie/cultuurhistorie, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.

Deze toelichting is daarom een verplicht document (artikel 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikel 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro).

Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro).

Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2003 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Het Bleekveld” is het erkende wijkorgaan "Horstlanden-Veldkamp" actief.

Het wijkorgaan "Horstlanden-Veldkamp" zal met betrekking tot het bestemmingsplan "Het Beekveld" om advies worden gevraagd.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Aangezien met betrekking tot het bestemmingsplan geen belangen van Rijk en Provincie in het geding zijn is van vooroverleg met deze instanties afgezien. Wel zal het bestemmingsplan voor commentaar worden voorgelegd aan het waterschap Regge en Dinkel alsmede de Natuur en Milieuraad Enschede

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: “Het Bleekveld” in voorbereiding te nemen op 17 juli 2013 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan “Het Bleekveld” zal worden gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Zienswijzen

Gedurende de termijn van het als ontwerp ter visie liggen van het bestemmingsplan bestaat voor eenieder de mogelijkheid om tegen dit bestemmingsplan een zienswijze in te dienen. Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Rijksbeleid: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

Het Bro is het juridisch kader voor de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij verschillende overheden.

2.2 Provinciaal beleid

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld.

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Provinciale Staten hebben op 3 juli 2013 de actualisatie Omgevingsvisie vastgesteld. Daarmee staat onder meer ook de herbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vast. Daarnaast hebben de Provinciale Staten unaniem ingestemd met het statenvoorstel ‘Samen verder aan de slag met de EHS'. Dit voorstel geeft kaders aan voor de uitvoering van de EHS en de Ontwikkelopgave Natura 2000. In de gebieden zal ruimte zijn voor maatwerk, waarbij gelijkwaardige betrokkenheid van agrariërs en andere belanghebbenden voorop staat.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00067-0003_0002.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

Ontwikkelingsperspectief plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00067-0003_0003.jpg"

De globale ligging van het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" is op bovenstaande kaart met een gele kleur aangegeven. Dit gebied heeft volgens de Omgevingsvisie Overijssel het ontwikkelingsperspectief "Woonwijk". Met de gekleurde arcering aan de westzijde van het plangebied wordt de globale ligging van een 'stadsas' aangegeven (Zuiderval-Haaksbergerstraat-richting centrum).

gebiedskenmerken plangebied bestemmingsplan "Het Bleekveld":

  • Natuurlijke laag;
  • Laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • Stedelijke laag;
  • Lust & leisurelaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00067-0003_0004.jpg"

Fig, Natuurlijke laag- dekzandvlaktes.

De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij behorende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van de provincie Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen. Het specifieke gebiedskenmerk "dekzandvlakte" voor het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" is, gezien het geringe oppervlak van het plangebied" niet van invloed op de hier voorgestane ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00067-0003_0005.jpg"

Fig. Laag van het agrarische cultuurlandschap.

In deze laag zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geen specifieke gebiedskenmerken voor het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" benoemd en is deze laag hier niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00067-0003_0006.jpg"

Fig. Stedelijke laag.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Het Beekveld" wordt in deze laag gekenmerkt als'" Bebouwings- schil 1900-1955". De gemengde stadswijken van de bebouwingsschil 1900-19955 kenmerken zich door de individuele bebouwing met een eigen karakter en uitstraling en de maat, de schaal en het ritme waarin deze bebouwing als wijk manifesteert. Deze wijken herbergen bijzonder industrieel erfgoed en hebben veelal een mix van functies. Bij het ontwerpen van de in het bestemmingsplan "Het Bleekveld" verwoorde bouwplannen is rekening gehouden met dit gegeven. Deze komt nadrukkelijk tot uiting aan de Haaksbergerstraat en de Blekerstraat waar, voor wat o.a. architectuur en functies betreft, aansluiting is gezocht bij de omgeving en hiermee 'gaten' in de bebouwingsstructuur (straatwanden) op een passende wijze ingevuld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00067-0003_0007.jpg"

Fig. Lust en Leisure

In deze laag zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geen specifieke gebiedskenmerken voor het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" benoemd en is deze laag hier niet van toepassing.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Conclusie van de toetsing aan provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

Een ruimtelijk relevant voorbeeld van een dergelijke uitwerking is de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie vastgesteld, die op 22 juni 2009 is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie).

Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie ruimtelijk door vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in de volgende paragraaf aan de orde komt.

2.3.2 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook twee sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld. Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

De tweede sectorale structuurvisie is de detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012, die op 23 januari 2012 is vastgesteld. In deze visie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

2.3.3 Woonvisie Enschede 2025

Waar de woonvisie 2005-2015 nog uitging van optimistische groeiscenario's, wordt op dit moment een 'ontspannen woningmarkt' ervaren waarin de dynamiek als gevolg van de economische omstandigheden ontbreekt. Deze conjuncturele trendbreuk ten opzichte van het groeidenken, heeft zowel de vragers op de woningmarkt als de aanbieders aan het denken en handelen gezet. De 'oude tijden' van ongebreidelde groei manifesteren zich niet meer.

De bevolking van de stad Enschede neemt in de periode 2010-2030 toe tot ruim 164.000 inwoners. Na 2030 neemt het aantal inwoners nog zeer beperkt toe en na 2037 neemt de bevolking zelfs licht af. Dit in combinatie met de huidige verminderde economische groei, maakt het dat de stad zich goed moet oriënteren op de locaties waar nieuwe ontwikkelingen moeten gaan plaatsvinden. Ieder ontwikkeling moet 'raak' zijn om te voorkomen dat er leegstand in de stad optreedt. In de 'Woonvisie Enschede 2025' is de feitelijke groei van de stad Enschede bepalend voor de woningbouwprognoses, woningbouwprogrammering en -monitoring één van de uitgangspunten.

De locatie op de hoek van de Haaksbergerstraat en de Blekerstraat is in de 'Woonvisie Enschede 2015" opgenomen als een locatie die in aanmerking komt voor uitvoering in de periode 2010-2014.

2.3.4 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

In de Stedelijke Koers is het project ten zuiden van de Blekerstraat, en waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, aangemerkt als een project die in principe door kan gaan, maar waarvan overwogen kan worden deze stop te zetten en/of deze verder in de tijd te faseren.

Argumenten om dit project niet stop te zetten of te faseren ligt in het gegeven dat de bouwplannen voor deze locatie al enige tijd bestaan. Verschillende plannen voor dit terrein hebben echter om verschillende redenen tot op heden nog geen doorgang kunnen vinden. Daarnaast is met de betrokken woningbouwvereniging en projectontwikkelaar al geruime tijd geleden een exploitatieovereenkomst afgesloten met daarin afspraken om het terrein op de hoek van de Haaksbergerstraat en de Blekerstraat te ontwikkelen voor woningbouw. Het niet doorlaten gaan van dit project of het faseren ervan kan tot schadeclaims in het nadeel van de gemeente Enschede leiden.

Daarnaast levert dit project een duidelijke meerwaarde voor de wijk en de stad op vanwege de in de Stedelijke Koers genoemde criteria:

  • met het project wordt een buurt of wijk afgerond (zodat de locatie functioneert);
  • met het project wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de differentiatie of juist het creëren van eenheid in de wijk;
  • met het project wordt de woonkwaliteit van de gehele buurt verbeterd.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk of buurt (of, in geval van Boekelo, Lonneker, Usselo of Glanerbrug: het dorp) kunnen worden getoetst.

In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: de huidige planologische situatie in het plangebied, de positie van het plangebied binnen de gemeente Enschede (de stedelijke context), de ruimtelijke kwaliteit, de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken, welstand en beeldkwaliteit, cultuurhistorie, verkeer, groenstructuur, ecologie en landschapswaarden en water.

3.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld":

Het terrein waarvoor het bestemmingsplan "het Bleekveld" is vervaardigd ligt momenteel braak en vormt een 'gat' in de straatwanden van de Blekerstraat en de Haaksbergerstraat.

3.2 Functionele structuur

Functies in het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld":

Zoals gezegd ligt het terrein van het plangebied van het bestemmingsplan "Bleekveld" momenteel braak en is in zijn geheel afgegraven. Sinds geruime tijd, na de sloop van hier aanwezige bebouwing, vervult deze locatie geen enkele functie meer in de stedelijke structuur van de stad.

3.3 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis (omgeving) plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan "het Bleekveld" bevindt zich ten zuiden van de Blekerstraat en ten westen van de Haaksbergerstraat. Zowel de Blekerstraat als ook de Haaksbergerstraat, Emmastraat en de Zwedeweg behoorden rond 1880 tot die plattelandswegen buiten de toenmalige stad waarlangs de eerste bebouwing van de toekomstige wijk Horstlanden-Veldkamp is ontstaan. Rond de vorige eeuwwisseling werden deze straten onderling met elkaar verbonden door dwarsstraten. Aan de noordkant grenst de wijk aan de oude villawijk van de Stadsmaten en het Volkspark, in het zuidwesten aan de tuindorpwijk Pathmos. Van het noorden naar het zuiden is een duidelijke overgang zichtbaar van burgerwoningen naar sociale woning- bouw.

