direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Enschede Noord 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00017-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden in het kort de functie en status van een bestemmingsplan beschreven, wordt toegelicht wat de aanleiding is geweest om het bestemmingsplan “Enschede Noord 2013” te maken en wat het doel van het bestemmingsplan is, wordt de situering en de begrenzing van het plangebied beschreven, wordt een overzicht gegeven van de geldende juridisch-planologische regelingen en wordt een vooruitblik gegeven op de rest van deze plantoelichting.

1.1 Functie en status bestemmingsplan

De ruimtelijke ordening heeft als doel zo gunstig mogelijke voorwaarden te creëren voor het gebruik en de ontwikkeling van een bepaald gebied. Dit gebeurt door het toekennen van een bestemming aan de gronden in het bestemmingsplan en het geven van regels voor het gebruik van de grond en van de zich daarop bevindende bouwwerken. Het bestemmingsplan is het juridisch-planologisch toetsingskader, dat voor overheid en burgers rechtstreeks bindende regels geeft.

Met het bestemmingsplan kan de gemeenteraad bepalen welke inrichting en bebouwing en welk gebruik in het plangebied zijn toegestaan. Het bestemmingsplan is daarmee een instrument om de bestemming, de inrichting en het beheer van gronden te regelen.

Een bestemmingsplan geeft dus antwoord op de vraag waar bijvoorbeeld winkels, kantoren, horeca of bedrijven mogen komen, welke gronden zijn bestemd voor openbaar groen of verkeersdoeleinden, maar bevat ook onder meer regels voor de maximaal toegestane hoogte en oppervlakte van bouwwerken. In die zin vervult het bestemmingsplan een centrale rol in het concretiseren van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan bevat een kaart of een daarmee vergelijkbare informatiedrager waarop de verschillende bestemmingen zijn aangegeven, en regels ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van de grond en de bouwwerken in verband met de bestemming. Het plan gaat vergezeld van een toelichting met een uiteenzetting over de uitvoering van het plan en de ruimtelijk relevante kwaliteitseisen.

1.2 Aanleiding en doel bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan beoogt voor het plangebied "Enschede Noord 2013" een actuele juridisch-planologische regeling te geven. Het plan beschermt bestaande waardevolle ruimtelijke structuren en is tevens noodzakelijk om enkele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen planologisch vast te leggen en/of mogelijk te maken In hoofdstuk 5 van deze toelichting wordt hier nader op ingegaan.

Uitgangspunt daarbij is het conserveren van de bestaande inrichting van het gebied ten behoeve van een goed ruimtelijk beheer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0001.png" Afbeelding 1.1. De Vluchtestraat, gelegen in de Schurinksweide.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

De gemeente Enschede is ingedeeld in stadsdelen, wijken en buurten. Het gebied waarop het bestemmingsplan “Enschede Noord 2013” betrekking heeft, is gelegen in het stadsdeel Noord en maakt deel uit van het grondgebied van de gemeente Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0002.jpg"

Afbeelding 1.2. Situering van het plangebied

De gemeente Enschede is ingedeeld in stadsdelen, wijken en buurten. Het gebied waarop het bestemmingsplan “Enschede Noord trekking heeft, is gelegen in het stadsdeel Noord en onder meer de volgende wijken/buurten maken onderdeel uit van het plangebied van het bestemmingsplan: Deppenbroek, Mekkelholt, Roombeek en Schurinksweide.

Het plangebied is globaal begrensd door de volgende straten; aan de westzijde begrensd door de Deurningerstraat, aan de noordzijde door Vanekerstraat en de Voortmansweg, aan de oostzijde door de Oldenzaalsestraat en aan de zuidzijde door de Lasondersingel.

1.4 Geldende juridisch-planologische regelingen

Het gebied 'Enschede Noord' valt thans nog onder de volgende bestemmingsplannen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0003.jpg"

Afbeelding 1.4.1: Huidige plannen in Enschede Noord

  • I. 26: Roombeek;
  • II. 67: Roombeek, herziening 1;
  • III. 68: Roombeek N.U.W. (Grolsch);
  • IV. 76: Enschede Noord
  • V. 135: Enschede Noord herziening 1.

1.5 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro).

Wet ruimtelijke ordening

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden. De toelichting moet daarom vermelden wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een milieueffectrapportage, of sprake is van archeologie/cultuurhistorie, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.


Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.


Deze toelichting is daarom een verplicht document (artikel 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikel 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro).


Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.6 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Enschede Noord 2013 ” is geen erkend wijkorgaan actief. Er heeft dan ook geen verzoek tot advies plaatsgevonden.

Omdat er binnen het plangebied geen erkende wijkorganen actief zijn, is er voor gekozen om een inloopavond te houden, voorafgaande aan de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan.

Tijdens deze inloopavond is het mogelijk geweest het plan te bekijken en te reageren. De binnengekomen reacties tijdens de inloopavond hebben geen aanleiding gegeven wijzigingen aan te brengen in het ontwerp-bestemmingsplan.

Belangstellenden konden op de inloopavond aangeven of zij over de voortgang van het bestemmingsplan geïnformeerd wilden worden. Degenen die dat kenbaar hebben gemaakt, zijn periodiek over het bestemmingsplan geïnformeerd.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan Enschede Noord 2013 ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg.

Het bestemmingsplan is vooraf besproken in het ruimtelijk overleg met de provincie Overijssel. De provincie Overijssel heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het bestemmingsplan.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Enschede Noord 2013 ” in voorbereiding te nemen gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs "elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Enschede Noord 2013 ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen zijn op woensdag 19 augustus 2015 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 20 augustus 2015 tot en met 30 september 2015 voor een ieder ter inzage gelegen.

Het ontwerp-bestemmingsplan is daarnaast toegezonden aan de volgende instanties: de provincie Overijssel, de Veiligheidsregio (Brandweer Twente), Waterschap Vechtstromen, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Natuur en Milieuraad Enschede.

Van de Natuur en Milieuraad Enschede is een schriftelijke reactie ontvangen.

Zienswijzen

Van de ingekomen zienswijzen, en de gemeentelijke beantwoording daarvan, is een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

In totaal zijn er 4 zienswijzen naar voren gebracht.

De naar voren gebrachte zienswijzen hebben geleid tot een voorstel aan de gemeenteraad tot gewijzigde vaststelling (op onderdelen) van het bestemmingsplan. Daarnaast is aan de gemeenteraad voorgesteld het bestemmingsplan ambtshalve op een aantal onderdelen van ondergeschikte aard gewijzigd vast te stellen.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

1.7 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een analoge en digitale verbeelding, regels en deze toelichting. De verbeelding en de regels vormen gezamenlijk het juridische deel van het bestemmingsplan; in samenhang met elkaar gelezen, wordt duidelijk voor welke doeleinden gronden mogen worden gebruikt en of, en zo ja, onder welke voorwaarden mag worden gebouwd.

Na een inleidend hoofdstuk, waarin onder meer wordt ingegaan op de aanleiding en het doel van het nieuwe bestemmingsplan, volgt het inhoudelijke deel van deze toelichting met een beschrijving van de bestaande situatie (hoofdstuk 2). Zaken die daarbij aan de orde komen betreffen een ruimtelijke analyse, een beschrijving van de ruimtelijke en functionele structuur met de buurtkarakteristieken en de ruimtelijke kwaliteit. In het daarop volgende hoofdstuk 3 worden de beleidskaders beschreven die bij het opstellen van dit bestemmingsplan een rol hebben gespeeld. Het gaat daarbij om beleid van zowel het Rijk, de provincie, regio Twente als de gemeente zelf. Hoofdstuk 4 geeft aan op welke wijze met de diverse omgevingsaspecten, waaronder de milieu-aspecten rekening is gehouden.

Aansluitend volgt een hoofdstuk waarin het plan inhoudelijk wordt beschreven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ruimtelijke en functionele hoofdstructuur en projecten die binnen de planperiode ten uitvoer zullen worden gebracht. Hoofdstuk 6 bevat een verantwoording van de juridische opzet. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan de planmethodiek en worden de in het plan voorkomende bestemmingen kort beschreven. In het laatste twee hoofdstuk wordt verslag gedaan van het onderzoek naar de financiële uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk of buurt kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de huidige ruimtelijke kwaliteiten worden gewaarborgd en zo mogelijk versterkt.

2.1 Karakteristieken en structuur

2.1.1 Algemene beschrijving plangebied

De gemeente Enschede is ingedeeld in buurten, wijken en stadsdelen. Per 1 januari 2000 zijn in de gemeente Enschede de buurtgrenzen aangepast aan de stadsdeelgrenzen, zodat elke buurt in zijn geheel tot een stadsdeel behoort. Het gebied waarop het bestemmingsplan "Enschede-Noord" betrekking heeft, is gelegen in het stadsdeel Noord.


Het plangebied omsluit de wijken Deppenbroek, Roombeek, Schurinksweide en Mekkelholt. Globaal wordt het gebied aan de noordzijde begrensd door de wegen Vanekerstraat, Voortsweg, Voortmansweg, aan de oostzijde door de Oldenzaalsestraat, aan de zuidzijde door de Lasondersingel en aan de westzijde de wegen Deurningerstraat en Weerseloseweg. Het plangebied Roombeek behelst ook een deelgebied aan de westzijde van de Deurningerstraat, het driehoek tussen Deurningerstraat, Walhofstraat en Kottendijk. Dit gedeelte ligt buiten de gebiedsgrens van het bestemmingsplan Enschede-Noord en is opgenomen in het bestemmingsplan "Deurningerstraat".

2.1.2 Ruimtelijke kwaliteit en samenhang tussen elementen

Enschede Noord is met circa 200 ha stedelijk gebied een groot deel van de stad Enschede. Ondanks de grootte wordt Enschede Noord gekenmerkt door een duidelijke ruimtelijke samenhang. Deze samenhang is ook dankzij de wederopbouw van de verwoeste wijk Roombeek ontstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0004.jpg"

Afbeelding 2.1.2.1: Ruimtelijke kwaliteit in Enschede Noord.

Tussen de twee radialen, de invalswegen Deurningerstraat en Oldenzaalsestraat, en de Singel liggen verschillende stedelijk compacte woonbuurten, gestructureerd door korte en langere linten. Deze structuur is kenmerkend Enschede. Linten zijn overwegend woonstraten met een grotendeels c.q. bijna aaneengesloten bebouwing bestaande uit grondgebonden woningen met vaak diepe tuinen. De meeste linten zijn oude zandpaden die nog op de voormalige locaties liggen. Tussen de linten ontstaan bouwblokken veelal met een binnenmilieu, waar ook overwegend grondgebonden woningen met tuinen liggen in een hogere dichtheid. De stedelijke milieus hebben een menging van woningbouw, bedrijvigheid en voorzieningen. Hier komt het stadse leven en de synergie tussen functies beter tot zijn recht.

De wijk Deppenbroek heeft duidelijk een andere identiteit. Hier staat wonen in het groen centraal. Op korte afstand van de binnenstad is dit een rustige woonwijk met veel groen. In deze groene woonwijk staan veel appartementen en goedkopere rijwoningen. De stempelwijk uit de Wederopbouwperiode is de afgelopen jaren grondig vernieuwd en het aanbod aan duurdere grondgebonden woningen en grotere, luxere appartementen duidelijk verhoogd. Haar identiteit heeft Deppenbroek hierbij behouden.

Aan de stadsrand ligt een klein gebied dat met name een suburbane identiteit heeft. Ook hier ligt de nadruk op wonen. De dichtheid is lager en het zijn met name grondgebonden woningen vaak in het duurdere segment met grotere tuinen.

2.1.3 Ruimtelijke hoofdstructuur

Structuurdragers zijn openbare en bebouwde ruimten die binnen de kern een ruimtelijk structurerende en functioneel centrale rol vervullen. Voor de kern als geheel hebben ze een verbindende betekenis. De structuurdragers tezamen vormen een ruimtelijk samenhangend raamwerk dat bepalend is voor de identiteit. Binnen dit netwerk hebben de andere deelgebieden een plaats, passend binnen het karakter van het totaal. De structuurdragers worden gemarkeerd door ruimtelijk herkenbare oriëntatiepunten. Dit zijn elementen die door hun afmeting, verschijningsvorm of een andere karakteristiek opvallen in hun omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0005.jpg"

Afbeelding 2.1.3.1: Structuurdragers in Enschede Noord.

