direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Schipholtstraat 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00028-0003

4.1 Milieu

In deze paragraaf wordt aangegeven of en zo ja, op welke wijze in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met de verschillende milieu-aspecten. Aan de orde komen bodemkwaliteit, geluidhinder, milieuhinder van bedrijvigheid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, duurzaamheid en eventuele beperkingen als gevolg van kabels, leidingen en straalpaden.

4.1.1 Bodemkwaliteit

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet onderzoek worden verricht naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Bodemonderzoeken kunnen echter in verschillende gradaties plaatsvinden. Naast de uitvoering van een historisch onderzoek, kan het noodzakelijk zijn een verkennend, of –indien de onderzoeksresultaten daar aanleiding toe geven- zelfs aanvullend bodemonderzoek te laten plaatsvinden in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan.

Tebodin B.V. heeft een verkennend bodemonderzoek d.d. 10 april 2012 met kenmerk 44077.00 verricht in het plangebied van het bestemmingsplan "Schipholtstraat 2011", het onderzoeksrapport is als bijlage 1 aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond een sterk verhoogd gehalte aan asbest is aangetroffen. Zintuiglijk is de asbestverontreiniging in de grond afgeperkt. De omvang van de verontreiniging bedraagt 5m3. Aangezien de toekomstige bestemming wonen met tuin is, dient de asbestverontreiniging te worden gesaneerd. Hiervoor dient een BUS-melding te worden ingediend bij de gemeente.

In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan verontreinigende stoffen aangetroffen. Omdat de tussenwaarde niet wordt overschreden is nader onderzoek niet noodzakelijk.

Conclusie:

Op basis van het door Tebodin B.V. uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodemgesteldheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.2 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en regeling gelden er voorkeursgrenswaarden, streefwaarden of maximale grenswaarden voor geluidsgevoelige functies. Om te bepalen of voldaan wordt aan de gestelde eisen is onderzoek nodig.

In de nabijheid van het plangebied zijn de Schipholtstraat en de Broekheenseweg gelegen. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan het geluid vanwege deze wegen.

Industrielawaai, spoorweglawaai en luchtvaartlawaai zijn voor het plangebied niet relevant.

Wegverkeerslawaai

Krachtens artikel 77 van de Wet geluidhinder is het college van burgemeester en wethouders verplicht om bij de voorbereiding van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die zijn gelegen binnen een zone als bedoeld in artikel 74, een akoestisch onderzoek in te stellen naar de geluidsbelasting die binnen de zone gelegen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen ondervinden van het verkeer op die weg.

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Op geluidgevoelige bestemmingen bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Een geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009 - 2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) vastgesteld.

Onderzoek

De uit te geven kavels zijn tgelegen nabij wegen, de Schipholtstraat en de Broekheenseweg, waar een regime van 30 km per uur is toegestaan. De Wet geluidhinder is derhalve niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is wel de geluidbelasting bepaald. Op basis van de huidige verkeersprognoses is deze bepaald op 56 dB inclusief aftrek artikel 110a van de Wet geluidhinder. Dit is ruim onder de maximale grenswaarde van 63 dB die voor binnenstedelijke situaties geldt, waar de Wet geluidhinder wel op van toepassing is. Derhalve kan geconcludeerd worden dat het plan in lijn is met de beginselen van een goede ruimtelijke ordening.

Aanvullend hierop dient overeenkomstig het Bouwbesluit te worden aangetoond dat het maximale binnenniveau van 33 dB niet wordt overschreden. Hiervoor is een gevelwering vereist van 28 dB; dit is realiseerbaar. Het voldoen aan het Bouwbesluit dient in een later stadium bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen, middels een akoestisch onderzoek, te worden aangetoond. Als input voor deze berekeningen dient er dan gebruik te worden gemaakt van de meest recente verkeersprognoses.

Conclusie

Middels dit bestemmingsplan wordt de realisatie van maximaal 8 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. De Wet geluidhinder is vanwege de maximum snelheid van maximaal 30 km per uur niet van toepassing. Het geluid afkomstig van deze wegen is bepaald en overschrijdt de maximaal te ontheffen waarde uit de Wet geluidhinder niet. Derhalve kan gesteld worden dat voldaan wordt aan de beginselen van een goede ruimtelijke ordening. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het realiseren van de woningen zal moeten worden aangetoond dat voldaan wordt aan de eisen uit het Bouwbesluit.

4.1.3 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van het bestemmingsplan "Schipholtstraat 2011" heeft een inventarisatie plaatsgevonden naar de aanwezigheid van bestaande en geprojecteerde bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat in en rondom het plangebied.

Uit dit onderzoek is gebleken dat zich in of in de nabijheid van het plangebied "Schipholtstraat 2011" geen bedrijven of voorzieningen bevinden die van invloed zouden kunnen zijn op het woon- en leefklimaat.