De huidige Haaksbergerstraat die de oostelijke begrenzing van de wijk Horstlanden-Veldkamp vormt, behoort tot één van de structuurdragers van de stad en vervult een belangrijke rol voor het verkeer naar en van de zuidelijke stadswijken, Rijksweg 35, alsmede Haaksbergen en de Achterhoek.

De wijk Horstlanden-Veldkamp maakt deel uit van het zgn. 'binnensingelgebied' van de stad Enschede. Door diverse stadsuitbreidingen en de snelle toename van de bevolking van de stad vanaf het einde van de 19e eeuw, ontwikkelde het binnensingelgebied zich tot het centrale stadsdeel van Enschede. Zowel functioneel als ruimtelijk is het binnen- singelgebied het samenbindende element tussen de naar buiten uitwaaierende woonwijken en industriegebieden enerzijds en het stadscentrum anderzijds. Het is het functionele hart en het meest stedelijke woon- en werkgebied van Enschede.

Het gebied van de wijk Horstlanden-Veldkamp en de locatie van het plangebied van het bestemmingsplan "Bleekveld" heeft een aantal stedelijke kwaliteiten die met name het wonen hier zeer aantrekkelijk maken. Het gaat hierbij om de nabijheid van centrumvoorzieningen (binnenstad, Medisch Spectrum Twente, etc.), een goede bereikbaarheid per auto en openbaar vervoer (bus en treinstation) en de nabijheid van het aantrekkelijke Volkspark, één van de oudste stadsparken in Nederland.

Archeologisch erfgoed in het plangebied

Het ligt niet voor de hand dat er in het plangebied van het bestemmingsplan "Bleekveld" archeologisch erfgoed aanwezig is aangezien het terrein sinds geruime tijd braak ligt en tot 70 centimeter onder het maaiveld is afgegraven. De archeologische verwachtingen zijn voor dit gebied naar beneden bijgesteld. Dit betekent overigens niet dat hier geen archeologisch waarden kunnen worden aangetroffen. Voor eventuele toevalsvondsten geldt ingevolge de Monumentenwet een meldplicht.

Zie voor het onderdeel archeologie tevens paragraaf 4.3 van deze toelichting.

Monumenten in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" bevinden zich geen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten.

Beschermenswaardige bomen in het plangebied

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" bevinden zich geen beschermenswaardige bomen.

Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren en bouwwerken met een monumentale status.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Stedenbouwkundig plan

Inleiding:

Het gebied waarop het bestemmingsplan "Bleekveld" betrekking heeft ligt al sinds geruime tijd braak. Voor dit "L"-vormige perceel zijn in het verleden al diverse plannen gepresenteerd die vooral vanwege bezwaren uit de woonomgeving geen doorgang hebben gevonden. De bezwaren hadden hoofdzakelijk betrekking op een tekort aan parkeergelegenheid in de gepresenteerde ontwerpen alsmede een tekort aan stedenbouwkundige kwaliteit van de bebouwing. In zijn algemeenheid werd de voorgestelde bebouwing op deze locatie als te massaal ervaren.

Bij het nu voorliggende plan voor betreffende locatie is zoveel mogelijk rekening gehouden met de eerder door omwonenden en wijkraad geuite bezwaren.

Het terrein:

Zoals gezegd heeft het terrein waarop het bestemmingsplan "Bleekveld" betrekking een 'L-vorm' waarbij de uiteinden van deze 'L' aan de Blekerstraat en de Haaksbergerstraat grenzen. Het terrein ligt momenteel braak en zorgt voor ongewenste gaten in de bebouwingswanden aan zowel de Blekerstraat als ook aan de Haaks- bergerstraat.

Het bouwplan:

Bij het ontwerpen van een bouwplan voor dit terrein is zoals gezegd rekening gehouden met eerder door omwonenden geuite bezwaren. Daarnaast is gekeken naar een zo optimaal mogelijk gebruik van gronden, rekening houdende met de afstanden tot de bestaande bebouwing alsmede bouwmassa's. Uiteindelijk is een bouwplan ontworpen dat uit drie gebouwen bestaat. Één aan de Blekerstraat, één aan de Haaksbergerstraat en één op het binnenterrein. De hier geplande gebouwen zijn zowel op de openbare weg als ook op het binnengebied gericht. In bouwhoogte is aansluiting gezocht bij de maat en bouwhoogte van de aangrenzende bebouwing waardoor de geplande bebouwing langs de Haaksbergerstraat hoger mag zijn dan die aan de Blekerstraat. De drie woongebouwen bieden ruimte aan in totaal 40 wooneenheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00067-0003_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00067-0003_0009.jpg"

  • Gebouw Haaksbergerstraat:

Aan de Haaksbergerstraat is een gebouw ontworpen die, voor wat betreft functie, vorm en bouwhoogte, aansluiting zoekt bij de bestaande bebouwing op de hoek van de Haaksbergerstraat / de Blekerstraat. Dit gebouw kent, met uitzondering van de begane grondverdieping, een geleding in twee met elkaar verbonden bouwvolumes waarbij één deel op de Haaksbergerstraat is georiënteerd en één deel op het binnenterrein. Op het grootste gedeelte de begane grond zijn commerciële ruimten gedacht. Hierboven bevindt zich woonbebouwing in 3 bouwlagen met in totaal 18 (reguliere) appartementen.

  • Gebouw middengebied:

Middels een tussendoorgang aan de zuidzijde van het gebouw aan de Haaksbergerstraat is een doorkijk die zicht geeft op het op het middenterrein bevindende woongebouw op het middenterrein. Dit woongebouw, bestaande uit 3 bouwlagen, sluit met zijn eenvoud aan bij het rustige karakter van het binnengebied. Dit woongebouw omvat 11 (studenten)appartementen waarbij elk appartement over 3 studentenkamers beschikt.

  • Gebouw Blekerstraat:

Het aan de zijde van de Blekerstraat gesitueerde woongebouw heeft eveneens 3 bouwlagen en sluit voor wat betreft het bebouwingsbeeld aan bij de aangrenzende bestaande bebouwing langs deze straat. Ook dit gebouw kent, net als het woongebouw aan de Haaksbergerstraat, een oriëntering naar de straatzijde (Blekerstraat) en één naar het binnengebied. Dit woongebouw omvat 11 (senioren)appartementen.

Uitgangspunten nieuwbouw Haaksbergerstraat-Blekerstraat.

  • elk gebouw voldoet aan de WoonPlaatsKeur welke is afgeleid van het Basispakket Woonkeur;
  • De wooncomplexen voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen;
  • De badkamer is naast de hoofdslaapkamer gelegen;
  • In de seniorenappartementen is de badkamer toegankelijk vanuit de hoofdslaapkamer door middel van een schuifdeur;
  • Vanuit de eethoek in de woonkamer is er een duidelijke relatie met de kookhoek;
  • bij de seniorenappartementen is een tweede toilet in de badkamer aanwezig;
  • De huurder van de appartementen heeft de mogelijkheid van materiaalkeuze voor keukens, toiletten en badkamers (keukenblokken, aanrechtbladen, wand- en vloertegels en sanitair);
  • De badkamerwanden en wanden van het toilet worden verzwaard uitgevoerd in verband met het op termijn kunnen aanleggen van MIVA-beugels;
  • In de bergingen zijn voorzieningen gedacht voor het parkeren en opladen van scootmobiels;
  • De appartementen worden voorzien van loze leidingen zodat later 'domoticavoorzieningen' kunnen worden aangebracht die aansluiten op de persoonlijke behoeften van de bewoner.

Duurzaamheidsbijdragen op het gebied van realisatie en onderhoud:

  • Er wordt een Veiligheid en Gezondheidsplan Ontwerpfase opgesteld;
  • Tijdens de uitvoering wordt het Veiligheid en gezondheidsplan verder uitgewerkt tot een Veiligheid en gezondheidsplan uitvoeringsfase;
  • Bij de oplevering wordt het door de aannemer bijgewerkte Veiligheid en gezondheidsplan-dossier aan de opdrachtgever overhandigd;
  • In verband met de glasbewassing voldoet het project aan het convenant Gevelonderhoud;
  • Het dak van het gebouw wordt voorzien van veiligheidsvoorzieningen zodat in de beheerfase ARBO-veilig gewerkt kan worden;
  • Bij oplevering is er een risicoanalyse uitgevoerd en, indien nodig, een beheersplan opgesteld om de gezondheidsrisico's van legionellabacteriën te voorkomen.

Verkeer en parkeren:

Het binnenterrein biedt plaats aan 50 parkeerplaatsen en is bereikbaar via de parkeerplaats aan de achterzijde van de huidige Zuiderspoorflat. Dit is voor het autoverkeer de enige toegangsweg naar het binnenterrein en de daar gesitueerde parkeervoorzieningen.

Voor de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van het realiseren van 29 appartementen (11 seniorenappartementen en 18 reguliere appartementen) , 11 studentenappartementen en ca. 500 m2 commerciële ruimten (exclusief magazijnen en verkeersruimten).