Binnen het plangebied "Enschede Noord" zijn de volgende hoofdstructuurdragers te onderscheiden:

  • 1. de Laan van Noord (Lijsterstraat), met de entree aan de Deurningerstraat;
  • 2. het ruggengraat van Roombeek:
    • a. de Lonnekerspoorlaan;
    • b. het Wijkpark Deppenbroek, gekoppeld aan de drie bleken en de Groene Scheg;
    • c. de Roomweg tot aan de Knoop

Laan van Noord - De Lijsterstraat

De Lijsterstraat als hoofdstructuurdrager van Enschede-Noord valt op door zijn brede en groene profiel, groenstroken aan weerszijde met een aantrekkelijke boomstructuur aan de Lijsterstraat. De Lijsterstraat heet daarom ook de Laan van Noord. Het is niet zo zeer de bebouwing die de Lijsterstraat een bijzonder gezicht geeft. De bebouwing langs de Lijsterstraat wordt niet gekenmerkt door een uniform uiterlijk. In principe spiegelt de bebouwing langs de Lijsterstraat de opbouw van de stempelstructuur weer die achteraan volgt. Er is geen sprake van een doorgaande gevelrooilijn, de gebouwen staan evenwijdig of loodrecht naar de straat. De bouwmassa is evenzo afwisselend van rijwoningen met twee lagen en een kap tot flats of grotere complexen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0006.jpg"

Afbeelding 2.1.3.2: Lijsterstraat (Laan van Noord)

Het ruggengraat van Roombeek

Gezien de enorme ruimtelijke en functionele betekenis van Roombeek voor Enschede-Noord is het belangrijk dat de identiteit van het gebied zich niet alleen voegt naar de bestaande context, maar daarin ook een eigen rol opeist. Dit gebeurt door het structurerende belang van de Roomweg, het oude spoorwegtracé en de drie bleken als kapstok van het stedenbouwkundig plan te onderstrepen. Aan de gehele oostzijde van de bleken is één samenhangende gesloten wand tot stand gebracht met dezelfde karakteristieke stedenbouwkundige typologie, waardoor Roombeek van een 'ruggengraat' wordt voorzien. De ruggengraat zal zich door deze hogere mate van stedelijkheid onderscheiden van de rest van het plangebied. De eigen identiteit van Roombeek uit zich verder stedenbouwkundig door enkele hoogteaccenten en bijzondere bestaande gebouwen in de structuur. De hoogteaccenten liggen rond de kruising van de Roomweg en de bleken, de zogeheten knoop. Hier ligt het hart van het nieuwe Roombeek met de musea en Prinsmare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0007.jpg"

Afbeelding 2.1.3.3: De Lonnekerspoorlaan.

Deze structuurdragers zijn:

  • I. de zogenaamde Boulevard van Noord (Beekstraat, Fazantstraat, IJsselstraat);
  • II. de Voortsweg;
  • III. de Roomweg vanaf de Knoop tot aan de Oldenzaalsestraat;
  • IV. de Potsweg - Hulsmaatstraat;
  • V. de Museumlaan


De radialen de Deurningerstraat, de Oldenzaalsestraat en de Lasondersingel zijn structurende elementen op stedelijk niveau.


De Boulevard van Noord

De Boulevard van Noord is een laan die het oude winkelcentrum van Mekkelholt met de stad en de aangrenzende wijken verbindt. Twee ruime assen komend vanuit zuiden vanaf de Deurningerstraat c.q. Roombeek en vanuit Deppenbroek eindigen bij twee woontorens die aan het Fanzantplein staan. De stedelijke bebouwing bestaat uit middelhoge appartementengebouwen die langs of haaks op de straat staan.

De Voortsweg

De Voortsweg is een typische dorps lint met vooral grondgebonden woningen. De gebouwen staan dicht op elkaar met een licht verspringende rooilijn en verschillen vaak van bouwstijl en materiaal.

De Museumlaan
De bijzonder vormgegeven wandelroute, de Museumlaan, vormt de verbinding tussen het Rijksmuseum Twenthe en het museum Twentse Welle in het oude Rozendaalcomplex aan de Roomweg. Vanaf het Rijksmuseum sluit de route aan op de H.B. Blijdensteinlaan. Deze zogeheten cultuuras verbindt de culturele voorzieningen van Roombeek met de binnenstad en is tevens een belangrijke route voor langzaam verkeer. Aan de Museumlaan staan ruime villa's onder hoogwaardige architectuur. Enkele plekken zijn nog niet bebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0008.jpg"

Afbeelding 2.1.3.4: De Museumlaan.

De Potsweg-Hulsmaatstraat

De Potsweg gaat over in de Hulsmaatstraat en verbindt Mekkelholt met de radiale invalsweg Oldenzaalsestraat en met het stadsdeel Oost. De structuur heeft geen continuïteit. De brede straat met lage grondgebonden woningen langs de Potsweg gaat over in een smallere straat met recentere nieuwbouw. In Mekkelholt verandert het straatbeeld weer. Hier wordt de bebouwing opener en grootschaliger.

2.1.4 Buurtkarakteristiek

In deze paragraaf wordt ingegaan op de buurtkarakteristiek van de verschillende wijken in Enschede Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0009.jpg"

Afbeelding 2.1.4.1: Wijken in Enschede Noord.

2.1.4.1 Deppenbroek

De landschapsbuurten van Deppenbroek zijn een typisch voorbeeld van een stempelwijk vanuit de wederopbouwperiode. Aan de wijk ligt een ruimtelijk concept ten grondslag dat nog herkenbaar is. In Deppenbroek is sprake van een woonbuurt met alle belangrijke wijkvoorzieningen. Deze grootschalige voorzieningen zijn geclusterd in een groene omgeving gesitueerd en maken geen onderdeel van de woonstempels uit. Binnen de stempel is geen functiemenging te vinden. Verder zijn de voorzieningen gekoppeld met de stedenbouwkundige structuurdragers. Langs de Deurningerstraat is een lichte functiemenging aanwezig. De functiemenging hoort bij de functie van de Deurningerstraat als één van de invalswegen vanuit noorden. Ontwikkelingen in de richting van gemengde doeleinden dienen in Deppenbroek alleen langs de Deurningerstraat een plaats te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0010.jpg"

Afbeelding 2.1.4.2: Functies in Deppenbroek

De stempelstructuur van de landschapsbuurten wordt gekenmerkt door een opeenvolging van bebouwing en openbare ruimte in een orthogonale opzet. De rooilijn staat evenwijdig met of loodrecht op de straat, zodat tussen de gebouwen overwegend kleine groengebieden ontstaan. Deze semi-openbare ruimten hebben een bijzonder belang voor het functioneren van het concept. De kleine parkjes fungeren als ontmoetings- en verblijfsgebiedjes voor de buurtjes die rond zo'n groen gebied bestaan. De huidige inrichting en beleving van de groene gebieden kent een matige kwaliteit waardoor de gebruikswaarde laag is. De inrichting bestaat voornamelijk uit grasvelden met een boom en struiken.

Het ruimtelijke stratenpatroon c.q. de openbare ruimte langs de wegen volgt de orthogonale stempelstructuur door een raster van hiërarchische wegen. De buurtstraten lopen in west-oost richting, de woonstraten in noord-zuid richting. Een uitzonderingen hierop is de zogenaamde Boulevard van Noord. Deze noord-zuid as verbindt de twee winkelcentra van Deppenbroek en Mekkelholt en loopt verder naar de Deurningerstraat. De herkenbaarheid en continuïteit van deze ruimtelijke hiërarchie wordt bepaald door de verticale elementen (bebouwing, bomen) en de horizontale elementen (profielen, verharding, groenstroken). De bebouwingsrooilijn dient in principe deze hiërarchie te volgen. Dit houdt in dat op kruisingen van ruimte van verschillende hiërarchische orde, de bebouwingsrooilijn de richting van de ruimte met de hoogste hiërarchie volgt. Op kruisingen van ruimte met dezelfde hiërarchie dient een gelijkheid in bebouwingsrooilijnen te ontstaan. In Deppenbroek is geen duidelijke rooilijnhiërarchie. Hier spelen de horizontale elementen en de beplanting langs de straten een belangrijke rol om de hiërarchie te verduidelijken. Dit geldt met name voor de structuurdragers Lijsterstraat en de Boulevard van Noord.

Deppenbroek bestaat volledig uit een stempelstructuur. Aan de randen van een buurt overheerst een open bouwmassa, binnen het gebied is het eerder gesloten en introvert. Deze mate van aaneengeslotenheid is beeldbepalend voor de stempelstructuur. In noord-zuid richting staan overwegend rijwoningen met twee bouwlagen en een kap, waardoor een gesloten straatwand ontstaat. De rooilijn van de rijwoningen volgt steeds de straat. Door loodrechte (portiek)flats in drie tot vier lagen worden de kleine groen gebiedjes gecreëerd. De hoogte en wandvorming zijn nodig en te behouden om deze semi-openbare ruimten te vatten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0011.jpg"

Afbeelding 2.1.4.3: De wijk Deppenbroek

Dit principe wordt in vier bouwvlakken herhaald (gestempeld). Twee andere vlakken bestaan hoofdzakelijk uit rijwoningen en tweekappers waarbij de groene gebieden in de desbetreffende buurten ontbreken. Hier is sprake van een aparte stempel. Bij de stedelijke vernieuwing is dit heldere principe weliswaar aangepast maar toch grotendeels overeind gebleven.


In het hart van Deppenbroek rond of zelfs in het wijkpark staan hogere flats of wijkvoorzieningen die los in de ruimte staan. Van het bebouwingspatroon van de stempels afwijkende bouwvormen dienen in het groene hart van Deppenbroek te staan.
De meeste woningen zijn de afgelopen 10 jaar ingrijpend vernieuwd, hetzij door sloop en nieuwbouw, hetzij door grootschalig onderhoud. Recent is met de nieuwbouw van een nieuwe voorziening aan het wijkpark begonnen. In 2012 zijn zorgwoningen met een café opgeleverd. Zij ontstaan op de voormalige plek van geasfalteerde sportvelden. De sportvoorzieningen zijn op een andere plek gecompenseerd. Door de sloop van een klein schoolgebouwtje is het wijkpark vergroot en de bebouwde parkoppervlakte gecompenseerd.

Slechts enkele gebouwen in Deppenbroek zijn nog niet vernieuwd. De stedelijke vernieuwing van Deppenbroek was succesvol en heeft de wijk positief beïnvloed.

2.1.4.2 Mekkelholt

Het deelgebied Mekkelholt zit ingeklemd tussen de van opzet helder herkenbare wijken Deppenbroek en Roombeek. De Deurningerstraat vormt aan de westzijde de grens, de Lijsterstraat vormt in het noorden de grens met Deppenbroek. De grens met Roombeek wordt aan de oostzijde gevormd door de Stroinksbleekweg, en aan de zuidzijde vormen de Dr. J. van Damstraat, Fazantstraat en Beekstraat de grens met Roombeek. Vooral de overgang tussen de wijken Roombeek en Mekkelholt is groot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0012.jpg"

Afbeelding 2.1.4.4: Luchtfoto van het Fazantplein.

Mekkelholt is opgezet rond het centraal gelegen Fazantplein. Rondom het plein was in de plint van de appartementgebouwen een winkelcentrum gesitueerd. Het Fazantplein wordt gevormd door twee van zuiden en noorden aankomende assen. Aan het einde van de zichtlijnen staan twee hoge woontorens van ruim 40 meter, vergelijkbaar met de inkadering van het centrale gebied van Deppenbroek. De hoogbouw en het Fazantplein zijn beeldbepalend voor de wijk Mekkelholt en belangrijke oriëntatiepunten.


Door de nieuwbouw van het winkelcentrum aan de Roomweg (winkelcentrum Op de Brouwerij) heeft de plint van het Fazantplein zijn functie verloren. Op dit moment worden de ruimtes tijdelijk gebruikt. De herstructurering van het voormalige winkelcentrum is door het ontbreken van programma en financiële middelen nog niet begonnen.

