direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: De Groote Plooy 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00047-0003

4.1 Milieu

De ruimtelijke ordening moet nadrukkelijk rekening houden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. Een goede ruimtelijke ordening vereist dat aandacht wordt besteed aan de diverse relevante milieuaspecten die bij ruimtelijke afwegingen een belangrijke rol spelen. De afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu is voor een deel verankerd in beleid, wet- en regelgeving. In de praktijk is het bestemmingsplan een belangrijk instrument voor een integrale afstemming tussen milieuaspecten en de ruimtelijke ordening en het doorvertalen van ruimtelijk relevante onderdelen van het milieubeleid.

Binnen het plangebied spelen diverse milieuaspecten een rol, onder andere vanwege de ligging aan belangrijke verkeerswegen van het plangebied en de bedrijvigheid in en rondom het plangebied.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om de resultaten van het onderzoek naar de milieuaspecten te beschrijven in de plantoelichting. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving alsmede met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met de verschillende milieu-aspecten. Aan de orde komen bodemkwaliteit, geluidhinder, milieuhinder van bedrijvigheid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, duurzaamheid en eventuele beperkingen als gevolg van leidingen.

4.1.1 Bodemkwaliteit

Algemeen


Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico’s, maar de nadruk komt te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem wordt hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem wordt onder voorwaarden mogelijk mits er geen risico’s zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Bestemmingsplan 


Het bestemmingsplan “Groote Plooy 2013" heeft een conserverend karakter. Dit houdt in dat in dit plan de bestaande situatie wordt vastgelegd. Omdat de huidige bodemgesteldheid de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloedt, is het niet noodzakelijk om na te gaan of er bodemonderzoekgegevens bekend zijn.

Conclusie 
De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt niet belemmerd door de milieuhygiënische bodemgesteldheid.

4.1.2 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en regeling gelden er voorkeursgrenswaarden, streefwaarden of maximale grenswaarden voor geluidsgevoelige bestemmingen. Het bestemmingsplan De Groote Plooy betreft een conserverend plan. Binnen het plangebied worden ten opzichte van het (nog) geldende bestemmingsplan geen nieuwe bronnen en nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

Op De Groote Plooy mogen zich geluidzoneringsplichtige inrichtingen vestigen. Op grond van de Wet geluidhinder moet rond een terrein, waarop zich geluidzoneringsplichtige inrichtingen mogen vestigen, een zone worden vastgesteld waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het terrein niet meer dan 50 dB(A) mag bedragen. De zone rond De Groote Plooy is door Burgemeester en Wethouders vastgesteld op 28 juni 2010 en ligt, met uitzondering van de groenstrook aan de zuidzijde, buiten het plangebied. Het industrieterrein De Groote Plooy en de zone zijn opgenomen in afbeelding 10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00047-0003_0010.gif"

Afbeelding 10: industrieterrein De Groote Plooy met ligging geluidszone (50 dB(A)-contour).


In het plan blijft de omvang van het terrein waarop zich geluidzoneringsplichtige inrichtingen mogen vestigen gelijk ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Op het industrieterrein De Groote Plooy is één inrichting, te weten Grolsch, gevestigd. De geluidszone biedt Grolsch voldoende geluidsruimte om haar activiteiten overeenkomstig de vigerende omgevingsvergunning uit te kunnen voeren. Bij eventuele toekomstige veranderingen van Grolsch zal bij de beslissing op de aanvraag van een omgevingsvergunning de geluidszone in acht moeten worden genomen.

Conclusie

Binnen het plangebied worden ten opzichte van het (nog) geldende bestemmingsplan geen nieuwe geluidsbronnen en nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Eveneens wordt de omvang van het op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein De Groote Plooy niet gewijzigd. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Veel potentiële conflictsituaties waarbij milieuaspecten in het geding zijn, kunnen worden voorkomen door toepassing van zonering. Zonering is in zijn algemeenheid een ruimtelijk middel voor het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak conflicterende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd.