  • De berekening is als volg op basis van Parkeernormen 2013 Schil-centrum:
  • seniorenwoningen: 11 x 1,2 = 13,2 parkeerplaatsen.
  • studentenwoningen (onzelfstandig) 11 x 0,15 = 1,65 parkeerplaatsen.
  • reguliere appartementen: 18 x 1,2 = 21,6 parkeerplaatsen.
  • commerciële ruimte: 500 x 2,5/100 = 12,5 parkeerplaatsen.
  • Totaal: = 48,95 parkeerplaatsen.

Uit de berekening volgt dat ten behoeve van de te realiseren appartementen op het braakliggende terrein op de hoek van de Haaksbergerstraat en de Blekerstraat afgerond 49 parkeerplaatsen nodig zijn. De geplande 50 parkeerplaatsen in het plangebied voldoet daarmee aan de parkeerbehoefte. Er is hier zelfs geen sprake van een eventueel benodigde dubbelgebruik van parkeerplaatsen.

Bereikbaarheid binnenterrein.

Het plangebied en de geplande parkeermogelijkheden ten behoeve van de nieuwbouw in "Het Bleekveld" wordt vanaf het bestaande parkeerterrein achter de huidige Zuiderspoorflat ontsloten. De geplande parkeermogelijkheden zijn van het bestaande parkeerterrein achter de Zuiderspoorflat door middel van slagbomen van elkaar gescheiden. Bezoekers kunnen toegang tot het nieuwe parkeergedeelte krijgen door bediening van de slagbomen vanuit de woningen van de nieuwbouw.

Tevens is het binnenterrein voor voetgangers en fietsers bereikbaar via een pad ten zuiden van de geplande nieuwbouw aan de Blekerstraat. In de ontworpen appartementengebouwen zijn ruimten gereserveerd voor het parkeren van fietsen

De commerciële ruimten die gesitueerd zijn aan de Haaksbergerstraat kunnen vanaf het binnenterrein (achterzijde) worden bevoorraad. Hierbij wordt gesteld dat bevoorrading vanaf de Haaksbergerstraat niet ideaal genoemd kan worden in verband met transport van goederen door bedrijfsruimten en de beperkte opstelruimte langs de Haaksbergerstraat. Uitgaande van de beoogde functies hier (commerciële dienstver- lening) zal de bevoorrading overigens van beperkte aard zijn.

Met de inrichting van het binnengebied is overigens rekening gehouden met de bereikbaarheid ervan in geval van calamiteiten (bijv. brand).

Groen:

Het groen in het plangebied is ten behoeve van de noodzakelijke aanleg van de benodigde parkeervoorzieningen van ondergeschikt belang en beperkt zich hoofdzakelijk tot verkeersbegeleidend groen. Een bestaan- de boom aan de zuidzijde van het plangebied nabij het parkeerterrein achter de Zuiderspoorflat blijft als een beeldbepalend groene element gehandhaafd.

4.2 Cultuurhistorie

Cultuurhistorie:

In het gebied van het bestemmingsplan "Bleekveld" zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig en is er ook geen sprake van 'overige cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren'.

De feitelijke situatie is dat het hier om een braakliggend terrein gaat dat in het verleden, na sloop van de toen aanwezige bebouwing, is gesaneerd (bodem) en grotendeels (tot ruim 70 centimeter onder het maaiveld) is afgegraven.

Archeologie:

Het terrein waarop het bestemmingsplan "Het Bleekveld" betrekking heeft is ca. 3800 m2 groot. Volgens de archeologische verwachtingskaart kent dit terrein een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde en behoort tot het archeologische gebiedstype "Onderzoeksgebied B". Bij een dergelijk gebiedstype dient bij een bodemverstoring van meer dan 2500 m2 en dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld een archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Gezien de bodemsanering en afgraving die hier heeft plaatsgevonden is geoordeeld dat hier de archeologische verwachtingen naar beneden, naar een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde, kunnen worden bijgesteld. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde zijn vrijgesteld van een verplicht archeologisch vooronderzoek. Dit betekent overigens niet dat hier geen archeologisch waarden kunnen worden aangetroffen. Voor toevalsvondsten geldt ingevolge de Monumentenwet een meldplicht.

Beschermenswaardige bomen.

In het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" bevinden zich geen bomen die beschermenswaardig zijn

4.3 Welstand en beeldkwaliteit

In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling die met het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt past binnen de ter plaatse geldende welstandsidentiteit(en) zoals die in de door de Raad van de gemeente Enschede vastgesteld Welstandsnota staan omschreven, dan wel wat de belangrijkste uitgangspunten en sturingselementen zijn van het voor de ontwikkeling opgestelde beeldkwaliteitplan.

Voor het gehele gebied van het bestemmingsplan "Bleekveld" geldt volgens de Welstandsnota de identiteit 'Dorpse Linten'. Om de gewenste beeldkwaliteit op dit perceel te garanderen en ingediende bouwplannen aan de Welstandsnota te kunnen toetsen, is het wenselijk geacht om aan het gebied waar een woongebouw op het binnenterrein is gedacht, de welstandscategorie 'Verborgen enclaves" toe te kennen. Hiervoor is echter een wijziging van de welstandsnota noodzakelijk waarbij een deel van het terrein op de hoek van de Haaksbergerstraat en de Blekerstraat gewijzigd wordt van "Dorpse Linten" in "Verborgen enclaves".

"Dorpse Linten" .

In gebieden waar deze identiteit geldt kenmerkt de bebouwing zich door een grote variatie in bouwstijlen en materiaal. Elk pand is anders. Tegelijkertijd vertoont de bebouwing binnen een lint overeenkomst in hoogte en type. De panden zijn allemaal hoger dan breed en hebben meestal twee bouwlagen, al dan niet met een kap. De voordeuren zijn op straatniveau, de voorgevels hebben ramen. Een belangrijk kenmerk is ook dat de meeste panden direct aan de straat staan. In een paar linten komen panden voor die wat van de rooilijn afstaan en een voortuintje hebben. Door dit alles bieden de linten een gevarieerd maar samenhangend beeld en een levendig maar ontspannen sfeer. Kortom, ze hebben nog steeds een dorps karakter.

De kwaliteit van de bebouwing is wisselend. Sommige linten hebben een fraai voorkomen, andere zien er minder verzorgd uit. Monumentjes staan naast panden die rijp zijn voor afbraak, hoogstandjes van architectuur worden afgewisseld met gewone huisjes. Maar de dorpse linten zijn hoe dan ook een kweekvijver van bouwactiviteiten. Hierdoor blijven ze zich aanpassen aan de eisen van de tijd.

Doel welstandszorg:

De linten bieden veel vrijheid voor individuele bouwinitiatieven. De welstandszorg is erop gericht die vrijheid de ruimte te geven en toch de dorpse sfeer en de eenheid in verscheidenheid te handhaven. Daarbij is het de bedoeling dat de linten die minder verzorgd ogen een betere kwaliteit krijgen en dat de fraaiere linten hun aanzien in ieder geval behouden.

Welstandstoets:

De welstandscommissie ziet erop toe dat een bouwplan voldoet aan de criteria als volume, hoogte en individualiteit. Voor de invulling daarvan is veel ruimte. Maar er is ook een algemeen belang. De commissie toetst daarom altijd of het bouwplan bijdraagt aan de sfeer en kwaliteit van het hele lint. Daarom gelden voor sommige straten hogere welstandseisen dan voor andere, afhankelijk van het niveau van de architectuur, de aanwezigheid van historische panden en het belang van de straat als verkeersroute. De commissie toetst alle bouwwerken die niet expliciet in de criteria worden genoemd 'in de geest van de identiteit' aan het doel van de welstandszorg en de kenmerken van de categorie.

Specifieke criteria met betrekking tot de identiteit 'Dorpse Linten':

Straat:

  • a. gebouwen moeten individueel te onderscheiden zijn;
  • b. gebouwen moeten binnen het lint variëren in stijl;
  • c. gebouwen moeten binnen het lint variëren en harmoniëren in kleur en materiaalgebruik;
  • d. gebouwen moeten zich voegen in de ritmiek van kleuren, materialen, bouwstijlen en kapvormen in het lint;
  • e. gebouwen moeten in schaal aansluiten bij de schaal van het lint;
  • f. gebouwen moeten binnen een lint van vergelijkbare hoogte zijn;
  • g. gebouwen in een lint mogen met hun gevellijn licht verspringen ten opzichte van elkaar;
  • h. gebouwen moeten het architectonische kwaliteitsniveau van het lint in stand houden en bij voorkeur vergroten;
  • i. hoekpanden moeten een architectonische verbijzondering krijgen op de hoekgevel.

