direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Boulevard 1945 - 500
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00066-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Boulevard 1945 - 500” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Het huidige tankstation aan de Boulevard 1945 dateert in deze vorm uit ± 1970. De tankshop is erg klein en doet nogal hokkerig aan. Vanwege het ruimtegebrek wordt ook de buitenruimte noodgedwongen benut. Zowel voor het uitstallen van producten, opslag en, als het druk is, door wachtende klanten. Dat leidt tot een rommelig beeld maar ook tot geluidshinder voor de omgeving. De verwachtingen van de klant en maatschappelijke vereisten zijn anno 2013 sterk gewijzigd. In overleg met de gemeente Enschede zijn daarom voorstellen ontwikkeld, om het tankstation te laten voldoen aan de hedendaagse eisen, toekomst bestendig te maken en ook de overlast te verminderen. Daarvoor is aanzienlijk meer ruimte nodig. Om het tankstation een representatieve uitstraling te geven en genoeg ruimte te hebben voor een rendabele bedrijfsvoering is uitbreiding van het huidige pand nodig.

De eigenaar en de gemeente Enschede zijn overeengekomen dat met de vernieuwing en vergroting van de tankshop ook de ruimtelijke uitstraling moet worden verbeterd en de ervaren overlast rondom het tankstation moet worden beperkt. Belangrijke ruimtelijke aandachtspunten hierbij zijn de inrichting van het terrein zelf en van de directe omgeving, de vormgeving van de gebouwde voorzieningen en het formaat en gebruik van de shop. Gelijktijdig beziet de gemeente of hiermee samenhangende aanvullende maatregelen in de omgeving kunnen worden genomen om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren en de overlast te verminderen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan “Boulevard 1945 - 500” betrekking heeft wordt globaal begrensd door de Boulevard 1945 in het noorden, de verbindingsweg tussen de Boulevard 1945 en de Heutinkstraat in het oosten, de Heutinkstraat in het zuiden en de Molukkenstraat in het westen en ligt in het stadsdeel Centrum. Het plangebied ligt in de wijk Hogeland Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00066-0003_0001.jpg" Figuur 1 Plangebied op luchtfoto (bron Google Earth)

1.3 Geldende juridische regelingen

Het plangebied valt onder het bestemmingsplan “Getfert-Perik-Hogeland Noord”, dat op 25 september 2006 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00066-0003_0002.jpg"

Figuur 2 Vigerend bestemmingsplan Getfert-Perik-Hogeland Noord

Voor het plangebied geldt de bestemming "Benzineservicestation" en is voorzien van de aanduiding "LPG niet toegestaan". Deze gronden zijn bestemd voor benzineservicestations zonder LPG.

Het hoofdgebouw moet worden gebouwd binnen het bouwvlak. Ter plaatse van de aanduiding luifel, kan een luifel worden gebouwd met een maximale hoogte van 5 meter.

1.4 Wettelijk kader

Wet ruimtelijke ordening


De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening


In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden De toelichting moet daarom vermelden wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport, of sprake is van archeologie/cultuurhistorie, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.


Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.


Deze toelichting is daarom een verplicht document (artikel 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikel 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro).


Digitalisering


Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro).


Kosten


In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2003 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Boulevard 1945 - 500” is het erkende wijkorgaan Wijkraad Zuid-Oost Enschede actief.

De Wijkraad Zuid-Oost Enschede is gevraagd schriftelijk advies uit te brengen. De wijkraad heeft aangegeven geen inhoudelijke/technische bezwaren te zien in de uitvoering van het bestemmingsplan. Wel hebben zij geadviseerd om de omgeving van het tankstation in het plan te betrekken en wordt gevraagd om de telefooncel op de huidige plek weg te halen en deze te verplaatsen zodat deze niet meer als onderdeel van het tankstation zal worden gezien, maar ook niet praktisch als zodanig gebruikt kan worden. Tevens adviseert de wijkraad de verkeerssituatie met name aan de Molukkenstraat dusdanig aan te pakken dat het bestemmingsverkeer voor het  tankstation alleen via de Boulevard / Heutinkstraat kan bereiken.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk. Voor dit bestemmingsplan is geen vooroverleg nodig.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: “Boulevard 1945 - 500” in voorbereiding te nemen op 29 januari 2014 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan “Boulevard 1945 - 500” is gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl. Het plan ligt ter inzage vanaf 8 oktober.