Een eerste stap in de vernieuwing van Mekkelholt was de sloop van de woningen aan Hulsmaatstraat. De zeer slechte woningen ten noorden van de grote speeltuin worden op korte termijn (nog) niet vervangen.

Het grootschalig opgezette centrumgebied van Mekkelholt met veel goedkope appartementen en rijwoningen ligt ingeklemd tussen oudere lintbebouwing met een stedelijk compact woonmilieu en het vernieuwde Roombeek. Oostelijk en westelijk van deze as brokkelt de helderheid af. De breuklijnen tussen de identiteiten zijn abrupt. De kleine woonstraten lopen over in de grootschalige ruimtes waardoor het contrast tussen de kleinschalige grondgebonden woningen met tuinen en de grote, hoge flats een negatieve invloed heeft op het beeld. De wens naar een eigen identiteit kwam ook tijdens de wijkbranding in 2009 naar voren.

De zichtbare aanwezigheid van de breuklijnen en het ontbreken van een duidelijke structuur in de overgangen tussen het centrale deel van de wijk en omliggende woonstraten heeft ook negatieve invloed op de openbare ruimte. De openbare ruimte heeft, in tegenstelling tot Deppenbroek en Roombeek, weinig gebruikswaarde en belevingswaarde. De inrichting is versnipperd en vaak vooral functioneel voor de auto ingericht. Mekkelholt heeft nauwelijks ontmoetingsplekken met verblijfskwaliteit. Sinds het winkelcentrum aan het Fazantplein zijn functie heeft verloren, is de betekenis van de openbare ruimte voor de levendigheid van de wijk nog eens verslechterd.

2.1.4.3 Roombeek

Het deelgebied beslaat zowel het gebied van de door de vuurwerkramp getroffen woonwijken ten westen van het voormalige spoortracé tussen Enschede en Oldenzaal (Lonnekerspoorlaan), als de voormalige fabrieksterreinen ten oosten van dit voormalige spoortracé, waarvoor in een eerder stadium het plan Groot Roombeek is ontwikkeld.

Roombeek is ontwikkeld met het uitgangspunt de 'typisch Enschedese' stedenbouw. Juist de kleurrijke diversiteit van de bestaande kleinschalige woon- en bedrijfsbebouwing die in Enschede Noord in de loop der jaren door elkaar heen is gegroeid, vormt een waardevolle stedenbouwkundige kwaliteit. Dit vertrouwde beeld van afwisseling en individualiteit in de bebouwing weerspiegelt zich door de hele nieuwe wijk heen. In Roombeek sluit zowel de stedenbouw als de bebouwingstypologie op een zorgvuldige wijze aan op de karakteristieke kwaliteiten van Enschede Noord. Op deze wijze hecht deze grote nieuwbouwlocatie in het hart van Enschede op een naadloze wijze aan de bestaande stad. Dit proces van aanhechting is een bijzonder groot succes van de wederopbouw van Roombeek.

Roombeek is goed in het bestaande stedelijke weefsel ingevlochten. Het bestaande stratenpatroon in Roombeek is zoveel mogelijk gehandhaafd. De eigendomssituatie van corporaties, bedrijven en particulieren, gekoppeld aan het recht op terugkeer van bewoners en bedrijven, heeft ervoor gepleit om de bestaande stedenbouwkundige hoofdstructuur grotendeels te handhaven. Om die reden is in het westelijke plandeel de hoofdstructuur in veel gevallen identiek aan de situatie voor de ramp. De voormalige bedrijvenconcentraties in het oostelijke deel van Roombeek hebben meer ruimte voor nieuwe bestemmingen en verkavelingen gekregen. Beeldbepalende (industriële) bebouwing in dit deel van het gebied zijn respectvol ingepast, waardoor de nieuwbouw op een zorgvuldige ruimtelijk-functionele kon worden ingebed in de bestaande stad.

Streven naar Enschedese stedenbouw betekent ook het voortzetten van de historisch gegroeide structuur met een fijnmazige menging van woon- en werkfuncties en uiteenlopende sociaal-economische milieus, die kenmerkend is voor Enschede Noord. Deze afwisseling en verscheidenheid vraagt om een sterke samenbindende kracht en dat is de openbare ruimte.

Door de oude hoofdwegenstructuur grotendeels te handhaven is op een heldere wijze aangesloten op de bestaande ruimtelijke structuur van Enschede Noord. Het profiel van de Roomweg is deels verbreed en opgewaardeerd tot de meest prominente stedelijke ruimte van Roombeek. Daarnaast is het voormalige spoorlijntracé tussen Enschede en Oldenzaal (Lonnekerspoorlaan), dat het plangebied diagonaal doorkruist als structurerende lijn, opgepakt. De HOV-lijn en de hoofdroute voor langzaam verkeer geven deze as opnieuw betekenis. Een keten van drie grote openbare ruimtes - de bleken - die door de spoortracé aaneen geregen worden, vormen een krachtig ruimtelijk gebaar en geven de openbare ruimte in Enschede Noord een heel nieuwe dimensie. Samen met de bestaande hoofdwegenstructuur vormen de bleken een structurerend stedenbouwkundig raamwerk voor Roombeek.

Ook de zogenaamde Cultuuras - de monumentale laan die het stadsmilieu Bamshoeve diagonaal doorsnijdt - is voor het plangebied van structurerend belang door het bijzondere, brede profiel en de belangrijke betekenis als langzaamverkeersroute tussen het Rijksmuseum Twenthe en het voorzieningenknooppunt aan de Roomweg.

Binnen dit raamwerk van openbare ruimte ligt een grote diversiteit aan buurten. Een deel van deze buurten sluit aan bij de sfeer van de oude buurten van voor de ramp Door elk van de stadse bouwblokken als een ander stadsmilieu te afficheren en een eigen identiteit mee te geven, wordt aangesloten bij het beeld van de maatschappelijke lappendeken die Enschede-Noord kenmerkt. Iedere buurt heeft zijn eigen programmatische karakteristiek, zonder dat zij streng afgebakende woongebieden zijn geworden voor een geselecteerd publiek.

2.1.4.3.1 Stadsbuurten in Roombeek

Roombeek kent de volgende stadsbuurten:

  • I. Deurningerstraat Oost/ Het Talma;
  • II. Bamshoeve;
  • III. Schurinksweide;
  • IV. Op de Brouwerij;
  • V. Roomveldje;
  • VI. Menko;
  • VII. Voortman;
  • VIII. Roombekerveld

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0013.jpg"

Afbeelding 2.1.4.3.1: Stadsbuurten in Roombeek.

De verschillende stadsmilieus zijn binnen het ruimtelijk kader van openbare ruimtes als afzonderlijke stedenbouwkundige elementen te onderscheiden. Ruimtelijk vertaalt zich dit in een eigen homogene stedenbouwkundige en architectonische aanpak van de kern van elk afzonderlijk stadsmilieu. Door tegelijkertijd de buitenranden van alle stadsmilieus van één gezamenlijke bijzondere stedenbouwkundige typologie te voorzien, zijn deze de verschillende stadsmilieus aan elkaar verbonden . De bijzondere typologie, de Dorpse Linten, sluit aan op de typische Enschedese variatie, waarbij sprake is van bouwblokken met een eigen binnenmilieu en langs de randen een heterogeen straatbeeld van afwisselend kleinschalige en grotere bouwvolumes met verschillende bouwhoogten, rooilijnen en architectonische uitstraling. Door juist deze sterke individualiteit consequent door te voeren in alle buitenranden van de stadsmilieus, ontstaat de samenhang die Roombeek uniek maakt.

Deze typologie bleek om uitstekend geschikt voor het toepassen van particulier opdrachtgeverschap (PO). De percentage PO is in Roombeek opvallend hoog en heeft er mede voor gezorgd dat de nieuwe bewoners van begin zeer betrokken waren in de nieuwe stadswijk.

Deurningerstraat Oost/Het Talma

In 2003 zijn de eerste particulier opdrachtgevers in de Renbaanstraat gestart met de bouw van hun woning. Onder hen ook een groot aantal terugkerende woningeigenaren. De bebouwing aan de westzijde van de Renbaanstraat sluit aan op het tuindorp-karakter. Het binnengebied heeft hier een meer traditionele uitstraling, terwijl de Renbaanstraat zelf een gevarieerd beeld geeft van twee-onder-een-kapwoningen en stadswoningen van maximaal drie bouwlagen.

De bebouwing langs de buitenranden heeft een stedelijker karakter. Aan de Deurningerstraat staan verschillende appartementencomplexen en stadswoningen van maximaal vier lagen. Aan de Roomweg vormen (vrijstaande) stadswoningen, twee onder een kap woningen, rijwoningen en appartementen de straatwand tegenover het winkelcentrum. Op het binnenterrein van dit deelgebied is in collectief particulier opdrachtgeverschap een bijzonder hofje gerealiseerd.

Bamshoeve

Binnen Roombeek neemt de Bamshoeve een bijzondere plaats in. Tot 2000 stond op deze locatie nog een hallencomplex van spinnerij de Bamshoeve. Het complex bood destijds onderdak aan kunstenaars, kleine ondernemers en werd gebruikt voor opslag.

De rand aan de Lonnekerspoorlaan wordt nu gevormd door de aaneengesloten herenhuizen, die geïnspireerd zijn op de Amsterdamse grachtenhuizen. Door particuliere opdrachtgeverschap is een grote rijkdom aan verschillende woningen ontstaan, die nu al een bijzondere plek in Enschede zijn en Roombeek een gezicht maar buiten geven. Het binnenmilieu van de Bamshoeve is een unieke villawijk met inspirerende architectuur die vooral door zijn grote contrasten opvalt.

Het historisch erfgoed blijft zichtbaar in de Bamshoeve. Het Balengebouw is behouden gebleven behouden en uitgebreid. Het pand kent op basis van het huidige bestemmingsplan nu ruime mogelijkheden voor (een nieuwe) invulling. Bij de invulling van het pand gaat het om  functies op het gebied van kennisintensieve, innovatieve, creatieve en culturele bedrijvigheid, alsmede de daarvoor benodigde ondersteunende diensten. Deze functies worden in dit bestemmingsplan opnieuw mogelijk gemaakt.


Schurinksweide

Deze kleine buurt wordt gekarakteriseerd door gevarieerde bebouwing aan de rand en de ruime speelgelegenheid voor jonge kinderen in het binnengebied. Door de lage beeldregie is de vormgeving van de woningen heel divers. Alle woningen zijn in particulier opdrachtgeverschap gebouwd. Op de hoek Schurinksweg-Roomweg staat het appartementencomplex en zorgcluster Eekenhof. Op de begane grond zijn zorgaanbieders gevestigd. Daarboven zijn appartementen gerealiseerd.


Op de Brouwerij

Het zuidelijke deel is een plek waar wonen, werken, winkelen en leven bij elkaar komen. In de gebouwen is ruimte voor appartementen, kantoren, winkels en horeca. Het voormalige Brouwhuis is gehandhaafd. Dit complex heeft een bestemming waarin zowel (creatieve) bedrijvigheid als wonen mogelijk is.

Op de Brouwerij is een nieuw, aantrekkelijk wijkwinkelcentrum. Het winkelcentrum biedt ruimte aan twee supermarkten en diverse (vers)speciaalzaken. Het winkelcentrum in Roombeek is aangevuld met dienstverlenende voorzieningen en horeca. Op de Brouwerij is in Roombeek dé plek om te wonen, te werken, te winkelen en te leven.

CeeCee
Het noordelijke deel van het voormalige Grolschterrein is 3,5 hectare groot en ligt tussen de Nieuwluststraat, Dr. J. van Damstraat en Fazantstraat. Op deze locatie is de creatieve campus, oftewel CeeCee in ontwikkeling. Op CeeCee bouwden en bouwen ondernemers uit de hoek van media, design, cultuur, art en architectuur hun eigen droompand. Er zijn zowel werkkavels als werk/woonkavels. Voor de kleine ondernemer is er werkruimte in het CeeCee Center in het Brouwhuis.

Door concentratie van creatieve en innovatieve bedrijven op CeeCee ontstaan er gezonde en interessante samenwerkingen, die een versterkend effect hebben ten opzichte van individuele ondernemerschappen. Kenmerkend voor het gebied is de opvallende Moutlaan die dwars door CeeCee loopt. De laan waaraan de bedrijven grenzen, heeft het karakter van een plein waar werknemers pauzeren en elkaar ontmoeten. In combinatie met een doorgaande fietsroute en groenvoorzieningen om op te zitten is deze plek een levendige ader in het CeeCee-gebied.