Bouwvolume:

  • j. een gebouw moet in volume aansluiten bij de overige panden in het lint;
  • k. een gebouw moet een totaalvolume hebben dat hoger is dan breed, of een pand moet bestaan uit deelvolumes naast elkaar die elk hoger zijn dan breed

Gevel:

  • l. alle ingrepen en toevoegingen moeten het architectuurniveau van het pand evenaren en bij voorkeur verhogen;
  • m. de gevel moet op de straat zijn georiënteerd;
  • n. een pand moet een directe entree aan de straatkant hebben;
  • o. bij winkels en kleine bedrijven die de onderverdieping van meer panden gebruiken, moeten de afzonderlijke panden herkenbaar blijven;
  • p. gebouwen mogen geen blinde gevels hebben aan zijden die grenzen aan het openbaar gebied;
  • q. gevelwijzigingen moeten de architectonische kwaliteit van het pand verbeteren.

Aanbevelingen:

  • r. de weinige groene tuinen in de linten dragen bij aan de ontspannen en dorpse sfeer; hoe meer de bestaande ruimte tussen en voor de huizen wordt ingericht als groene tuin, hoe sterker dit effect;
  • s. hagen en transparante erfscheidingen die het zicht op de tuinen vrijlaten, dragen bij aan de groene ontspannen sfeer.

"Verborgen enclaves".

De verborgen enclaves hebben een functionele uitstraling. Er is weinig bewust aandacht voor architectuur of detaillering, ook al kan de bebouwing monumentaal, typerend voor een tijdvak of in een bepaalde stijl zijn uitgevoerd. Het terrein bevat geen groen en ziet er vaak rommelig en soms verpauperd uit. Veel enclaves worden na sluitingstijd afgesloten met een hek.

De verborgen enclaves zijn meestal ingesloten door (achterkanten) van bebouwing. Bij stadsvernieuwing of inbreiding van bestaande wijken worden de bedrijfjes vaak niet gehandhaafd. Een aantal enclaves heeft zo in de loop van de tijd een andere functie gekregen: parkeergarage, woning, speeltuin of school.

De kleinschalige bedrijvigheid gecombineerd met wonen is waardevol voor een stad. Ook al hebben de verborgen enclaves vaak geen esthetische, architectonische of zelfs publieke waarde, ze dragen wel bij aan de identiteit en levendigheid van Enschede.

Doel welstandszorg:

De welstandszorg heeft tot doel de enclaves te laten voortbestaan en zo nodig functioneel nieuw leven in te blazen. Daarbij is er veel ruimte voor individuele initiatieven. Het welstandsbeleid is er vooral op gericht dat enclaves die in het zicht van omliggende bebouwing liggen, meer kwaliteit krijgen en zich in functie en uiterlijk onderscheiden van de bebouwing van het lint.

Welstandszorg:

De welstandscommissie toetst de plaatsing van bouwwerken in de enclave en ten opzichte van de straat en de omliggende bebouwing. Het bouwwerk moet de inrichting van het terrein verbeteren. Plannen voor nieuwe bebouwing die dominant zichtbaar is vanaf de straat worden negatief beoordeeld; de enclave moet een verborgen karakter houden. De commissie besteedt speciaal aandacht aan de entree, reclame en hekwerken aan de straat. Zij moeten passen in het lint. De commissie toetst alle bouwwerken die niet expliciet in de criteria worden genoemd 'in de geest van de in de geest van de identiteit' aan het doel van de welstandszorg en de kenmerken van de categorie.

Specifieke criteria met betrekking tot de identiteit 'Verborgen enclaves':

Straat:

  • a. de enclave moet verborgen liggen achter bebouwing van aangrenzende lint of straat;
  • b. de enclave moet een erf zijn met vrijstaande gebouwen;
  • c. de enclave mag zich qua inrichting en verschijningsvorm onderscheiden van de omliggende bebouwing;
  • d. ingrepen moeten de informele en losse sfeer van de enclave behouden en versterken;
  • e. oude monumentale en typische bebouwing in de enclave moeten behouden blijven, al dan niet met een gewijzigde functie;
  • f. de gebouwen moet zo geplaatst zijn dat een aangename buitenruimte ontstaat;
  • g. de enclave moet waar mogelijk toegankelijk zijn voor publiek.

Bouwvolume:

  • h. bouwvolumes mogen verschillen ten opzichte van elkaar en andere gebouwen;
  • i. bouwvolumes moeten lager zijn dan de omringende bebouwing;
  • j. bouwvolumes moeten breder dan, of even breed als hoog zijn;
  • k. in een enclave zijn meer bouwvolumes toegestaan.

Straat:

  • l. de entree naar de straat moet uitnodigend zijn;
  • m. reclame en hekwerken aan de straat moeten van goede vormgeving zijn en passen in het straatbeeld;
  • n. gebouwen in de enclave moge geen negatieve invloed hebben op de (leef)kwaliteit van de gebouwen rondom;
  • o. reclame en naamsvermelding ten behoeve van bedrijven gevestigd in een verborgen enclave zijn doorgaans gesitueerd bij de inrit aan de openbare weg. Zij dienen te voldoen aan de criteria behorende bij de categorie van de gebouwen aan de straat waarin de inrit tot de enclave is gesitueerd.

Gebouw:

  • p. vormgeving, kleur en materiaal zijn vrij;
  • q. gebouwen die zichtbaar zijn vanaf de straat moeten qua vormgeving een aanwinst zijn voor de straat.

Aanbevelingen:

  • r. De enclaves moeten hun levendigheid en aantrekkelijkheid voor het publiek vergroten door, waar mogelijk, functies te herbergen die bijdragen aan de informele en bedrijvige sfeer; vanwege de veilige beslotenheid van het erf zijn de enclaves bij uitstek geschikt voor functies die aan een straat minder goed gedijen.

4.4 Duurzaamheid

In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling die met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, bijdraagt aan de verwezenlijking van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Op 26 september 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Enschede vastgesteld. Daarin is aangegeven dat Enschede inzet op een duurzame ontwikkeling van de stad. Hieronder wordt een ontwikkeling verstaan, waarbij  in de behoeften van de huidige generatie wordt voorzien, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. In de Structuurvisie Enschede worden de volgende facetten van het begrip duurzaamheid onderscheiden:

Energie- en klimaatbeleid.

Beleidsmatig wordt zowel ingezet op zowel het voorkomen van (mitigatie) als het aanpassen aan (adaptie) de gevolgen van klimaatverandering. Bij toekomstige gebiedsontwikkelingen wordt de trias energetica als ontwerpprincipe  genomen. De trias energetica is een driestappenplan bedoeld voor bedrijven, huishoudens, overheden, om stap voor stap klimaatneutraal te worden. De stappen betreffen:

  • a. Beperk het energieverbruik door verspilling tegen te gaan.
  • b. Gebruik duurzame energiebronnen, zoals wind-, water-, en zonne-energie.
  • c. Zet fossiele brandstoffen zo efficiënt mogelijk in om aan de resterende energiebehoefte te voldoen.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet.

Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Behoud van biodiversiteit

Wilde soorten dieren en planten kunnen het best worden behouden door ze in hun natuurlijke leefgebieden te beschermen (in situ-bescherming). Voor een aanzienlijk aantal soorten is de realisatie van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de aanwijzing van Natura 2000 gebieden een belangrijk middel voor bescherming. Wilde planten en dieren houden zich echter niet aan de grenzen van de EHS. Ook het stedelijk gebied is rijk aan wilde dieren en planten. Behoud van biodiversiteit vergt een inspanning ook in de ruimte buiten de EHS.

Kwaliteit van bodem, water en lucht

De bodem, het water en de lucht zijn van eminent belang voor mens, plant en dier. De Rijksoverheid beschermt de kwaliteit van bodem, water en lucht door middel van regelgeving, die in sommige gevallen ruimte over laat voor lokale afwegingen.

Zuinig en zorgvuldig gebruik van grondstoffen

Bevolkingsgroei en economische ontwikkeling leiden tot een steeds grotere vraag naar grondstoffen, energie, land en water. Veel van deze natuurlijke hulpbronnen zijn eindig; voor andere geldt dat een beperkte toegankelijkheid van deze hulpbronnen aanstaande is. Niet alle schaarsten zijn even zorgwekkend. Vaak zijn alternatieven beschikbaar en biedt recycling nog 'ruimte'.

In de Structuurvisie Enschede is verwoord dat, om van een integrale duurzame ruimtelijke ontwikkeling te kunnen spreken, bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan al deze deelthema's aandacht dient te worden besteed. Het voorgaande laat onverlet dat in Enschede binnen het duurzaamheidsbeleid aan het energie- en klimaatbeleid bijzondere betekenis toe komt. Uitgangspunt is dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in ieder geval bijdragen aan de gemeentelijke energie- en klimaatdoelstellingen.

Duurzaamheid binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld "

Met betrekking tot het bestemmingsplan "Bleekveld" en de ontwikkeling van dit gebied zijn ten behoeve van woningbouw ten aanzien van het aspect duurzaamheid de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • De woningen voldoen aan de EPC-norm (energie-prestatie-coëfficiënt) van afgerond 0,4 (de wettelijke norm bedraagt 0,6);
  • Bij oplevering is er een energieprestatiecertificaat;
  • Het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen- Woningbouw, nieuwbouw geldt als een ondergrens;
  • Het ontwerp is gebaseerd op de Standaard Materialenlijst en is afgeleid van het "Cradle to Cradle"-principe. Er wordt uitgegaan van een gesloten materialenkringloop van wieg tot wieg. Het 'minder slecht maken' van het product bestaat uit het kiezen van schonere grondstoffen, het zuiniger maken van het product in gebruik en het optimaliseren voor hergebruik-recycling.

