direct naar inhoud van 5.1 Het Kristalbad
Plan: Drienerbraken - Kristalbad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00049-0003

5.1 Het Kristalbad

Functie 1: Waterberging
Er wordt gedacht aan de aanleg van grootschalige retentiegebieden die met elkaar verbonden zijn maar die verschillende kenmerken hebben. Hiervoor wordt onderzoek gedaan naar nieuwe mogelijkheden met toepassing van stenige passagestrips ten behoeve van de zuivering van water en de aanleg van bassins met verschillende waterdiepten.

Functie 2: Ecologische verbindingszone
Ecologie en waterberging zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij de ecologische uitwerking dient er gekeken te worden naar de waterdieptes, morfologie van de oevers, expositie van de taluds enz... De relatie met de omgeving (Eekhof, zuidkant van het kanaal en de noordzijde van de Hengelosestraat) dienen bij de Landinrichtingscommissie onder de aandacht gebracht te worden. In het kader van het meerjarenplan ontsnippering is er overleg met ProRail en Rijkswaterstaat over aanpassingen aan het spoor en het kanaal.

Functie 3: Landschappelijke versterking
De beleving vanuit de trein en vanaf de Hengelosestraat maakt hier ook onderdeel van uit. Het gebied heeft dus ook sterke interactie met de omgeving.

Functie 4: Extensief recreatief medegebruik
educatieve en informatiemogelijkheden toevoegen, bijvoorbeeld een (vogel-) uitkijkpunt/heuvel, waarbij de zonering m.b.t. recreatie een aandachtspunt is.

5.1.1 Ecologische verbindingszone

Het Kristalbad is een gebied van ongeveer 50 hectare tussen Enschede en Hengelo en maakt deel uit van het herinrichtingsgebied Enschede-Noord. Vanuit de herinrichting (landinrichting) is waterberging de belangrijkste doelstelling voor het Kristalbad. Achterliggende noodzaak is het veerkrachtiger en klimaatproof maken van het watersysteem. Concreet betekent dit dat in het Kristalbad te grote waterafvoer van Enschede wordt opgevangen voordat het de Hengelose beken instroomt. Daarnaast is het ecologisch verbinden en natuurversterking een doelstelling voor het gebied. De inrichting als ecologische verbindingszone komt voort uit het beleid de Twentse stedenband (de lijn Almelo-Borne-Hengelo-Enschede-Glanerbrug) doorsteekbaar te houden voor flora en fauna. De ecologische verbindingszone maakt onderdeel uit van de provinciale ecologische hoofdstructuur en vormt zodoende één van de primaire opgaven van de herindichting Enschede-Noord. In haar beleid voor natuur en landschap (Landschapsbeleidsplan 1991), in haar Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en in haar Ontwikkelingsvisie Buitengebied heeft de gemeente Enschede reeds neergelegd dat het middengebied als ecologische schakel moet blijven functioneren. Het ontwikkelen van de ecologische hoofdstructuur is hét middel om verdere versnippering en achteruitgang van leefgebieden voor planten en dieren en daarmee achteruitgang van natuur en biodiversiteit, te voorkomen. Diverse dier- en plantensoorten zullen betere en verbonden leefgebieden moeten krijgen, specifieke doelsoorten zijn: marterachtigen, ree, vleermuizen, muizen, levendbarende hagedis, heikikker en grote weerschijnvlinder. In het kielzog van deze soorten zullen, gezien de natte en droge inrichting van het gebied, vele andere soorten ook profiteren. Natuurinrichting vindt plaats in samenhang met inrichting voor waterberging en recreatie. Door slimme zonering wordt het gebied betekenisvol voor natuur, water(berging, zuivering en beleving) en recreatie.

Het doel van de ecologische verbindingszone is niet het beschermen van elk individu van elke soort of het garanderen van een veilige overtocht voor alle individuen maar is eerder soortgericht. Ten eerste dient de zone populaties van soorten te kunnen verbinden. Ten tweede dient de zone populaties verbreidingsmogelijkheden te bieden, zodat ze zich door de verbindingszone heen aan de andere kant van het gebied - blijvend - kunnen vestigen. Ten derde dient de zone de verschillende natuurtypen te verbinden. Sommige soorten, met een klein leefgebied, zullen zich zelf in de ecologische verbindingszone kunnen vestigen en daar een overgangspopulatie formeren. Een nadeel van deze aanpak is dat sommige soorten de boot zullen missen, dat is bij een verbindingszone met zoveel obstakels onvermijdelijk. Moeilijk dispergerende dieren, met een kleine home-range, die geen blijvende biotoop kunnen vinden in de ecologische verbindingszone zullen geen gebruik kunnen maken van de zone. Daarom is het zaak om in de ecologische verbindingszone een zo breed mogelijk scala aan biotopen aan te bieden.

