direct naar inhoud van Artikel 7 Groen
Plan: Klein Boekelerveldweg 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00053-0003

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. groenstroken, plantsoenen, houtwallen en boomsingels;
    • 2. de ontwikkeling, bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden;
    • 3. waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen en afvoeren van hemelwater;
    • 4. voorzieningen ter bescherming van de flora en fauna;
    • 5. de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen.
  • b. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn ondergeschikt aan de onder a genoemde doeleinden tevens bestemd voor:
    • 1. (agrarisch) natuurbeheer;
    • 2. wandel- en fietspaden;
    • 3. speelvoorzieningen en picknickplaatsen;
    • 4. straatmeubilair;
    • 5. nutsvoorzieningen;
    • 6. ondergrondse infrastructurele voorzieningen, met uitzondering van hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen;
    • 7. de bij deze doeleinden behorende bouwwerken en voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor “Groen” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 7.1.

7.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.

7.2.3 Overige bouwwerken en straatmeubilair

Voor het bouwen van overige bouwwerken en straatmeubilair gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten, vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 10 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken en overig straatmeubilair mag maximaal 5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1.20 meter bedragen.
7.2.4 Speelvoorzieningen

Voor het bouwen van speelvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 4 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte van speelvoorzieningen mag per bouwwerk maximaal 20 m² bedragen.
7.2.5 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van nutsvoorzieningen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte van nutsvoorzieningen mag per bouwwerk maximaal 25 m² bedragen.
7.2.6 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 7.2.1, .7.2.3, 7.2.4 en/of 7.2.5 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend de opslag van zand, stenen of andere goederen op onbebouwde gronden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het rooien en verwijderen/afgraven van bosbodem en houtwallen, c.q. het rooien van singels;
    • 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
    • 5. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
    • 6. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
    • 7. het leggen van drainagebuizen.
  • b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.