De hierboven genoemde uitgangspunten dragen mede bij aan de door de gemeente Enschede gestelde duurzaamheidsambities.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen en besluiten, die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu, dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. De m.e.r. is wettelijk neergelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm). Om na te gaan voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden, dient men het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) te raadplegen.

In het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten als volgt onderverdeeld:

  • Activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Deze activiteiten zijn opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r.;
  • Activiteiten waarvoor het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze activiteiten zijn opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r..

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:

  • Het plan of besluit is m.e.r.-plichtig. Deze activiteiten zijn opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r.;
  • Het plan of het besluit omvat een activiteit uit kolom 1 van onderdeel D en deze activiteit ligt boven de indicatieve drempelwaarden, zoals omschreven in kolom 2 (gevallen). Een besluit dient eerst te worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van een m.e.r.-plicht; het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan, zoals opgenomen in kolom 3 (plannen) van onderdeel D geldt er een plan-m.e.r.-plicht.;
  • Het plan of het besluit omvat een activiteit uit kolom 1 van onderdeel D, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de indicatieve drempelwaarden, zoals omschreven in kolom 2 (gevallen). Voor deze plannen en besluiten moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag moet zich er van vergewissen dat de activiteit geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben;
  • Het plan of besluit is niet genoemd als activiteit in het Besluit m.e.r.. Voor het plan geldt geen m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit m.e.r. in werking getreden. Eén van de belangrijkste wijzigingen in het nieuwe Besluit m.e.r. is dat een toetsing aan de drempelwaarden van onderdeel D alleen niet meer toereikend is. Indien een bepaalde activiteit een omvang heeft die onder de drempelwaarde ligt, dient op basis van de selectiecriteria, zoals opgenomen in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling, te worden vastgesteld of belangrijke gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Wanneer belangrijke nadelige gevolgen kunnen worden uitgesloten, is de activiteit niet m.e.r.-beoordelingsplichtig. Om aan te kunnen geven of een activiteit niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is wordt de vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van de criteria, zoals opgenomen in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling, wordt beoordeeld of er al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van de project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

De ontwikkeling van het Bleekveld valt in categorie D 11.2 van het Besluit m.e.r.:

  Kolom 1
Activiteiten  
Kolom 2
Gevallen  
Kolom 3
Plannen  
Kolom 4
Besluiten  
D 11.2   De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen   In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1° een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2° een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3° een bedrijfsvloer- oppervlakte van 200.000 m2 of meer.  
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.   De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.  

De ontwikkeling op het Bleekveld betreft een stedelijk ontwikkelingsproject, dat de realisatie van circa 40 appartementen, een commerciële ruimte en parkeerplaatsen omvat. Deze ontwikkeling wordt planologisch mogelijk gemaakt door middel van dit voorliggende bestemmingsplan.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling ontwikkeling het Bleekveld

Projectbeschrijving

Het gebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, ligt al geruime tijd braak. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie mogelijk van drie gebouwen. Eén aan de Blekerstraat, één aan de Haaksbergerstraat en één op het binnenterrein. De hier geplande gebouwen zijn zowel op de openbare weg als ook op het binnengebied gericht. In bouwhoogte is aansluiting gezocht bij de maat en bouwhoogte van de aangrenzende bebouwing, waardoor de geplande bebouwing langs de Haaksbergerstraat hoger mag zijn dan die aan de Blekerstraat. De drie woongebouwen bieden ruimte aan in totaal 40 wooneenheden.

In het plangebied is dus ruimte voor ca. 40 nieuw te bouwen woningen. Bij de uitvoering van de plannen worden de 3 drempelwaarden uit kolom 2 niet overschreden. In onderhavige vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt nagegaan of een (formele) m.e.r.-beoordeling alsnog noodzakelijk is. De relevante aspecten uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling zullen hieronder worden beschreven.

Locatie

Zie paragraaf 1.2 van deze plantoelichting.

Huidig grondgebruik

Het gebied waar het bestemmingsplan betrekking op heeft, is een 'L-vorm', waarbij de uiteinden van deze 'L' aan de Blekerstraat en de Haaksbergerstraat grenzen. Het gebied ligt momenteel braak, en zorgt voor ongewenste gaten in de bebouwingswanden aan zowel de Blekerstraat als de Haaksbergerstraat.

Cumulatie met andere projecten

De realisatie op het Bleekveld heeft geen (directe) relatie met andere ontwikkelingen in de omgeving.

Natuur en ecologie

Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied is niet gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur.

Natura 2000

Het plangebied van het bestemmingsplan is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de directe omgeving daarvan. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Aamsveen” en “Dinkelland” zijn op respectievelijk ca. 4,2 kilometer ten zuidoosten en 6 kilometer ten noordoosten van het plangebied gelegen.

Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of en zo ja er daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Flora en fauna

Beschermde soorten hebben specifieke biotoopeisen. Zo maken amfibieën veelal gebruik van stilstaande waterpoelen met in de onmiddellijke nabijheid struiken of bos. Vleermuizen gebruiken holen in een boom of gebouwen om in te verblijven en groene structuren om zich op te oriënteren en verplaatsen. De Flora- en faunawet noemt dit functionele leefomgeving. Deze is in het kader van de Flora- en faunawet voor wat betreft beschermde soorten beschermd. Bewoonde nesten van vogels zijn altijd beschermd. Daarnaast zijn nesten van enkele soorten jaarrond beschermd.

Het enige onderdeel van de functionele leefomgeving van beschermde soorten op dit terrein is een boom. Er wordt niet verwacht dat deze een belangrijk onderdeel uitmaakt van de functionele leefomgeving van vleermuizen. Deze boom met aangrenzende beplanting maakt geen onderdeel uit van een aaneengesloten groene structuur, waardoor het voor vleermuizen lastig is deze plek te bereiken. Nesten van vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn worden niet verwacht. Deze soorten stellen vaak specifieke eisen aan hun nestlocatie zoals oude bossen of in oude gebouwen. Wel kunnen er andere vogelnesten in de boom aanwezig zijn. Overige beschermde soorten die gebruik maken van bomen in het stedelijk milieu, met name eekhoorn, worden hier niet verwacht. De locatie lijkt hiervoor niet geschikt.

Advies

Ten behoeve van het bestemmingsplan "Het Beekveld" is het uitvoeren van een ecologisch onderzoek niet noodzakelijk. Indien de boom in het kader van de planrealisatie eventueel moet worden gekapt, dient dit te gebeuren in het winterhalfjaar. Dit in verband met eventuele aanwezige nestelende vogels.

Alhoewel de kans groot is dat er geen beschermde planten en dieren in het plangebied voorkomen is dit niet uit te sluiten. Mochten er toch beschermde planten en dieren voorkomen die door de uitvoering worden verstoord, kan dit leiden tot oponthoud van het bouwplan of zelfs strafrechtelijke vervolging. Diegene die verstoort is hiervoor verantwoordelijk.

Geluid

Wegverkeerslawaai

Alle huidige en toekomstige wegen binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn gezoneerd op grond van de Wet geluidhinder. Voor deze wegen dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om te bepalen of voor alle in het plangebied te realiseren woningen kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien voor één of meerdere locaties niet aan de voorkeurgrenswaarde kan worden voldaan, zal voor die locatie(s) een hogere grenswaarde moeten worden vastgesteld.

Spoorweglawaai

Het plangebied is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein.

Vliegtuiglawaai

Het plangebied is niet gelegen binnen of in de directe nabijheid van de huidige geluidscontouren van het (voormalige) militaire vliegveld Twenthe. In de toekomst zal het vliegveld mogelijk worden herontwikkeld tot burgerluchthaven. Op dit moment zijn er nog geen geluidscontouren bekend voor de gewenste toekomstige situatie met burgerluchthaven. Het ligt echter in de lijn der verwachting dat eventuele toekomstige geluidscontouren in ieder geval niet dichter bij het plangebied zullen komen te liggen.

Zie verder paragraaf 5.1.3 van deze plantoelichting voor een uitvoerige beschrijving van de toetsing van de voorgenomen ontwikkelingen aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijke gebiedsgerichte geluidbeleid.

Luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van ca. 40 nieuwe woningen en commerciële ruimten. In de Ministeriële Regeling niet in betekenende mate worden projecten waarbij minder dan 1500 woningen worden gerealiseerd, aangewezen als zijnde ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het plan valt binnen de in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders waardoor er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering ligt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Externe veiligheid

In het plangebied of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of buisleidingen aanwezig waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing zijn. Het bestemmingsplan maakt ook geen vestiging of aanleg mogelijk van bedrijven dan wel buisleidingen waarop het Bevi en het Bevb van toepassing zijn.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Het plangebied is niet gesitueerd aan of nabij een transportroute die is aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of te water.

Bodem

In het plangebied is in het verleden verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie ook paragraaf 5.1.2).

