direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Beekwoude
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00035-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden in het kort de functie en status van een bestemmingsplan beschreven, wordt toegelicht wat de aanleiding is geweest om het bestemmingsplan “Beekwoude” te maken en wat het doel van het bestemmingsplan is, wordt de situering en de begrenzing van het plangebied beschreven, wordt een overzicht gegeven van de geldende juridisch-planologische regelingen en wordt een vooruitblik gegeven op de rest van deze plantoelichting.

1.1 Functie en status bestemmingsplan

De ruimtelijke ordening heeft als doel zo gunstig mogelijke voorwaarden te creëren voor het gebruik en de ontwikkeling van een bepaald gebied. Dit gebeurt door het toekennen van een bestemming aan de gronden in het bestemmingsplan en het geven van regels voor het gebruik van de grond en van de zich daarop bevindende bouwwerken. Het bestemmingsplan is het juridisch-planologisch toetsingskader, dat voor overheid en burgers rechtstreeks bindende regels geeft.

Met het bestemmingsplan kan de gemeenteraad bepalen welke inrichting en bebouwing en welk gebruik in het plangebied zijn toegestaan. Het bestemmingsplan is daarmee een instrument om de bestemming, de inrichting en het beheer van gronden te regelen.

Een bestemmingsplan geeft dus antwoord op de vraag waar bijvoorbeeld winkels, horeca of bedrijven mogen komen, welke gronden zijn bestemd voor openbaar groen of verkeersdoeleinden, maar bevat ook onder meer regels voor de maximaal toegestane hoogte en oppervlakte van bouwwerken. In die zin vervult het bestemmingsplan een centrale rol in het concretiseren van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan bevat een kaart of een daarmee vergelijkbare informatiedrager waarop de verschillende bestemmingen zijn aangegeven, en regels ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van de grond en de bouwwerken in verband met de bestemming. Het plan gaat vergezeld van een toelichting met een uiteenzetting over de uitvoering van het plan en de ruimtelijk relevante kwaliteitseisen.

1.2 Aanleiding en doel bestemmingsplan

In het tussengebied van de wijken Helmerhoek en de Wesselerbrink, ten zuiden van de Broekheurnering, bevinden zich de sportvelden van de voetbalverenigingen Enschedese Boys en Victoria '28. Door herinrichting van dit sportcomplex en de aanleg van kunstgrasvelden zijn een aantal voetbalvelden aan de westzijde van dit complex komen te vervallen. Het vrijgekomen terrein tussen het sportcomplex en de wijk Helmerhoek komt hierbij in aanmerking voor de nieuwbouw van woningen.

Het voorliggende bestemmingsplan beoogt, naast de realisatie van een maatschappelijke voorziening, de bouw van maximaal 75 grondgebonden woningen op een locatie aan de oostzijde van de wijk Helmerhoek, mogelijk te maken.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

De gemeente Enschede is ingedeeld in stadsdelen, wijken en buurten. Het gebied waarop het bestemmingsplan “Beekwoude” betrekking heeft ligt volgens de stadsdeel- en buurtindeling in de wijk Wesselerbrink. Gezien de inhoud (woningbouwplannen) en ligging van het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" kan dit gebied eerder worden aangemerkt als een onderdeel van de wijk Helmerhoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0001.jpg"

De rode stip geeft de locatie aan van het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" .

Begrenzing plangebied:

Het gebied wordt aan de westzijde begrensd door perceelsgrenzen van bestaande woningen aan de oostzijde van de Beekwoudehoek, de Boskamphoek en de Usselermarkeweg. De noordzijde van het plangebied wordt gevormd door de Broekheurnering, de zuidzijde door de Geessinkbraakweg. Tenslotte wordt de oostzijde van het plangebied begrensd door een sportveldencomplex.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0002.jpg"

Kaart: globale gebiedsaanduiding bestemmingsplan "Beekwoude".

1.4 Geldende juridisch-planologische regelingen

1.4.1 Bestemmingsplannen

Voor het gebied van het nieuwe bestemmingsplan “Beekwoude” geldt op dit moment het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2006". Dit bestemmingsplan is op 25 september 2006 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld en op 19 december 2006 door Gedeputeerde Staten van Overijssel goedgekeurd.

In dit geldende bestemmingsplan hebben de betreffende gronden de bestemming "Sportvoorzieningen" tot en met categorie 2 (Sp2) en "Sportvoorzieningen" tot en met categorie 3.1 (Sp3.1). De categorieaanduidingen '2' en '3.1' houdt een verwijzing in naar de bij de voorschriften van het geldende bestemmingsplan gevoegde bijlage A (Lijst van bedrijfstypen). Daarnaast is het deel van het gebied met de bestemming "Sportvoorziening" tot en met categorie 2 (Sp2) aangeduid met een specifieke bestemming met het volgnummer 12. Deze specifieke bestemming verwijst naar de bijlage B van de bij dit bestemmingsplan behorende voorschriften. Middels deze specifieke bestemming is ter plekke van de bestemming Sp2 tevens bestemd voor "Veld- veldsportcomplex met verlichting" zoals deze is genoemd in de categorie 3.1.

Voor slechts een klein deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" geldt momenteel het bestemmingsplan "Helmerhoek". Het gaat hierbij om een strook grond ten westen van een bestaande fietsverbinding in het zuidwestelijk deel van het plangebied. Deze gronden hebben in het bestemmingsplan "Helmerhoek" de bestemming "Groenvoorziening".

Gronden die in dit bestemmingsplan aangewezen zijn voor "Groenvoorzieningen", zijn bestemd voor (de aanleg en instandhouding van) groenstroken, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing; in- en uitritten, wandel- en fietspaden; parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; nutsvoorzieningen, genoemd in de categorie 1 en 2 uit de hoofdrubriek Nutsvoorzieningen van de bij deze voorschriften behorende bijlage A.

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een analoge en digitale verbeelding, regels en deze toelichting. De verbeelding en de regels vormen gezamenlijk het juridische deel van het bestemmingsplan; in samenhang met elkaar gelezen, wordt duidelijk voor welke doeleinden gronden mogen worden gebruikt en of, en zo ja, onder welke voorwaarden mag worden gebouwd.

Na een inleidend hoofdstuk, waarin wordt ingegaan op de aanleiding en het doel van het nieuwe bestemmingsplan, volgt het inhoudelijke deel van deze toelichting met een beschrijving van de bestaande situatie (hoofdstuk 2). Zaken die daarbij aan de orde komen betreffen een ruimtelijke analyse, een beschrijving van de ruimtelijke en functionele structuur met de buurtkarakteristieken en de ruimtelijke kwaliteit. In het daarop volgende hoofdstuk 3 worden de beleidskaders beschreven die bij het opstellen van dit bestemmingsplan een rol hebben gespeeld. Het gaat daarbij om beleid van zowel het Rijk, de provincie, regio Twente als de gemeente zelf. In hoofdstuk 4 wordt een samenvatting gegeven van het ruimtelijk plan met een beschrijving van de ontwerp uitgangspunten en de gewenste gebiedsontwikkeling (ruimtelijke en functionele hoofdstructuur). Hoofdstuk 5 geeft aan op welke wijze met de diverse omgevingsaspecten, waaronder de milieu-aspecten rekening is gehouden.

Hoofdstuk 6 bevat een verantwoording van de juridische opzet. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan de planmethodiek en worden de in het plan voorkomende bestemmingen kort beschreven. In de laatste twee hoofdstukken wordt verslag gedaan van het onderzoek naar de financiële uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstuk 7), en wordt de wijze beschreven waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken met de resultaten van het vooroverleg en de zienswijzenprocedure (hoofdstuk 8).

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van het gebied gegeven waarvan het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" deel van uitmaakt. Hierbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken

Stadsdeel Zuid:

Het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" maakt deel uit van het stadsdeel Zuid en is direct gelegen aan de oostelijke rand van de wijk Helmerhoek. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Broekheurnering, aan de oostzijde door sportvelden en aan de zuidzijde door de Geessinkbraakweg.

De hoofdopzet van het stadsdeel Zuid bestaat uit drie grote woonwijken: Stroinkslanden, Wesselerbrink en de Helmerhoek. In het uitbreidingsplan van de gemeente Enschede uit 1949 zijn de wijken Stroinkslanden, Wesselerbrink en de Helmerhoek aangewezen als te ontwikkelen woongebieden. Deze woonwijken zijn in dit plan op enige afstand van de toenmalige stad gesitueerd. Ten zuiden van de huidige wijk Wesselerbrink wordt momenteel uitvoering gegeven aan de 'vierde' zuidwijk van de stad met de naam Het Brunink. Het gaat hierbij om een woonwijk met een meer exclusiever karakter dan die van de bestaande drie zuidwijken en bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande woningen op ruime(re) kavels.

De Broekheurnering is de belangrijkste hoofdontsluiting voor het verkeer binnen dit stadsdeel en verbindt de drie zuidwijken met elkaar. Deze weg heeft een herkenbaar breed profiel waarbij de langsliggende bebouwing zich grotendeels van de weg afkeert. Elk van de drie wijken heeft vanaf de Broekheurnering min of meer een eigen verbinding met de stad ten noorden van de Rijksweg A35. Voor de wijk Helmerhoek is dat de Usselerrondweg, voor de Wesselerbrink de Wesselerbrinklaan en voor Stroinkslanden de Knalhutteweg en in mindere mate de Zuid-Esmarkerondweg. Deze wegen kruisen de A35 allen ongelijkvloers en hebben geen van allen een aansluiting op deze 'stadsautosnelweg'. De Buursestraat, gelegen tussen de wijken Wesselerbrink en Stroinkslanden, is eveneens met het ten noorden van de A35 gelegen stadsdelen verbonden en heeft als enige wegverbinding vanuit de zuidelijke stadsdelen een aansluiting op de A35. Deze stadsautosnelweg vormt ruimtelijke een brede barrière tussen het stadsdeel Zuid en de noordelijk ervan gelegen stadscentrum en overige stadsdelen. De afstand tussen de zuidwijken en de overige stadsdelen wordt daardoor als relatief groot ervaren.

Het stadsdeel Zuid met ruim 37.000 inwoners wordt aan de oost-, zuid- en westzijde grotendeels omgeven door het groene buitengebied van Enschede. De onderlinge wijkdelen in dit stadsdeel worden deels van elkaar gescheiden door de voor Enschede kenmerkende 'groene wiggen'. Het buitengebied dringt hier als het ware als een wig het stedelijk gebied binnen. In voortzetting hierop zijn andere 'groene' functies gerealiseerd in de vorm van o.a. parkjes en sportvelden, etc. Door de aanwezigheid van deze groene elementen in combinatie met aangelegde plantsoenen en houtopstanden in het bebouwde gebied van de wijken, kan hier gesproken worden van 'een groene beleving'. De randen van de wijken zijn vooral vormgegeven als 'zachte' randen waarbij de achtertuinen van woningen aan de groene ruimte grenzen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0003.jpg"

Kaart: de zuidwijken van Enschede met in het rood de locatie van het bestemmingsplan "Beekwoude".

De wijk Helmerhoek is als laatste van de drie zuidwijken in de periode 1980-1990 gerealiseerd. Bij het maken van de plannen voor deze woonwijk is voortgeborduurd op het 'intieme' bouwen uit de jaren zeventig. Het bouwtempo lag in die jaren als gevolg van een economische recessie lager dan bij de bouw van de overige twee zuidwijken het geval was waardoor deze wijk in zeer kleine eenheden is ontwikkeld. Deze sterk gefaseerde ontwikkeling, gecombineerd met de in die tijd nog gebruikelijke woonerven, maakt dat men in deze wijk zich slecht kan oriënteren. De woonwijk Helmerhoek bestaat voor veruit het grootste gedeelte uit eengezinswoningen. Centraal in het gebied van deze wijk zijn voorzieningen gerealiseerd zoals een winkelcentrum en een wijksportaccommodatie. De westkant van de Helmerhoek wordt begrensd door de loop van de Usselerstroom en een tweetal 'wijkparkjes' met watervoorzieningen in de vorm van vijvers.

Kenmerkend en herkenbaar voor de wijk is haar ontsluiting. Op drie plekken wordt deze wijk aan de oostzijde vanaf de Broekheurnering ontsloten. Deze hoofdontsluitingswegen vertakken zich in de wijk als 'vorken'. Deze vorken worden van noord naar zuid ruimtelijk met elkaar verbonden door een vrijliggende busbaan. Het betreft hier de eerste vrijliggende busbaan in de gemeente Enschede.

Het gebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" sluit aan de westzijde aan op het bestaande wijkdeel beekwoudehoek. Dit wijkdeel wordt gekenmerkt door een suburbaan woonmilieu waarbij de eengezinswoningen gegroepeerd zijn rond een besloten woonerf met veel groen. De woningen zijn uitgevoerd in één of twee bouwlagen met een kap zonder duidelijk herkenbare voor- en achterkanten. Aan de voorkanten ligt vaak een garage of schuur.