Roomveldje

Het Roomveldje was voor de vuurwerkramp een buurt met een duidelijk herkenbare identiteit en sfeer; gezellige arbeiderswoningen in een rustige en naar binnengekeerde stadsbuurt met een eigen plantsoen. Dit karakter is teruggebracht in de buurt, door een mooie samenhang tussen landschap, stedenbouw en woningontwerp. Het oude stratenpatroon is hierbij gehandhaafd. Karakteristiek voor de sfeer zijn de woningen met een kap. Het woningblok aan de noordzijde van het Nachtegaalplein, hoek Merelstraat, is tezamen met het pleintje gerestaureerd. Langs de Roomweg is een appartementengebouw gerealiseerd. Op de begane grond van dit appartementengebouw, is ruimte voor bedrijvigheid en detailhandel.


Menko

Het Menko bevindt zich tegenover de Stroinksbleek. Op het Menko staat het voorzieningencluster Prismare met scholen, wijkcentrum en andere voorzieningen. In het deelgebied Menko blijft het textielverleden zichtbaar door behoud en hergebruik van de Menko Watertoren. Het gebouw was oorspronkelijk een watertoren ten behoeve van de Menko spinnerij, weverij en ververij. In dit industrieel erfgoed zijn appartementen gerealiseerd. Op de begane grond zijn onderwijsvoorzieningen gevestigd. In het binnengebied zijn op grotere schaal koopwoningen projectmatige gerealiseerd. Het is de enige plek in Roombeek waar grondgebonden woningen op deze schaal zijn gebouwd. Ten noorden van de Menko-watertoren is een appartementencomplex gerealiseerd met ondergrondse parkeergarage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0014.jpg"

Afbeelding 2.1.4.3.2: De stroinksbleek, met op de achtergrond de Menko Watertoren.

Het "Menko-gebouw" aan de Voortsweg is het voormalige directiekantoor van de textielfabriek Menko. Dit voormalige kantoor behoudt zijn kantoorfunctie.


Voortman

In het Voortman is een meer stedelijk-compact woonmilieu gerealiseerd voor midden en hogere inkomensgroepen. Door de stedenbouwkundige opbouw bestaat het grotendeels uit randen, langs de Lonnekerbleek en langs de Voortsweg, waardoor een stedelijke wand wordt gecreëerd. De kavels zijn via particulier opdrachtgeverschap uitgegeven en zijn nu grotendeels bebouwd. Aan de Lonnekerspoorlaan is een combinatie van wonen en werken gerealiseerd. Op de noordelijke punt is een kleinschalig appartementencomplex gerealiseerd.


Roombekerveld

In het noordwestelijk deel van Roombeek ligt het Roombekerveld. Een locatie van in totaal circa 6 hectare voor een kleinschalig bedrijventerrein met daar om heen randen met woningen. De bedrijfsbebouwing op het middenterrein wordt visueel afgeschermd van de aangrenzende woningen. Langs de Lijsterstraat, de Stroinksbleekweg en de Steenbeltweg is een variëteit aan vrijstaande, geschakelde en twee-onder-een-kapwoningen ontstaan.


Functioneel

De menging van woningbouw, bedrijvigheid en voorzieningen, genereert de synergie die van oudsher kenmerkend is voor het stadsleven. Deze voor Enschede Noord kenmerkende functiemenging is in Roombeek gecontinueerd. Niet op iedere plek zijn functies in dezelfde mengverhouding terug te vinden. De ligging langs ontsluitingswegen en het beoogde type woonmilieu bepalen de mate waarin wordt gemengd en welke concentratie van functies plaatsvindt. Woon-werkunits voor werken bij huis en kleine praktijkwoningen (werken aan huis) zullen overal in het gebied te vinden zijn.

Grootschaliger bedrijvigheid is geclusterd in een tweetal bedrijvenconcentraties, de voormalige Grolsch locatie (o.a. CeeCee) en het Roombekerveld. Om ook deze bedrijvenconcentraties zo goed mogelijk in de wijk op te laten gaan, zijn deze omzoomd door woningbouw, afgewisseld met bij de bedrijven behorende kleinschalige kantoorvilla's.

2.1.4.4 Schurinksweide

Het deelgebied Schurinksweide is een voorbeeld vanuit de stadsuitbreiding rond de jaren 30 van de vorige eeuw. Het uitbreidingsplan had een concentrische ontwikkeling rond het oude centrum ("ei") met ringen en radialen op het oog. Tussen de radialen wegen vond dan in de loop van de tijd een verdichting met eigen binnenmilieus plaats. Op die manier ontstond een structuur van bouwblokken tussen in noord-zuid en oost-west richting lopende wegen met binnenmilieus. Dit ruimtelijk concept is duidelijk herkenbaar aangetast en zo alleen theoretisch, op een plattegrond, beleefbaar. Op straatniveau is het concept verwaterd.

Toekomstig handelen in de wijk is erop gericht het bestaande ruimtelijk concept weer te herstellen en waar nog aanwezig te behouden en te versterken. Objecten en stedelijke ruimte in de binnengebieden zijn te vernieuwen om de kwaliteit van het concept weer te herstellen.


De Schurinksweide is overwegend een woonbuurt met her en der wonen en werken c.q. bedrijvigheid. Langs de Lasondersingel wordt de randbebouwing door het Rijksmuseum Twenthe gedomineerd. De overige bebouwing wordt veelal als kantoorruimte gebruikt. Hier is de functie wonen tweederangs. Dit beeld is te behouden. Aan de oostkant van de Oldenzaalsestraat en de Voortsweg is sprake van een lichte functiemenging van kleinschalige bedrijvigheid, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. Deze lichte functiemenging is te behouden en ontwikkelingen met betrekking tot gemengde doeleinden zijn gericht aan deze straten te realiseren. Niet 'verstorende' bedrijvigheid kan op binnenterreinen worden gevestigd als de bedrijfsgebouwen "verstopt" achter de woningen liggen.


De binnenmilieus van de Schurinksweide waren onderdeel van de stadsvernieuwing in de wijk en hebben tot verbetering van de woningvoorraad geleid.


Het stratenpatroon uit de radialen (H.B. Blijdensteinlaan, Voortsweg en Oldenzaalsestraat) en ringwegen (Lasondersingel, Roomweg) heeft een hiërarchisch stelsel. Buurtwegen langs de blokranden hebben hoofdzakelijk een ontsluitingsfunctie, de woonweg een verblijfsfunctie. De buurtwegen en de hoofdwegen zijn aangewezen als verblijfsgebied.

Het profiel van de woonstraten in de binnenterreinen is duidelijk smaller, deels zo smal dat eenrichtingsverkeer moest worden ingevoerd. De uitstraling van de woonomgeving erg stenig is. Verbetering van de verblijfs- en gebruikswaarde van de woonstraten als ontmoetingsruimte voor de buurt is wenselijk.

2.1.4.5 Het Ankrot en omgeving

Ten noorden en ten zuiden van de Potsweg bevindt zich het wijkdeel Het Ankrot. Het Ankrot bestaat uit een aantal kleine woonbuurtjes, die in verschillende tijdsperioden zijn ontstaan. De ruimtelijke opzet van deze buurtjes varieert van een dertiger jaren wijk tot een recente verkaveling. Iedere woonbuurt heeft zijn eigen karakteristieken, die duidelijk herkenbaar zijn. De enige afwijkende bebouwingen zijn het trafogebouw midden in een woonomgeving en de zorginstelling Kleine Vaert aan de oostelijk rand naar de groene wig. Toekomstig handelen in de wijk is erop gericht de aanwezige ruimtelijke kwaliteit te behouden en te versterken.


Het stratenpatroon bestaat uit de Potsweg, als ruggengraat en hoofdontsluiting vanuit de Oldenzaalsestraat, en de Voortsweg als hoofdbuurtweg in noord-zuid richting langs de rand van het deelgebied. Het straatprofiel binnen de gebieden verschilt, oudere straten zijn nog langere doorgaande lijnen; recentere buurten hebben hofjes of doodlopende wegen. Ook hier is een duidelijk herkenbare hiërarchie van ruimte te zien die door de bebouwing, de profielen en de inrichting wordt ondersteund.


In 2010 is aan de rand naar het buitengebied een grootschalig woon-zorgcomplex (Klaaskateplein) gerealiseerd. De vier gebogen gebouwen voegen zich op een vanzelfsprekende wijze in de omgeving en nodigen uit om het terrein binnen te lopen. Het verbinden van wonen in de wijk en zorg was in het ontwerp het leidende principe.

2.1.5 Verkeer
2.1.5.1 Ontsluitingsstructuur

Het plangebied wordt ontsloten door de Deurningerstraat aan de westzijde, de Oldenzaalsestraat aan de oostzijde en door de Lasondersingel aan de zuidzijde. De Deurningerstraat en de Oldenzaalsestraat zijn van oudsher de uit- en invalswegen van en naar het stadshart en vormen in de structuur de radialen, die als spaken in een wiel de stad met het buitengebied verbinden. Enschede-Noord ligt op relatief korte afstand van de autosnelweg A1 (E30), die een schakel vormt in het landelijke hoofdwegennet en een belangrijke internationale verbinding vormt met Duitsland en Noord- en Oost-Europa. Via de Oldenzaalsestraat (provinciale weg N733) wordt bij Oldenzaal direct op de A1 (E30) aangesloten. De Deurningerstraat gaat staduitwaarts over in de Weerseloseweg (eveneens een provinciale weg; N737) die de spoorlijn Hengelo-Oldenzaal-Bad Bentheim gelijkvloers en de A1 (E30) ongelijkvloers kruist en vervolgens aansluit op de provinciale weg Hengelo-Oldenzaal-grens bij Nordhorn (N342). De Deurningerstraat vormt eveneens een toevoerweg van en naar de A1.

De Lasondersingel aan de zuidzijde van het plangebied is een onderdeel van de kenmerkende singelring rond het centrum, die in de dertiger jaren van de vorige eeuw tot stand is gekomen. Deze weg verbindt alle radialen met elkaar en verdeelt het verkeer rond het centrum.

In het Wegencategoriseringsplan 1999 zijn de functies (en daarmee maximumsnelheid) van de gemeentelijke wegen vastgelegd. De Deurningerstraat, Oldenzaalsestraat en de Lasondersingel behoren allen tot het stedelijk hoofdwegennet, waar verkeersafwikkeling prioriteit heeft (verkeersaders). De maximumsnelheid binnen de bebouwde kom op deze wegen is 50 km/u.

De tussenliggende woongebieden zijn aangewezen als verblijfsgebieden met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Uitzondering hierop vormen enkele straatgedeelten die vanaf de verkeersaders de wijk inprikken. Het gaat om:

  • I. de Potsweg; tussen Oldenzaalsestraat en Voortsweg;
  • II. de Roomweg; tussen Deurningerstraat en Stroinksbleekweg;
  • III. de Lijsterstraat; tussen Deurningerstraat en IJsselstraat;
  • IV. de Vanekerstraat; tussen Deurningerstraat en Waalstraat, aansluitend de Waalstraat tussen de Vanekerstraat en IJsselstraat, en vervolgens de IJsselstraat, tussen Waalstraat en Scheldestraat.

Het overgrote deel van het plangebied wordt gekenmerkt door een rasterstructuur met wisselende ruimtelijke hiërarchie. Een uitzondering daarop zijn de buurten Schurinksweide, Bamshoeve in Roombeek en het Ankrot.

Schurinksweide kent een historisch gegroeide wegenstructuur, terwijl het Ankrot een voorbeeld is van een jaren tachtig erfverkaveling. Het Ankrot heeft als gevolg daarvan een weginrichting (erven) die hiërarchisch ondergeschikt is aan de omliggende infrastructuur. De Bamshoeve tenslotte kent een organische ontsluiting, die is ontworpen tijdens de wederopbouw na de vuurwerkramp op de plaats van de voormalige spinnerij de Bamshoeve. De auto-ontsluiting in de rest van het plangebied bestaat voornamelijk uit een rasterpatroon van noord-zuid en oost-west gerichte straten en wegen. Relatief veel straten in het plangebied zijn geasfalteerd.