Samenvatting van het onderzoek:

Het onderzoek is uitgevoerd volgens de Nederlandse Norm NEN 5740, waarbij de standaardopzet voor een onverdachte locatie is gevolgd.

Op de locatie is geen asbestverdacht materiaal in of op de bodem aangetroffen. In de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. Echter, het gehalte is kleiner dan door de gemeente Enschede vastgestelde achtergrondwaarde voor het gebied en wordt derhalve niet als verontreiniging gezien. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aan onderzochte stoffen aangetoond.

Het grondwater is verontreinigd met molybdeen net boven de streefwaarde.

Op basis van het verkennend bodem onderzoek van 9 oktober 2008 is geen aanvullend onderzoek nodig. Echter, Indien met de realisatie van het bouwplan en het daadwerkelijk bouwen niet voor 31 december 2014 is begonnen, dient er, in verband met de datering van de in dit bestemmingsplan opgenomen bodemonderzoek, nader onderzoek plaatsvinden met betrekking tot de bodemkwaliteit voor wat betreft de bovenlaag tot 0,5 meter diepte.

Eindconclusie

Op grond van het voorgaande kan voor alle relevante milieuaspecten worden geconcludeerd dat het niet noodzakelijk is om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.

5.1.2 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk, mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan “Bleekveld.

Het bestemmingsplan “Het Bleekveld” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat op een locatie op een binnenterrein op de hoek van de Haaksbergerstraat en de Blekerstraat 40 woningen (appartementen), met aan de zijde van de Haaksbergerstraat op de begane grondverdieping commerciële ruimten, kunnen worden gerealiseerd.

Op deze locatie is in het verleden reeds een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit verkennend bodemonderzoek, het verkennend bodemonderzoek hoek Haaksbergerstraat/Blekerstraat te Enschede is gedateerd op 9 oktober 2008. Dit bodemonderzoek is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

De samenvatting en conclusie van dit verkennend onderzoek luiden:

Het onderzoek is uitgevoerd volgens de Nederlandse Norm NEN 5740, waarbij de standaardopzet voor een onverdachte locatie is gevolgd.

Zintuiglijke waarnemingen:

In de ondergrond ter plaatse van boring 13 is een lichte bijmenging van sporen puin en kolen aangetoond. Op de locatie is geen asbestverdacht materiaal in of op de bodem aangetroffen.

Grond:

In de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. Echter, het gehalte is kleiner dan door de gemeente Enschede vastgestelde achtergrondwaarde voor het gebied en wordt derhalve niet als verontreiniging gezien. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aan onderzochte stoffen aangetoond.

Grondwater:

Het grondwater is verontreinigd met molybdeen net boven de streefwaarde.

Conclusie:

In onderhavig onderzoek is de milieutechnische kwaliteit van de onderzoekslocatie vastgelegd. De resultaten van het onderhavige onderzoek vormen volgens de onderzoeker geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling en/of bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie.

Advies gemeente Enschede:

Op basis van het verkennend bodem onderzoek van 9 oktober 2008 is geen aanvullend onderzoek nodig. Echter, Indien met de realisatie van het bouwplan en het daadwerkelijk bouwen niet voor 31 december 2014 is begonnen, dient er, in verband met de datering van de in dit bestemmingsplan opgenomen bodemonderzoek, nader onderzoek plaatsvinden met betrekking tot de bodemkwaliteit voor wat betreft de bovenlaag tot 0,5 meter diepte.

5.1.3 Geluid

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van geluidgevoelige gebouwen of terreinen binnen de onderzoekszone van de Haaksbergerstraat, de Zuiderval, de Industriestaat en de Cromhofsbleekweg. Om na te gaan in hoeverre kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek verricht. Het betreft het rapport 'Onderzoek wegverkeerslawaai 't Bleekveld Enschede', dat d.d. 26 augustus 2013, onder nummer RB13083aaAO is uitgevoerd door 'Wolf Dikken adviseurs'. Dit onderzoek is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

Resultaten:

Vanwege het wegverkeer op de Haaksbergerstraat bedraagt de geluidsbelasting ten hoogste 64 dB op de wooneenheden van blok C. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee met 16 dB overschreden. Omdat het bouwplan voldoet aan de voorwaarden die gelden voor vervangende nieuwbouw bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting 68 dB (artikel 83 lid 5 Wgh). Hieraan wordt voldaan.

Hogere waarde:

Een geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) niet doeltreffend zijn (bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de maatregelen die getroffen moeten worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige en financiële aard. Hiermee wordt aan de eerste eis om een hogere waarde te kunnen vaststellen, voldaan.

In de Geluidnota is bepaald dat om een hogere waarde te kunnen vaststellen:

  • 1. een woning ten minste één geluidluwe gevel heeft. Een gevel is geluidluw indien de geluidsbelasting ten gevolge van elk van de afzonderlijk te onderscheiden bronnen op grond van de Wet geluidhinder niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde die voor elk van de afzonderlijk te onderscheiden geluidbronnen geldt;
  • 2. verblijfsruimten en buitenruimten (indien beschikbaar) bij voorkeur gelegen zijn aan de geluidluwe zijde van een woning.

Van de geplande wooneenheden is de westgevel als geluidluw aan te merken. Hiermee wordt voldaan aan de eis van een geluidluwe gevel. Aan het uitgangspunt dat verblijfsruimten en buitenruimten bij voorkeur aan de geluidluwe gevel zijn gelegen wordt niet voldaan. Aan de keuze voor de situering van de balkons aan de Haaksbergerstraat liggen verschillende argumenten ten grondslag (bezonning, privacy, beleving, etc.)

Cumulatie:

In artikel 110f van de Wet geluidhinder is aangegeven dat in het kader van een hogere waarde procedure onderzoek naar cumulatie moet plaatsvinden als geluidsgevoelige bestemmingen gelegen zijn in twee of meer geluidzones. De geluidsbelasting ten gevolge van de Zuiderval, de Industriestraat en de Cromhoffsbleekweg ligt onder de voorkeursgrenswaarde, waardoor gesteld kan worden dat geen sprake is van relevante cumulatie.

Binnenniveau:

In het kader van de aanvraag om een Omgevingsvergunning zal bepaald moeten worden welke gevelwerende voorzieningen moeten worden getroffen om te kunnen voldoen aan de eisen voor de karakteristieke gevelwering uit het Bouwbesluit d.d. 2012.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.


Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Bleekveld" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan “Het Bleekveld” is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie Geluid:

Uit het onderzoek naar het wegverkeerslawaai blijkt dat niet op alle geprojecteerde wooneenheden kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan zal een procedure hogere grenswaarde worden doorlopen.

Beoordeling aanvraag hogere grenswaarde t.b.v. de realisatie van 40 wooneenheden in drie gebouwen aan de Haaksbergerstraat/Blekerstraat in Enschede.

Inleiding:

In verband met de vaststelling van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" is een aanvraag ingediend om hogere grenswaarden vast te stellen voor 16 wooneenheden binnen de zone langs de Haaksbergerstraat in Enschede. In het onderhavige advies is de ingediende aanvraag beoordeeld en is bekeken of, op grond van de Wet geluidhinder en de Geluidnota Enschede 2009-2012, hogere waarden kunnen worden vastgesteld.

Aanleiding aanvraag om hogere waarden:

Ten behoeve van de realisatie van het plan is een nieuw bestemmingsplan benodigd. Met het plan wordt de realisatie van 40 wooneenheden, verdeeld over drie bouwblokken, mogelijk gemaakt. Ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten geluidsbelasting op de te projecteren wooneenheden en naar de doeltreffendheid van in aanmerking komende maatregelen om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarden, dan wel de vast te stellen hogere waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting. Uit het onderzoek blijkt dat 16 wooneenheden, waarvan 14 wooneenheden in blok C (zijde Haaksbergerstraat) en 2 wooneenheden in Blok B, een geluidsbelasting zullen ondervinden die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Op grond van artikel 83 van de Wet geluidhinder worden voor deze objecten hogere waarden aangevraagd. Dit omdat de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting van de weg, van de gevel van de betrokken wooneenheden tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Overwegingen ten aanzien van de aanvraag:

  • a. Op grond van artikel 83 van de Wet geluidhinder is een verzoek tot het vaststellen van hogere geluidsbelastingen dan de voorkeursgrenswaarde ingediend in het kader van een bestemmingsplanprocedure.
  • b. Op grond van de Wet geluidhinder ligt het te realiseren plan in het stedelijke gebied.
  • c. De geluidsbelasting wordt ondervonden van het wegverkeer op de Haaksbergerstraat. Het betreft hier een aanwezige weg.
  • d. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB.
  • e. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting bedraagt 68 dB.
  • f. uit het bij de aanvraag gevoegde akoestisch rapport blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Haaksbergerstraat een geluidsbelasting wordt ondervonden van ten hoogste 64 dB (incl. aftrek art. 110 Wgh).
  • g. Het aanbrengen van geluidreducerend asfalt (dunne deklaag) op de Haaksbergerstraat stuit op onderhoudstechnische- en financiële bezwaren. Bovendien zal de reductie niet zodanig zijn dat aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan.
  • h. Overdrachtsmaatregelen als schermen en wallen zijn niet wenselijk omdat ze in stedelijk gebied een ongewenste verkeers- en stedenbouwkundige barrière vormen.
  • i. Op 22 april 2009 is de Geluidnota Enschede 2009-2012 in werking getreden. Op grond van deze nota dienen de wooneenheden te beschikken over minimaal één geluidluwe gevel. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.
  • j. aan het uitgangspunt dat de verblijfsruimten bij voorkeur aan de geluidluwe gevel worden gesitueerd wordt niet voldaan. Omdat de balkons aan de zijde van de Haaksbergerstraat zijn gesitueerd is het noodzakelijk om aan deze zijde ook de woonkamers te projecteren. Overigens is in de Geluidnota vermeld dat het bij een appartementencomplex lastig is om aan de voorwaarden te voldoen en dat de situering van verblijfsruimten aan de geluidluwe zijde de voorkeur heeft.
  • k. Aan het uitgangspunt dat de buitenruimte bij voorkeur aan de geluidluwe gevel worden gesitueerd wordt niet voldaan. Verschillende argumenten, waaronder privacy, bezonning en beleving, hebben ertoe geleid dat gekozen is voor balkons aan de Haaksbergerstraat.