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter vergroting van de leefkwaliteit. Bij integrale milieuzonering wordt bovendien rekening gehouden met cumulatieve effecten. Voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming is de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” (2009) in de praktijk een belangrijk hulpmiddel. Deze publicatie geeft voor vele bedrijfstypen, opslagen en installaties aan welke milieuaspecten een rol kunnen spelen en biedt een handreiking ten aanzien van welke gemiddelde afstanden tot woonbebouwing vanuit een goede ruimtelijke ordening 'passend' zijn. De genoemde richtafstanden zijn slechts indicatief, waardoor maatwerk op lokaal niveau noodzakelijk is.

In verband met de voorbereiding van het bestemmingsplan "De Groote Plooy 2013" heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en geprojecteerde bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in en rondom het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende contouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Aan de hand van dossieronderzoek is, met behulp van de gemeentelijke bedrijvenlijst, en de publicatie "Bedrijven en milieuzonering", van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen en rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de wenselijke afstanden tot woningen aangegeven.

Aan de hand van nader onderzoek is bezien in hoeverre de indicatieve hindercontouren, die gebaseerd zijn op de potentiële milieubelasting van de bedrijven en voorzieningen, in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de bestemmingen. Voor de bierbrouwerij van Grolsch gelden de volgende indicatieve contouren op basis van de VNG Publicatie Bedrijven en milieuzonering:

Geur: 300 m

Stof: 30 m

Geluid: 100 m

Gevaar: 50 m

Binnen de normafstanden voor de aspecten stof en gevaar is geen gevoelige bebouwing zoals woningen gelegen. De aspecten stof en gevaar leveren dus geen knelpunten op voor de omgeving en zijn daarom verder buiten beschouwing gelaten.

Geur

In het kader van de aanvraag voor een nieuwe milieuvergunning, is in opdracht van Grolsch, door Witteveen+Bos geuronderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het onderzoeksrapport "Geuronderzoek uitbreiding productie naar 6 Mhl" d.d. 8 juni 2007. Uit het geuronderzoek blijkt dat er twee bedrijfsonderdelen zijn waarbij geur relevant is:

- de brouwerij;

- de waterzuivering.

Omdat inmiddels bij de waterzuivering maatregelen zijn getroffen, is die bron volgens het rapport geen relevante geurbron meer. De geursituatie rond de brouwerij ten gevolge van het brouwproces is weergegeven door middel van de contour van 1,35 OUe/m3 als 98 percentiel. Deze norm is afgeleid uit het voorschrift dat de uurgemiddelde concentratie van 2,7 ge/m3 bij woningen van derden niet vaker dan 2 procent van het jaar mag worden overschreden. De geursituatie is in beeld gebracht voor de huidige vergunde productie van 2,9 miljoen hectoliter en voor de gewenste uitbreiding naar een capaciteit van 6 Mhl miljoen hectoliter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00047-0003_0011.png"

Afbeelding 11: weergave geuremissiesituatie bij een productie van 2,9 Mhl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00047-0003_0012.png"

Afbeelding 12: weergave geuremissiesituatie bij een productie van 6 Mhl.

Uit de rapportage blijkt dat de geurbron is gelegen aan de oostzijde van de inrichting. Verder blijkt dat binnen de geurcontour van de huidige milieuvergunning geen geurgevoelige bebouwing (zoals woningen) is gelegen. Ook bij een productiecapaciteit van 6Mhl is geen sprake van geurgevoelige bebouwing die is gelegen binnen de geurcontour.

Gelet op het vorenstaande levert het aspect geur geen knelpunt op voor de omgeving.

Geluid

Rondom het bedrijventerrein waarop de Grolsch brouwerij is gevestigd is op grond van de Wet geluidhinder een geluidzone industrielawaai vastgelegd. Buiten de geluidzone mag de geluidbelasting als gevolg van de activiteiten van de Grolsch niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Bij vergunningverlening dient deze geluidszone in acht te worden genomen.

Gelet op het vorenstaande levert het aspect geluid geen knelpunt op voor de omgeving.

Bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied

Aangezien zich binnen het plangebied geen gevoelige functies zoals woningen bevinden kan onderzoek naar de invloed van omliggende bedrijven op het plangebied achterwege worden gelaten.