Zienswijzen

De ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan zijn verwerkt in de Nota samenvatting en beantwoording zienswijzen. Dit is als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan toegevoegd.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Rijksbeleid: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Voor de regio waarin Enschede ligt geldt het belang: "een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren." Een tankstation draagt bij aan een goede bereikbaarheid van de regio. De geplande geluidswal zorgt voor een betere leefkwaliteit van de woningen in de buurt.

Daarnaast is ook het belang: "Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's" van nationaal belang. In de bestemmingsplannen worden deze omgevingsaspecten dan ook behandeld.

2.2 Provinciaal beleid

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld.

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00066-0003_0003.jpg"

Figuur 3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

Generieke beleidskeuzes

Ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten: het plan is dusdanig van omvang dat er geen afstemming nodig is met de buurgemeenten.

De ontwikkeling omhelst het opwaarderen van een locatie in bestaand stedelijk gebied.

Ontwikkelingsperspectieven

Ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Op de bijbehorende beleidsperspectievenkaart ligt het projectgebied in het perspectief “Steden als motor, woonwijk”, waarbinnen ruimte is voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus.

De functie van het plangebied veranderd niet, er vind alleen een uitbreiding plaats van het aantal m2 van de shop.

Gebiedskenmerken

In de natuurlijke laag heeft het gebied het kenmerk “Stuwwallen”. De opgestuwde aardlagen, ontstaan in de ijstijd, zijn in de tijd vrij ongeschonden gebleven. Het reliëf en het hoogteverschil met de omgeving zijn nog steeds goed zichtbaar en beleefbaar. De stuwwallen zijn rijk aan archeologische waarden. De stuwwallen met hun bos- en heidegebieden zijn belangrijke inzijggebieden van regenwater voor de lokale en regionale grondwaterstromen. De kwelzones aan de voet van de stuwwallen bieden potenties voor kwel afhankelijke vegetatie. Er zijn geen kenmerken van de natuurlijke laag zichtbaar in of nabij het plangebied. Het plan behelst geen nieuwvestiging van een tankstation, maar een geringe uitbreiding van de tankshop.

De laag van het agrarisch cultuurlandschap is niet van toepassing op het projectgebied.

In de stedelijke laag heeft het gebied het kenmerk “bebouwingsschil 1900-1955”. De gemengde stadswijken van de bebouwingsschil 1850-1955 kenmerken zich door de individuele bebouwing met een eigen karakter en uitstraling en de maat, de schaal en het ritme waarin deze bebouwing zich als wijk manifesteert. De wijken herbergen bijzonder industrieel erfgoed en hebben veelal een mix van functies. De ontwikkeling is een afwijkende functie in vergelijking met de verschillende omliggende functies, dit past binnen het kenmerk mix van functies.

De lust- en leisurelaag is niet van toepassing op het projectgebied.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

In dit bestemmingsplan wordt aan de eisen voldaan die door de omgevingsverordening worden opgelegd.

2.2.3 Conclusie van de toetsing aan provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

Een ruimtelijk relevant voorbeeld van een dergelijke uitwerking is de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie vastgesteld, die op 22 juni 2009 is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie).

Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk door vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook drie sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

De tweede sectorale structuurvisie is de detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012, die op 23 januari 2012 is vastgesteld. In deze visie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Buiten de beoogde winkelstructuur, met de binnenstad, een beperkt aantal wijkcentra en locaties voor volumineuze detailhandel, wordt beperkt ruimte geboden voor winkels op traffic- of werklocaties (met name NS-station, benzinestations, ziekenhuis, eventuele luchthaven). Om de beoogde winkelstructuur niet te verstoren moeten dergelijke voorzieningen kleinschalig zijn (indicatie: < 100 m² winkelvloeroppervlak), zodat ze geen aanzuigende werking hebben. Daarnaast moet de haalbaarheid mogelijk zijn op basis van alleen de passanten

De derde sectorale structuurvisie die van belang is voor het plangebeid, is de Watervisie Enschede 2013-2025: Water verbindt. Hierin zijn de volgende zes speerpunten beschreven:

  • 1. Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • 2. De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • 3. Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • 4. De water gerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • 5. Enschedeër gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • 6. De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Het winkelvloeroppervlak blijft ruim onder de 100 m2, deze maat is in de detailhandelsstructuurvisie opgenomen. Het wordt niet verwacht dat het aantal passanten toeneemt. Omdat het hier gaat om een kleine uitbreiding van een tankshop, en er dus het gevaar is van diesel en benzine lekken, wordt ervoor gekozen om het regenwater niet af te koppelen.