Het groene gebied gelegen tussen de Helmerhoek en de Wesselerbrink is een belangrijk element in de hoofdstructuur van het stadsdeel Zuid. In deze groene zone zijn diverse functies gevestigd bestaande uit een combinatie van sportvoorzieningen, zorgvoorzieningen en natuur- en recreatieve functies.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" was tot voor kort ingericht als sportterrein en maakte deel uit van een sportcomplex (voetbalvelden). Dit sportcomplex is opnieuw ingericht waardoor aan de westzijde van dit complex gronden zijn vrijgekomen waarvan het in de bedoeling ligt hier woningbouw te realiseren.

2.1 Cultuurhistorie

2.3.1 Monumenten.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" bevinden zich geen objecten e.d. die een monumentale status hebben.

2.3.2 Overige cultuurhistorische waarden

In het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" zijn geen waarden aanwezig die van cultuur- historisch belang zouden kunnen zijn.

2.1.1 Archeologisch erfgoed

Voor het onderdeel archeologie wordt verwezen naar hoofdstuk 5.3 van deze toelichting.

Hoofdstuk 3 Planologisch beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van toepassing, het ruimtelijk relevante rijks-, provinciaal-, regionaal- alsmede gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding (plankaart) en in de regels.

3.1 Rijksbeleid: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

Het Bro is het juridisch kader voor de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij verschillende overheden.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel komt vooral tot uitdrukking in de door Provinciale Staten vastgestelde Omgevingsvisie Overijssel. Voorzover dit relevant wordt geacht, wordt in deze paragraaf ingegaan op specifieke aspecten van het provinciale ruimtelijk beleid.

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Provinciale Staten van Overijssel hebben op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie Overijssel vastgesteld. Deze integrale visie verwoordt de beleidsambities en doelstellingen die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel.

De Omgevingsvisie heeft de status van:

  • Structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening
  • Regionaal Waterplan onder de Waterwet
  • Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer
  • Provinciaal verkeer- en vervoersplan onder de Planwet Verkeer en Vervoer
  • Bodemvisie in kader van ILG-afspraak met het Rijk

Het vizier is daarbij gericht op 2030. De Omgevingsvisie biedt kaders en geeft daarbinnen ruimte voor gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. De hoofdlijnen van dit beleid zijn normstellend vastgelegd in de Omgevingsverordening Overijssel 2009. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, met het oog op een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werken mixmilieu's; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde 'SER-ladder'; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk;
  • watersystemen zodanig inrichten dat deze voldoende en goed water bevatten en dat deze voor lange tijd veilig zijn en bestand tegen klimaatverandering;
  • voorkomen van wateroverlast in bebouwd gebied; bij inrichting van nieuwe stedelijke locaties of herontwikkelingen dient waterbeheer zwaar mee te wegen, deels medeordenend;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

Ten aanzien van het wonen, wordt in de omgevingsvisie gesteld dat de aanwezigheid van aantrekkelijke woonmilieus voor de diverse woonbehoeften een provinciaal belang betreft. Om aan de provinciale beleidsambities te kunnen voldoen dienen aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus te voorzien in de woonvraag door een aanbod van voldoende flexibele woonmilieus en de beschikbaarheid van hoogwaardige voorzieningen. Hierbij speelt het aspect duurzaamheid, als rode draad in de provinciale omgevingsvisie, een belangrijke rol alsmede het aspect ruimtelijke kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2009

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. generieke beleidskeuzes;
  • 2. ontwikkelperspectieven;
  • 3. gebiedskenmerken.

Deze sturingsfilosofie wordt hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities. De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0004.jpg"

Generieke beleidskeuzes:

De realisatie van woningen in het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" betreft een ontwikkeling in het bestaande stedelijke gebied van de stad Enschede. Hiermee wordt voldaan aan de 'SER-ladder' waarbij eerst gekeken dient te worden naar uitbreidingsmogelijkheden in het bestaande stedelijke gebied voordat er sprake kan zijn van uitbreidingsmogelijkheden daarbuiten. Ten aanzien van de overige beleidskeuzes wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van deze toelichting.

Gesteld kan worden dat momenteel sprake is van een ontspannen woonmarkt waarin de dynamiek als gevolg van de economische omstandigheden ontbreekt. Om flexibel in te kunnen inspelen op veranderende omstandigheden wordt ten aanzien van het woningbouwprogramma periodiek de vraagontwikkeling bekeken. Voor de programmering is de feitelijke groei van de stad daarbij bepalend. Voor de periode 2011-2030 wordt het peiljaar 2010 gehanteerd. Het uitgangspunt voor de woningbouwbehoefte is in onderling overleg met marktpartijen geprognosticeerd. Gezien de economische situatie anno 2011 wordt uitgegaan van de gevolgen van een daling van de huishoudensinkomens op basis van het peiljaar (-1%/jaar). Geprognosticeerd is dat er bruto gemiddeld 190 koopwoningen per jaar worden toegevoegd. Dit komt overeen met 1.500 woningen van 2012 - 2020. Verwacht wordt dat de netto woningbouwopgave tot 2030 in de bandbreedte ligt tussen de 3.730 en 4.860 woningen, ervan uitgaande dat na verloop van tijd licht herstel van de huishoudensinkomens zal optreden (0 tot 1%/jaar).

De uitdaging op het gebied van wonen ligt met name in het faciliteren van passende huisvesting voor de autonome bevolkingsgroei en huishoudens, alsmede het faciliteren van de te huisvesten mensen als gevolg van de economische ambitie van Enschede (5e Kennisregio van Europa en faciliteren van innovatieve bedrijven). In de stad is behoefte aan gedifferentieerde woonmilieus, zowel centrumstedelijke- als groene woonmilieus. De uitdaging ligt er in om, in een tijd van krimpende (netto) woningtoevoegingen in de stad, op de goede plekken de juiste toevoegingen aan de woningvoorraad te kunnen doen. Iedere woning moet dus 'raak' zijn.

Ontwikkelingsperspectieven plangebied:

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwasliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en de stedelijke omgeving. In het geval van het gebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang. Met stedelijke omgeving worden de steden, dorpen en hoofdinfrastructuur bedoeld. Deze vormen de economische motor van de provincie en bieden (stedelijke) voorzieningen die de landschappelijke en recreatieve vestigingsvoorwaarden completeren. De steden zijn de dynamische omgeving die ruimte biedt aan bedrijvigheid en grootstedelijke cultuur.

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'woonwijk'. Binnen dit perspectief is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0005.jpg"

Uitsnede kaart Omgevingsvisie Overijssel- ontwikkelingsperspectieven.

Benutten bijzondere gebiedscondities.

In de stedelijke omgeving zijn enkele bijzondere gebiedscondities te benoemen die specifieke kansen met zich meebrengen zoals 'kenniscentrum', 'stadsas', 'stationsgebieden' en 'stadsranden'. Geen van deze specifieke gebiedscondities is van toepassing op het gebied van voorliggende bestemmingsplan "Beekwoude".

Gebiedskenmerken:

Natuurlijke laag

Dekzandvlakte en ruggen (op de kaart 'natuurlijke laag' aangegeven met een bruine kleur).

De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij behorende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van de provincie Overijssel. Het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" bevindt zich aan de voet van de voor Enschede kenmerkende stuwwal en bevindt zich hier op een gemiddelde hoogte van ca. 34,20 meter +NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0006.jpg" Kaart: natuurlijke laag

Laag van het agrarisch cultuurlandschap:

Deze laag is niet van toepassing op het gebied van het bestemmingsplan "Beekwoude".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0007.jpg" Kaart: Laag van het agrarisch cultuurlandschap.

De stedelijke laag

Bebouwing woonwijken 1955-nu:

De woonwijken van na 1955 zijn grotendeels planmatig ontworpen en gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een per wijk kenmerkende hoofdstructuur met eigen aard, maat en karakter (patroon, hoofdroutes en wegen, wooneenheden en parken en groenstructuur). In deze wijken zijn functies meestal ruimtelijk van elkaar gescheiden.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0008.jpg" Kaart: stedelijke laag

De Lust- & Leisurelaag:

Deze laag is niet van toepassing op het gebied van het bestemmingsplan "Beekwoude".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0009.jpg" Kaart: Lust & Leisurelaag.

Conclusie van de toetsing aan provinciaal beleid:

Geconcludeerd kan worden dat de in het voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling niet in strijd is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

3.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

Een ruimtelijk relevant voorbeeld van een dergelijke uitwerking is de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie vastgesteld, die op 22 juni 2009 is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie).

Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk door vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

In de Programmabegroting 2013-2016 (Enschede doet) en de Kadernota die de gemeenteraad op 12 november 2012 heeft vastgesteld, zijn de strategische opgaven uitgewerkt.

3.3.2 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook drie sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld. Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

De tweede sectorale structuurvisie is de detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012, die op 23 januari 2012 is vastgesteld. In deze visie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Als derde sectorale structuurvisie heeft de gemeenteraad op 27 mei 2013 de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze visie heeft tot doel om bij te dragen aan de ambities uit de Toekomstvisie 2020 en daarnaast de verbetering van waterknelpunten in Enschede.

Specifiek voor de luchthaven heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. De voormalige militaire vliegbasis transformeert tot een burgerluchthaven in een robuuste landschappelijke setting. In samenhang met de ontwikkeling van de luchthaven wordt bedrijvigheid ontwikkeld. Op termijn komt de zuidelijke zone van het huidige vliegveldgebied geheel vrij voor ontwikkeling van natuur. Beekherstel en het ontwikkelen van nieuwe natuur zorgen voor een nieuwe ecologische verbinding die de EHS versterkt.

3.3.3 Woonvisie Enschede 2025

Waar de woonvisie 2005-2015 nog uitging van optimistische groeiscenario's, wordt op dit moment een 'ontspannen woningmarkt' ervaren waarin de dynamiek als gevolg van de economische omstandigheden ontbreekt. Deze conjuncturele trendbreuk ten opzichte van het groeidenken, heeft zowel de vragers op de woningmarkt als de aanbieders aan het denken en handelen gezet. De 'oude tijden' van ongebreidelde groei manifesteren zich niet meer.

De bevolking van de stad Enschede neemt in de periode 2010-2030 toe tot ruim 164.000 inwoners. Na 2030 neemt het aantal inwoners nog zeer beperkt toe en na 2037 neemt de bevolking zelfs licht af. Dit in combinatie met de huidige verminderde economische groei, maakt het dat de stad zich goed moet oriënteren op de locaties waar nieuwe ontwikkelingen moeten gaan plaatsvinden. Ieder ontwikkeling moet 'raak' zijn om te voorkomen dat er leegstand in de stad optreedt. In de 'Woonvisie Enschede 2025' is de feitelijke groei van de stad Enschede bepalend voor de woningbouwprognoses, woningbouwprogrammering en -monitoring één van de uitgangspunten.

Op basis van de 'Woonvisie Enschede 2025' is de locatie Wesselerbrink-Beekwoude aangemerkt als een ontwikkeling voor de bouw van grondgebonden woningen en die voor de periode 2010-2014 is geprogram- meerd.

3.3.4 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

Door het stopzetten van een aantal deelprojecten binnen de Eschmarke kunnen bijna alle plannen in Enschede met grondgebonden woningen (waaronder de woningbouwplannen voor Beekwoude) doorgezet worden. Daarbij is wel van belang dat de invulling van de plannen voldoende kwaliteit biedt en aansluit bij de uitgangspunten in de Woonvisie.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 stedenbouwkundig plan

Toelichting ruimtelijke ontwikkeling Beekwoude.

Inleiding

De woningbouwlocatie Beekwoude ligt aan de rand van de wijk Helmerhoek, ten westen van het sportcomplex Wesselerbrink. Woningbouw in Beekwoude is mogelijk geworden door de herinrichting van het naastgelegen sportcomplex. Door een andere indeling van de sportvelden en door de aanleg van kunstgrasvelden komt aan de westzijde naast het complex ruimte vrij. Het benutten van deze ruimte voor woningbouw biedt de kans woningtypen toe te voegen die voor bewoners van de Helmerhoek een volgende stap in hun woon carrière kan betekenen. Ook kan hierdoor de gewenste ruimtelijke en functionele relatie tussen de Helmerhoek en het sportpark versterkt worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0010.png"

Het Plangebied in groter verband

Het sportpark is onderdeel van de groene scheg tussen de wijken de Helmerhoek en de wijk Wesselerbrink. De groene scheg tussen de beide wijken is van belang om het samenklonteren van het bebouwde gebied te voorkomen.

Tussen de wijken is het buitengebied als het ware naar binnen getrokken en in deze groenzone zijn sportvelden en het complex van de Mediant gevestigd. De groene scheg garandeert zo een groot raakvlak tussen stad en buitengebied. Dat is gunstig voor de kwaliteit van de leefomgeving in meerdere opzichten. Het vergroot de recreatiemogelijkheden dicht bij huis en brengt de natuur in de stad. Uit onderzoek naar beschermde soorten blijkt dat de aanwezige groene structuren door vleermuizen gebruikt wordt. Ze gebruiken deze om te foerageren maar ook om van hun verblijfplaatsen naar het buiten gebied te vliegen. Naast deze beschermde soorten maken allerlei diergroepen gebruik van groene structuren. Onder andere zoogdieren, insecten en vogels vinden hierin voedsel, schuil- en nestgelegenheid of migreren hierlangs. Hierdoor zijn soorten die normaal gesproken in het buitengebied te vinden zijn soms tot diep in de bebouwde kom aan te treffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0011.png"

Landschappelijke inpassing

Het realiseren van Beekwoude zal de groene scheg ter plaatse versmallen. Uitgangspunt is dat de woningbouwontwikkeling een landschappelijk overgangsgebied vormt tussen de intensief bebouwde wijk Helmerhoek en het sportpark. Dit zal tot uitdrukking moeten komen in de structuur van de woonbuurt, de intensiteit van bebouwing en de landschappelijke inpassing van voornamelijk de oostzijde van de woningbouw locatie.