Conclusie:

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Schipholtstraat 2011” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Schipholtstraat 2011” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Schipholtstraat 2011” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Schipholtstraat 2011” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Schipholtstraat 2011” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Schipholtstraat 2011” ligt op een dusdanige afstand van het (voormalige) vliegveld Twente, dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt, kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.5 Luchtkwaliteit

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wm en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Luchtkwaliteit en het plangebied “Schipholtstraat 2011”

Het bestemmingsplan “Schipholtstraat 2011” voorziet in de realisatie van maximaal 8 woningen. Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat het onderhavige project kan worden aangewezen als zijnde een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Conclusie luchtkwaliteit

Het plan valt binnen de in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders waardoor er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.6 Explosievenonderzoek

Enschede is in het verleden een aantal malen geconfronteerd met de problematiek van achtergebleven explosieven of oude vliegtuigbommen in de bodem als gevolg van diverse oorlogshandelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een aantal van deze explosieven is niet tot ontploffing gekomen, de zogenaamde blindgangers. Blindgangers en achtergebleven explosieven vormen een risico op het moment dat in de nabijheid van deze explosieven activiteiten in de bodem worden uitgevoerd. In geval van grondverzet of vergelijkbare ontwikkelingen kan dat risico's voor werknemers of omwonenden met zich meebrengen,

De gemeente Enschede heeft in de periode 2002 tot 2008 voor de gehele stad een vooronderzoek gedaan conform de Beoordelingsrichtlijn Opsporen Conventionele Explosieven (BRL-OCE). De BRL-OCE is een protocol, dat gedetailleerde eisen bevat gericht op de veiligheid en de kwaliteit van de opsporing van conventionele explosieven en waarin beschreven staat hoe het onderzoek uitgevoerd moet worden. Aan de hand van dit onderzoek zijn gebieden aangewezen die verdacht zijn van explosieven. De resultaten zijn vastgelegd op een Explosieven risicokaart, die door de gemeente Enschede is opgesteld (augustus 2008). Als een gebied verdacht is van explosieven, dient er een probleem- en risicoanalyse uitgevoerd te worden. Afhankelijk van het probleem en de risico's kunnen aanvullende werkzaamheden, zoals een explosievendetectie, noodzakelijk zijn.

Uit de inventarisatie blijkt dat ter plaatse van het plangebied 'Schipholtstraat 2011' geen waarnemingen zijn gedaan met betrekking tot schades die zijn opgenomen in de Brisanterfgoedlijst van de gemeente Enschede of waarnemingen die zijn gedaan door de Engelse, Duitse of Amerikaanse luchtmacht ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Ook zijn er geen blindgangers geïdentificeerd, waarvan niet bekend is of en in hoeverre deze aanwezig zijn of zijn verwijderd.

Conclusie

Uit de inventarisatie van bommen en explosieven is op te maken dat het plangebied "Schipholtstraat 2011" niet verdacht is met betrekking tot het voorkomen van niet gesprongen explosieven. Er is derhalve geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.7 Kabels, leidingen en straalpaden

Teneinde een goede belangenafweging mogelijk te maken voor de diverse functies binnen het plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van binnen het plangebied voorkomende kabels, leidingen en straalpaden voor telecommunicatie. Dit houdt verband met de mogelijke beperkingen aan het gebruik en/of bebouwing als gevolg van aan te houden afstanden tot gevoelige functies en maximale hoogten. Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding vastgelegd en in de planregels nader geregeld. Dit betreft de hoofdtransportleidingen voor gas en brandstof, leidingen voor het vervoer van risicovolle stoffen, bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsleidingen en straalpaden.

Binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan liggen geen kabels, leidingen of straalpaden, die een belemmering vormen voor de toegelaten functie en die door middel van een juridische regeling in het bestemmingsplan beschermd zouden moeten worden.

Beleid met betrekking tot hoogspanningslijnen en/of - leidingen

Het landelijk beleid ten aanzien van hoogspanningslijnen is weergegeven in een brief van de staatssecretaris van oktober 2005 aan gemeenten, provincies en netbeheerders. Dit beleid richt zich op nieuwe situaties. Er is sprake van nieuwe situaties:

  • bij aanleg of wijziging van nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen;
  • bij nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van bestaande hoogspanningslijnen.

Bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen of het wijzigen van bestaande bestemmingsplannen moet met dit nieuwe beleid rekening worden gehouden.

Bij het wijzigen van een bestaand bestemmingsplan of wijzigingen aan een bestaande hoogspanningslijn is het aantal gevoelige bestemmingen in de specifieke zone (voor en na wijziging) maatgevend. Als dit door de voorgenomen wijziging niet toeneemt, dan is die wijziging niet bezwaarlijk.

De gemeente Enschede volgt voor hoogspanningslijnen het landelijke beleid.