Conclusie

Het plan is niet in strijd met de detailhandelstructuurvisie, want het overschrijdt de 100 m2 opgenomen maat in de detailhandelsstructuurvisie niet.

2.3.3 Gemeentelijk Rioleringsplan

In het Gemeentelijk Rioleringsplan zijn de watertaken van de gemeente vastgelegd voor de periode 2012 tot 2015. Het GRP is door de gemeenteraad vastgesteld in oktober 2011. De gemeentelijke watertaken zijn:

  • inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater;
  • inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater, als dit redelijkerwijs niet van particulieren kan worden verwacht;
  • voorkomen van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand, voor zover dit niet tot de zorg van het waterschap, de provincie of particulieren behoort.

De voorgenomen uitbreiding van de tankshop heeft geen structurele nadelige gevolgen voor de grondwaterstand. Het is niet mogelijk om waterberging op het eigen terrein te realiseren, daarom wordt het regenwater aangeboden aan de gemeentelijke riolering. Het winkelvloeroppervlak blijft ruim onder de 100 m2, deze maat is in de detailhandelsstructuurvisie opgenomen. Het wordt niet verwacht dat het aantal passanten toeneemt.

2.3.4 Geluidnota Enschede 2009 - 2012

De Wet geluidhinder en het BARIM (Activiteitenbesluit) maken het mogelijk om gebiedsgericht geluidbeleid voor inrichtingen als bedoeld in de Wm vast te stellen. De gemeente Enschede heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij de vaststelling van de Geluidnota Enschede 2009-2012. Dit beleid is vastgesteld in april 2009 en in april 2011 op onderdelen gewijzigd en voor onbepaalde tijd verlengd. Het beleid geldt voor nieuwe situaties. Van een nieuwe situatie is o.a. sprake bij een verandering van een inrichting waarvoor een melding Activiteitenbesluit of aanvraag milieuvergunning nodig is. Het vergroten van de shop is meldingsplichtig, hetgeen betekent dat de normen uit de Geluidnota van toepassing worden. Bij het beleid hoort een gebiedstypenkaart waarop per te onderscheiden gebied, meestal een wijk of buurt, richtwaarden zijn vastgelegd. Hierdoor is de geluidsruimte voor inrichtingen direct duidelijk.

Volgens de gebiedstypenkaart valt het plangebied van het bestemmingsplan "Boulevard 1945 - 500 " onder het gebiedstype Verkeersinfrastructuur. Op basis hiervan dienen inrichtingen ten opzichte van geluidgevoelige bestemmingen de volgende richtwaarden voor de geluidsbelasting aan te houden: dag 50 dB(A), avond 45 dB(A), nacht 40 dB(A). De richtwaarden gelden op de eerstelijnsbebouwing of indien deze niet aanwezig is tot 50 meter uit de as van de Boulevard. Het plangebied ligt hier binnen. Tevens liggen diverse woningen aan de Heutinkstraat (woningen tussen Molukkenstraat en Hoogstraat), binnen het gebiedstype Verkeersinfrastructuur. Voor woningen aan de Heutinkstraat die verder dan 50 meter van de Boulevard zijn gelegen (woningen ten oosten van de Hoogstraat), geldt een richtwaarde van 45 dB(A) in de dag, 40 dB(A) in de avond en 35 dB(A) in de nacht.

Om aan te tonen of er sparke is van een goede ruimtelijke ordening is hier een akoestisch onderzoek nodig. De bovenstaande gegevens zijn meegenomen in het uitgevoerde akoestisch onderzoek., dat als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

2.3.5 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk of buurt kunnen worden getoetst.

In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: de ruimtelijke en functionele structuur en cultuurhistorie.

3.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied ligt aan de Boulevard 1945, de ontsluitingsweg van het centrum naar het oosten. Dit is één van de radialen die de binnenstad van Enschede ontsluit. Deze weg heeft een ruim profiel en wordt smaller naar gelang de weg dichter bij het centrum komt.

Het plangebied ligt nabij de plaats waar de Boulevard 1945 het Blijdensteinpark doorkruist. Het kan gezien worden als einde van de groene trechter.

Het plangebied wordt ontsloten voor auto's door een oprit en afrit vanaf de Boulevard 1945. Voetgangers en fietsers kunnen ook vanaf de Heutinkstraat het plangebied betreden.

3.2 Functionele structuur

Het plangebied omhelst een tankstation met aanverwante functies zoals aanhanger verhuur, parkeren ten behoeve van de tankshop en pauzeren.