Het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0012.png"

Huidige situatie

Het plangebied heeft een langgerekte vorm in noord- zuid richting en omvat ca. 40 ha te ontwikkelen bruto woongebied.

Noordzijde

Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Broekheurnering. Rekening moet worden gehouden met wegverkeerslawaai van de Broekheurnering. Een geluidswal, zoals toegepast langs de wijk Helmerhoek zal woningbouw zonder belemmering mogelijk maken. Bij het uitwerken van de geluidswal moet rekening worden gehouden met bestaande bomen.

Oostzijde

Door afspraken met de verenigingen zullen de activiteiten op het sportcomplex geen belemmering vormen voor woningbouw.

Zuidzijde

De Geessinkbraakweg vormt de zuidelijke begrenzing met erve Leppink. Het woongebied Beekwoude kan voor autoverkeer aangesloten worden op de Geessinkbraakweg.

Westzijde

De westzijde is onderverdeeld in een zuidelijk deel waarvan de grens gevormd wordt door beplanting in een houtwal met veel bomen langs het bestaande fietspad. Vervolgens een strook met een andere soort beplanting (meer struikbeplanting, minder bomen) in combinatie met de achtertuinen en erfscheidingen van de woningen in de Helmerhoek . Het meest noordelijke deel grenst over een korte afstand direct aan de Beekwoudehoek. Op deze straat kan het woongebied Beekwoude direct op ontsloten worden voor autoverkeer.

Het plangebied zelf is nu een braakliggend terrein en wordt als gronddepot gebruikt. In het gebied staan enkele waardevolle bomen gedeeltelijk als overblijfsel van de houtsingels rond de sportvelden.

Uitgangspunten planontwikkeling

Programma

Beekwoude wordt ontwikkeld voor woningbouw en een kavel voor maatschappelijke voorzieningen. De te ontwikkelen woningtypen zullen een kwalitatieve toevoeging moeten zijn voor de stad en in het bijzonder voor de zuidwijken. Uitgangspunt is het realiseren van 2 onder één kap woningen op een kavel van ca. 250 m2 en daarnaast enkele vrijstaande woningen en enkele 3 onder één kap woning- en.

Identiteit

Beekwoude wordt een herkenbare op zichzelf staande woonbuurt door de inrichting van het openbare gebied, de architectuur en de woningtypen.

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur wordt door twee uitgangspunten bepaald. In de eerste plaats de oriëntatie van zoveel mogelijk woningen op de groenzone en sportpark aan de oostzijde. En in de tweede plaats de beleving van de groenzone en sportpark vanaf de hoofdontsluiting van het gebied. Deze twee elementen bepalen in belangrijke mate de identiteit en kwaliteit van het wonen in Beekwoude.

Landschap/ecologie

Uitgangspunt is, het behoud van waardevolle en karakteristieke landschappelijke elementen. De lijnvormige houtwal /beplanting aan de westzijde, op de grens van de Helmerhoek is voor de oriëntatie van vleermuizen van belang. Indien behoud niet mogelijk is, zal compensatie binnen het plangebied gevonden moeten worden.

Verkeer.

De auto ontsluiting van het plangebied kan aan de noordzijde rechtstreeks aansluiten op de Beekwoudehoek en aan de zuidzijde op de Geessinkbraakweg. Het plangebied wordt als een 30 km/uur zone ingericht. Het parkeren zal afhankelijk van het type woning op eigen erf moeten worden gerealiseerd op basis van de gemeentelijke normen en bezoekers parkeren in het openbare gebied.

Water

Afkoppelen van regenwater is uitgangspunt en waar mogelijk infiltratie binnen het plangebied. Het maaiveld heeft een gering verloop van hoog aan de oostzijde en lager aan de westzijde. Om overlast voor de wijk Helmerhoek te voorkomen wordt het plangebied zodanig op gehoogd dat het grootste deel van het regenwater richting de groenzone met wadi op de grens van de sportvelden loopt. Op de grens met de Helmerhoek wordt een sloot aangelegd voor opvang van regenwater en voor afvoer van grondwater.

Duurzaamheid

De oriëntatie van de woning kan bepalend zijn voor de mogelijke toepassing van duurzaamheidsmaatregelen, zoals passieve zonne-energie. Dit speelt nadrukkelijk bij rijwoningen en minder bij “alzijdige”vrijstaande woningen. De stedenbouwkundige structuur in samenhang met het woningtype speelt daarin een belangrijke rol.

Het plan

Stedenbouw.

De structuur van de woonbuurt is voornamelijk in de richting oost - west bepaald. Hierdoor is overgrote deel van de woningen direct of indirect georiënteerd op de groenzone, ingericht als overgang naar het sportpark. Er ontstaat een kamvormige structuur met de hoofdontsluiting noord- zuid gericht langs de groenzone en haaks daarop doodlopende woonstraten in oost-westrichting. De twee noordelijke woonstraten zijn met elkaar verbonden, omdat er anders een te lange doodlopende straat ontstaat. Tevens is de meest noordelijke woonstraat onderdeel van de hoofdroute en sluit aan op de Beekwoudehoek.

De woningen aan woonstraten hebben in deze opzet een achtertuin op het zuiden of op het noorden. Gezien de diepte van de kavels en het woningtype betekent dit een goede bezonning van de tuinen. De woningen zijn maximaal twee bouwlagen hoog met een kap.

In het voorliggende bestemmingsplan "Beekwoude" wordt uitgegaan van maximaal 3 bouwblokken, elk bestaande uit 3 onder-één-kap woningen (9 woningen totaal), maximaal 15 vrijstaande woningen en voor het overige uit 2 onder-één-kap woningen.

Het openbare gebied, verkeer

De woonbuurt wordt ingericht als een 30 km zone. Het autoverkeer is te gast. De oostwest lopende woonstraten staan haaks op de noord/zuid route langs de groenzone. Deze woonstraten zijn doodlopend en hebben een groene middenberm van ongeveer 5 meter breed. Aan weerskanten van de middenberm is een rijloper van 3,5 meter breed en daarnaast een parkeerzone voor bezoekers. Er wordt in de woonstraten geen apart voetpad aangelegd.

In dit profiel is een eenvoudige keermogelijkheid aanwezig aan het eind van de doodlopende straat en geeft tevens het gevoel van een ruimtelijke relatie met de groenzone.

Langs de hoofdroute, de meest noordelijke woonstraat en de straat langs de groenzone is wel een apart voetpad aanwezig. Langs de staat zijn parkeerplaatsen aanwezig voor bezoekers.

Het openbare gebied, groen

De groenzone langs het sportpark wordt voor een deel ingericht als wadi, voor de opvang van het regenwater en voor een deel als een aaneengesloten houtwal tbv afscherming en als oriëntatie voor de vleermuizen. Hierbij zijn wadi en beplanting niet strikt van elkaar gescheiden. Beplanting kan tot in het oostelijke talud van de wadi rijken.

In de woonstraten kunnen bomen geplant worden in de groene middenberm.

Aan de westzijde blijft de groenzone met houtwal naast het fietspad gehandhaafd. In het verlengde van deze groenzone wordt een sloot aangelegd voor de waterhuishouding. Het profiel van de sloot wordt breed genoeg voor onderhoud. Naast de sloot aan de Helmerzijde blijft een strook grond van wisselende breedte beschikbaar voor het drogen van het maaisel en nieuwe beplanting. De beplanting zorgt voor een groene afscheiding tussen de bestaande achtertuinen en het nieuwe woongebied.

Water

Voor het aspect 'water' in het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 5.2 van deze toelichting.

Duurzaamheid.

Een duurzame, toekomstbestendige woonbuurt Beekwoude is de ambitie. Daar horen diverse aspecten bij, zoals een aantrekkelijke woonomgeving, functioneel openbaar gebied, en waterhuishouding, goede landschappelijke inpassing maar ook een toekomstbestendig woningontwerp, duurzaam gebouwd en duurzaam in gebruik van onder meer energie.

De locatie biedt verschillende mogelijkheden om de woningen duurzaam te ontwikkelen. In de Helmerhoek wordt gebruik gemaakt van stadsverwarming. Daar zal op eenvoudige wijze op aangesloten kunnen worden en kan een alternatief zijn indien de aansluiting ook fasegewijs, afhankelijk van de markt vraag, kan worden gerealiseerd.

De oost/west ontworpen stedenbouwkundige hoofdstructuur bepaald de op de zon gerichte voor of achtergevel van de woningen op het zuiden. Hierdoor kan passieve zonnen energie een mogelijke optie zijn evenals het toepassen van zonnen collectoren. Welke opties er worden gekozen zal de toekomst leren, maar de stedenbouwkundige hoofdopzet biedt vele keuze mogelijkheden.

Parkeren.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" worden enkel grondgebonden koopwoningen met een oppervlak van de woningen van meer dan 70 m2 gerealiseerd. De parkeernorm voor dit type woning bedraagt 1,7 parkeerplaats per woning. De woningen in het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" hebben allen een eigen oprit en garage, waarbij de oprit naar de garage minimaal 11 meter bedraagt. Op eigen terrein is het daardoor mogelijk om in elk geval twee voertuigen te plaatsen. Daarnaast zal in het openbare gebied, waar mogelijk en per woning, parkeerruimte worden gerealiseerd.

4.2 Welstand

In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. In de Welstandsnota is het gebied van het bestemmingsplan “Beekwoude” aangeduid met de identiteit “Buitenplaatsen en landgoederen”.

Een welstandsparagraaf is een aanvullend instrument om de welstandsnota op onderdelen aan te vullen of aan te scherpen cq criteria die niet van toepassing zijn te schrappen. Dit is bedoeld voor ontwikkelingen waarbij geen sprake is van het realiseren van een compleet nieuwe identiteit, maar het niveau van naadloos in de bestaande bebouwing inpassen wordt overschreden. Ook kunnen zo aanvullende instrumenten/formu- leringen ten behoeve van de ontwikkeling worden opgenomen, waar welstand louter op beheer is gericht. De welstandsparagraaf kan zowel bij de bestaande welstandscategorie worden geschreven, maar is ook een wijziging van categorie mogelijk. Vanwege de schaal van het nieuwbouwcomplex wordt de categorie gewijzigd.

Identiteit "Buitenplaatsen en landgoederen".

Op een buitenplaats werd meestal alleen gewoond. Een typische buitenplaats heeft een chique hoofdhuis met één of twee bijgebouwen, bijvoorbeeld een koetshuis en een theekoepel in een speciaal aangelegde parktuin. Op een landgoed werd -en wordt- ook gewerkt en geproduceerd. Een landgoed heeft daarom meer bijgebouwen, zoals een pachtboerderij en een oranjerie, en behalve een park ook landerijen. Maar kenmerkend voor zowel een landgoed als ook een buitenplaats is dat gebouwen en park onderdeel zijn van een specifiek ontworpen harmonische constructie. De gebouwen zelf hebben een bijzondere, expressieve architectuur en esthetiek. Omdat door de eeuwen heen steeds veranderingen hebben plaatsgevonden, zijn bij veel landgoederen en buitenplaatsen sporen van allerlei stijlen te zien. De eclectische architectuur en samenspel tussen bebouwing en landschap maakt elk landgoed en elke buitenplaats uniek en een cultuurhistorisch monument op zich.

Een invulling van het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" met 75 woningen voldoet niet aan de hiervoor genoemde toetsingscriteria. Om hier de realisatie van beoogde woningen hier mogelijk te maken met een daarbij passend beeldkwaliteit, dient de Welstandsnota te worden gewijzigd. Wijziging 69 van de Welstandsnota, Beeldkwaliteitsplan "Beekwoude" is daarvan het resultaat.

Gewenste beeldkwaliteit Beekwoude:

De criteria zijn gebaseerd op de welstandsnota categorie 6 'Rijke Stadsvilla's'. In het stedenbouwkundig plan is er een onderscheid gemaakt tussen de bebouwing aan de M.H. Tromplaan en die aan de van Galenstraat zowel in schaal als in de ligging op de kavel. De criteria zijn op sommige onderdelen verruimd om dit onderscheid mogelijk te maken. Een bouwplan moet zich voegen naar de in de brochure genoemde kenmerken en een bijdrage leveren aan het geformuleerde doel van de welstandszorg. Bij de welstandstoets worden de volgende specifieke criteria gehanteerd.

kavel:

  • de bebouwing moet zo op de kavel staan dat een groot stuk van de kavel vrij blijft om in te richten als tuin;

Gebouw:

  • materialen moeten van duurzame kwaliteit zijn;
  • Kleur en materiaalgebruik moeten harmoniëren met de landelijke omgeving en een rustig en natuurlijk palet vormen.

Toevoegingen:

  • Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, opbouwen en dakkapellen en overkappingen moeten binnen de maatverhoudingen van het hoofdgebouw passen en mogen het straatbeeld niet domineren.
  • Toevoegingen moeten de architectonische kwaliteit van het hoofdgebouw evenaren.