2.1.5.2 Openbaar Vervoer

Het voormalige spoortracé tussen Enschede en Oldenzaal, dat in Roombeek een belangrijke structurerende as vormt in de stedenbouwkundige structuur (de Lonnekerspoorlaan), is ingericht als een wandel- en fietsboulevard, gecombineerd met een vrij liggende busbaan. De busbaan is zo goed mogelijk ingepast in de ruimtelijke vormgeving van de naastliggende bleken. Deze as vormt één van de HOV-assen, die in alle windrichtingen in de stad voor het overgrote deel zijn gerealiseerd. Met dit systeem wordt de bereikbaarheid van de stad verbeterd, het hoofdwegennet ontlast en kan een betere betrouwbaarheid van het openbaar vervoer worden gegarandeerd.

De HOV-as door Roombeek wordt gebruikt voor regionale lijnen naar omliggende steden en kernen (waaronder buslijnen naar Oldenzaal en Denekamp), maar ook voor de ontsluiting van Roombeek zelf. De stadsbuslijn rijdt in de brede spits en op zaterdagen met een hoge frequentie via deze centrale as naar de Hulsmaatstraat in Mekkelholt, waarna een lus door de buurten Deppenbroek, de Bolhaar (buiten plangebied) en Mekkelholt wordt gemaakt, om vervolgens via de as weer terug te keren richting station en centrum. Met dit netwerk liggen alle percelen in het plangebied op loopafstand van een bushalte.

Bij de centrale halte Roombeek (ter hoogte van TwentseWelle) ontstaat door de combinatie van stad- en regionale lijnen een hoogwaardige en hoogfrequente openbaar vervoersverbinding met het centrum.


Als aanvulling op de reguliere buslijnen de Regiotaxi Twente. Deze is op afroep en tegen speciaal tarief beschikbaar voor deur tot deur vervoer.

2.1.5.3 Fietsverkeer

Langs de verkeersaders Deurningerstraat, Oldenzaalsestraat en de Lasondersingel zijn aparte fietsvoorzieningen aanwezig in de vorm van rode fietsstroken of vrij liggende fietspaden.


Fietsers maken in verblijfsgebieden (30 km zones) gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerde verkeer. In een beperkt aantal gevallen is er voor het langzaam verkeer een alternatief voor de rijbaan in de vorm van solitaire fietspaden of doorsteken. De belangrijkste fietsroute door het plangebied loopt van zuidwest naar noordoost via de centrale as (Lonnekerspoorlaan) langs de drie bleken, en sluit aan op het bestaande fietspad door het Amelinkse bos. Het vormt zo een korte directe verbinding tussen de Lasondersingel/Lasonderstraat en Lonneker. Een tweede belangrijke route loopt via de cultuuras Museumlaan, die de Lasondersingel/H.B. Blijdesteinlaan (Rijksmuseum Twenthe) met de voorzieningenknoop in Roombeek verbindt.


Bij voorzieningen, zoals bijvoorbeeld het winkelcentrum Op de Brouwerij aan de Roomweg en TwentseWelle, zal ervoor zorg gedragen worden dat er voldoende fietsparkeerplaatsen worden gerealiseerd.

2.1.5.4 Voetgangers

Voor voetgangers is in het plangebied een afzonderlijk voetpadennetwerk beschikbaar, bestaande uit trottoirs langs straten, of solitaire voetpaden en doorsteken tussen straten en door parken, plantsoenen of groengebieden. De cultuuras (Museumlaan) en de centrale as (Lonnekerspoorlaan) langs de bleken bieden beide een wandelpromenade met extra allure. Ook langs de Roombeek aan de Roomweg is een brede voetgangerspromenade aanwezig.

2.1.5.5 Parkeren

Het parkeren vindt overwegend plaats op maaiveldniveau op de openbare weg en op particuliere percelen. Incidenteel is voor bewoners ondergronds parkeren georganiseerd bij appartementencomplexen. Bij het winkelcentrum Op de Brouwerij wordt geparkeerd in een openbare gebouwde parkeervoorziening.


Voor bestaande situaties geldt dat het aantal parkeermogelijkheden minimaal blijft gehandhaafd. Voor nieuwe functies zal worden uitgegaan van parkeerrichtlijnen zoals die vastgesteld zijn in het kader van het geactualiseerde mobiliteitsplan 2004-2015. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op aanbevelingen van het CROW.


Voor nieuwe functies geldt dat de parkeervoorzieningen zoveel mogelijk worden gerealiseerd op eigen terrein om de openbare ruimte zo min mogelijk te belasten. Afhankelijk van de te realiseren functie zullen daarnaast voor bezoekers parkeerplaatsen op openbaar terrein of openbaar toegankelijke plaatsen beschikbaar moeten zijn. Uit oogpunt van efficiënt ruimtegebruik is het dubbel gebruik van parkeerplaatsen wenselijk.

De parkeervoorzieningen zullen getoetst worden aan de op dat moment geldende parkeernormen.


Om efficiënt gebruik van de beschikbare parkeervoorzieningen te bevorderen en parkeerdruk als gevolg van voorzieningen en/of detailhandel in de omringende woonstraten te voorkomen, is in de Brouwerijstraat en een deel van de Roomweg parkeerregulering door middel van een blauwe zone (parkeren met parkeerschijf) ingevoerd. In de parkeergarage Brouwerij achter het winkelcentrum Op de Brouwerij is voor langparkeerders een aangepast parkeertarief van kracht; kortparkeren is gratis

2.1.6 Groen en landschapswaarde
2.1.6.1 Groenstructuur

Groenvoorzieningen vormen een essentieel onderdeel van de stedelijke recreatie-mogelijkheden. De bruikbaarheid van het groen speelt daarbij een belangrijke rol. In het Groenstructuur-actieplan, GRAP, wordt bij de ruimtelijke ordeningsprincipes ten aanzien van het groen een structuur van stadsparken, wijkparken en buurtgroen voorgesteld, die onderling worden verbonden door "groene" routes. De groene lobben vertegenwoordigen voor Enschede een zeer belangrijke waarde.
Op diverse plaatsen dringt het landelijk gebied de stad binnen, waardoor de afstand stadscentrum-landschap beperkt wordt en het Twentse landschap ook in de stad ervaren kan worden. De doorgankelijkheid van de lobben dient te worden bevorderd.


De gemeente hanteert in haar groenbeleid normen die in het verleden zijn opgesteld aan de hand van ervaringsgegevens in o.a. de Eschmarke. Uiteraard zijn de groen-normen van een nieuwbouwwijk niet rechtstreeks van toepassing te verklaren op bijvoorbeeld een stadsvernieuwingswijk, maar het streven kan daar wel op zijn gericht. Bij deze normering wordt onderscheid gemaakt in:

  • I. groen in de directe woonomgeving, het zogenaamd straatgroen (I);
  • II. buurt of blokgroen (II);
  • III. wijkgroen (III).


Voor alle categorieën wordt een norm van 25 m2 per woning in de oppervlakte verhouding 1:2 gehanteerd. Voor de daarin begrepen buurtgroenvoorziening geldt vervolgens dat deze een minimale aaneengesloten oppervlakte van 1,5 á 2 ha dient te hebben en de maximale loopafstand mag niet meer dan 150 à 400 meter bedragen. Voor wijkgroen geldt een minimum aaneengesloten oppervlakte van 8 ha en loopafstanden van 400 á 800 meter. De begrenzing van de begrippen buurt en wijk kunnen worden gerelateerd aan het aantal inwoners: buurt: 4000 à 5000 inwoners, wijk: 16.000 á 20.000 inwoners.


Deze normering wordt in Enschede-Noord niet gehaald, waarbij wel bedacht moet worden, dat het stedelijk uitloopgebied (groene lobben, buitengebied) zeer nabij is. In Deppenbroek is relatief veel groen in de woonomgeving aanwezig, zeker in vergelijking met het zuidelijk gedeelte van het plangebied. De karakteristiek van het groen wordt bepaald door groepen grote bomen in de wijk.


De groenvoorzieningen in het plangebied zijn waar mogelijk aan elkaar gekoppeld en verbonden met de groen lobben die de verbinding van de wijk met het buitengebied bewerkstelligen.


De Lijsterstraat wordt ook wel de groene Laan van Noord genoemd, vanwege het groene karakter van het wegprofiel. De groene laan vormt een belangrijke groene fietsverbinding met de noordwestelijke en noordoostelijke groene lob. Een "wijkpark" is in de omgeving van het winkelcentrum Deppenbroek aanwezig.


Verder naar het zuiden liggen de nieuwe parken in Roombeek, als een keten van groene ruimtes van noord naar zuid door de nieuwe wijk.

Daarnaast zijn in het plangebied aanknopingspunten aanwezig, die een aanleiding vormen om aldaar een groenvoorziening aan te leggen, zodat beter aan de behoefte aan groen kan worden voldaan.


In de wijk Deppenbroek is de kwaliteit van de woonomgeving goed. Het groen is tijdens de bouw van de wijk integraal onderdeel geweest in het ontwerpconcept. Dit komt de kwaliteit van het totaal ten goede. De inrichting van het groen blijft echter belangrijk. Belangrijk daarbij is dat het groen niet alleen aangelegd wordt om naar te kijken, maar dat het ook gebruiksmogelijkheden biedt. De wijk zou nog wat meer accenten kunnen gebruiken in de vorm van grote bomen. Eveneens kan de gebruikswaarde van zowel kleine als grotere groenelementen verbeterd worden.

2.1.6.2 Het Ankrot bosje

De meest zuidelijke punt van de Oldenzaalse groene scheg wordt gevormd door het Ankrot bosje. Dit jarenlang verwaarloosde bosje krijgt een grote opknapbeurt. Hierdoor wordt de toegankelijkheid en de gebruikswaarde van dit stukje natuur verhoogd. De aldaar aanwezige ecologische waarden worden beleefbaar gemaakt voor de buurt en de school, zodat die natuurwaarden onderdeel kunnen worden van het les-programma van de school. In recreatief opzicht kan het bosje gebruikt worden voor buurt ommetjes en als natuurlijke speelplek voor de buurt. De padenstructuur moet in de toekomst aan gaan sluiten naar het noorden, zodat vanuit de wijk het Ankrot wandel en fiets mogelijkheden ontstaan naar de noordelijke stadsrand door een natuurlijke omgeving en los van de drukke Oldenzaalsestraat.


De nieuw ingerichte groene parkachtige zone nabije het winkelcentrum Deppenbroek vormt de ecologische verbinding tussen de kinderboerderij in het buitengebied en via het winkelcentrum Deppenbroek de uiteindelijke schakel naar het parkgebied van de Bleken in Roombeek en de Oldenzaalse groene wig. De parkzone van noord is een belangrijk structurerend gebied in het stadsdeel Noord. Dit lint van groene ruimtes is zowel recreatief als ecologisch van belang en vormt een wezenlijk onderdeel van het stedelijk weefsel.

2.1.6.3 De bleken

De drie bleken, gelegen langs de Lonnekerspoorlaan in Roombeek, vormen in noord-zuidelijke richting een doorgaande groene structuur, en zijn het hart van Roombeek. De grote open, groene ruimtes refereren aan de oude bleekvelden die in dit gebied te vinden waren. Door de concentratie van het groen in de wijk in deze centraal gelegen bleken, ontstaat hier een nieuwe groene oase voor de wijk. De langzaamverkeersroute en het HOV-tracé vormen een geïntegreerd onderdeel van de bleken


De meest zuidelijk gelegen bleek, de Lasonderbleek, is de voormalige locatie van S.E. Fireworks. De Lasonderbleek ligt tussen de Tollensstraat en de Lonnekerspoorlaan. Bij de inrichting van de openbare ruimte in deze bleek is rekening gehouden met de bijzondere betekenis van deze plek. Met name het de mogelijkheid tot herdenking neemt in deze bleek hier een speciale plaats in.