3.3 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

In 1832 was het plangebied in gebruik als huis en erf, met bijbehorende tuinen. In 1956 is begonnen met de aanleg van de Boulevard 1945. Kort daarna is men begonnen met het aanleggen van het tankstation. Het tankstation in deze vorm dateert uit ongeveer 1970.

Archeologisch erfgoed in het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00066-0003_0004.jpg"

Figuur 4 Archeologische verwachtingskaart

Op de archeologische verwachtingskaart is een middelhoge verwachting toegekend aan het plangebied. Daarnaast ligt het plangebied op de archeologische beleidskaart in het gebied 'Onderzoeksgebied B'. Dit houdt in dat wanneer een verstoring is van 500 m2 en dieper dan 50 cm er een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Dit is niet van toepassing op de bouwplannen op het plangebied, vandaar dat er geen onderzoek nodig is.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Uitgangspunten nieuwe ontwikkeling

De ontwikkeling omhelst een uitbreiding van de tankshop tot maximaal 115 m2 bruto vloeroppervlak, daarnaast wordt er een geluidsscherm aangelegd. Het geluidsscherm dient ervoor dat de bewoners achter het tankstation minder geluidsoverlast van het tankstation ondervinden.

In de detailhandelsstructuurvisie staat het volgende:

"Buiten de beoogde winkelstructuur, met de binnenstad, een beperkt aantal wijkcentra en locaties voor volumineuze detailhandel, wordt beperkt ruimte geboden voor winkels op traffic- of werklocaties (met name NS-station, benzinestations, ziekenhuis, eventuele luchthaven). Om de beoogde winkelstructuur niet te verstoren moeten dergelijke voorzieningen kleinschalig zijn (indicatie: < 100 m² winkelvloeroppervlak), zodat ze geen aanzuigende werking hebben. Daarnaast moet de haalbaarheid mogelijk zijn op basis van alleen de passanten."

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00066-0003_0005.jpg"

Figuur 5 Definitief Ontwerp Texaco Boulevard

Het winkelvloeroppervlak blijft ruim onder de 100 m2, deze maat is in de detailhandelsstructuurvisie opgenomen. Het wordt niet verwacht dat het aantal passanten toeneemt.

4.2 Stedenbouwkundig plan

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00066-0003_0006.jpg"

Figuur 6 Geluidscherm

Aan de situering van het tankstation veranderd niet veel, de luifel en de pompen blijven op dezelfde plek als ook het voorterrein. De tankshop wordt vergroot, maar blijft ongeveer op dezelfde plek. Het grote verschil ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan is het geluidsscherm die het tankstation afschermt van de woonwijk erachter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00066-0003_0007.jpg"

Figuur 7 Aanzicht Boulevard

Het parkeren voor bezoekers is langs de zijkanten van het terrein, zie de bovenstaande tekening. De auto's komen van de Boulevard 1945 en gaan ook naar de Boulevard 1945. Om de snelheid van de auto's te verminderen komt er een drempel op het terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00066-0003_0008.jpg"

Figuur 8 Aanzicht Heutinkstraat

De fietsers en voetgangers kunnen van alle kanten komen, alleen komt er 's nachts een afsluiting aan de achterkant bij de ingang die het dichtst aan de tankshop grenst.

4.3 Welstand en beeldkwaliteit

In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling die met het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt past binnen de ter plaatse geldende welstandsidentiteit(en) dan wel wat de belangrijkste uitgangspunten en sturingselementen zijn van het voor de ontwikkeling opgestelde beeldkwaliteitplan.

In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. De ontwikkeling behoord tot de identiteit Modern Enschede.

Modern Enschede ligt als een schil rond het historische stadshart en in kleinere stukken in het zuiden en oosten van de stad. Het is voornamelijk woongebied. Hier staan hoge flatgebouwen en appartementscomplexen met ruime balkons en parkeerplaatsen voor de deur. Ze zijn gebouwd in de jaren zestig, zeventig, tachtig, negentig en 2000 plus. De gebouwen verschillen van elkaar in architectuur, materiaalgebruik, hoogte en oriëntatie. Samen vormen ze een staalkaart van veertig jaar eigentijdse opvattingen over hoge blokkenbouw-architectuur.