Erfafscheiding:

  • Erfafscheidingen moeten van hoge esthetische kwaliteit zijn en bijdragen aan de groene kwaliteit van de wijk.

Sneltoets:

  • aan- en uitbouwen, bijgebouwen, opbouwen, dakkapellen en overkappingen worden in eerste instantie getoetst aan de algemene sneltoetscriteria, te vinden in de betreffende brochure 'Algemene sneltoetscriteria Enschede'.
  • Alle overige licht-vergunningplichtige bouwwerken zoals dakramen, rolhekken en rolluiken, luifels, zonwerig, zonnepanelen en antennes zijn welstandsvrij.

Aanbevelingen:

  • Hoe mooier en ambitieuzer de huizen, hoe meer allure de wijk heeft; nieuwbouw moet de architecto- nische kwaliteit van de wijk als geheel verrijken.
  • De dominante beeldbepalers zijn de tuinen en erfafscheidingen van de individuele kavels; zij moeten van hoge kwaliteit zijn om de groene identiteit van de wijk hoog te houden.
  • Grote bomen en combinaties van mooie tuinhekken en hagen als erfafscheiding.

De procedure van de Wijziging 69 van de Welstandsnota, Beeldkwaliteitsplan "Beekwoude" zal gelijk oplopen met die van voorliggend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. De ruimtelijke ordening moet nadrukkelijk rekening houden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. Een goede ruimtelijke ordening vereist dat aandacht wordt besteed aan de diverse relevante milieuaspecten die bij ruimtelijke afwegingen een belangrijke rol spelen. Het bestuursorgaan dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan daarom te onderzoeken welke waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. In dit hoofdstuk wordt aan deze omgevingsaspecten nader aandacht besteed en worden de resultaten van het onderzoek beschreven.

5.1 Milieu

De ruimtelijke ordening moet nadrukkelijk rekening houden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. De afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu is voor een deel verankerd in beleid, wet- en regelgeving. In de praktijk is het bestemmingsplan een belangrijk instrument voor een integrale afstemming tussen milieuaspecten en de ruimtelijke ordening en het doorvertalen van ruimtelijk relevante onderdelen van het milieubeleid.

Binnen het plangebied spelen diverse milieuaspecten een rol, onder andere vanwege de ligging aan belangrijke verkeerswegen van het plangebied en de bedrijvigheid in en rondom het plangebied.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om de resultaten van het onderzoek naar de milieuaspecten te beschrijven in de plantoelichting. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving alsmede met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk wordt aangegeven of en zo ja, op welke wijze in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met de verschillende milieu-aspecten. Aan de orde komen bodemkwaliteit, geluidhinder, milieuhinder van bedrijvigheid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, duurzaamheid en eventuele beperkingen als gevolg van kabels, leidingen en straalpaden.

5.1.1 Vormvrije milieueffectrapportage Beekwoude

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. De m.e.r. is wettelijk neergelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm). Om na te gaan voor welke plannen en besluiten daad- werkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden, dient men het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) te raadplegen.

In het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten als volgt onderverdeeld:

  • Activiteiten die belangrijk nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Deze activiteiten zijn opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r.;
  • Activiteiten waarvoor het bevoegde gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze activiteiten zijn opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:

  • Het plan of besluit is m.e.r.-plichtig. Deze activiteiten zijn opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r.;
  • Het plan of besluit omvat een activiteit uit kolom 1 van onderdeel D en deze activiteit ligt boven de indicatieve drempelwaarden, zoals omschreven in kolom 2 (gevallen). Een besluit dient eerst te worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van een m.e.r.-plicht; het besluit is dan m.e.r.- beoordelingsplichtig. Voor een plan, zoals opgenomen in kolom 3 (plannen) van onderdeel D geldt er een m.e.r.-plicht;
  • Het plan of het besluit omvat een activiteit uit kolom 1 van onderdeel D, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de indicatieve drempelwaarden, zoals omschreven in kolom 2 (gevallen). Voor deze plannen en besluiten moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag moet zich er van vergewissen dat de activiteit geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben;
  • Het plan of besluit is niet genoemd als activiteit in het Besluit m.e.r. Voor het plan geldt geen m.e.r.-plicht of m.e.r.- beoordelingsplicht.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Op 1 april 2011 is het nieuwe besluit m.e.r. in werking getreden. Eén van de belangrijkste wijzigingen in het nieuwe Besluit m.e.r. is dat een toetsing aan de drempelwaarden van onderdeel D alleen niet meer toereikend is. Indien een bepaalde activiteit een omvang heeft die onder de drempelwaarde ligt, dient op basis van de selectiecriteria, zoals opgenomen in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling, te worden vastgesteld of belangrijke gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Wanneer belangrijke nadelige gevolgen kunnen worden uitgesloten, is de activiteit niet m.e.r.-beoordelingsplichtig. Om aan te kunnen geven of een activiteit niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is wordt de vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

De vorm- vrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van de criteria, zoals opgenomen in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling, wordt beoordeeld of er al of niet sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

De ontwikkeling van Beekwoude valt in categorie D 11.2 van het Besluit m.e.r. De realisatie van 70-72 woningen en ca. 1000 m2 maatschappelijke voorzieningen blijft echter ver onder de drempelwaarde:

D 11.2   De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.   In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlak- te van 200.000 m2 of meer.  
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.   De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.  

Projectbeschrijving

Beekwoude is een ontwikkelingsgebied in Enschede Zuid, waarin op een oppervlakte van ca. 4 ha. maximaal 75 grondgebonden woningen gebouwd kunnen worden, merendeels twee-onder-één-kap. Daarnaast is ruimte voor ca. 1000 m2 maatschappelijke voorziening.

Bij de uitvoering van de plannen worden de drempelwaarden uit kolom 2 niet overschreden. In onderhavige vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt nagegaan of een mer-beoordeling alsnog noodzakelijk is. De relevante aspecten uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling zullen hieronder worden beschreven.

Locatie

Het plangebied ligt in Enschede Zuid en wordt begrensd door de Broekheurnering in het noorden, de resterende sportvelden aan de Geessinkweg in het oosten, de Geessinkbraakweg in het zuiden, de Usselermarkeweg en de grens van woonwijk de Helmerhoek in het westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0013.jpg"

Fig. Concept mogelijke invulling woningen Beekwoude.

Huidig grondgebruik

Het gebied betreft voormalige sportvelden en is op dit moment niet in gebruik en heeft op dit moment geen specifieke functie.

Cumulatie met andere projecten

Ten zuiden van het plangebied wordt Erve Leppink gebouwd. Het betreft een woon/zorglocatie met kinderopvang, 32 appartementen voor begeleid wonen en 48 wooneenheden voor dementerende ouderen. Een relatie met Beekwoude is er niet.

In de minder directe nabijheid is het Brunink in ontwikkeling. Het betreft een woningbouwlocatie met kavels en woningen in het hogere marktsegment. Met geen van beide projecten heeft Beekwoude een directe relatie, noch beïnvloeden zij elkaar.

Natuur en ecologie

Natura 2000

Het plangebied is niet gelegen in de (provinciale) Ecologische Hoofdstructuur. (EHS) De dichtstbijgelegen Natura 2000-gebieden zijn het Witte Veen, het Buurserzand/Haaksberger Veen en het Aamsveen. Zowel het Witte Veen, als het Buurserzand/Haaksbergerveen bevinden zich op ca. 3,5 km van Beekwoude. De afstand tot het Aamsveen bedraagt ca. 5,5 km.

Door de ligging van Beekwoude en de al aanwezige grootschalige woonbebouwing in Enschede Zuid (ca. 14.500 woningen) is het niet aannemelijk dat het maximaal aantal van 75 te bouwen woningen in Beekwoude een significante invloed hebben op genoemde Natura 2000-gebieden.

Flora en fauna

Zie tevens paragraaf 5.4. van deze toelichting.

Beekwoude is een geschikt leefgebied voor verschillende beschermde planten- en dierensoorten in het kader van de Flora- en faunawet. Een onderzoek heeft zich met name gericht op beschermde vogels, de huismus in het bijzonder, en vleermuizen. Geen van beide komen op dit moment voor in het plangebied, maar het gebied maakt wel deel uit van de functionele leefomgeving van vleermuizen.

Om de planontwikkeling mogelijk te maken zijn voor beide soorten maatregelen nodig. Voor de huismus komen die in grote lijn neer op het creëren van voldoende nestmogelijkheden. Voor vleermuizen betekent dit dat vliegroutes mogelijk worden gemaakt en verlichting wordt aangepast op wensen van vleermuizen. Worden voor vleermuizen geen maatregelen getroffen, dan zal een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet aangevraagd moeten worden.

Verkeer

Op basis van de CROW-publicatie “Kencijfers en parkeergeneratie” (oktober 2012) kan het aantal vervoers- bewegingen dat samenhangt met de ontwikkeling van de geplande woningen en de maatschappelijke voorziening bepaald worden. Voor de ca 75 mogelijk te bouwen woningen leidt dat in totaal tot ca. 435 motor- voertuigen per etmaal. Voor de maatschappelijke voorziening, met een geschat oppervlak van 1.800 m2 wordt een toename van 510 motorvoertuigen per etmaal voorzien.

In totaal zal het plan dus leiden tot ca. 945 extra voertuigbewegingen per etmaal.

Geluid

Zie hiervoor tevens paragraaf 5.1.3 van deze toelichting.

Voor het thema geluid spelen twee thema's. Het plangebied ligt deels binnen de geluidszones van de Broekheurnering en de Geessinkbraakweg. Daarnaast grenzen een aantal voetbalvelden aan de oostelijke zijde aan het plangebied.

Wegverkeer

Uit het onderzoek blijkt dat uitsluitend de geluidsbelasting vanwege de Broekheurnering relevant is. Aan alle woningen in Beekwoude kan aan de voorkeursgrenswaarde worden voldaan, met uitzondering van de rij van 11 woningen direct grenzend aan de Broekheurnering. Voor deze laatste woningen zullen overdrachtsmaatregelen moeten worden getroffen. Dat kan in de vorm van een wal met een hoogte van vijf meter. Een hogere wal is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Daarmee kan op de begane grond en de eerste verdieping van de woningen aan de voorkeursgrenswaarde worden voldaan. Voor de zolderverdieping hebben de maatregelen echter geen effect. Ook na het treffen van maatregelen bedraagt de geluidsbelasting bij de eerste rij woningen op de zolderverdieping ten hoogste 54 dB. Om de bouw van die woningen toch mogelijk te maken kan een hogere waarde van 54 dB worden vastgesteld. De woningen voldoen aan de voorwaarden die de Wet geluidhinder daarvoor biedt.

Voetbalverenigingen

De voetbalvelden van voetbalverenigingen Victoria '28 en Enschedese Boys grenzen direct aan het plangebied. Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de binnen het plangebied te realiseren woningen zullen ondervinden vanwege de voetbalverenigingen Victoria '28 en Enschedese Boys is door Tebodin een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het rapport is voor beide verenigingen de geluidsbelasting tijdens trainingsdagen, wedstrijddagen en evenementen bepaald in het kader van het Activiteitenbesluit en een goede ruimtelijke ordening.

Uit het onderzoek blijkt dat Victoria '28 en Enschedese Boys tijdens trainingsdagen en wedstrijddagen (de representatieve bedrijfssituatie) aan de volgens het Activiteitenbesluit geldende normen en aan de in het kader van een goede ruimtelijke ordening gehanteerde uitgangspunten voor aanvaardbaarheid kunnen voldoen.

Tijdens de incidentele bedrijfssituatie (evenementen) zullen omwonenden hogere geluidsbelastingen ondervinden dan de geldende normen en gehanteerde uitgangspunten voor aanvaarbaarheid die gelden voor de representatieve bedrijfssituatie. De hogere geluidsbelasting tijdens evenementen wordt acceptabel geacht omdat het incidentele activiteiten betreft, en doordat er maatwerkvoorschriften worden gesteld die erop gericht zijn om geluidsoverlast van evenementen zoveel mogelijk te voorkomen.

Luchtkwaliteit

Zie hiervoor tevens paragraaf 5.1.6 van deze toelichting.

Het project is op grond van art. 5.16 lid 2 van de Wet milieubeheer getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Daarbij is onderscheid gemaakt naar het totaal aantal te realiseren woningen en de te ontwikkelen “maatschappelijke voorziening”.

Uit het aantal extra voertuigbewegingen dat de geplande woningbouw én maatschappelijke voorziening met zich meebrengen kan het effect op de luchtkwaliteit afgeleid worden. Uit de door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu daarvoor beschikbaar gestelde rekentool NIBM, blijkt dat het plan “niet in betekenende mate” bijdraagt aan een eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit. Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit is er geen belemmering voor de realisatie van het plan.

Externe veiligheid

Zie hiervoor tevens paragraaf 5.1.5 van deze toelichting.

Het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid en de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Getoetst is onder meer aan het BRZO, het BEVI, REVI, de 'circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (cRNVGS) en de 'circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen'.

Geconcludeerd kan worden dat het plan, het realiseren van maximaal 75 woningen, geen belemmeringen ondervindt ten aanzien van externe veiligheid.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Het plangebied is niet gesitueerd nabij een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffenroute. Dit geldt voor alle modaliteiten.