Doelsoorten ecologische verbindingszone

Op basis van de aanwezige natuurtypen is een aantal doelsoorten benoemd die van deze typen afhankelijk zijn:

heikikker

De heikikker komt ten noordoosten en het zuidwesten van de aan te leggen ecologische verbindingszone voor. In West-Europa zijn uiterwaarden de belangrijkste habitat, daarnaast komt hij ook voor in poelen in kleinschalig cultuurlandschap. In zijn gehele areaal heeft de kikker een voorkeur voor zwak zure wateren (pH=5.0-6.0). Vaak komt hij samen met de bruine kikker voor. In Nederland bewoont de heikikker tal van biotopen: vochtige heide, veengebieden, bossen, blauwgraslanden, beek- en rivierdalen en vochtige duinen. Het is een soort die voorkomt in vochtige biotopen. Het voorkomen van de heikikker lijkt gebonden aan plaatsen waar veenvorming optreedt en aan relatief voedselarme omstandigheden. In de omgeving van het plangebied komen heikikkers voor in het Zwarte ven en in Het Leutink.

levendbarende hagedis

De levendbarende hagedis leeft bij voorkeur op enigszins vochtige heide of heide met vennen en in structuurrijke weg- en spoorbermen en ruigten. Op de hogere delen van Nederland komt de soort nog redelijk algemeen voor. De levendbarende hagedis leeft in een vergelijkbaar biotoop als de heikikker, alleen is de soort minder kritisch. In de omgeving van het plangebied komt de levendbarende hagedis daarom op meer plekken voor dan de heikikker, waardoor een beter beeld kan worden gegeven van het type biotoop.

grote weerschijnvlinder

Het gebied rond Enschede en Hengelo is één van de weinige biotopen van de grote weerschijnvlinder in Nederland en de soort bevindt zich boven en onder de band Enschede - Hengelo. Het is een soort die voorkomt in het bos en daarin natte ruigten langs paden of bosranden opzoekt. Het is geen bloembezoeker en leeft voornamelijk in de boomtoppen. Belangrijk is daarom infrastructuur van bomenrijen, beekbegeleidende bossen, houtwallen en vlakdekkend bos. In de omgeving van het plangebied leeft de soort in de bosrijke delen bij het Lonnekermeer, bij De Tol en de Horstlanden en bij het Zwarte ven en Boekelerbeek.

kleine ijsvogelvlinder

Het gebied rond Enschede Hengelo is één van de weinige biotopen van de kleine ijsvogelvlinder in Nederland, samen met stukken in Noord-Brabant en Gelderland, en de soort bevindt zich boven en onder de band Enschede - Hengelo. Ook deze soort zoekt de bosmantel van gemengd bos en loofbossen op, waaronder voornamelijk nat bos zoals elzenbroekbos. Verder komt de soort voor in een kleinschalig landschap met ruigten, struwelen en graslanden. In de omgeving van het plangebied is de soort aangetroffen bij het Lonnekermeer en bij het Zwarte ven en Boekelerbeek. De grote weerschijnvlinder en kleine ijsvogelvlinder zijn beide vrij grote vlinders die door hun glijvlucht relatief grote afstanden in hun habitat kunnen overbruggen.

Overige soorten

Marterachtigen, kleine zoogdieren en het ree; hermelijn, bunzing, wezel, steenmarter en kleine zoogdieren zoals muizen en vleermuizen, komen in het hele gebied van Twekkelo en Driene voor. Het gaat bij de aanwezige soorten vleermuizen om laatvlieger, dwergvleermuis, rosse vleermuis en grootoorvleermuis. Deze soortgroep heeft een grote verscheidenheid aan voorkeurshabitat, maar allen zijn gebaat bij bomenrijen en lintbeplanting om zich langs kunnen te verplaatsen. Voor boommarter en das zijn de gebieden geschikt habitat, maar ze zijn er niet geïnventariseerd. De das heeft naast bosrijk gebied ook grasland nodig om in te foerageren. Ook muizen kunnen in deze beide typen voorkomen. Boommarters vinden hun habitat in bossen, met een voorkeur voor gemengde bossen, maar zijn snel verstoord door recreatie. Marterachtigen hebben de voorkeur voor een halfopen terrein met bosjes, en houtwallen en singels om te schuilen en zich te verplaatsen. In de poelen in Twekkelo leeft de kamsalamander, onduidelijk is of deze soort ook in Driene aanwezig is.