Het belangrijkste doel van welstandszorg is het creëren van kwaliteit in de openbare ruimte. Om dit te bereiken is aandacht nodig voor een transparante relatie en een wisselwerking van de gebouwen en de (binnen)tuinen met de openbare ruimte. Ook is aandacht nodig voor het terugdringen van parkeren op straat en voor de vormgeving van inpandige voorzieningen. Gebouwen moeten op hun onderlaag meer levendigheid uitstralen en positief bijdragen aan de ruimte om hen heen. Doel is de gevels te verlevendigen en blinde gevels in de onderste bouwlaag te voorkomen. Bij nieuwbouw en ingrijpende gevelreconstructie moet architectuur een meer nadrukkelijke rol in de kwaliteit van het gebouw gaan spelen. Tegelijk moet er in volume en positie meer samenhang met de naaste gebouwen worden gezocht.

De welstandscommissie toets de bouwplannen op de plaatsing van het gebouw, de positionering van de (binnen)tuin en de gekozen parkeerfaciliteiten. daarnaast toetst de commissie of het gebouw op alle lagen een levendige gevel heeft. De commissie toetst alle bouwwerken die niet expliciet in de criteria worden genoemd 'in de geest van de identiteit' aan het doel van de welstandszorg en de kenmerken van de categorie zoals ze voor de identiteit Modern Enschede zijn beschreven.

Tijdens de planvorming is zorgvuldig nagedacht over de plaatsing van het gebouw en het geluidsscherm. De gevels van de nieuwbouw zijn zo ontworpen dat ze een levendig geheel vormen met de omgeving en het geluidsscherm. Over de buitenruimte is nagedacht en de containers worden inpandig opgeslagen.

Het plan is daarmee 'in de geest van de identiteit' Modern Enschede.

4.4 Duurzaamheid

In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling die met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, bijdraagt aan de verwezenlijking van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

De afgelopen jaren heeft de gemeenteraad van Enschede op verschillende momenten uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken, dan waartoe wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. Nota's waarin die ambities tot uitdrukking komen betreffen de nota Nieuwe energie voor Enschede en de Woonvisie Enschede 2025. In deze paragraaf wordt eerst kort ingegaan op het wettelijk kader en wordt vervolgens ingegaan op de Enschedese energie- en klimaatambities, althans voorzover tot uitdrukking komend in genoemde nota's.

Wettelijk kader

De minimaal in acht te nemen energetische maatregelen bij nieuw- en verbouw zijn beschreven in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit schrijft bij nieuwbouw een minimale isolatiewaarde voor de schil van een gebouw (buitenmuren, vloer en dak) en voor deuren, ramen en kozijnen voor. Bij verbouw gelden deze eisen uitsluitend voor dat deel dat wordt verbouwd. Daarnaast stelt het Bouwbesluit bij nieuwbouw eisen aan de energieprestatie van gebouwen met een bepaalde functie, die wordt uitgedrukt in de vorm van een zogenaamde energieprestatiecoëfficiënt. Op grond van artikel 122 Woningwet is het niet toegestaan om bij privaatrechtelijke overeenkomst bouwvoorschriften op te leggen die al publiekrechtelijk zijn geregeld. Om die reden is het niet mogelijk om bij de kaveluitgifte in de koopovereenkomst te bepalen dat bij de bebouwing van de bouwkavels, in afwijking van het Bouwbesluit, andere energieprestatienormen gelden.

Landelijke energieprestatieafspraken

Om energiezuinigheid bij nieuwbouwontwikkelingen de komende jaren een impuls te geven, is in het voorjaar van 2008 het zogenaamde Lente-akkoord gesloten tussen de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en bouwende en ontwikkelende partijen (Bouwend Nederland, NEPROM en NVB). Belangrijkste onderdeel van dit akkoord is de afspraak dat in de periode tot 2020 de energieprestatiecoëfficiënt als volgt zal worden aangescherpt:

  • de energieprestatie-eis voor nieuwe woongebouwen wordt met ingang van 1 januari 2011 verlaagd met 25% (is gebeurd) en in 2015 met 50% .
  • de energieprestatie-eis voor utiliteitsgebouwen wordt in 2017 met 50% verlaagd.

De bij dit akkoord betrokken partijen hebben bovendien het streven uitgesproken vanaf 2020 te bouwen met een energieprestatiecoëfficiënt van 0. Bij een energieprestatiecoëfficiënt van 0 wordt bij een langjarig gemiddelde geen energie verbruikt voor de elementaire energiebehoeften van een gebouw, zijnde verwarming, warm tapwater, ventilatie en verlichting.