Bedrijven binnen het plangebied

De algemene conclusie luidt dat de bedrijven en voorzieningen in het plangebied geen milieuhinder veroorzaken die van invloed is op de wijze van bestemmen van functies op aangrenzende gronden binnen het plangebied of knelpunten opleveren voor de omgeving buiten het plangebied.

Invloed van omliggende bedrijven

Uit het onderzoek is gebleken dat de geïnventariseerde inrichtingen (bedrijven en voorzieningen) buiten het plangebied vanuit milieuhinder geen knelpunt opleveren in relatie tot de bestemmingen binnen het plangebied.

Conclusie

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.4 Externe veiligheid

Algemeen

In de huidige maatschappij worden activiteiten ontplooid die risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee brengen. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico's bij productie, opslag, transport (waaronder luchthavens) en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van een dergelijke activiteit kan een beperking vormen voor de omgeving, er bestaan veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. Afstemming tussen het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid is zodoende nodig.

Wettelijk kader

De regelgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare objecten (woningen, scholen, e.d.) en beperkt kwetsbare objecten (winkels, horeca, e.d.). Externe veiligheid maakt onderscheid tussen plaatsgebonden- en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans (per jaar) dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het groepsrisico kent geen contour, maar bij het groepsrisico is het bepalend hoeveel mensen zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophouden.

  • De wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid is vastgelegd in:
  • het Besluit en de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI en REVI);
  • het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO);
  • het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BevB);
  • de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRNVGS) (Basisnet en Btev) voor spoor-, vaar- en verkeerswegen;
  • de Wet luchtvaart, het Besluit- en de Regeling burgerluchthavens (Bbl en Rbl) en de Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML).

De risicokaart (www.risicokaart.nl) geeft bedrijven en activiteiten die onder dit wettelijke kader vallen grafisch weer (Ieder bevoegd gezag / elke vergunninghouder van een activiteit die daaronder valt is verplicht deze gegevens actueel te houden).

Externe veiligheid en het plangebied

Uit de risicokaarten blijkt dat voor het plangebied de volgende aspecten van belang zijn:

  • BEVI/REVI;
  • cRNVGS/Basisnet voor verkeerswegen;
  • buisleidingen.

BEVI

Binnen het plangebied is BEVI-inrichting Grolsch gelegen. Dit bedrijf is een categoriaal bedrijf met een type 1 ammoniakkoelinstallatie van 3600 kg ammoniak, met een bedrijfstemperatuur tot -33 graden Celsius. Overeenkomstig de tabellen 6 uit bijlage 1 en tabel 3 uit bijlage 2 van het REVI kent het bedrijf respectievelijk geen PR-contour en blijft de effectafstand binnen het terrein van de inrichting.

Conclusie: met betrekking tot externe veiligheid is er geen belemmering.

Ten noorden van de planlocatie bevindt zich BEVI-inrichting Norit Process Technology Holding BV. Conclusie: Deze inrichting heeft geen veiligheidscontouren buiten de inrichting en vormt dus geen belemmering.

cVNVGS verkeerswegen

Nabij het plangebied ligt de A35. Deze weg is aangewezen als route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer over het traject is beperkt;de PR-contour (plaatsgebonden risico) is op de weg zelf gelegen. Het plasbrand aandachtsgebied (een zone waar een plas kan ontstaan met brandbare vloeistoffen gemeten vanaf de rand van de rijstrook (excl. vluchtstrook) waarbinnen een verantwoording noodzakelijk is) van de weg is 30 meter. Hierbinnen bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten. Uit de inventarisatie in het kader van het Basisnet Weg zijn er langs de A35 geen ruimtelijke beperkingen ten aanzien van het groepsrisico. Daarnaast is er geen wijziging in het aantal aanwezigen omdat het een actualisatieplan betreft. Een nadere GR-verantwoording is om die reden niet nodig.

Conclusie: Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg levert thans en in de toekomst geen veiligheidsknelpunten op voor de voorgenomen activiteiten.