Conclusie:

In verband met de vaststelling van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" worden hogere grenswaarden aangevraagd voor 16 wooneenheden aan de Haaksbergerstraat/Blekerstraat in Enschede. De aanvraag voldoet aan het gestelde in de Wet geluidhinder en de Geluidsnota 2009-2012 van de gemeente Enschede voor het vaststellen van een hogere geluidsbelasting. De aangevraagde hogere waarden kunnen verleend worden.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Op een braakliggend terrein aan de Haaksbergerstraat/Blekerstraat bestaat het voornemen om 40 wooneenheden te realiseren in drie gebouwen. In één van de gebouwen (zijde Haaksbergerstraat) is tevens sprake van commerciële ruimten (ca. 550 m2). Omdat het plan niet past binnen het vigerende bestemmingsplan, is een bestemmingsplanprocedure nodig. In dit kader dient een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld waarin o.a. de milieugevolgen inzichtelijk moeten worden gemaakt.

Luchtkwaliteit:

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5., titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Luchtkwaliteit en het plangebied “Het Bleekveld”

Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan is er sprake van een beperkte wijzigingen. De wijzigingen hebben betrekking op het vergroten van de bouwblokken aan de Haaksbergerstraat en de Blekerstraat. Binnen het plan worden ca. 40 wooneenheden en 550 m2 commerciële ruimten gerealiseerd. Het aantal wooneenheden valt, al dan niet per saldo, binnen het kader van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Het oppervlak aan commerciële ruimte neemt niet toe ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

 

Conclusie luchtkwaliteit

Het plan valt binnen de in het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders waardoor er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering ligt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Het Bleekveld” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Het Bleekveld” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Het Bleekveld” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Het Bleekveld” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Het Bleekveld” is hemelsbreed op ca. 6 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt, kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.6 Bedrijven- en milieu-inventarisatie, milieuzonering

In het kader van het bestemmingsplan “Het Bleekveld” heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Aan de hand van veld- en dossieronderzoek is met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied en in een straal van 200 meter rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige bebouwing aangegeven.

Aan de hand van nader dossieronderzoek is beoordeeld in hoeverre de (bedrijfs)activiteiten in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de milieugevoelige functies en bestemmingen in de omgeving en of terugschaling mogelijk is.

Bedrijven- en milieu-inventartisatie en milieuzonering en het bestemmingsplan "Het Bleekveld".

1. Inleiding.

In verband met het bouwplan van 3 appartementengebouwen aan de Haaksbergerstraat/Blekerstraat is onderzoek verricht naar de zich op dat moment nabij het (braakliggende) gebied bevindende bedrijven. De resultaten van deze inventarisatie zijn hieronder weergegeven.

2. Werkwijze.

Als leidraad voor de inventarisatie heeft het inrichtingenbestand van de afdeling Vergunningen gediend. Met behulp van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering"(2009), is van de aanwezige inrichtingen de milieu- categorie bepaald. Tevens zijn per inrichting de bedrijfsactiviteiten onderzocht, alsmede per milieuaspect de wenselijke afstanden tot woningen (indicatieve afstand). In punt 3. zijn de onderzochte inrichtingen aangege- ven die tevens in het inrichtingenbestand van de afdeling Vergunningen zijn opgenomen. In punt 4. zijn de inrichtingen aangegeven die buiten het plangebied liggen en mogelijk effecten hebben op de nieuwbouw- plannen in het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld".

3. Beschrijving inrichtingen zoals bekend in het inrichtingenbestand.

In het inrichtingenbestand zijn voor wat betreft de bestaande bedrijven, behoudens de fijnslijperij/metaalbe- werking H. van der Meer en Zoon (bedrijf categorie 3.1), alleen bedrijven in de categorie 1. aangetroffen. Deze categorie 1.-bedrijven betreffen onder meer een detailhandelsbedrijf, woninginrichting en een artsenpraktijk (Haaksbergerstraat/ Blekerstraat).

4. Bedrijven categorie 3.1 en hoger.

Uit het voorgaande blijkt dat een inrichting in de categorie 3.1 is ingedeeld. Dit betreft de fijnslijperij/metaal- bewerking H. van der Meer en Zoon aan de Blekerstraat 18/18A, nabij het plangebied van het bestemmings- plan "Het Bleekveld" In de inrichting worden alleen gereedschappen, instrumenten alsmede schaatsen geslepen. Verder vindt hier reparatie en verkoop van gazonmaaiers plaats en worden hier gereedschappen verkocht.

Een dergelijke inrichting wordt niet expliciet genoemd in de lijst "Bedrijven en milieuzonering". Een vergelijk- bare inrichting als een metaalverwerkend- en bewerkend bedrijf (met een werkvloer-oppervlakte tot 200 m2) wordt ingedeeld in de categorie 3.1.

Normafstanden:

  • Geluid: 50 meter.
  • Geur en stof: 30 meter.
  • Gevaar: 10 meter.

De inrichting valt als metaalverwerkend bedrijf sedert 1 januari 2008 onder het 'Activiteitenbesluit'.

Uit een in het verleden uitgevoerd akoestisch onderzoek ten behoeve van de stadsvernieuwing blijkt dat het ten gevolge van slijpactiviteiten in de werkplaats op ca. 10 meter uit de gevel van de werkplaats een geluidniveau optreedt van 45 dB(A), en kan de normafstand voor geluid in elk geval met één stap worden teruggeschaald tot 30 meter.

Contouren:

  • Geluid: 50 meter.
  • Geur en stof: 30 meter.
  • Gevaar: 10 meter.

De afstand van de werkplaats tot het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" is overigens groter dan 50 meter. De winkel is gelegen binnen een afstand van 30 meter tot het plangebied. Dit levert echter geen problemen op voor de voorgestane ontwikkelingen.

5. Conclusie:

Gelet op vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de geplande ontwikkelingen en aanwezige bedrijven nabij het plangebied van het bestemmingsplan "Het Bleekveld" geen knelpunten opleveren voor de omgeving en elkaar en derhalve aanvaardbaar zijn.

Er zijn geen belemmeringen aangetroffen inzake de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Het Bleekveld".

5.2 Water

Waterhuishouding en het bestemmingsplan "Het Bleekveld".

Het bestemmingsplan "Het Bleekveld" beoogt het planologisch mogelijk te maken dat op een terrein gelegen aan de Haaksbergerstraat en de Blekerstraat woongebouwen kunnen worden gerealiseerd. Het betreft hier een woongebouw aan de Blekerstraat, een woongebouw op het hierachter gelegen binnenterrein en een woongebouw aan de Haaksbergerstraat met op de begane grondverdieping van laatstgenoemde woongebouw commerciële ruimten.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.


Uitgangspunten en randvoorwaarden:

Het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is opgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) en de watervisie. Het GRP en de watervisie hanteren dezelfde uitgangspunten die van toepassing zijn op deze opgave. De watervisie is opgesteld door gemeente, waterschap, woningbouwcorporaties en onderzoeksinstellingen. Deze visie in mei 2013 door de raad vastgesteld. Hierin zijn keuzes gemaakt waar wel en niet het gemengde rioolsysteem wordt omgebouwd tot een gescheiden systeem. Ook is het tracé van de aan te leggen stadsbeken aangegeven waar het gescheiden water op dient te worden aangesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00067-0003_0010.jpg"

Hemelwater

Uitgangspunt is dat in bestaand stedelijk gebied de afvoer van hemelwater zo min mogelijk via de riolering wordt afgevoerd en de afvoer van hemelwater in het buitengebied in zijn geheel niet via de riolering. Hemelwater dient zoveel mogelijk te worden verwerkt op het eigen terrein. Indien dat redelijkerwijs niet of in onvoldoende mate mogelijk is, moet het hemelwater vertraagd worden afgevoerd.

Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het watersysteem niet berekend. De watertoets van het waterschap dient dan te worden gevolgd. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen zodat het vervolgens vertraagd kan worden afgevoerd. De bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 mm, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 mm, oftewel 40 liter per vierkante meter verhard oppervlak.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het afvalwater gescheiden van het hemelwater wordt aangeboden aan de perceelsgrens. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Regge en Dinkel.

Grondwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen en het doelmatiger is om in de openbare ruimte maatregelen te treffen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Het Bleekveld

Het bestemmingsplan “Het Bleekveld” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat op een terrein gelegen aan de Haaksbergerstraat en de Blekerstraat woongebouwen kunnen worden gerealiseerd. Het betreft hier een woongebouw aan de Blekerstraat, een woongebouw op het hierachter gelegen binnenterrein en een woongebouw aan de Haaksbergerstraat met op de begane grond verdieping van laatstgenoemde woongebouw commerciële ruimten.

Wateropgave:

Het perceel 't Bleekveld gelegen tussen de Haaksbergerstraat en de Blekrstraat heeft een oppervlakte van ca. 3450 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00067-0003_0011.jpg"

Situatie locatie 2013

Het perceel ligt sinds 2002-2003 braak. Het regenwater trekt nu in de grond. De riolering in de omgeving van dit perceel betreft een gemengd rioolstelsel. Vuil en schoon water wateren beide af op dezelfde rioolbuis. Op onderstaande afbeelding is de ligging van dit rioolstelsel aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00067-0003_0012.jpg"

Conform het beleid dient vuil en schoon water gescheiden te worden en dient 20 mm te worden geborgen over het verharde oppervlak. In principe zou in dit geval: 3450 (opp. x20 mm waterberging) = 69 m3 waterbergingscapaciteit aanwezig moeten zijn. Voor de uiteindelijk te bepalen hoeveelheid te bergen water in het plangebied zal rekening worden gehouden met de daadwerkelijke netto toename van het verhard oppervlak. Zo zou de uitvoering van de 50 geplande parkeerplaatsen in grasbetonstenen tot een vermindering van de uiteindelijke bergingscapaciteit kunnen leiden.

Bouwpeil:

De Haaksbergerstraat is een locatie waar bij hevige buien de straat onder water loopt. Dit leidt in de omgeving soms tot problemen bij woningen met een laag bouwpeil. De bovenkant van de begane grondvloer van de nieuw te bouwen woningen dienen derhalve minimaal 20 centimeter hoger te liggen dan het peil van het trottoir aan de Haaksberger- straat en de Blekerstraat. Dit om het risico van wateroverlast in de geplande woningen zoveel mogelijk te beperken en te voorkomen.

5.3 Natuur

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan.

Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Voor de meeste Natura 2000 gebieden is Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag. Alleen voor een aantal expliciet in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 genoemde gebieden is de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie het bevoegd gezag.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied “Het Bleekveld

Het plangebied van het bestemmingsplan “Het Bleekveld” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de directe omgeving daarvan. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Aamsveen” en “Dinkelland” zijn op respectievelijk ca. 4,2 kilometer ten zuidoosten en 6 kilometer ten noordoosten van het plangebied gelegen.

Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of en zo ja er daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Op grond van de Flora- en faunawet zijn alle dieren en planten van onvervangbare waarde en dus dienen mensen daarmee zorgvuldig om te gaan. Daarom is in de wet ook een algemene zorgplicht (artikel 2) opgenomen, die inhoudt dat een ieder 'voldoende zorg' in acht dient te nemen voor álle in het wild voorkomende dieren en planten (dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dient in de regel ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Flora- en faunawet en het plangebied “Het Bleekveld

Ruimtelijke ontwikkeling.

Het ontwikkelen van een binnenstedelijke locatie tussen de Haaksbergerstraat en de Blekerstraat. Projectnaam "Het Bleekveld".

Beschrijving huidige situatie:

Braakliggend terrein binnen de bebouwde kom. Er zijn hier geen gebouwen en waterelementen aanwezig. Op het terrein is één boom aanwezig.

Bevindingen:

Beschermde soorten hebben specifieke biotoopeisen. Zo maken amfibieën veelal gebruik van stilstaande waterpoelen met in de onmiddellijke nabijheid struiken of bos. Vleermuizen gebruiken holen in een boom of gebouwen om in te verblijven en groene structuren om zich op te oriënteren en verplaatsen. De Flora- en faunawet noemt dit functionele leefomgeving. Deze is in het kader van de Flora- en faunawet voor wat betreft beschermde soorten beschermd. Bewoonde nesten van vogels zijn altijd beschermd. Daarnaast zijn nesten van enkele soorten jaarrond beschermd.

Het enige onderdeel van de functionele leefomgeving van beschermde soorten op dit terrein is een boom. Er wordt niet verwacht dat deze een belangrijk onderdeel uitmaakt van de functionele leefomgeving van vleermuizen. Deze boom met aangrenzende beplanting maakt geen onderdeel uit van een aaneengesloten groene structuur, waardoor het voor vleermuizen lastig is deze plek te bereiken. Nesten van vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn worden niet verwacht. Deze soorten stellen vaak specifieke eisen aan hun nestlocatie zoals oude bossen of in oude gebouwen. Wel kunnen er andere vogelnesten in de boom aanwezig zijn. Overige beschermde soorten die gebruik maken van bomen in het stedelijk milieu, met name eekhoorn, worden hier niet verwacht. De locatie lijkt hiervoor niet geschikt.

Advies:

Ten behoeve van het bestemmingsplan "Het Beekveld" is het uitvoeren van een ecologisch onderzoek niet noodzakelijk. Indien de boom in het kader van de planrealisatie eventueel moet worden gekapt, dient dit te gebeuren in het winterhalfjaar. Dit in verband met eventuele aanwezige nestelende vogels.

Alhoewel de kans groot is dat er geen beschermde planten en dieren in het plangebied voorkomen is dit niet uit te sluiten. Mochten er toch beschermde planten en dieren voorkomen die door de uitvoering worden verstoord, kan dit leiden tot oponthoud van het bouwplan of zelfs strafrechtelijke vervolging. Diegene die verstoort, is hiervoor verantwoordelijk.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen.

Het bestemmingsplan "Bleekveld" betreft een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels voor het bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Het Bleekveld”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijke Bestemmingsplannen 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn er regels ten aanzien van archeologie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

De gronden begrepen in het bestemmingsplan “Het Bleekveld” zijn bestemd voor “Gemengd - 2', "Verkeer", "Verkeer-verblijfsgebied" en "Wonen".

Gemengd - 2:

Aan de zijde van de Haaksbergerstraat bevindt zich een gebied dat is bestemd voor "Gemengd-2". Deze bestemming was voor dit gebied ook al van toepassing in het geldende bestemmingsplan "Horstlanden- Veldkamp 2010". De bestemmingsgrenzen en het bouwvlak zijn echter afgestemd op het ontwerp van de toekomstige bebouwing.

De gronden met de bestemming "Gemengd - 2" zijn bestemd voor:

  • a. Dienstverlening, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • b. Maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond en beperkt is tot maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in categorie A en B in de bijlage 2: "Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging", van de bij het geldende bestemmingsplan behorende regels.
  • c. Bedrijven, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond en beperkt is tot bedrijven die zijn genoemd in categorie A in de bijlage 2: "Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging", van de bij het geldende bestemmingsplan behorende regels.
  • d. Het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis.
  • e. Bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals bergingen, trappenhuizen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Verkeer:

De gronden met de bestemming "Verkeer" zijn bestemd voor:

  • a. wegen,
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. viaducten en bruggen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. busbanen en bussluizen;
  • i. bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Verkeer-Verblijfsgebied:

De gronden met de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” zijn bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

Wonen:

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Bebouwing dient te worden gerealiseerd binnen de op de plankaart aangegeven bouwblokken. Tevens is middels maatvoering op de plankaart aangegeven dat op gronden met de bestemming "Wonen" binnen de aangegeven bouwvlakken niet hoger mag worden gebouwd dan in maximaal 11 meter, respectievelijk maximaal 12 meter.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving.

Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen. In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Binnen het plangebied zijn verschillende deelontwikkelingen beoogd, met als hoofddoel de realisatie van 40 woningen (appartementen) en commerciële ruimten op de begane grondverdieping in het gebouw aan de zijde van de Haaksbergerstraat..

De gronden in het plangebied zijn eigendom van een woningbouwvereniging en zal het bouwplan door een projectontwikkelaar worden ontwikkeld.

Exploitatieovereenkomst

De gebieden in het plangebied die geen gemeentelijk eigendom zijn worden in samenwerking met de gemeente Enschede en een projectontwikkelaar ontwikkeld, waarbij de gemeente de kosten verhaalt middels een met de projectontwikkelaar overeengekomen (anterieure) exploitatieovereenkomst. Inmiddels hebben betreffende partijen deze overeenkomst ondertekend en is deze, ingevolge artikel 6.24 Wro, gepubliceerd in de Huis-aan-Huis van 25 september 2013.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende aangetoond.