De middelste bleek ligt tussen de Roomweg en de Hulsmaatstraat, en wordt de Stroinksbleek genoemd. De oude gebouwen van Rozendaal, het Menko watertorengebouw en Tetem, die in en rond de bleek zijn te vinden, zorgen ervoor dat hier de industriële geschiedenis van Roombeek het meest tastbaar zal zijn. In het centrale deel ligt een grootschalige, deels ondergrondse waterberging.


De noordelijk gelegen bleek, de Lonnekerbleek, ligt tussen de Hulsmaatstraat en de Lijsterstraat. Deze bleek staat in directe verbinding met het groene buitengebied; de nadruk bij de inrichting van deze bleek ligt dan ook op natuur, recreatie en sport. De Roombeek is als karakteristiek natuurlijk element aan deze open groene ruimte gekoppeld. Het park heeft een kleine horecafunctie, die het verblijfskarakter van het park versterkt.


Naast het grootschalige groen van de bleken zijn binnen de verschillende bouwblokken een aantal meer besloten openbare ruimten gerealiseerd. Dit buurtgroen versterkt de eigen identiteit van buurtjes en biedt bovendien veilige speelplekken voor de kleine kinderen uit de buurt. De nabijgelegen bleken voorzien in de behoefte aan trapveldjes en hangplekken voor de wat oudere kinderen.

2.1.6.4 De Roombeek

Bij de wederopbouw van de wijk Roombeek heeft de gemeente de ambitie gehad om - teruggrijpend naar de oude beeklopen in en rond Enschede - de (voormalige) Roombeek weer in ere te herstellen. De Roombeek loopt door de Lonnekerbleek en de Stroinksbleek.

De nieuwe Roombeek komt ter hoogte van de Bosuilstraat, nabij het Menko gebouw, uit in de Stroinksbleek. Vanuit de Stroinksbleek buigt de Roombeek af naar de Roomweg, en loopt onder de Deurningerstraat richting de Walhofstraat. De Roombeek is op dit gedeelte onderdeel van de openbare ruimte.


De verschijningsvorm van de Roombeek en de rol van dit water in de wijk hangt sterk samen met de stedelijke kwaliteit van de verschillende deelgebieden. In de bleken en in het groen ter hoogte van de Bosuilstraat heeft de Roombeek een landelijk karakter: deels meanderend met enige oevervegetatie in aansluiting op de groene parkachtige omgeving. Meer benedenstrooms, in de stedelijke atmosfeer rond de Roomweg, is sprake van een strakkere vormgeving met stenige taluds die architectonisch zijn ingepast in de daar gelegen wandel- en winkelpromenade. De Roombeek is over de gehele lengte watervoerend, met een min of meer constant waterpeil.

2.1.6.5 Het GRAP

Het GRAP (Groenstructuur - Actieplan) gaat in op de toekomst van het openbaar groen op stedelijk niveau en de relatie van het groen met het omringende landschap. Gekeken is hierbij naar een drietal belangrijke functies die het groen in de stad kan hebben, te weten:

  • I. de gebruiksmogelijkheden voor bewoners en bezoekers;
  • II. de ecologische (verbindings)waarde;
  • III. de ruimtelijke kwaliteit en de structurerende betekenis.


Het behouden, versterken en ontwikkelen van deze functies is de doelstelling van het gemeentelijk groenbeleid voor de komende jaren. De functies van het groen zijn in principe gelijkwaardig, maar welke functie hierin de meeste aandacht krijgt, is afhankelijk van de situatie. De gebruikswaarde van het groen speelt een steeds belangrijkere rol.


Het GRAP geeft niet alleen een samenhangend toekomstbeeld van het openbaar groen in hoofdlijnen, maar reikt tegelijk de instrumenten aan waarmee dit kan worden bereikt. In die zin is het plan richtinggevend en kaderscheppend en is tevens een toetsingskader voor plannen op het gebied van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling in Enschede. Het GRAP heeft tot taak de kwaliteit en identiteit van het groen in de toekomst te waarborgen en te verbeteren.

2.1.6.6 Wiggen

Enschede kent een structuur van stedelijke vingers met groene wiggen, waardoor het buitengebied tot ver in de stad door loopt. De betekenis van de wiggen voor de stad is groot:

  • I. de wiggen zorgen voor structuur en afwisseling;
  • II. de wiggen garanderen een groot raakvlak tussen stad en buitengebied. Dit heeft een positieve invloed op de kwaliteit van de leefomgeving. Door de wiggen zijn natuur en landschap toegankelijk en worden recreatiemogelijkheden dicht bij huis geboden;
  • III. de wiggen brengen de natuur tot ver in de stad. Ze zijn belangrijk in de natuurvoeding voor de wijken.

De doelstelling is om de wiggen te behouden en waar mogelijk te versterken of te ontwikkelen. Een invulling met kwalitatief hoogwaardige en duurzame groene bestemmingen en gebruiksmogelijkheden ten behoeve van bewegen, recreatie en spelen is hiervoor noodzakelijk. De stedelijke druk op de wiggen blijft een knelpunt.

Om het landschappelijk karakter te behouden, wordt andere aanvullende bebouwing in de wiggen alleen toegestaan wanneer dit de beoogde groene invulling en de gebruiksmogelijkheden versterkt. Een voorbeeld hiervan zijn de geplande ontwikkelingen in de zuidpunt van de Oldenzaalse wig. Hier is de realisatie van een aantal landgoederen mogelijk (een aantal zijn inmiddels al gerealiseerd), waarbij als voorwaarde gesteld is dat het terrein ontsloten wordt voor bewoners van de stad en dat er nieuwe verbindingen door de groene wig gerealiseerd worden.

2.1.6.7 Stadsranden

Confrontaties tussen stad en land leveren naast beperkingen ook kansen op. Op sommige plekken moeten stadsranden beleefbaar en bruikbaar zijn. Andere plekken verdienen een helder vormgegeven grens of juist een diffuse overgang waarin de stad en het landschap met elkaar zijn verweven. Afhankelijk van de situatie kan de keuze worden gemaakt voor een bepaalde vormgeving van de rand. Onderscheidend is hierbij de overgang tussen 'binnen en buiten'. Twee uitersten zijn de harde rand (zowel visueel als functioneel een abrupte overgang) en de zachte rand (zowel visueel als functioneel een geleidelijke overgang van binnen naar buiten en vice versa). Ook de bestemming van de stad ter plaatse van de stadsrand is bepalend voor het type rand en dus voor de visie. Een stadsrandvisie voor een woonwijk verschilt bijvoorbeeld van een stadsrandvisie voor een bedrijventerrein. In het GRAP worden drie stadsranden onderscheiden: de woonrand, de werkrand en de gebruiksrand. Door gericht te investeren in de stadsrandzone wordt op tal van plekken het landschap vanuit de stad beter toegankelijk en beleefbaar.

2.1.6.8 Lijnvormige elementen

De radialen en ringen in de stad vertellen iets over de groei van de stad. Het zijn belangrijke verkeersaders, snelle routes om de stad binnen te gaan en te verlaten. Langs een deel van de radialen zijn de HOV-lijnen (zoals langs de Lonnekerspoorlaan) aangelegd. Primair zijn de ringen en radialen ingericht met als doel de verkeersgebruikers optimale mogelijkheden te beiden om zich van A naar B te verplaatsen. Ecologie is hierbij van ondergeschikt belang. Identiteit is bij ringen en radialen gekoppeld aan oriëntatie. In dit verband is een logisch patroon in de totale weginrichting van belang en groen maakt een wezenlijk deel uit van deze weginrichting.

Wat groen betreft kennen de ringen een constant patroon van laanbeplanting in de middenberm van de weg. Of dit een enkele of dubbele rij bomen moet zijn, wordt bepaald in de ontwerpopgave.

De radialen daarentegen versmallen van buiten naar binnen, de ruimte voor groen wordt richting het centrum steeds beperkter. Voor de radialen geldt dat de verkeersgeleiding meer bepalend is voor de inrichting van de weg dan het historisch patroon. Behalve een functioneel profiel zijn de radialen en ringen esthetisch van goede kwaliteit, aangezien ze het visitekaartje zijn van de stad. Eenheid in beleving is hierbij van belang.

2.1.6.9 Bijzondere groengebieden en groen in de wijken

Bijzondere groengebieden

De parken in Enschede bepalen mede de identiteit van de stand en zijn groene rustpunten. Een aantal parken ligt geïsoleerd in het stedelijk gebied en een aantal parken is verlengstuk van een groene wig. De parken zijn bij uitstek geschikt als wandelgebied en om te genieten van een groene omgeving. De parken bieden echter meer dan alleen een groene kwaliteit en wandelmogelijkheden. Ieder park heeft een eigen identiteit met bijbehorende faciliteiten en gebruiksmogelijkheden. Er worden twee groepen parken onderscheiden: de grote parken met een functie op stedelijk niveau (met een specifiek thema) en de kleinere parken met een functie op wijkniveau, maar wel gelegen aan de stedelijke hoofdstructuur.

De parken zijn specifiek ingericht om mede gebruikt te worden door de burgers van Enschede. Door het intensieve gebruik is de kwaliteit van de parken erg belangrijk. Deze kwaliteit wordt naast de gebruiksmogelijkheden bepaald door de inrichting en verzorging van het park.

Groen in de wijken

Iedere wijk is in een verschillende periode vanuit verschillende doelstellingen ontworpen. De wijken verschillen hierdoor van sfeer en karakter. Ook de hoeveelheid en het type groen kent per wijk grote verschillen.

Beheer en onderhoud blijft een belangrijk aspect binnen het wijkgroen en bepaalt in grote mate de kwaliteit van de omgeving

2.1.6.10 Waterstructuur

Maaiveld

Het maaiveld loopt van ruim ca. 46 meter NAP (Normaal Amsterdams Peil) in het oosten af tot ruim ca. 35 meter NAP in het westen van het plangebied.

Bodemgesteldheid en geohydrologie

Bodem algemeen
In de westelijke helft van het plangebied wordt de bodemopbouw bepaald door de formatie van Twente. Kenmerkend voor deze formatie is de aanwezigheid van een deklaag dikker dan 2 meter bestaande uit zeer fijn-, matig fijn- en matig grof zand. Deze dekzandlaag is redelijk waterdoorlatend. Ten oosten van de hoogtelijn 40 m +NAP (figuur 1) is de formatie van Drente bepalend voor de bodemopbouw. Onder de zandige deklaag ligt een laag bestaande uit slecht waterdoorlatend keileem en grindhoudend lemig zand en leem van minstens 30 cm dik. De dikte van de deklaag is dunner dan 2 meter en loopt naar oosten snel terug naar 0 cm. Het belangrijkste verschil tussen de dekzandlaag en de keileemlaag is dat deze laatste slecht waterdoorlatend is.


Het bestemmingsplangebied ligt tussen de eerste en tweede doorsnede (van bovenaf) in onderstaande afbeelding. Voor een gedeelte van het plangebied, Roombeek, zijn meer specifieke gegeven bekend.


Grondwaterstanden Roombeek
In geheel Roombeek bevindt de GHG zich onder 0,8 meter onder maaiveld. Tijdens de wederopbouw is drainage aangelegd, omdat de leemlagen kunnen leiden tot stagnatie van hemelwater in de bodem, waardoor schijngrondwaterstanden kunnen ontstaan. Binnen het plangebied zijn enkele meldingen van grondwateroverlast bekend. De stijgende grondwaterstanden hangen direct samen met een sterk verminderde grondwateronttrekking in het gebied vanaf 2005.


Grondwateronttrekkingen Roombeek
Binnen het plangebied zijn twee grondwateronttrekkingssystemen in bedrijf. Het ene onttrekkingssysteem (vier onttrekkingsbronnen) is van een bedrijf, het andere is van de Gemeente Enschede (elf onttrekkingsbronnen). Beide onttrekkingssystemen vallen onder het regime van het integraal waterbeheerplan Roombeek, het zogeheten gebiedsgericht grondwaterbeheer. De systemen zijn op elkaar afgestemd met als doel een optimale beheersing van zowel de grondwaterkwaliteit (bescherming bedrijfsbronnen) als de grondwaterkwantiteit (voorkomen wateroverlast). Het onttrokken grondwater wordt na zuivering op de Roombeek gezet, waarmee invulling wordt gegeven aan het terugbrengen van blauwe aders in de stad.

