direct naar inhoud van Artikel 23 Maatschappelijk - Zorgboerderij
Plan: Buitengebied Noordwest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00042-0003

Artikel 23 Maatschappelijk - Zorgboerderij

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Basisbestemming
  • a. De voor “Maatschappelijk - Zorgboerderij” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. een maatschappelijke voorziening voor het bieden van zorg in combinatie met grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten (zorgboerderij) waarbij wonen (bedrijfswoning) en ondersteunende horeca ten behoeve van deze functie is toegestaan;
    • 2. de verkoop van op het betreffende perceel geteelde of gefokte en/of verwerkte producten, met dien verstande, dat het brutovloeroppervlak van de verkoopruimte niet meer dan 100 m2 mag bedragen;
    • 3. houtwallen en boomsingels;
    • 4. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, wegen, in- en uitritten, groenvoorzieningen, waterlopen, en nutsvoorzieningen.
  • b. De gronden zijn tevens bestemd voor de ondergrondse winning van zout, voor zover daarvoor een concessie is gegeven.

23.1.2 Toegestaan medegebruik ter plaatse van functieaanduidingen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie-creativiteitscentrum" zijn de gronden tevens bestemd voor creatieve activiteiten, zoals het geven van lezingen (over o.a. spiritualiteit, bewustwording, natuur, kunst en cultuur, geschiedenis van Twekkelo), het houden van filmavonden en het geven van maatschappelijke, artistieke en culturele activiteiten. Overnachting in relatie tot de bij deze zorgboerderij gegeven activiteiten is toegestaan in bestaande gebouwen.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor “Maatschappelijk - Zorgboerderij” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 23.1.
  • b. De afstand tussen de afzonderlijke hoofdgebouwen dient minimaal 5 meter te bedragen.
  • c. Ter plaatse van de bouwaanduiding "specifeke bouwaanding - c" mag pas een omgevingsvergunning voor de acitiviteit bouwen worden verleend, indien ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing voldaan is aan de volgende verplichtingen:
  • 1. De laanstructuur (toegangsweg) dient te worden aangevuld met bomen (rode beuken).
  • 2. Het noordelijke deel van de oostelijke bosschage dient te worden aangevuld.
  • 3. De parkeerplaats voor bezoekers dient door middel van aanvullende bosschage aan het zicht te worden onttrokken.
  • 4. De randen van het erf aan de west- en zuidkant dienen met aanvullende bosage en drie nieuwe grote eiken in het weideland te worden aangevuld.
  • 5. De huidige betonstraatstenen van het hofje met gebakken klinkers dienen te worden vervangen door oude waaltjes.
  • d. Bestaande bebouwing die afwijkt van het bepaalde in de leden 23.1.1 onder a, 23.2.2, 23.2.3 en 23.2.4 mag worden gehandhaafd en / of vernieuwd, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot.
23.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” mag de bouwhoogte niet worden overschreden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte” mag de goothoogte niet worden overschreden;
  • d. voor hoofdgebouwen geldt een minimale afstand tot de perceelsgrenzen van 3 meter.

23.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag in totaal maximaal 350 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 10 meter bedragen;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 4 meter bedragen.
  • e. binnen de aanduiding "kampeerterrein" mogen ten behoeve van deze functieaanduiding 80 m2 aan trekkershutten en maximaal 150 m2 ten behoeve van opslag en sanitaire voorzieningen worden gebouwd. De goothoogte van deze gebouwen mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 4,5 meter bedragen. Op gronden die zijn voorzien van de functie-aanduiding 'kampeerterrein' mogen geen sta-caravans worden geplaatst.
23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

23.2.5 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in de leden 23.2.1, 23.2.2, 23.2.3 en 23.2.4 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. nutsvoorzieningen mogen tevens buiten het bouwvlak worden gebouwd.

23.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    • 2. de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen.

  • b. De in lid 23.3 onder a, genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam (agrarisch) grondgebruik;
    • 4. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
    • 5. ten behoeve van de sociale veiligheid;
    • 6. in verband met de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
    • 7. ten behoeve van de milieusituatie;
    • 8. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

23.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 23.2.1 onder b, en toestaan dat de afstand tussen de afzonderlijke hoofdgebouwen minder dan 5 meter mag bedragen;
    • 2. lid 23.2.2 onder d, en toestaan dat de afstand tussen hoofdgebouwen en de perceelsgrenzen minder dan 3 meter mag bedragen;
    • 3. lid 23.2.4 onder c, voor een bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 meter.

  • b. De in lid 23.4 onder a genoemde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de brandveiligheid, de externe veiligheid, en de rampenbestrijding;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

23.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Opslag op onbebouwde gronden is niet toegestaan.
  • b. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, dit behoudens detailhandel, zoals genoemd in lid 23.1.1 onder a, sub 2;
    • 2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
    • 3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.