Voorgestelde inrichtingsmaatregelen

De inrichtingsmaatregelen bestaan in dit project voornamelijk uit het aanleggen van kunstwerken om waterlopen, wegen en het spoor passeerbaar te maken voor allerlei diersoorten. Andere inrichtingsmaatregelen bestaan uit het geschikt maken van het tussenliggende terrein voor soorten die van de ecologische verbindingszone gebruik moeten maken. De ecologische verbindingszone bestaat uit twee delen, een droog deel aan de oostkant en een nat deel aan de westkant van het gebied. Het droge deel van de ecologische verbindingszone is het deel waar nu de landgoederen De Tol en De Eekhof in liggen. Dit zijn nu al waardevolle schrale gebieden met heide, schraalgrasland, stukken bos en vennen en poelen. Deze inrichting is zeer geschikt voor doelsoorten als de heikikker, levendbarende hagedis, grote weerschijnvlinder, marterachtigen en kleine zoogdieren. In dit gebied ligt echter als obstakel voor deze soorten de kwekerij, waardoor de doelsoorten van droge natuurdoeltypen moeilijk de ecologische verbinding kunnen bereiken en daarom ook moeilijk kunnen dispergeren. Het natte deel is het terrein waar de waterretentie plaats moet vinden en ligt in het gebied dat gewaardeerd wordt voor zijn halfopen landschap. Het natte deel wordt ingericht als moeras met alleen laagopgaande bomen en struiken. Deze inrichting sluit aan bij de inrichting voor de doelsoorten: kleine ijsvogelvlinder, heikikker, marterachtigen en kleine zoogdieren. Het tussenliggende terrein moet geschikt worden gemaakt voor soorten om zich door te kunnen verplaatsen, maar ook om er tijdelijk te verblijven. De meeste soorten die van de ecologische verbindingszone gebruik zullen maken, verblijven minimaal enkele dagen in de zone. Daarom dient de zone voorzien te zijn van geschikt habitat voor die soorten. De ene soort heeft aan een kleine niche voldoende. Andere soorten hebben een groter gebied nodig om alle benodigde omgevingsfactoren, waaronder in dit drukke gebied voornamelijk rust, te kunnen vinden.

In eerste instantie is een ecologische verbindingszone het meest gebaat bij zo min mogelijk andere functies in het gebied. In het geval van de ecologische verbindingszone tussen Enschede en Hengelo is de druk op het terrein echter zeer groot. Om dan toch meervoudig van het terrein gebruik te kunnen maken is het zinvol om te bezien met welke functies dat het beste kan. Dieren in een ecologische verbindingszone zijn het meest gebaat bij een juiste inrichting en rust. Verstoring is in een ecologische verbindingszone een grote veroorzaker van vermindering van gebruik van een verbinding, zeker voor grotere zoogdieren. Aangezien de meeste (grote zoog-)dieren in de nacht of in de ochtend- en avondschemering actief zijn, zullen activiteiten die zich beperken tot de dag de minste verstoring veroorzaken. In dit kader bezien is een functiecombinatie met extensieve recreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, goed mogelijk. Zolang grote delen van het gebied hun functie als biotoop voor de soorten die gebruik moeten maken van de verbindingszone behouden, zal recreatie als medegebruiksfunctie, mits gesitueerd langs de randen van het gebied, weinig schade berokkenen. Door wonen of bedrijvigheid in de verbindingszone zullen mensen zich vaker in de voor de dieren actieve uren in de verbindingszone ophouden. Dit resulteert in een grotere verstoring en is daarom niet gewenst. Een medegebruiksfunctie waarbij de minste verstoring zou ontstaan is een medegebruik van niet-menselijke activiteiten. Waterretentie is een functie die niet alleen geen menselijke aanwezigheid veroorzaakt, maar ook menselijke aanwezigheid uitsluit. De gebieden waar waterretentie is gepland zullen als een verstoringsvrij gebied gaan fungeren in het voor de rest vrij drukke middengebied .

5.1.2 Waterberging

In het Kristalbadgebied zal zo'n 187.000 m3 aan water geborgen worden. Dit betekent dat tijdens piekafvoeren een groot gedeelte van het gebied onder water komt te staan. Om de waterkwaliteit te verbeteren is gebruik gemaakt van een inrichtingsprincipe dat is ontwikkeld door professor Weisner van het Zweedse Wetland Research Centre (Universiteit van Halmstad). In het gebied worden drie parallelle zones onderscheiden, één ten noorden van het spoor - gelegen in het onderhavige bestemmingsplan "Drienerbraken - Kristalbad" en twee tussen het spoor en het kanaal - gelegen in het bestemmingsplan "Kanaalzone". Per zone worden verschillende elementen achter elkaar geschakeld om een optimale waterkwaliteitsverbetering te bewerkstelligen, daarbij gaat het om de volgende elementen:

verdeelwaterloop

Met de verdeelwaterloop wordt er voor gezorgd dat het water de drie parallelle zones eenvoudig kan bereiken. Enige sedimentatie van slib in deze waterloop is mogelijk, maar zal vanwege een lage concentratie aan slib in het aangevoerde water beperkt blijven. Vanuit deze brede waterloop zal het water in normale situaties via inlaatconstructies het eerste deel van het vloeiveld vullen.