Bodem

Zie tevens paragraaf 5.1.2 van deze toelichting

Voor het plangebied is in 2008 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Daaruit bleek dat in het grondwater voor enkele zware metalen de streefwaarde wordt overschreden. Daarnaast werden op een aantal plekken bodemvreemde materialen aangetroffen (puin, sintels en plastic). Tenslotte werd op één locatie asbest geconstateerd. Behalve voor de zware metalen in het grondwater wordt voor geen van de stoffen de streefwaarde overschreden. De aangetroffen verontreinigingen vormen geen belemmering voor de geplande ontwikkelingen in het plangebied.

Omliggende bedrijvigheid

In de directe omgeving van Beekwoude is slechts één inrichting onder het regime van het Activiteitenbesluit milieubeheer aanwezig. Het gaat om de voetbalvelden van Enschedese Boys en Victoria 28. Het bepalende milieuthema is geluid. Zoals in de geluidsparagraaf van deze vormvrije mer-beoordeling wordt geconcludeerd, kunnen beide voetbalverenigingen voldoen aan de in het Activiteitenbesluit geldende normen. Zij vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van Beekwoude. Omgekeerd vormt de ontwikkeling van Beekwoude eveneens geen belemmering voor de normale uitoefening van de activeiten van de voetbvalverenigingen.

Conclusie

Van de meest relevante milieuaspecten zijn de mogelijke gevolgen onderzocht. De beschikbare gegevens op het gebied van natuur en ecologie, bodem, verkeersstromen, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en het vervoer van gevaarlijke stoffen geven geen belemmerende factoren voor de verdere planontwikkeling.

5.1.2 Bodemkwaliteit

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet onderzoek worden verricht naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Bodemonderzoeken kunnen echter in verschillende gradaties plaatsvinden. Naast de uitvoering van een historisch onderzoek, kan het noodzakelijk zijn een verkennend, of –indien de onderzoeksresultaten daar aanleiding toe geven- zelfs aanvullend bodemonderzoek te laten plaatsvinden in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan.

Ten behoeve van het bestemmingsplan "Beekwoude heeft er een verkennend bodemonderzoek plaats- gevonden. Dit bodemonderzoek, het "Verkennend bodemonderzoek Beekwoude aan de Broekheurnering te Enschede" d.d. 13 januari 2009, is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. De resultaten, conclusies en advies van dit rapport luiden:

De grond en het grondwater zijn maximaal licht verontreinigd.

Op het midden van het terrein is in de bovengrond asbesthoudend plaatmateriaal aangetroffen. Het asbestgehalte is bepaald in de bodemlaag waarin het materiaal is aangetroffen. Hierin is geen asbest aangetoond. Het berekende gewogen asbestgehalte ligt onder de restconcentratienorm.

De aangetroffen verontreinigingen geven geen aanleiding tot nader onderzoek of sanerende maatregelen. Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek zijn er vanuit milieuhygiënische oogpunt geen bezwaren tegen de bestemmingswijziging en het voorgenomen gebruik.

De bovengrond op de locatie voldoet aan indicatief en het generieke kader "wonen" voor toe te passen grond. De ondergrond voldoet aan het generieke kader "schoon". De zintuiglijk met puin en sintels verontreinigde grond voldoet aan het generieke kader "industrie". De opdrachtgever wordt erop attent gemaakt dat eventueel bij werkzaamheden op de locatie vrijkomende grond, gezien de aangetroffen verontreinigingen, niet vrij toepasbaar is. Indien zintuiglijk verontreinigde grond vrij komt, wordt aanbevolen deze in depot te plaatsen en een bestemming te bepalen in overleg met het bevoegd gezag (de Gemeente Enschede).

Advies Gemeente Enschede:

De locatie is tot voor kort in gebruik geweest als sportvelden en ligt momenteel braak. Uit het uitgevoerde historisch onderzoek is gebleken dat over de locatie in het verleden mogelijk sloten en (onverharde) wegen hebben gelopen. Daarnaast heeft op de locatie mogelijk een boerderij en/of schuur gestaan. Tijdens het uitvoeren van het bodemonderzoek is hier extra aandacht aan besteed.

Ter plaatse van sleuf 12 (onverharde) weg zijn 4 stukjes (33 gram) asbestverdacht materiaal aangetroffen. De hoeveelheid asbest overschrijdt echter de interventiewaarde (>100 mg/kg d.s.) voor asbest niet. In de overige sleuven ter plaatse van de voormalige sloten en wegen zijn enkele bodemvreemde materialen aangetroffen (puin, sintels, plastic). De grond uit één boring (nr. 16) is separaat ingezet op basis van de bijmenging van bodemvreemde materialen. De grond bleek slechts licht verontreinigd (>AchtergrondWaarde). In de overige boringen bleken geen verontreinigingen (>AW) aanwezig te zijn.

In het grondwater zijn enkele zware metalen licht verhoogd aangetroffen, voor geen van de overige stoffen werd de streefwaarde overschreden.

Conclusie:

In de bodem is plaatselijk een overschrijding van de AchetrgrondWaarde aangetroffen, de interventiewaarde voor asbest wordt niet overschreden. In het grondwater wordt voor enkele zware metalen de streefwaarde overschreden.

Advies:

Er zijn geen belemmeringen voor de ontwikkeling en/of bouwplannen op het perceel.

Grondverzet:

De bovengrond op het perceel blijkt toepasbaar binnen de functieklasse 'Wonen', de ondergrond voldoet aan de functieklasse 'Schoon' en is vrij toepasbaar binnen de gemeente. De eventueel vrijkomende grond met puin en sintelbijmengingen rondom boring 16 is niet buiten het plangebied toepasbaar, de kwaliteit valt onder de functieklasse 'Industrie'. Deze klasse is niet aanwezig binnen de gemeente Enschede. Het advies is deze grond binnen het plangebied te gebruiken.

5.1.3 Geluid

5.1.3. a. Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Het plangebied is (deels) gelegen binnen de zones van de Broekheurnering en de Geessinkbraakweg. Industrielawaai en spoorweglawaai zijn voor het plangebied niet relevant. In het navolgende wordt verder uitsluitend ingegaan op wegverkeerslawaai.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Beekwoude” zijn geen op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen aanwezig. Het plangebied is wel gelegen binnen de onderzoekszone van de volgende gezoneerde wegen: Broekheurnering en Geessinkbraakweg. Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van geluidgevoelige gebouwen binnen de onderzoekszone.

Wettelijk kader

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Volgens artikel 76a/77 van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.

De binnen het plangebied te realiseren woningen zijn gelegen in stedelijk gebied binnen de zone van bestaande wegen. Op woningen bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB (artikel 82, eerste lid Wet geluidhinder). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend tot ten hoogste 63 dB (artikel 83, tweede lid Wet geluidhinder). Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeester en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe geluidnota is vastgesteld.

Akoestisch onderzoek

Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de binnen het plangebied te realiseren woningen zullen ondervinden vanwege het wegverkeer is door de gemeente Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Beekwoude, wegverkeerslawaai” van 24 mei 2013. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Onderzoeksresultaten

Uit het onderzoek blijkt dat uitsluitend de geluidsbelasting vanwege de Broekheurnering relevant is, en dat op de woningen op de eerstelijnsbebouwing langs deze weg niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Om de geluidsbelasting op deze woningen te reduceren zullen overdrachtsmaatregelen worden getroffen. Het gaat daarbij om een wal met daarbovenop een scherm, met een gezamenlijke hoogte van 5 meter, langs de Broekheurnering en om schermen met een hoogte van 2,5 meter langs de zijkant van de tuinen van de hoekwoningen. Hierdoor zal op de begane grond van alle woningen en op 1e verdieping van de meeste woningen op de eerstelijnsbebouwing langs de Broekheurnering aan de voorkeursgrenswaarde worden voldaan. Als gevolg van de overdrachtsmaatregelen zal ook de geluidsbelasting in de achtertuinen minder dan 48 dB bedragen. Op de zolders van de woningen hebben de maatregelen echter nauwelijks effect en zal de voorkeursgrenswaarde worden overschreden.

Het terugbrengen van de geluidsbelasting op alle verdiepingen van de woningen is uitsluitend mogelijk met zeer hoge afschermingen (minimaal 7,5 meter hoog) langs de achter- en zijkant van de woningen. Hetgeen vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk is.

Hogere grenswaarde

Met de te treffen maatregelen zal de geluidsbelasting op 11 woningen op de eerstelijnsbebouwing langs de Broekheurnering ten hoogste 54 dB bedragen. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Wel wordt voldaan aan de maximaal vast te stellen hogere waarde van 63 dB. Realisatie van de woningen is alleen mogelijk als een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan.

Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de realisatie van woningen binnen de wettelijke zone van de Broekheurnering en de Geessinkbraakweg.

De woningen op de eerstelijnsbebouwing langs de Broekheurnering kunnen alleen worden gerealiseerd als voor elf woningen een hogere waarde van 54 dB wordt vastgesteld. Uit het onderzoek blijkt dat aan de voor- waarden voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan.

Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan wordt een procedure gestart voor het vaststellen van de hogere waarden.

5.1.3.b.Luchtvaartlawaai

Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ligt ruimschoots buiten de geluidszone van het vliegveld. Luchtvaartlawaai is voor het plan dan ook niet relevant.

Goede ruimtelijke ordening/Activiteitenbesluit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ook aandacht te worden besteed aan relevante geluidsbronnen die niet vallen onder de geluidswetgeving voor wegverkeers-, railverkeers-, industrie- en luchtvaartlawaai. Ten oosten van het plangebied zijn de sportvelden van de voetbalverenigingen Victoria '28 en Enschedese Boys gelegen. De te realiseren woningen in het plangebied zullen vanwege de voetbalverengingen een geluidsbelasting ondervinden. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het geluid vanwege de voetbalverenigingen op het plangebied.

Wettelijk kader

Op beide verenigingen is het Activiteitenbesluit milieubeheer (verder Activiteitenbesluit) van toepassing. Op basis van het Activiteitenbesluit zijn op de verenigingen geluidsvoorschriften van toepassing. Met daarin normen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau die gebaseerd zijn op de Geluidnota Enschede 2009-2012. In de Geluidnota zijn voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau per gebiedstype de toegestane geluidsniveaus (richt- en grenswaarden) vastgesteld. Deze zijn in onderstaande tabel opgenomen.

  Dagperiode
(07.00 – 19.00 uur)  
Avondperiode
(19.00 - 23.00 uur)  
Nachtperiode
(23.00 – 07.00 uur)  
Richtwaarde Gemengd Groen 1)   45 dB(A)   40 dB(A)   35 dB(A)  
Richtwaarde Verkeersinfrastructuur 2)   50 dB(A)   45 dB(A)   40 dB(A)  
Grenswaarde   55 dB(A)   50 dB(A)   45 dB(A)  

1). Geldt voor het gehele plangebied met uitzondering van het gebied tot 50 meter uit de as van de Broekheurnering.

2). Geldt voor het gebied tot 50 meter uit de as van de Broekheurnering.

In de Geluidnota zijn geen normen voor het maximale geluidsniveau opgenomen. Voor het maximale geluidsniveau geldt de in het Activiteitenbesluit opgenomen grenswaarde van 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode.

In het Activiteitenbesluit is bepaald dat bij toetsing aan de normen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau het menselijk stemgeluid buiten beschouwing blijft. En dat bij toetsing aan de normen voor het maximale geluidsniveau het menselijk stemgeluid, het komen en gaan van bezoekers en het verrichten van sportactiviteiten in de openlucht buiten beschouwing blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter wel aandacht te worden besteed aan het menselijk stemgeluid, het komen en gaan van bezoekers en het verrichten van sportactiviteiten in de openlucht. Voor toetsing van geluid in het kader van een goede ruimtelijke ordening bestaat geen helder wettelijk toetsingskader. De gemeente Enschede heeft hierin een eigen beoordelingsvrijheid en hanteert het volgende uitgangspunt. Indien voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau aan de grenswaarde van 55 dB(A) etmaalwaarde uit de Geluidnota en voor het maximale geluidniveau aan de grenswaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan dan is het plan voor de gemeente Enschede zonder meer aanvaardbaar.

Akoestisch onderzoek

Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de binnen het plangebied te realiseren woningen zullen ondervinden vanwege de voetbalverenigingen Victoria '28 en Enschedese Boys is door Tebodin een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek voetbalclubs Victoria '28 en Enschede Boys in de Wesselerbrink te Enschede; ordernummer 45211, revisie B, d.d. 30 mei 2013”. In het rapport is voor beide verenigingen de geluidsbelasting tijdens trainingsdagen, wedstrijddagen en evenementen bepaald in het kader van het Activiteitenbesluit en een goede ruimtelijke ordening. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Onderzoeksresultaten

In het onderstaande wordt achtereenvolgens een samenvatting gegeven van de onderzoeksresultaten, ter plaatse van de te realiseren woningen, in het kader van het Activiteitenbesluit en een goede ruimtelijke ordening.

Activiteitenbesluit

Op trainingsdagen wordt door beide verenigingen aan de geldende normen voldaan.