Energie- en klimaatambities gemeente Enschede

Nieuwe energie voor Enschede

Op 16 november 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota Nieuwe energie voor Enschede vastgesteld. In de nota Nieuwe Energie voor Enschede heeft de gemeente Enschede zich het volgende ten doel gesteld op het gebied van energie en klimaat:

  • in 2020 hebben we in Enschede 30 procent CO2 bespaard ten opzichte van 1990;
  • in 2020 voorziet duurzame geproduceerde energie in minimaal 20 procent van de behoefte aan energie;
  • in 2015 is de gemeentelijke organisatie klimaatneutraal;
  • in 2020 zijn alle scholen in Enschede klimaatneutraal.

Duurzaamheid binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Boulevard 1945 - 500 "

De nieuwbouw voldoet aan het Bouwbesluit en voldoet aan de daarin vermelde energieprestatiecoëfficiënt. Hierdoor sluit dit project op de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Boulevard 1945 - 500 " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk, mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan “Boulevard 1945 - 500 "

Het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat het huidige tankstation de shop kan uitbreiden en een geluidswerende voorziening kan aanleggen.

Ter plaatse van het tankstation heeft in 2000 een bodemsanering plaatsgevonden. Na de sanering is een restverontreiniging in zowel de grond als het grondwater achtergebleven onder de tankshop. Bij toekomstige ontwikkelingen dient deze, wanneer mogelijk, alsnog verwijderd te worden.

Door ECO inspections wordt jaarlijks onderzocht (zie Bijlage 1) of de kwaliteit van het grondwater gevaar loopt. 20-08-2013 heeft de laatste inspectie plaatsgevonden, daaruit zijn geen overschrijdingen gekomen van de tussenwaarde. Vaak is de waarde kleiner of gelijk aan de streefwaarde. En drie keer wordt deze overschreden, maar de waarde blijft ver onder de tussenwaarde.

Conclusie bodemkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Wel dient bij de herinrichting van het terrein rekening gehouden wordt met de aanwezigheid van de restverontreiniging. Ter plaatse van de bebouwing is nog restvervuiling aanwezig in de bodem, deze wordt na sloop van de huidige bebouwing gesaneerd.

5.1.2 Geluid

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” zijn geen op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen aanwezig. Het plangebied is wel gelegen binnen de onderzoekszone van de gezoneerde weg Boulevard 1945. 

Binnen de onderzoekszone zijn geen geluidgevoelige gebouwen of terreinen aanwezig.

Omdat alleen de tankshop uitbreidt, zal het wegverkeer dat gebruikt maakt van de Boulevard 1945 niet of nauwelijks toenemen. De hinder van het wegverkeerslawaai zal dan ook niet toenemen.

Voor de omgeving van het plangebied zal de geluidshinder juist afnemen door het realiseren van een geluidsscherm tussen het tankstation en de achterliggende woningen. Dit is tijdens het onderstaande onderzoek ook aangetoond

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Boulevard 1945 - 500 " is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Boulevard 1945 - 500 " is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Boulevard 1945 - 500" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Onderzoek

Door Munsterhuis Geluidsadvies BV is een akoestisch onderzoek (zie Bijlage 2) uitgevoerd voor het Texaco tankstation gelegen aan de Boulevard 1945 nr. 500 te Enschede. Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidniveaus in de omgeving ten gevolge van de toekomstige activiteiten bij het tankstation met en zonder geluidsscherm. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999).

Op basis van onderhavig akoestisch onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Het blijkt dat de geluidnormen van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau zonder het toepassen van het scherm worden overschreden in de nachtperiode.
  • Nadat het scherm is geplaatst blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, ter plaatse van de nabijgelegen woningen aan de Heutinkstraat, met circa 3 tot maximaal 9 dB(A) in de dag en in de nachtperiode wordt verlaagd.
  • Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau bedraagt maximaal 41 en 38 dB(A) in de dag en nachtperiode nadat het scherm is geplaatst.
  • De geluidnormen van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau worden, na het toepassen van de schermen niet meer overschreden.
  • De geluidnormen voor het maximale geluidniveau worden zowel in het kader van een goede ruimtelijke ordening als in het kader van de beoordeling aan de normen uit het Activiteitenbesluit, inclusief en exclusief de schermen niet overschreden.
  • Nadat het scherm is geplaatst blijkt dat het maximale geluidniveau, ter plaatse van de nabijgelegen woningen aan de Heutinkstraat, tot circa 5 dB(A) in de dag en in de nachtperiode wordt verlaagd.
  • Het maximale geluidniveau ter plaatse van de nabij gelegen woningen van derden bedraagt maximaal 68 en 59 dB(A) in respectievelijk de dag en nachtperiode nadat het scherm is geplaatst. De geluidnormen worden niet overschreden.
  • Het equivalent geluidniveau als gevolg van het inrichtingsgebonden verkeer bedraagt in de dag en nachtperiode maximaal respectievelijk 43 en 40 dB(A). Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00066-0003_0009.jpg"

Figuur 9 Tekening onderzocht geluidscherm  

Conclusie geluid

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat een geluidsscherm in de nachtelijke uren noodzakelijk is om aan de geluidsnormen te voldoen. Voor de andere dagdelen geldt dat het geluidsscherm het geluidsniveau duidelijk omlaag brengt.