Buisleidingen

Binnen het plangebied ligt een 4-inch hogedruk aardgasleiding die onder het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" valt. De leiding kent geen 10-6 contour voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Binnen het invloedsgebied van de leiding vinden geen wijzigingen plaats m.b.t. het aantal aanwezigen.

Conclusie: De ligging van deze buisleiding vormt geen belemmering voor onderhavig plan. Berekening in Carola voor de hele Gemeente Enschede (rapport Carolaberekeningen Enschede Noord-Oost van 31 mei 2012) bevestigt dit beeld.

Ten noorden van de planlocatie en de A35 bevinden zich een 2-tal hogedruk aardgasleidingen (A646 (24" met een werkdruk van maximaal 80 bar) en A670(36" met een werkdruk van maximaal 80 bar)) die onder het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" valt. De leidingen kennen geen 10-6 contour voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de leidingen, er vinden geen wijzigingen plaats m.b.t. het aantal aanwezigen.

Conclusie: De ligging van deze buisleidingen vormen geen belemmering voor onderhavig plan. Berekening in Carola voor de hele Gemeente Enschede (rapport Carolaberekeningen Enschede Noord-Oost van 31 mei 2012) bevestigt dit beeld.

Algemene conclusie

In het plangebied en rond het plangebied bevinden zich diverse activiteiten die relevant zijn in het kader van externe veiligheid. De relevante aspecten zijn in kaart gebracht. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er voor wat betreft externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor het onderhavige plan.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In het kader van de voorbereiding van het voorliggende bestemmingsplan is onderzocht of de realisatie van het ruimtelijk plan, gelet op de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging, aanvaardbaar is. In deze paragraaf wordt eerst het wettelijk kader beschreven, waarna de onderzoeksresultaten en de conclusies van het onderzoek beknopt worden weergegeven.

Wettelijk kader

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Daarmee zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) en Regeling saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit vervallen.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet Luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • Geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • Een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • Een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • Een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

De regelgeving behorend bij de Wet Luchtkwaliteit is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AmvB's) en Ministeriële Regelingen. Zo zijn inmiddels de volgende besluiten en regelingen in werking getreden:

  • Het Besluit 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • De Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • De Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;
  • De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007;
  • Het Besluit gevoelige bestemmingen.


Verder is in de nieuwe wetgeving het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geïntroduceerd. Het NSL bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk niveau de gestelde luchtkwaliteitseisen te halen. De maatregelen hierbij zijn gericht op het halen van de grenswaarden voor PM10 uiterlijk medio 2011 en voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Kenmerk van de maatregelen, die het NSL bevat, is het ervoor zorgen dat de huidige overschrijdingen worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 definitief vastgesteld.

Conclusie

Ten de onderhavige situatie gaat het om een conserverend bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan worden ten opzichte van het (nog) geldende bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.

4.1.6 Kabels, leidingen en straalpaden

Teneinde een goede belangenafweging mogelijk te maken voor de diverse functies binnen het plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van binnen het plangebied voorkomende kabels, leidingen en straalpaden voor telecommunicatie. Dit houdt verband met de mogelijke beperkingen aan het gebruik en/of bebouwing als gevolg van aan te houden afstanden tot gevoelige functies en maximale hoogten. Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding vastgelegd en in de planregels nader geregeld. Dit betreft de hoofdtransportleidingen voor gas en brandstof, leidingen voor het vervoer van risicovolle stoffen, bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsleidingen en straalpaden.

Buisleidingen

Binnen het plangebied is een 4” hogedruk aardgasleiding gelegen die onder het ”Besluit externe veiligheid buisleidingen” valt. De leiding kent geen 10-6 contour voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Binnen het invloedsgebied van de leiding vinden geen wijzigingen plaats m.b.t. het aantal aanwezigen.

Conclusie: De ligging van deze buisleiding vormt op grond van het BevB vormt derhalve geen belemmering voor onderhavig plan. Berekening in Carola voor de hele Gemeente Enschede (rapport Carolaberekeningen Enschede Noord-Ooost van 19 november 2012) bevestigt dit beeld.