Tijdens wedstrijddagen kan door beide verenigingen eveneens worden voldaan aan de geldende normen. Op dit moment is dit echter nog niet het geval voor Victoria '28 wanneer het 1e elftal thuis speelt omdat dan muziek via de luidsprekers ten gehore wordt gebracht. Het ten gehore brengen van muziek via de luidsprekers is echter in strijd met gemaakte en ondertekende afspraken.

Tijdens evenementen kan niet worden voldaan aan de geldende normen. De normen zijn echter niet van toepassing omdat de evenementen maximaal 8 keer per jaar per vereniging plaatsvinden en als incidentele situatie worden beschouwd. Evenementen kunnen gereguleerd worden door het stellen van maatwerkvoorschriften die erop gericht zijn om geluidsoverlast van evenementen zoveel mogelijk te voorkomen.

5.1.3.c. Goede ruimtelijke ordening

Door Victoria '28 kan tijdens trainingsdagen in de dag- en nachtperiode aan de door de gemeente gehanteerde uitgangspunten voor aanvaardbaarheid worden voldaan. In de avondperiode is tijdens trainingen de berekende waarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau 2 dB(A) en die voor het maximale geluidsniveau 1 dB(A) hoger dan het gehanteerde uitgangspunt voor aanvaardbaarheid. In het rapport is echter aangegeven dat de berekende waarden een overschatting geven van enkele dB's. Gezien de beperkte berekende overschrijding is het aannemelijk dat in de avondperiode aan de uitgangspunten voor aanvaardbaarheid kan worden voldaan.

Door Enschedese Boys kan tijdens trainingsdagen in alle perioden aan de uitgangspunten voor aanvaardbaarheid worden voldaan.

Indien bij Victoria '28, overeenkomstig de gemaakte en ondertekende afspraken, geen muziek door de luidsprekers ten gehore wordt gebracht kan door beide verenigingen tijdens wedstrijddagen aan de uitgangspunten voor aanvaardbaarheid worden voldaan.

Tijdens evenementen kan niet worden voldaan aan de uitgangspunten voor aanvaardbaarheid. Omdat de evenementen incidentele situaties betreffen is het uitgangspunt voor aanvaardbaarheid hier niet van toepassing. Evenementen zullen worden gereguleerd door het stellen van maatwerkvoorschriften die erop gericht zijn om geluidsoverlast van evenementen zoveel mogelijk te voorkomen.

Conclusie

Met het uitgevoerde onderzoek is voldoende aannemelijk gemaakt dat door de voetbalverenigingen Victoria '28 en Enschedese Boys tijdens de representatieve bedrijfssituatie (trainingsdagen en wedstrijddagen) aan de volgens het Activiteitenbesluit geldende normen en aan de in het kader van een goede ruimtelijke ordening gehanteerde uitgangspunten voor aanvaardbaarheid kan worden voldaan.

Tijdens de incidentele bedrijfssituatie (evenementen) zullen hogere geluidsbelastingen worden ondervonden dan de geldende normen en gehanteerde uitgangspunten voor aanvaarbaarheid die gelden voor de representatieve bedrijfssituatie. De hogere geluidsbelasting tijdens evenementen wordt acceptabel geacht omdat het incidentele activiteiten betreft, en doordat er maatwerkvoorschriften worden gesteld die erop gericht zijn om geluidsoverlast van evenementen zoveel mogelijk te voorkomen.

5.1.4 Bedrijven en milieuzonering

Veel potentiële conflictsituaties waarbij milieuaspecten in het geding zijn, kunnen worden voorkomen door toepassing van zonering. Zonering is in zijn algemeenheid een ruimtelijk middel voor het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak conflicterende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd.

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter vergroting van de leefkwaliteit. Bij integrale milieuzonering wordt bovendien rekening gehouden met cumulatieve effecten. Voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming is de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” (2009) in de praktijk een belangrijk hulpmiddel. Deze publicatie geeft voor vele bedrijfstypen, opslagen en installaties aan welke milieuaspecten een rol kunnen spelen en biedt een handreiking ten aanzien van welke gemiddelde afstanden tot woonbebouwing vanuit een goede ruimtelijke ordening 'passend' zijn. De genoemde richtafstanden zijn slechts indicatief, waardoor maatwerk op lokaal niveau noodzakelijk is.

In verband met de voorbereiding van het bestemmingsplan "Beekwoude" is een onderzoek verricht naar de op dit moment in en nabij het plangebied bevindende bedrijven.

Werkwijze:

Als leidraad voor de inventarisatie heeft het Inrichtingenbestand van de afdeling Vergunningen van de Gemeente Enschede gediend. Met behulp van de publicatie "Bedrijven en Milieuzonering"(2009), is van de inrichtingen de milieucategorie bepaald. Tevens zijn per inrichting de bedrijfsactiviteiten aangegeven, alsmede per milieuaspect de wenselijke afstand tot de woningen.

Daarnaast zijn de onderzochte inrichtingen aangegeven die in het Inrichtingenbestand van de afdeling Vergunningen zijn opgenomen (milieucategorie 2 en hoger) en welke mogelijk van invloed zijn op het bestemmingsplangebied.

Van de inrichtingen die een milieucategorie 3.1 en hoger hebben en mogelijke effecten hebben op het plangebied zijn de relevante milieu-aspecten nader uitgewerkt.

Beschrijving Inrichtingen zoals bekend in het Inrichtingenbestand.

Adres   Naam   Omschrijving activiteit   Categorie   Milieuaspect   Indicatieve afstand (in 'm')  
Geessinkweg 278/282   Enschedese Boys / Victoria '28   Veldsportcomplex voetbalvelden   3.1   Geluid   50 meter  

Voornoemde bedrijf moet voldoen aan de regelgeving van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het betreft hier een type B-inrichting.

Bedrijven categorie 3.1 en hoger.

Uit voorgaande blijkt dat er een inrichting aanwezig is nabij Beekwoude met een milieucategorie 3.1. Volgens de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zou in verband met het aanwezige sportcomplex (voetbalvelden Enschedese Boys en Victoria '28) voor het aspect geluid, een indicatieve afstand van 50 meter tot woningen of gevoelige objecten te worden aangehouden. Op de gevel van een woning of gevoelig object moet worden voldaan aan de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. Gelet hierop en op de afstand van de mogelijke geluidsbronnen (in/nabij de kantine van de verenigingen) tot de dichtstbijzijnde bebouwing in het plangebied (gevoelige objecten) kan geconcludeerd worden dat deze inrichting aan de Geessinkweg 278/282 niet van invloed is op de voorgestane ontwikkelingen zoals verwoord is in het bestemmingsplan "Beekwoude".

5.1.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Externe veiligheid met betrekking tot het bestemmingsplan "Beekwoude".

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Beekwoude" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

NB: In de huidige situatie is de spoorlijn Hengelo-Enschede-Gronau niet aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Naar verwachting zal de spoorlijn ook niet in het Basisnet worden opgenomen maar helemaal zeker is dat niet.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" is hemelsbreed op ca. 8,5 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid en de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Getoetst is ondermeer aan het BRZO, het BEVI, REVI, de 'circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRNVGS) en de 'circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen'.

Geconcludeerd kan worden dat het plan, het realiseren van maximaal 75 woningen, geen belemmeringen ondervindt ten aanzien van externe veiligheid.

5.1.6 Luchtkwaliteit

Inleiding:

Aan de Geessinkbraakweg in Enschede, ten westen van de sportvelden van de voetbalverenigingen Victoria '28 en Enschede Boys, is men voornemens maximaal 75 grondgebonden woningen en een maatschap- pelijke voorziening (evt. gezondheidscentrum) te realiseren. Gezien het feit dat het initiatief niet past in het vigerende bestemmingsplan is hiervoor een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. In het kader van deze procedure dient op grond van art 5.16 lid 2 van de Wet Milieubeheer te worden getoetst aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit.

Wettelijk kader:

De Europese regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit is in Nederland geïmplementeerd in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de 'Wet Luchtkwaliteit' geen belemmering voor de in art. 5.16 lid 2 opgenomen besluiten en bevoegdheden indien:

  • Geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde.
  • Een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • Een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
  • Een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

De regelgeving behorend bij de Wet Luchtkwaliteit is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AmvB's) en Ministeriële Regelingen. Zo zijn inmiddels de volgende besluiten en regelingen in werking getreden:

  • Het Besluit 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
  • De Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
  • De Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007.
  • De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
  • Het Besluit gevoelige bestemmingen.

Verder is in de 'Wet Luchtkwaliteit' het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geïntroduceerd. Het NSL bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk niveau de gestelde luchtkwaliteitseisen te halen. De maatregelen hierbij zijn gericht op het halen van de grenswaarden voor PM10 uiterlijk medio 2011 en voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Kenmerk van de maatregelen, die het NSL bevat, is het ervoor zorgen dat de huidige overschrijdingen worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 vastgesteld.

Overwegingen:

De realisatie van een gezondheidscentrum is, in tegenstelling tot woningen, niet aangewezen in de Ministeriële Regeling NIBM als categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Derhalve is een berekening nodig om te bepalen of de ontwikkeling binnen de getalsmatige begrenzing van het criterium 'niet in betekenende mate' valt.

De verkeersaantrekkende werking van het plan is gebaseerd op onderstaande aannames:

  • Op basis van de CROW-publicatie 'Kencijfers en parkeergeneratie' (okt. 2012) van het CROW kan worden afgeleid dat de verkeersgeneratie per woning, in een dergelijk type woonmilieu ten hoogste 5,8 mvt/etmaal bedraagt. Bij ca. 75 te realiseren woningen komt dit neer op maximaal 435 mvt/etmaal.
  • Door de afdeling Ontwerp is een inschatting gemaakt van de verkeersgeneratie van het gezondheidscentrum. Gebaseerd op de te realiseren oppervlakte van 1800 m2 is deze geschat op 510 mvt/etmaal.

Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat het plan zal leiden tot ca. 945 extra voertuigbewegingen per etmaal. Via de door het Ministerie beschikbaar gestelde rekentool NIBM (versie mei 2013) blijkt dat het initiatief als NIBM kan worden beschouwd.

Conclusie:

Het plan valt binnen de in het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders waardoor er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering ligt voor de realisatie van het plan.

- Berekening NIBM-tool

Extra verkeer als gevolg van het plan Extra voertuigbewegingen
(weekdaggemiddelde)
Aandeel vrachtverkeer  
1000

2,0%  
Maximale bijdrage extra verkeer NO2 in µg/m3
PM10 in µg/m3  
1,13
0,26  
Grens voor "Niet in betekenende mate" in µg/m3   1,2  

Conclusie: "De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate" en is geen nader onderzoek nodig.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van de Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Waterhuishouding algemeen

De gemeente Enschede zamelt al het stedelijk afvalwater in dat vrijkomt binnen het grondgebied van de gemeente en transporteert het naar de rioolwaterzuivering. Daar waar geen gescheiden riolering aanwezig is wordt het afvalwater samen met het hemelwater aangeleverd. De Watervisie (vastgesteld op 27 mei 2013) geeft aan waar voor een gescheiden en waar voor een gemengd systeem is gekozen. Op de locaties waar nu een gemengd systeem is en straks een gescheiden systeem komt, is voorzien in de aanleg van een (stads)bleek. Op deze locaties dient na renovaties en herinrichting het afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden te worden en het hemelwater geborgen worden om te snelle afvoer (en wateroverlast benedenstrooms) te voorkomen.

Afvalwater.

uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in gebieden zonder gemengd rioleringsstelsel het afvalwater gescheiden van het hemelwater wordt aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Regge en Dinkel.

Hemelwater

Bij een toename van het verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaande stedelijke gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter.

Oppervlaktewater

Binnen en in de directe omgeving van het projectgebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Grondwater

De particuliere grondeigenaar is volgens de wet primair verantwoordelijk voor de grondwaterhuishouding (en ontwatering) op zijn perceel. Hij dient zelf zoveel mogelijk wateroverlast te voorkomen en is verantwoordelijk voor een goede staat van zijn eigendom. Dit houdt in dat hij zelf maatregelen moet nemen, bijvoorbeeld voorzieningen tegen een hoge grondwaterstand (greppels, drainage) of bouwkundige maatregelen (zoals het waterdicht maken van een kelder en het vochtdicht maken van vloeren).

De gemeente heeft een grondwaterzorgplicht voor het grondwater in de openbare ruimte. Ze draagt zorg voor het treffen van maatregelen om structurele overlast in de openbare ruimte zoveel mogelijk te beperken (inspanningsverplichting). De gemeente is ook het aanspreekpunt voor de burger en behandelt de meldingen van grondwateroverlast. Als blijkt dat er structurele grondwateroverlast is bij particulieren, dan doet de gemeente onderzoek naar doelmatige oplossingen van de grondwaterproblemen en maakt een doelmatigheidsafweging.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan "Beekwoude" beoogt het planologisch mogelijk te maken dat het bestaande groen met elkaar word verbonden, zodat een groenstructuur ontstaat.