Uit het bovenstaande akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidnormen van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau zonder het toepassen van het scherm worden overschreden in de nachtperiode. Vandaar dat voor een goede ruimtelijke ordening een geluidsscherm noodzakelijk is.

5.1.3 Luchtkwaliteit

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wm en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Luchtkwaliteit en het plangebied “Boulevard 1945 - 500

Het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat het op deze locatie gevestigde tankstation de tankshop kan uitbreiden en een geluidsreducerende voorziening kan plaatsen.

De beoogde uitbreiding van de tankshop heeft geen invloed op het aantal auto's dat het tankstation aandoet. De uitbreiding wordt gerealiseerd om intern alles op te lossen: interne plaatsing containers; koffiecorner en plaatsing artikelen die buiten stonden. Er komen geen extra functies en uitbreiding van producten is minimaal. Daarom zal de luchtkwaliteit door dit plan niet verslechteren.

Conclusie luchtkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Binnen het plangebied van het bestemmingsplanBoulevard 1945 - 500 ” of in de directe nabijheid daarvan is geen bedrijf of inrichting aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Boulevard 1945 - 500" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” is hemelsbreed op ongeveer 5 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering

In het kader van het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Aan de hand van veld- en dossieronderzoek is met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied en in een straal van 200 meter rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige bebouwing aangegeven.

Aan de hand van nader dossieronderzoek is beoordeeld in hoeverre de (bedrijfs)activiteiten in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de milieugevoelige functies en bestemmingen in de omgeving en of terugschaling mogelijk is.

Binnen 200 meter van het plangebied liggen met name woningen en zorgcomplexen, daarnaast zijn er ook winkels in de directe omgeving. De bovengenoemde bedrijven/functies zijn hieronder weergegeven met de richtafstand uit de publicatie "Bedrijven- en Milieuzonering".

  • Zorgcomplex: 30 meter
  • Detailhandel: 10 meter

De dichtstbijzijnde woning ligt op 15 meter. Het Tankstation kent een richtafstand van 30 meter.

Onderzoeksresultaten

In het plangebied van het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” is een tankstation zonder lpg aanwezig. Deze veroorzaakt geluidhinder die knelpunten opleveren voor de omgeving buiten het plangebied.

Het huidige tankstation heeft een richtafstand van 30 meter. Omdat er niet meer pompen bijkomen en deze ook niet verplaatst worden, veranderd er niets aan de milieuzonering en milieuhinder.

De ervaren geluidsoverlast wordt door het plaatsen van een geluidsscherm verminderd. Tijdens de planvorming is het verminderen van de overlast continu een speerpunt geweest. De panelen hebben een isolatiewaarde van 30 dB en daarnaast een absorberend vermogen van 7 dB. Schermen bestaande uit deze Kokosystem panelen worden dan ook veelvuldig toegepast als geluidsscherm langs wegen en spoorlijnen. Door toepassing van het scherm rondom het tankstation zal de geluidsoverlast aanzienlijk worden teruggedrongen.

Ook op het gebied van geur zal de overlast minder worden, omdat er een obstakel (geluidsscherm) wordt gerealiseerd.

Conclusie bedrijven- en milieu-inventarisatie en milieuzonering

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuzonering en milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Door het te realiseren geluidsscherm worden de belangrijkste richtafstanden van een tankstation zonder lpg, geluid en geur duidelijk verminderd.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Hemelwater dient zoveel mogelijk te worden verwerkt op eigen terrein. Indien dat redelijkerwijs niet of onvoldoende mogelijk is moet het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving.

Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in gebieden zonder gemengd rioleringsstelsel het afvalwater gescheiden van het hemelwater wordt aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen.

Grondwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen voor de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

Ontwatering/ afwatering

Om te voorkomen dat wegen, bebouwing en tuinen problemen krijgen met grondwater worden de onderstaande ontwateringsnormen gehanteerd. De ontwateringsdiepte is het verschil tussen het peil van de weg/ de bebouwing/ de tuin en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken;
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden;
  • Groen: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig;

Om te voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt op de percelen gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen;
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Boulevard 1945 - 500

Het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat de tankshop in het plangebied kan uitbreiden en dat er een geluidsscherm geplaatst kan worden.

Toename verhard oppervlak

Het verharde oppervlak neemt toe met 30 m². Deze toename zorgt voor een geringe toename van het afvalwater. In het plangebied is geen plaats om hiervoor voorzieningen op te nemen.

Hemelwaterafvoer

Het hemelwater wordt gescheiden aangeboden voor een toekomstig gescheiden rioolstelsel.

Afvalwaterafvoer

Het afvalwater wordt opgevangen door een vloeistofdichte vloer, waarna het door middel van afscheiders op het gemengd riool aangeboden kan worden. Het andere afvalwater komt rechtstreeks in het gemengd riool.

Grondwaterstand

Voor zover bekend zijn er geen problemen met grondwaterstanden. Het plan zal de grondwaterstand niet negatief beïnvloeden.

Ontwatering/ afwatering

Het tankstation komt minimaal 0,20 meter hoger te liggen dan de aanliggende weg om bij een water-op-straat situatie de kans op waterschade te beperken.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan.

Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Voor de meeste Natura 2000 gebieden is Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag. Alleen voor een aantal expliciet in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 genoemde gebieden is de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie het bevoegd gezag.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied “Boulevard 1945 - 500

Het plangebied van het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de directe omgeving daarvan. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Aamsveen” en “Dinkelland” zijn op respectievelijk ca. 5,5 kilometer ten zuidoosten en 9,5 kilometer ten noordoosten van het plangebied gelegen.

Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of en zo ja er daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel.

De afstand tussen het plangebied en de Natura 2000 gebieden is dusdanig groot dat een tankstation zonder lpg er geen invloed op heeft.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Op grond van de Flora- en faunawet zijn alle dieren en planten van onvervangbare waarde en dus dienen mensen daarmee zorgvuldig om te gaan. Daarom is in de wet ook een algemene zorgplicht (artikel 2) opgenomen, die inhoudt dat een ieder 'voldoende zorg' in acht dient te nemen voor álle in het wild voorkomende dieren en planten (dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dient in de regel ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Flora- en faunawet en het plangebied “Boulevard 1945 - 500

Het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ” maakt een uitbreiding van de tankshop en het plaatsen van een geluidsscherm mogelijk. De huidige tankshop is in gebruik en bied geen mogelijkheden voor het nestelen van vogels en ander gedierte. Het toekomstige groene geluidsscherm biedt extra mogelijkheden voor vogels om te nestelen.

In verband hiermee behoeft er in het kader van dit ruimtelijk plan geen nader onderzoek of ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet plaats te vinden.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden door vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

De EHS en het plangebied “Boulevard 1945 - 500

De dichtstbijzijnde EHS ligt op 2 kilometer van het plangebied. Het plangebied heeft geen invloed op de EHS.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de EHS geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Boulevard 1945 - 500 ”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de StandaardVergelijkbareBestemmingsplannen 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

De gronden begrepen in het bestemmingsplanBoulevard 1945 - 500 ” zijn bestemd voor Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”.

Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg

De gronden met de bestemming “Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg” zijn bestemd voor een tankstation met bijbehorende faciliteiten. Op de voor “Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals een tankshop, overkapping, straatmeubilair en nutsvoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding geluidsscherm is een geluidsscherm mogelijk. De bebouwing moet plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak en mag niet hoger zijn dan 4 meter. Voor de luifel is een specifieke bouwaanduiding - luifel opgenomen met een maximale hoogte van 5 meter.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving.

Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen. In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan. De functies komen overeen met het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Binnen het plangebied zijn verschillende deelontwikkelingen beoogd, met als hoofddoel de ontwikkeling van een geluidsscherm en de uitbreiding van de tankshop.

De gronden in het plangebied worden gepacht van de gemeente Enschede. De eigenaar van het tankstation heeft middelen gereserveerd om de uitbreiding en het bouwen van een geluidsscherm mogelijk te maken.

Exploitatieovereenkomst

De gemeente Enschede heeft met ontwikkelaar een overeenkomst gesloten. Ontwikkelaar heeft aangegeven bereid te zijn om de bij dit plan behorende kosten te voldoen. Eventuele planschade kan middels de overeenkomst op de ontwikkelaar worden verhaald.

Gelet op bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende is verzekerd en dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.