Riolering

In Deppenbroek ligt een gescheiden rioolstelsel. Afvalwater wordt apart ingezameld, en afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Enschede. Hemelwater wordt apart ingezameld en niet vertraagd afgevoerd naar de Vanekerbeek. Mekkelholt, Schurinksweide en het Ankrot kennen een gemengd rioolstelsel.

Roombeek
Het afvalwater binnen Rooombeek wordt gezamenlijk met het hemelwater van weg- en terreinverharding grotendeels afgevoerd naar het bestaande gemengde rioolstelsel in de Hulsmaatstraat, de Roomweg en de Lasondersingel.
Het hemelwater van de weg- en terreinverharding voert, gezamenlijk met het afvalwater, af naar het bestaand gemengd rioolstelsel.


Oppervlaktewater

Roombeek
De roombeek is een blauwe ader die het plangebied instroomt aan de oostkant net ten noorden van de Steenuilstraat. De beek wordt gevoed door hemelwater uit de bergingsvijver Kotkamp (ten noorden van de kruising Kotkampweg-Winkelshorst), onttrokken en gezuiverd grondwater en hemelwater vanuit Roombeek.


Bolhaarsbeek
Ongeveer ter plaatse van de kruising Voortsweg met de Rijnstraat stroomt de Bolhaarsbeek het plangebied binnen. Binnen het plangebied is de beek overkluisd en stroomt uit in de Vanekerbeek ter hoogte van de kruising Voortsweg met de Hegeboerweg. Deze beek is in het bezit van het waterschap Vechtstromen.


Vanekerbeek

Net buiten de noordrand van het bestemmingsplangebied ligt de Vanekerbeek, die richting het westen stroomt en eigendom is van het waterschap Vechtstromen

2.2 Cultuurhistorie

2.2.1 Cultuurhistorie

Het plangebied Enschede-Noord omvat de deelgebieden Schurinksweide, Roombeek, Mekkelholt en Deppenbroek, en ligt tussen de Lasondersingel en de radiale hoofdinvalswegen Deurningerstraat en Oldenzaalsestraat. Het deelgebied Roombeek werd door de vuurwerkramp zwaar verwoest en is inmiddels weer opgebouwd.


In Enschede Noord is pas in de periode van de industriële revolutie sprake van een uitbreiding ten noorden van het zogenaamde ei. Langs de voormalige spoorlijn richting Oldenzaal (spoorlijn Boekelo - Oldenzaal EO) zijn de eerste grote textielcomplexen gebouwd die de ontwikkeling van Enschede Noord tot de Tweede Wereldoorlog hoofdzakelijk bepaalden. Langs de oude landwegen, de radialen Deurningerstraat en Oldenzaalsestraat, en rond de textielcomplexen zijn de eerste woonconcentraties buiten het ei in vorm van arbeiderswoningen ontstaan. Om deze niet-geplande uitbreiding een gestructureerde ontwikkeling te geven, is er in 1907 een uitbreidingsplan ontworpen waarin een rondweg - de huidige singel - is opgenomen met afwisselend tuinstadachtige wijken en luxere huizen. De ontwikkelingen uit deze tijd zijn in Enschede Noord nadrukkelijk gekenmerkt door een radiale lintstructuur met een latere ontsluiting en bebouwing van binnenterreinen. De wijken Roombeek, Schurinksweide en delen van Mekkelholt zijn zo ontstaan.


Na de Tweede Wereldoorlog (1945 - 1960) wordt voor de gehele stad een gedetailleerd plan ontworpen, waarin voorzien wordt in een concentrisch groei rond de kern (ei). In deze periode wordt de huidige omvang van Enschede Noord bepaald. De wijk Mekkelholt is typische voorbeeld van een uitbreiding uit deze tijd. De wijk is een relatief grote uitbreiding met een verkaveling, die wordt getypeerd door middelhoogbouw rond openbare groengebieden.


Na 1960 werd dan het gat tussen Roombeek en Deppenbroek opgevuld. Rond een centraal gelegen winkelcentrum, dat door in noord-zuid richting verlopende assen met Deppenbroek en Roombeek werd verbonden, ontstond de huidige structuur van Mekkelholt. Derhalve zijn Mekkelholt structuren uit de tijd voor de oorlog en stempelstructuren te vinden.


Het Rozendaalcomplex, Balengebouw, Tetem, Lasondersingel 31-33 (voorzijde), het trafogebouw aan de H.B. Blijdensteinlaan en het watertorengebouw van 't Menko zijn als industrieel erfgoed in Roombeek aangemerkt. Met de karakteristieke kenmerken van de gebouwen zullen de plannen voor de huisvesting van de nieuwe functies zoveel mogelijk rekening worden gehouden. Zij dienen als blijvende herinnering aan de bedrijvigheid van vroeger in het gebied. Om hergebruik mogelijk te maken moet een groot deel van de complexen ingrijpend gerenoveerd en aangepast worden aan de bouwfysisiche eisen die men heden ten dage aan een goede huisvesting moet stellen. Afhankelijk van de mogelijkheden om deze gebouwen een zinvolle functie te geven en afhankelijk van de financiële haalbaarheid zullen deze gebouwen zoveel mogelijk worden gehandhaafd.

2.2.2 Monumenten
2.2.2.1 Rijksmonumenten

In het plangebied komt één rijksmonument voor. Het volgende gebouw is aangewezen als rijksmonument:

  • I. Lasondersingel 129; Rijksmuesum Twente

Rijksmuseum Twente

Het Rijksmuseum Twente is gebouwd in 1929 naar een ontwerp in traditionalistische stijl van de architecten K. Muller en A.K. Beudt. De vormgeving van het zeshoekige gebouw rond een grote binnenplaats met een poortachtige entree aan de Lasondersingel lijkt geïnspireerd op kastelen. Het gebouw staat aan de Lasondersingel op de hoek met de H. B. Blijdensteinlaan, schuin tegenover de Lasonderkerk, eveneens een rijksmonument. Dit rijksmonument valt echter buiten het plangebied.

Het Rijksmuseum Twente is van cultuur,-, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig belang, vanwege:

  • I. de relatie met de Enschedese textielfamilie Van Heek, die het museum heeft gesticht;
  • II. het bijzondere op kastelen geïnspireerde ontwerp van de architecten K. Muller en A.K. Beudt;
  • III. de redelijke mate van uitwendige gaafheid van het gebouw;
  • IV. de beeldbepalende situering aan de Lasondersingel tegenover de Lasonderkerk, op de kruising met de Blijdensteinlaan.
2.2.2.2 Gemeentelijke monumenten

In het plangebied komen gemeentelijke monumenten voor. De volgende gebouwen zijn aangewezen als gemeentelijk monument:

  • I. Deurningerstraat 212; Pastorie van de R.K. Kerk “O.L.V. van Altijddurende Bijstand”;
  • II. Deurningerstraat 214; R.K. Kerk "O.L.V. Van Altijddurende Bijstand”;
  • III. H.B. Blijdensteinlaan 85; Transformatorgebouw;
  • IV. Lasondersingel 31-33; garage Roeloffzen;
  • V. Lonnekerspoorlaan 114; Balengebouw 'De Bamshoeve';
  • VI. Roomweg 103; Fabriek I.I. Roozendaal;
  • VII. Stroinksbleekweg 10, Fabriekshal Twente Textiel Maatschappij (TETEM).

Pastorie van de R.K. Kerk “O.L.V. van Altijddurende Bijstand”

De Pastorie is ontworpen door N. Rigter uit Bussum. In 1926 werd er met de bouw gestart van de pastorie; een jaar na de start van de bouw van de naastgelegen kerk (Deurningerstraat 214).

R.K. Kerk "O.L.V. Van Altijddurende Bijstand” (Mariakerk)

De R.K. Kerk “O.L.V. Van Altijddurende Bijstand” is gebouwd in 1926 en geopend in 1927, naar een ontwerp van de architect J. Stuyt (Den Haag). Het ontwerp en uitgevoerd door de architect Joh. Sluymer (Deventer). Het hoofdaltaar in de kerk is ontworpen door de edelsmedenfamilie Brom uit Utrecht.

De Rooms-katholieke Mariakerk aan de Deurningerstraat staat op de voormalige grens van de gemeenten Lonneker en Enschede. Deze kerk is een voorbeeld van de Rooms-Katholieke architectuur tijdens het interbellum. Voor die tijd werden katholieke kerken gebouwd in een neogotische stijl, een voorbeeld hiervan is de St. Jozefkerk aan de Oldenzaalsestraat uit 1894. Na de Eerste Wereldoorlog werd deze stijl vervangen door een eenvoudige, meer eigentijdse vormgeving.

De kerk is opgetrokken in baksteen en gebouwd als driebeukige kruisbasiliek met dwarsschepen. Bij de ingang van de kerk hangen tegeltableaus van de wapens van Enschede en Lonneker. De toren aan de zijkant werd in 1938 aangebouwd en is ontworpen door Sluymer.

De kerk heeft een eenvoudig interieur, waarin het baksteen van de muren met rondbogen zichtbaar is gelaten. Het hoofdaltaar in de kerk is ontworpen door de edelsmedenfamilie Brom uit Utrecht. . De kerk heeft een groot podium en een perfecte akoestiek en is onder meer in gebruik als muziekpodium.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0015.jpg"

Afbeelding 2.3.2.1: De Mariakerk met naastgelegen pastorie aan de Deurningerstraat.

Transformatorgebouw

Transformatorgebouw is in 1959 gebouwd, als onderdeel van de Ringspinhal de Bamshoeve. Het gebouw is markant gelegen aan de H.B. Blijdensteinlaan.

Garage Roeloffzen (Lasondersingel 33-35)

Garage Roeloffzen, gebouwd in 1928 naar ontwerp van de architect Joh. Sluymer (Deventer). De garage is opvallend gelegen aan de Lasondersingel en bevat een bovenwoning. De achteraanbouw is bij de vuurwerkramp dusdanig beschadigd dat deze is afgebroken.
De garage is van algemeen belang vanwege de architectuurhistorische, cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden die tot uitdrukking komen in:

  • I. de beeldbepalende ligging aan de Lasondersingel;
  • II. de typologie; als voorbeeld van garage uit eerste kwart twintigste eeuw;
  • III. de betekenis van de garage als onderdeel van het oeuvre van Joh. Sluymer

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0016.jpg"

Afbeelding 2.3.2.2. Garage Roeloffzen in vroegere tijden

Balengebouw 'De Bamshoeve'

Het Balengebouw is opgetrokken vanuit een meervormige plattegrond, in baksteen en wordt door een plat dak gedekt. Het Balengebouw heeft drie verdiepingen met vensters met roedeverdeling onder lateien. Een torenachtige uitbouw bevind zich aan de achterzijde. De toren heeft een uitkragende bakstenen lijst op consoles, daarboven een opbouw met pilasters en vensters onder segmentbogen.

Het Balengebouw is van algemeen belang vanwege de architectuurhistorische, cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden, die tot uitdrukking komen in:

  • I. de betekenis van het gebouw als onderdeel van de textielgeschiedenis van Enschede;
  • II. de markante ligging;
  • III. het type; Balengebouw van een textielfabriek uit eind negentiende eeuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0017.jpg"

Afbeelding 2.3.2.3. Het Balengebouw in vroegere tijden


Fabriek I.I. Roozendaal

De Fabriek I.I. Roozendaal, gelegen aan de Roomweg, ten noorden van het stadserf van Enschede. Deze import- en exportmaatschappij werd in 1907 opgetrokken in opdracht van de heer Roozendaal. I.I. Roozendaal was het moederbedrijf van de Tetem, dat op hetzelfde terrein gevestigd was.

De textielfabriek I.I. Roozendaal is van algemeen belang vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarden die tot uitdrukking komen in:

  • I. de beeldbepalende ligging;
  • II. de betekenis van de fabriek als onderdeel van de geschiedenis van de Enschedese Textielindustrie

Fabriekshal Twente Textiel Maatschappij (TETEM)

Fabriekshal Twentse Textiel Maatschappij (TETEM), gebouwd in 1924 als een dochteronderneming van de fabriek I.I Roozendaal. Het ontwerp is van de architect A.G. Beltman.