In het plangebied geldt vanuit de watertoets een bergingsopgave van 20 mm over het verharde oppervlak. In het plangebied is daarin voorzien middels een 'wadi'. Daarnaast dient het schone water zichtbaar af te stromen naar de wadi. Voor de technische eisen aan wadi's gelden de eisen uit het TOR en Standaard Details.

aandachtspunten Grondwater:

De bodem is onderzocht. Hieruit blijkt dat deze voldoende doorlatend is en dat de grondwaterstanden voldoende laag zijn voor de geplande bebouwing. Toch kan het voorkomen dat wateroverlast ontstaat. Dit kan worden voorkomen door de gronden na de bouwfase voldoende diep door te spitten. Meer informatie hierover is te vinden op de site van de gemeente Enschede.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande en met inachtneming van de bergingsmaatregelen die in de uitwerking worden meegenomen, kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Ecologie en natuurwetgeving

Flora- en faunaonderzoek Beekwoude.

ten behoeve van het bestemmingsplan "Beekwoude" is door Eelerwoude uit Goor een Flora- en faunaonder- zoek uitgevoerd. De bevindingen en conclusies van dit onderzoek zijn verwoord in een definitief rapport (Flora- en faunaonderzoek Beekwoude Enschede d.d. 14 december 2012) en is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

Eindconclusies van dit rapport:

vleermuizen:

Samengevat wordt geconcludeerd dat de voorgenomen plannen in hun huidige vorm leiden tot een aantasting van de functionele leefomgeving van de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger. Voor beide vleermuissoorten dient, indien geen maatregelen worden getroffen, een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Een ontheffing wordt echter alleen verleend voor een in de wet genoemd belang. Ten aanzien van vleermuizen is alleen het belang e. 'dwingende redenen van groot openbaar belang' eventueel bruikbaar. Dit vraagt echter om een uitgebreide beargumentering van dit belang en op voorhand is onzeker of dit belang afdoende kan worden aangetoond. Geadviseerd wordt daarom maatregelen te nemen die het aanvragen van een ontheffing niet meer noodzakelijk maken, omdat negatieve effecten simpelweg kunnen worden voorkomen.

Huismus:

Minder duidelijk zijn de effecten van de ontwikkelingen op de huismus. Hoewel er geen effecten zijn te verwachten op vaste rust- en verblijfsplaatsen kan er door het verdwijnen van een aanzienlijk deel van de aanwezige singels sprake zijn van een negatief effect op de leefomgeving. Om aantasting van de leefomgeving te voorkomen, en daarmee mogelijke overtreding van de Flora- en faunawet, wordt geadviseerd om bij de inrichting van de nieuwe woonwijk rekening te houden met de huismus. De in paragraaf 6.3 en bijlage 3 van het Flora- en faunaonderzoek beschreven maatregelen kunnen eenvoudig worden uitgevoerd en sluiten aan bij de nieuwe denk- en werkwijze binnen de Flora- en faunawet. Door op ontwikkelingslocaties 'standaard'-maatregelen te treffen zoals bijvoorbeeld het aanbieden van vogelvides of vleermuiskasten, wordt op voorhand de duurzame instandhouding van de soorten gegarandeerd. Vervolgens kunnen ingewikkelde, tijdrovende en kostenverhogende procedures en maatregelen rond locaties met verblijfplaatsen van deze soorten worden voorkomen, omdat de soorten vooraf al alternatieven zijn aangeboden.

Advies van een ter zake kundige is noodzakelijk:

De in het Flora- en faunaonderzoek gepresenteerde maatregelen lijken eenvoudig uitvoerbaar en inpasbaar, maar functioneren alleen als met veel verschillende aspecten rekening wordt gehouden. De maatregelen vragen bovendien om nadere uitwerking en aanvulling. Inzet van een ter zake kundige ecoloog is noodzakelijk om te kunnen garanderen dat de maatregelen ook daadwerkelijk effectief zijn, en overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen.

Advies Gemeente Enschede

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan.

Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Voor de meeste Natura 2000 gebieden is Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag. Alleen voor een aantal expliciet in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 genoemde gebieden is de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie het bevoegd gezag.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

e Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied “Beekwoude”

Het plangebied van het bestemmingsplan “Beekwoude” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de directe omgeving daarvan. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Buurserzand en Haaksbergerveen” en “Witteveen” zijn beide op ca. 3,5 kilometer ten zuiden van het plangebied gelegen. Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een planmilieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of en zo ja er daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel. Gelet op de relatief kleinschalige aard van de ontwikkeling en de grote afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden kunnen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000 gebieden worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 kan dan ook achterwege blijven.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Op grond van de Flora- en faunawet zijn alle dieren en planten van onvervangbare waarde en dus dienen mensen daarmee zorgvuldig om te gaan. Daarom is in de wet ook een algemene zorgplicht (artikel 2) opgenomen, die inhoudt dat een ieder 'voldoende zorg' in acht dient te nemen voor álle in het wild voorkomende dieren en planten (dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dient in de regel ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Flora- en faunawet en het plangebied “Beekwoude”

In het kader van het bestemmingsplan “Beekwoude” is in 2012 een uitgebreid Flora- en faunawet onderzoek uitgevoerd door ecologisch adviesbureau Eelerwoude (“Flora- en fauna onderzoek Beekwoude, projectnr. P5693, Eelerwoude d.d. 20-11-2012 ). Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in het plangebied geen verblijfplaatsen van strikt(er) beschermde soorten aanwezig of te verwachten zijn. Uit de onderzoeksresultaten blijkt ook dat de groene opgaande structuren in het plangebied onderdeel uitmaken van de functionele leefomgeving van de strikt beschermde soorten huismus en de vleermuissoorten laatvlieger en gewone dwergvleermuis. In de oorspronkelijke plannen voor Beekwoude zouden deze aanwezige groenstructuren deels verdwijnen, dat zou voor de eerder genoemde strikt beschermde soorten een aantasting van hun functionele leefomgeving betekenen en daarmee een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Om de functionele leefomgeving van huismus, gewone dwergvleermuis en laatvlieger in het plangebied te kunnen waarborgen is het stedenbouwkundig plan voor Beekwoude in samenspraak met een ter zake kundige ecoloog aangepast. Daarmee is er geen sprake van een overtreding van de verbodsbepalingen en is het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden door vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

De EHS en het plangebied “Beekwoude”

Het plangebied van het bestemmingsplan “Beekwoude” maakt geen onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur en is ook niet gelegen aangrenzend aan gronden die onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur. Een nadere toetsing aan de EHS kan dan ook achterwege blijven.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de EHS geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.4 Duurzaamheid

'Duurzame ontwikkeling' is het kernbegrip in het rapport 'Our Common Future', dat in 1987 werd uitgebracht door de VN-Commissie Brundtland. Dit rapport staat ook wel bekend als het Brundtland-rapport, genoemd naar de Noorse ex-premier Gro Harlem Brundtland, die voorzitter was van deze commissie. Brundtland legde een duidelijke verbinding tussen economische groei, milieuvraagstukken en armoede- en ontwikkelingsproblematiek. Het rapport stelt dat armoede een belemmering vormt voor duurzaam gebruik van de natuurlijke omgeving en dat integratie van natuurbehoud en economische ontwikkeling nodig is voor duurzame ontwikkeling.

In de in voorbereiding zijnde structuurvisie Enschede 2011 wordt, in navolging van de VN-Commissie Brundtland, onder een duurzame ontwikkeling een ontwikkeling verstaan, waarbij  in de behoeften van de huidige generatie wordt voorzien, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

In de gemeentelijke structuurvisie worden de volgende facetten van duurzaamheid onderscheiden:

Energie- en klimaatbeleid

Het energie- en klimaatbeleid van de gemeente Enschede is zowel gericht op het voorkomen van (mitigatie) als op het aanpassen aan (adaptie) de gevolgen van klimaatverandering. In de op 16 november 2009 door de gemeenteraad vastgestelde beleidsnota Nieuwe energie voor Enschede heeft de gemeenteraad de ambitie uitgesproken om de CO2-uitstoot in Enschede in 2020 met 30 procent te hebben gereduceerd ten opzichte van het niveau in 1990. Bovendien is aangegeven dat gestreefd wordt naar een aandeel duurzame energie van 20 procent in het totale energiegebruik in 2020.

Met deze ambitieuze opgaven wordt ingezet op vermindering van de snelheid en omvang van de klimaatverandering door het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen.

De beoogde energietransitie verloopt langs de volgende sporen:

Thema   Omschrijving  
Bestaande gebouwde omgeving
 
Blijven intensiveren op energiebesparing in de bestaande woningvoorraad (zowel met particuliere eigenaren als met corporaties).
Bovendien doorgaan met de combinatie van energiebesparingsprojecten, binnenluchtkwaliteit, voorlichting en gedragsverandering gericht op klimaatneutrale en frisse scholen.
 
Duurzame gebiedsontwikkeling
 
Duurzaamheid is een sturend thema bij de (actualisatie van) gebiedsontwikkeling.  
Duurzame energieopwekking   Actief initiëren, faciliteren en participeren bij innovatieve opwekking van duurzame (hernieuwbare) energie in de stad en de regio (wind, zon, bio-energie, bodem).
 
Communicatie en participatie   De huidige campagne 'Doe groen. Dat scheelt' wordt intensief gericht op de burger met als doel de burger bewust energiebesparend te gaan laten handelen. De website zal worden vernieuwd en innovatieve, social media technieken worden ontwikkeld.
 
Gemeentelijke organisatie   In de eigen organisatie sturen op duurzaam inkopen, duurzaam eigen vervoer, energiebesparing eigen gebouwen en duurzame energie op eigen gebouwen.
 
Verkeer en vervoer
 
In de “Mobiliteitsvisie Enschede” is ruime aandacht voor duurzaamheid.
Onderwerpen:
- gebruik van energiezuiniger bussen;
- (eigen) auto's die op aardgas rijden en elektrisch vervoer;
- verschuivingen in het gebruik van vervoerswijzen (de zogenaamde “modal
split”) naar energiezuiniger vervoer: Stimuleren OV- en fietsgebruik;
 
Industrie en bedrijvigheid
 
Onderwerpen:
- stimuleren van bedrijvigheid op het snijvlak van innovatie en duurzaamheid;
- een gemeentelijk samenwerkingsconvenant over duurzaamheid met
bedrijven, KvK e.a.;
- uitnutten van de mogelijkheden tot handhaving van de landelijke afspraken
en regelgeving.
 

Bij toekomstige gebiedsontwikkelingen wordt de trias energetica als ontwerpprincipe genomen. De trias energetica is een door de Novem ontwikkeld driestappenplan bedoeld voor bedrijven, huishoudens, overheden, om stap voor stap klimaatneutraal te worden. De stappen betreffen:

  • beperk het energieverbruik door verspilling tegen te gaan;
  • gebruik duurzame energiebronnen, zoals wind-, water-, en zonne-energie;
  • zet fossiele brandstoffen zo efficiënt mogelijk in om aan de resterende energiebehoefte te voldoen.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet.

In het werkprogramma 'Schoon en zuinig' heeft het Rijk de ambitie uitgesproken dat nieuwe woningen vanaf 2020 energieneutraal zijn.

Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Behoud van bioversiteit

Wilde soorten dieren en planten kunnen het best worden behouden door ze in hun natuurlijke leefgebieden te beschermen (in situ-bescherming). Voor een aanzienlijk aantal soorten is de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de aanwijzing van Natura 2000 gebieden een belangrijk middel voor bescherming.

Wilde planten en dieren houden zich echter niet aan de grenzen van de EHS. Ook het stedelijk gebied is rijk aan wilde dieren en planten. Behoud van biodiversiteit vergt dus ook een inspanning in de ruimte buiten de EHS, onder meer door de inrichting en het beheer van groen mede te richten op behoud en ontwikkeling van ecologische waarden, maar ook door een adequate uitvoering van de Flora en faunawet.

Kwaliteit van bodem, water en lucht

De bodem, het water en de lucht zijn van eminent belang voor mens, plant en dier. De Rijksoverheid beschermt de kwaliteit van bodem, water en lucht door middel van regelgeving, die in het ene geval wel en in het andere geval geen ruimte voor lokale afwegingen laat. De gemeente Enschede is voornemens, daar waar regelgeving van hogere overheden dit mogelijk maakt, hieromtrent nader beleid te formuleren in de vorm van milieustreefbeelden.

Zuinig en zorgvuldig gebruik van grondstoffen, energie, land en water

Bevolkingsgroei en economische ontwikkeling leiden tot een steeds grotere vraag naar grondstoffen, energie, land en water. Veel van deze natuurlijke hulpbronnen zijn eindig; voor andere geldt dat een beperkte toegankelijkheid van deze hulpbronnen aanstaande is. Deze ontwikkeling maakt dat bij een duurzame ontwikkeling zuinig en zorgvuldig moet worden omgesprongen met land en water en dat waar mogelijk gebruik wordt gemaakt van hernieuwbare materialen.

Om van een integrale duurzame ruimtelijke ontwikkeling te kunnen spreken, dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan al deze deelthema's aandacht te worden besteed. Het voorgaande laat onverlet dat binnen het duurzaamheidsbeleid aan het energie- en klimaatbeleid bijzondere betekenis toe komt. Uitgangspunt is dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in ieder geval bijdragen aan de gemeentelijke energie- en klimaatsdoelstellingen.

Uitgangspunten voor dit bestemmingsplan

Uitgangspunt is dat dit bestemmingsplan een bijdrage levert aan c.q. rekening houdt met de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Enschede en het scheppen van zo goed mogelijke voorwaarden voor 'duurzame ruimtelijke ontwikkelingen'.