vloeiveld

Het water wordt per zone gedurende een aantal uren aangevoerd, waarna de volgende zone wordt gevuld. Daarna wordt de derde zone gevuld. Bij het vullen van de volgende zone wordt de voorliggende zone weer geledigd, waardoor deze weer zuurstof kan opnemen. De vegetatie in het water stroomt via duikers uit het vloeiveld naar een moerasstrook.

moerasstrook

In de moerasstrook wordt het water via een dieper, open, gedeelte verdeeld over een deel met rietvegetatie. De moerasstrook sluit aan op een hoge, droge, ecologische verbinding die van noordoost naar zuidwest loopt, dus haaks op de parallelle waterzones. De ecologische verbinding heeft geen functie voor de waterberging, omdat deze zelfs bij de hoogste waterstanden droog blijft. Het water passeert de ecologische verbinding via duikers en kleine lage delen boven de duikers. Aan de benedenstroomse kant van de duikers loopt het water over een stenige strip.

stenige strip

De stenige strip dient ter beluchting en verdeling van het water. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het hoogteverschil op dit punt. De strip krijgt een ruw oppervlak dat zo groot mogelijk wordt om een dunne laag water te verkrijgen. Licht en lucht kan daardoor het water optimaal bereiken om de zelfreinigende werking te verbeteren. Vanaf de stenige strip loopt het water in een moerasvijver.

moerasvijver

De moerasvijver bestaat uit een aaneenschakeling van diepere open en ondiepere met riet begroeide delen. In de moerasvijver is een laag eiland aanwezig, dat dient om de stroming te reguleren. Na passage van de moerasvijver komt het water via een tweede stenige strip in een verzamelwaterloop. Deze verzamelwaterloop staat in verbinding met de Elsbeek, die richting Hengelo stroomt. In de Elsbeek wordt een kunstwerk gebouwd dat de bergende werking van het gehele gebied regelt.

5.1.3 Landschap

Het landschap kent een aantal waardevolle elementen die in het ontwerp zijn opgenomen. Zo blijven de Broeierdweg en de daar aan gesitueerde agrarische woning in het plan gehandhaafd. Verder wordt ingezet op het herstellen van een doorgaande (recreatieve) verbinding over deze weg, zodat het landschap ook vanaf deze route kan worden beleefd. In het gebied is een oude markegrens herkenbaar als bepante kavelgrens, deze lijn wordt in het plan benadrukt doordat het de scheiding tussen de bezinkvijvers gaat vormen. Daarmee krijgt de oude markegrens weer een nieuwe functie. Het zelfde geldt voor de oude loop van de Elsbeek, deze lijn wordt benut als scheidslijn tussen de twee parallelle zones tussen spoor en kanaal.

5.1.4 Recreatie

Het Kristalbadgebied leent zich met name voor extensieve, op natuur en landschapsbeleving gerichte vormen van recreatie. In het plan is een informatie-/uitzichtpunt opgenomen, waar tekst en uitleg over het gebied kan worden gegeven. Vormen van recreatief gebruik die een verstorende werking op het functioneren als ecologische verbindingszone hebben dienen te worden vermeden. Zo is van honden en brommers bijvoorbeeld bekend dat ze een verstorende werking hebben op met name vogels en reeën. Door de in het gebied aanwezige en aan te leggen paden te voorzien van een klaphek in combinatie met een wildrooster kan een dergelijk gebruik worden gereguleerd. Als gevolg van de realisatie van de nieuwe ijshal in de Kanaalzone is het zuidelijk deel van de Broeierdweg als weg komen te vervallen. Hiervoor in de plaats zal een nieuwe recreatieve route worden gemaakt vanaf de fietsbrug richting het spoor. In aansluiting hierop wordt gedacht aan de aanleg van een fietstunnel die aanhaakt bij het noordelijk deel van de Broeierdweg, hiermee kan invulling worden gegeven aan een doorgaande route door de stadsrandzone van Enschede naar Hengelo. Een eventuele fietstunnel zal worden gecombineerd met een faunapassage.

5.1.5 Verkeer

De huidige verkeerssituatie gaat niet veranderen. De Hengelosestraat wordt momenteel opnieuw ingericht, maar verkeerstromen worden niet verlegd.