Voor wat betreft het energie- en klimaatbeleid is uitgangspunt bij de opstelling van het plan geweest dat het voorliggende plan in principe geen belemmering mag vormen bij de opwekking van hernieuwbare energie door particulieren en bedrijven. Concreet brengt dit met zich dat de toepassing van warmte/koude-opslag en de plaatsing van zonnepanelen of waterboilers op daken van gebouwen is toegestaan.

Aangezien de plaatsing van collectoren voor warmte- of electriciteitsopwekking op een dak van een bijbehorend bouwwerk of hoofdgebouw vergunningvrij is, als voldaan wordt aan de in artikel 2, onder 6, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht genoemde voorwaarden, is afgezien hieromtrent bepalingen op te nemen in de bestemmingsomschrijving binnen de verschillende bestemmingen.

5.5 Archeologie

Inleiding

Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Het Verdrag van Valetta) is in 1992 ondertekend. Het verdrag is geïmplementeerd via een wijziging van de Monumentenwet (Wet op de archeologische monumentenzorg), die op 1 september 2007 in werking is getreden.

Doelstelling is om zo veel mogelijk bodemschatten in de bodem te behouden, om zo aantasting van het bodemarchief te voorkomen. Verder wordt bevorderd dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke ordening rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Uitgangspunt is tevens dat bodemverstoorders archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen betalen.

De Wet op de archeologische monumentenzorg legt de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed bij gemeenten en bepaalt dat archeologie voortaan binnen het instrumentarium van de ruimtelijke ordening dient te worden meegewogen. De kern van de nieuwe wetgeving is als volgt:

  • het Rijk blijft verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen ingevolge de Monumentenwet 1988 en dus voor de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten;
  • de provincie kan archeologische attentiegebieden aanwijzen die moeten worden opgenomen in een bestemmingsplan van een gemeente en kan verplichtingen opleggen bij ontgrondingen;
  • het inbedden van archeologie in ruimtelijke plannen;
  • het behouden en beschermen van waardevolle archeologie in de bodem;
  • verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoring;
  • de bodemverstoorder betaalt de kosten van archeologisch onderzoek.

De gemeente heeft ten aanzien van het omgaan met archeologie een substantiële inhoudelijke beleidsruimte om belangenafwegingen te maken. De uitvoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg draagt bij aan de kennis van het ontstaan van de stad en samen met de monumenten, landschapshistorie en bouwhistorie, aan de kwaliteit van de ruimte en de identiteit en het imago van de gemeente Enschede

Archeologiebeleid gemeente Enschede

Op 28 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke wijze binnen de gemeente Enschede invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroeg tijdstip te worden betrokken bij planontwikkelingen en/of aanvragen voor bouw-, sloop- of aanlegvergunningen dat de risico's van bodemverstoringen voor de archeologie voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij is het van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde. Gesteld kan worden dat tot de Middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de Middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. In deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op basis van kennis over het hiervoor genoemde kan een indicatie worden gegeven over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties ten aanzien van gebiedsspecifieke verwachtingen zijn op een archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Enschede aangegeven. Voor gebieden met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde en waardevolle terreinen geldt een archeologische onderzoeksplicht.

In de beleidsnota is een handleiding voor het archeologisch werkproces opgenomen, met daarin te onderscheiden processtappen van inventarisatie, waardering, selectie en specifieke beheersmaatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00035-0003_0014.jpg"

Afbeelding: fragment Archeologische Verwachtingskaart met daarin aangegeven de planbegrenzing van het bestemmingsplan "Beekwoude (rode lijn). De archeologische verwachtingswaarde wordt bepaald door kleuren. Hoe lichter de kleur, hoe lager de archeologische verwachtingswaarde. Hoe donkerder de kleur hoe hoger de archeologische verwachtingswaarde.

Archeologie en het plangebied "Beekwoude"

Ten behoeve van de woningbouwplannen voor het gebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" is een archeologisch onderzoek uitgevoerd bestaande uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek. Dit archeologisch onderzoek is als bijlage bij deze toelichting toegevoegd.

De conclusies van dit onderzoek luiden:

Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig en, zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard, datering en waardestelling hiervan?

In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle perioden. Vanwege de lage ligging was het plangebied in het verleden echter onaantrekkelijker voor bewoning dan de eromheen liggende dekzandruggen en morenenruggen. Eventuele archeologische resten komen voor direct aan of onder het maaiveld. Het plangebied is mogelijk geëgaliseerd ten behoeve van de aanleg van het sportpark. Hierdoor kunnen eventuele archeologische resten verloren zijn gegaan.

Het booronderzoek heeft uitgewezen dat de bodem tot 90 à 160 cm -mv. verstoord is. Op grond van het gegeven dat het terrein door zijn lage ligging waarschijnlijk onaantrekkelijk is geweest voor bewoning, de afwezigheid van archeologische indicatoren en de tijdens het booronderzoek geconstateerde verstoring van de bodemopbouw worden in het plangebied geen archeologische waarden meer verwacht.

Is er in het plangebied een onverstoorbare bodem aanwezig en zo ja, komt dit overeen met het op basis van het bureauonderzoek verwachte bodemtype?

De bodem is in het grootste deel van het plangebied verstoord tot in de C-horizont. In het zuidwesten zijn nog resten van de oorspronkelijke veldpodzolbodem aangetroffen onder een dik pakket opgebracht zand.

In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep?

n.v.t.

Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

n.v.t.

Indien de eventuele archeologische waarden niet kunnen worden behouden, welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit?

Archeologische waarden worden in het plangebied niet verwacht. Het advies is daarom om geen nader onderzoek te laten uitvoeren.

Aanbeveling.

ADC ArcheoProjecten adviseert om in het plangebied geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. Wat betreft de archeologie is er geen belemmering om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet.

Advies gemeente Enschede:

De aanbevelingen uit het archeologisch rapport worden door de gemeente Enschede overgenomen. Het gebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" kan voor wat betreft het aspect 'archeologie' worden vrijgegeven.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen.

Met betrekking tot het bestemmingsplan "Beekwoude" gaat het om een globaal eindplan die de realisatie van een zeventigtal woningen, alsmede een maatschappelijke voorziening, in het gebied van Beekwoude mogelijk moet maken. Een gedetailleerd ontwerp van de inrichting en situering van de gedachte bebouwing heeft ten grondslag gelegen aan de vervaardiging van dit bestemmingsplan. Om toch een bepaalde mate van flexibiliteit in de plannen voor Beekwoude toe te staan en in te kunnen spelen op mogelijke (hetzij marginale) aanpassingen ten opzichte van het ontwerp, is hier gekozen voor een globaal eindplan.

BP uitsluitend voor een concrete nieuwe ontwikkeling

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Beekwoude”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de StandaardVergelijkeBestemmingsplannen 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

De gronden begrepen in het bestemmingsplan “Beekwoude” zijn bestemd voor “Groen”, "Verkeer-verblijfsgebied", "Maatschappelijk en "Wonen".

Groen

Langs de randen van het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" zijn stroken grond bestemd voor "Groen". Deze gronden zijn primair bestemd voor de aanleg van groenstroken en plantsoenen maar ook voor waterpartijen,waterlopen, waterbergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing. Daarnaast mogen binnen deze bestemming geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd in de vorm van geluidwallen en/of geluidschermen. Ook in- en uitritten naar- en van woningen, wandel- en fietspaden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair etc. zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Verkeer-Verblijfsgebied

De gronden met de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” zijn bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

Maatschappelijk

In het noordwestelijk deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude", ten zuiden van de entree naar de nieuw geplande wijk, zijn gronden bestemd voor "Maatschappelijk". Gronden met de bestemming "Maatschappelijk" zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, die zijn genoemd in de categorie 1 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1); Het gaat hierbij om maatschappelijke voorzieningen zoals apotheken, voorzieningen ten behoeve van het openbaar bestuur, artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven, consultatiebureaus, etc. Middels maatvoeringsaanduidingen is op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan aangegeven dat de maximum goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter, de maximum bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 meter en de maximum bebouwingspercentage niet meer dan 60%.

Wonen

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Bebouwing dient te worden gerealiseerd binnen de op de plankaart aangegeven bouwblokken. Tevens zijn middels maatvoering op de plankaart opgenomen de maximale goothoogte en bouwhoogte (voor dit bouwplan grotendeels een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van 10 meter.

Ook is het aantal te bouwen woningen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan gelimiteerd tot een maximum van 75 grondgebonden woningen. In de regels is bepaald dat van dit maximum aantal van 75 woningen er maximaal 15 woningen vrijstaand mogen zijn en maximaal 9 woningen uitgevoerd mogen worden als een drie-onder-één-kap. De overige woningen bestaan uit twee-onder-één-kap woningen.

Een aantal van de te realiseren woningen zijn gelegen binnen de geluidzone van de Broekheurnering. Voor de geplande woningen in deze zone is onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten geluidsbelasting op deze woningen. Dit heeft er in geresulteerd dat voor een 11-tal woningen een ontheffingsprocedure Wet geluidhinder dient te worden gestart voor het vaststellen van een hogere grenswaarde geluidsbelasting. (zie ook paragraaf 5.1.3. van deze toelichting). Het gaat hierbij om woningen in het meest noordelijk gelegen deel van dit bestemmingsplan.

In de regels is met dit gegeven rekening gehouden en kent de noordelijke strook van het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude", naast de bepaling dat in deze strook 11 woningen dienen te worden gebouwd, tevens een verplichte verkaveling en woningtypeverdeling (bijlage 2 van de regels) die recht doet aan de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek en de conclusies ervan.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving.

Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen. In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. De hoofddoelstelling beoogd de realisatie van maximaal 75 woningen en een maatschappelijke voorziening in het plangebied van Beekwoude mogelijk te maken.

Exploitatieovereenkomst

De gebieden in het plangebied die geen gemeentelijk eigendom zijn worden in samenwerking met de gemeente Enschede door particulieren en/of projectontwikkelaars ontwikkeld, waarbij de gemeente de kosten zal verhalen middels een met de projectontwikkelaar overeengekomen (anterieure) exploitatieovereenkomst.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende aangetoond.

Hoofdstuk 8 Participatie

8.1 Adviezen

Op grond van de Regeling Wijkorganen 2008, welke nader is uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken,, worden beleidsvoorstellen, die van invloed zijn op een wijk, voorafgaand aan de besluitvorming ter advisering voorgelegd aan het erkende wijkorgaan. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Beekwoude" is het erkende wijkorgaan "Wesselerbrink" actief, deze wijkraad heeft het adviesrecht over beleidsvoorstellen die ondermeer betrekking hebben op het plangebied van dit bestemmingsplan.

Voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure is de wijkraad "Helmerhoek" gevraagd schriftelijk advies uit te brengen. Omdat de woningbouwplannen voor Beekwoude min of meer een uitbreiding van de wijk Helmerhoek betreft, maar strikt genomen tot het werkgebied van de Stichting Wijkraad Wesselerbrink behoort, heeft deze ermee ingestemd dat in dit geval de wijkraad Helmerhoek de meest aangewezen wijkorgaan is om over dit bestemmingsplan een advies uit te brengen.

De wijkraad Helmerhoek heeft met betrekking tot het bestemmingsplan “Beekwoude” op 17 december 2013 (email) een positief advies uitgebracht. Wel hebben zij de kanttekening geplaatst voor wat betreft de verkeersveiligheid als gevolg van de aanleg van de ontsluitingsweg van Beekwoude.

8.2 Vooroverleg

Krachtens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) pleegt het college van Burgemeester en Wethouders overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

8.3 Procedure

Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft het college van burgemeester en wethouders dat voornemens is op verzoek of uit eigen beweging een bestemmingsplan voor te bereiden, waarbij sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen, kennis van dat voornemen in het gemeentelijk blad “Huis-aan-Huis” . Bovendien wordt de openbare kennisgeving ook langs elektronische weg gedaan. Er wordt hierbij geen gelegenheid geboden om zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen. Publicatie van het voornemen heeft als doel om de burgers tijdig te informeren over het voornemen om een bestemmingsplan voor te bereiden.

Op grond van het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening dient het ontwerp van het bestemmingsplan "Beekwoude" gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage te worden gelegd. Deze terinzagelegging en de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad zal worden bekendgemaakt in de Nederlandsche Staatscourant en in de "Huis aan Huis". De kennisgeving van de terinzagelegging in de Huis aan Huis is tevens te raadplegen via de gemeentelijke website www.enschede.nl, de kennisgeving van de terinzagelegging in de Staatscourant is te raadplegen via de website www.officielebekendmakingen.nl. Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan zal een verslag worden vervaardigd dat als bijlage aan deze toelichting zal worden toegevoegd.

Het bestemmingsplan "Beekwoude" heeft van 13 maart 2014 tot en met 23 april 2014 als ontwerp ter visie gelegen. Gedurende de termijn van ter visie legging van dit bestemmingsplan zijn een tweetal zienswijzen ingediend. Eén van de zienswijzen is door meerdere personen ondertekend. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een zienswijzenverslag. Deze zienswijzen hebben overigens niet geleid tot een wijziging van het bestemmingsplan "beekwoude"