Het hoofdproduct was het vervaardigen van dekens. In 1972 is het bedrijf overgenomen door Eurocover, dat in 1972 deel uitmaakte van de Nederlandse Bontweverij. De fabriekshal is opvallend gelegen in het midden van de voormalige wijk Roombeek. De fabriekshal is door de Vuurwerkramp in 2000 ernstig beschadigd. Bij de voormalige fabriekshal hoort een portiersloge met toegangsgalerij.

De Fabriekshal en portiersloge van de Twentese Textiel Maatschappij is van algemeen belang vanwege de architectuurhistorische, situationele en cultuurhistorische waarden die tot uitdrukking komen in:

  • I. de betekenis van de fabriek als onderdeel van de Enschedese textielindustrie;
  • II. de beeldbepalende ligging;
  • III. het gebruik van betonskeletbouw;
  • IV. de betekenis van de fabriek als onderdeel van het oeuvre van A.G. Beltman.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0018.jpg" Afbeelding 2.3.2.4 De portiersloge van TETEM.

Juridische betekenis

Aan de geïnventariseerde monumenten is in dit bestemmingsplan geen juridische betekenis toegekend.

Rijksmonumenten zijn aangewezen als beschermd monument op basis van de Monumentenwet 1998 (Mw). Beschermde monumenten zijn onroerende goederen die zijn ingeschreven in het monumentenregister. In de provincie Overijssel zijn er geen provinciale monumenten.

Gemeenlijke monumenten zijn monumenten met een lokaal belang. Op basis van een gemeentelijke verordening kan het college van Burgemeester en Wethouders een gemeentelijk monument aanwijzen. In Enschede geldt de Monumentenverordening Enschede 2010.

De gemeente Enschede telt zo'n 115 rijksmonumenten en zo'n 160 gemeentelijke monumenten. Deze monumenten zijn onder andere woonhuizen, kerken en parken, en herinneren aan het verleden van de stad. Dit erfgoed geeft een beeld hoe de stad zich door de tijd heeft ontwikkeld. De monumenten hebben een bijzondere waarde en zijn daarom als (gemeentelijk) monument aangewezen en beschermd voor generaties die na ons komen.

Buiten het plangebied komen ook enkele rijks- en gemeentelijke monumenten voor. Dit bestemmingsplan heeft geen consequenties voor deze monumenten.

2.2.3 Archeologisch erfgoed

In het plangebied komen twee archeologische onderzoeksgebieden voor. Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Enschede blijkt dat delen van het plangebied "Enschede Noord" zijn gelegen in archeologisch onderzoeksgebied A of archeologisch onderzoeksgebied B. De voorwaarden voor bouwen die aan dit gebiedstype zijn gekoppeld, worden toegelicht in paragraaf 4.3.

Op de verbeelding zijn beide onderzoeksgebieden als Gebiedsaanduidng terug te vinden:

  • I. overige zone - archeologisch onderzoeksgebied a;
  • II. overige zone - archeologisch onderzoeksgebied b.

In de regels bij dit bestemmingsplan zijn deze gebiedsaanduidingen terug te vinden onder de 'Algemene aanduidingsregels'

2.3 Ladder Duurzame Verstedelijking

Artikel 3.1.6, 2e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van het wetsartikel 3.1.6, 2e lid Bro moet bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Ingevolge de Ladder duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen:

  • I. beschrijven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • II. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, beschrijven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien, door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • III. indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig wordt ontwikkeld.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013 "

In het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013" worden diverse ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het gaat hier met name om woningbouwprojecten. Onderstaand wordt per ruimtelijke ontwikkeling nagegaan of daarbij sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. De ontwikkelingen die als 'stedelijke ontwikkeling' moeten worden aangemerkt worden vervolgens getoetst aan de Ladder Duurzame Verstedelijking.

Ontwikkellocaties in Roombeek

In paragraaf 5.1. zijn de ontwikkellocaties (I tot en met IX) binnen de wijk Roombeek beschreven. Die in deze paragraaf genoemde locaties zijn ook al mogelijk in de huidige, thans vigerende bestemmingsplannen. In paragraaf 2.1.4. is omschreven hoe de buurt er uit zal komen te zien. Veel bebouwing is inmiddels gerealiseerd, maar bovengenoemde locaties bieden nog ruimte voor ontwikkeling.

In de eerste trede van de ladder moet de regionale behoefte worden aangetoond. De Woonvisie Enschede 2025 is afgestemd met omliggende gemeenten in Twente, en in de Woonvisie is ook de behoefte van woningen binnen het plangebied omschreven. Conform de Woonvisie vindt monitoring plaats van het woningbouwprgramma, zodat kan worden bijgestuurd. In de tweede trede van de ladder moet worden beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering en/of, transformatie. De strategie van om binnen naar buiten te bouwen, past binnen de Ladder duurzame verstedelijking.

De te realiseren bebouwing is gelegen in bestaand stedelijk gebied; het plangebied van dit bestemmingsplan is in de Structuurvisie Enschede aangewezen als bestaand stedelijk gebied.

Voor de ontwikkeling van Het Rozendaal 11 betreft het uitsluitend het toevoegen van de functie-aanduiding 'specifieke vorm van horeca - lichte horeca' aan een gedeelte van het pand dat thans als museum in gebruik is. Er is geen sprake van toename van bebouwingsoppervlak. Deze ontwikkeling is geen 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro en hoeft niet te worden getoetst aan de Ladder Duurzame Verstedelijking.

Overige ontwikkelingen

Aan de Voortsweg wordt één nieuwe woning toegevoegd. In de eerste trede van de ladder moet de regionale behoefte worden aangetoond. De Woonvisie Enschede 2025 is afgestemd met omliggende gemeenten in Twente, en in de Woonvisie is ook de behoefte van woningen binnen het plangebied omschreven. Conform de Woonvisie vindt monitoring plaats van het woningbouwprgramma, zodat kan worden bijgestuurd. In de tweede trede van de ladder moet worden beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering en/of, transformatie. De strategie van om binnen naar buiten te bouwen, past binnen de Ladder duurzame verstedelijking.

De te realiseren woning is gelegen in bestaand stedelijk gebied; het plangebied van dit bestemmingsplan is in de Structuurvisie Enschede aangewezen als bestaand stedelijk gebied.

Functiewijziging bedrijfspand/perceel Dinkelstraat 50 en Meeuwenstraat 25-27-29

De bestemming van het gebouw wordt in overeenstemming gebracht met het feitelijk gebruik, er vinden geen (ver)bouw- of sloopactiviteiten plaats. De functie is per abuis niet opgenomen in het vorige bestemmingsplan. Toegezegd is met de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan het feitelijk gebruik en planologisch gebruik weer met elkaar in overeenstemming te brengen.

De hierboven geschetste ontwikkelingen passen binnen de Ladder duurzame verstedelijking en binnen de beleidsdoelstellingen en ontwikkelingsrichtingen van de gemeente Enschede (bijdrage aan een toekomstgeschikte woningvoorraad, met aandacht voor differentiatie, veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid.

Hoofdstuk 3 Planologisch beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het ruimtelijk relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

3.1.3 Visie Erfgoed en Ruimte

In 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en Ruimte' schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De modernisering van de monumentenzorg wordt hiermee voortgezet. Voor de komende vijf jaren heeft het Rijk vijf prioritaire belangen benoemd:

  • I. werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten;
  • II. eigenheid en veiligheid:zee kust en rivieren;
  • III. herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp;
  • IV. leven landschap: synergie tussen erfgoed, economie en ecologie;
  • V. wederopbouw: tonen van een tijdperk.


De Visie Erfgoed en Ruimte is de vervanging voor de in 2009 verlopen 'Nota Belvedére', waarin een visie is neergelegd op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan.

3.1.4 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het bestemmingsplan "Enschede Noord" valt niet onder één van de in het beleid en regels van het Rijk genoemde nationale belangen.

3.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00017-0003_0019.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Omdat dit bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is, en er geen sprake is van afwijkende nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen ten opzichte van het vorige bestemmingsplan, is het niet nodig om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die van toepassing zijn op het plangebied.

De locaties waar nog woningbouw mogelijk is, waren in het voorgaande bestemmingsplan ook als woningbouwlocatie aangewezen. Deze locatie ligt in binnenstedelijk gebied, en is in dit bestemmingsplan nader ingevuld.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

3.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

De Omgevingsverordening stuurt op het principe 'inbreiding gaat voor uitbreiding'. Door middel van de SER-ladder is de verplichting om in eerste instantie de mogelijkheden te benutten van gebieden die al een stedelijke functie kennen. Pas hierna mag een claim worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben. Met de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, wordt gebruik gemaakt van bestaand stedelijk gebied.


Met het juridisch-planologisch mogelijk maken van de de ruimte die het bestemmingsplan nog biedt, wordt aangesloten op het hierboven beschreven provinciaal beleid.


De provincie zet in op een differentiatie in woonmilieus, om nu en in de toekomst voldoende ruimte te kunnen bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Er wordt een afname voorzien van de groei van de bevolking en een wijziging in de bevolkingssamenstelling, zoals vergrijzing en huishoudensverdunning.

Conclusie:

Gelet op het overwegende conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geen directe doorwerking op de beheerregeling van het plangebied.

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid

3.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

3.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

3.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

3.3.3 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook drie sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeers gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonunumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.


Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de luchthaven heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

3.3.4 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013" enkele specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.

Het bestemmingsplan is naast de hierboven beschreven beleidskaders gelegd. Het bestemmingsplan en de nieuwe ontwikkelingen passen binnen de beleidskader, zoals deze zijn vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

4.1 Milieu

in de ruimtelijke ordening moet nadrukkelijk rekening houden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. De afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu is voor een deel verankerd in beleid, wet- en regelgeving. In de praktijk is het bestemmingsplan een belangrijk instrument voor een integrale afstemming tussen milieuaspecten en de ruimtelijke ordening en het doorvertalen van ruimtelijk relevante onderdelen van het milieubeleid.

Binnen het plangebied spelen diverse milieuaspecten een rol, onder andere vanwege de ligging aan belangrijke verkeerswegen van het plangebied en de bedrijvigheid in en rondom het plangebied.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om de resultaten van het onderzoek naar de milieuaspecten te beschrijven in de plantoelichting. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving alsmede met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk wordt aangegeven of en zo ja, op welke wijze in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met de verschillende milieu-aspecten.

4.1.1 Milieueffectrapportage (m.e.r.)

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het Besluit m.e.r. en het plangebied “Enschede Noord 2013

Het bestemmingsplan Enschede Noord 2013 ” maakt de ontwikkeling van woningen en nieuwe bedrijvigheid mogelijk. Dit zijn activiteiten waarvoor geen verplichting geldt om te beoordelen of het uitvoeren van een milieueffectrapportage noodzakelijk is, omdat de activiteit (ruim) onder de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden blijft. Voor deze activiteit dient echter wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling bestemmingsplan “Enschede Noord 2013

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

Projectbeschrijving

Voor een beschrijving van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 5.1, waarin het project nader wordt omschreven.

Locatie

Voor een beschrijving van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 1.3. In deze paragraaf wordt de ligging en de begrenzing van het plangebied nader omschreven.

Huidig grondgebruik

De meeste gronden waar ontwikkelingen mogelijk zijn, liggen op dit moment nog braak, en kennen op dit moment (nog) geen bebouwing, of is slechts op delen bebouwing gerealiseerd. Delen van gronden worden ook gebruikt voor de opslag van bouwmaterialen.

Cumulatie met andere projecten

Voor dit bestemmingsplan is er geen sprake van (mogelijke) cumulatie met andere (vormvrije) m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten.

Toetsing relevante milieuaspecten

Voor de toetsing van de relevante milieuaspecten, in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling, wordt verwezen naar de paragrafen, 4.1.2 (Bodemkwaliteit), 4.1.3 (Geluid), 4.1.4 (Milieuhinder bedrijven en inrichtingen), 4.1.5 (Externe Veiligheid), 4.1.6 (Luchtkwaliteit), 4.2 (Water, t) 4.4 (Natura 2000, Flora- en faunawet en Ecologische Hoofdstructuur) van deze plantoelichting.

In deze paragrafen is een uitvoerige beschrijving van de toetsing van de voorgenomen ontwikkelingen aan de betreffende milieu- en omgevingsaspecten opgenomen.

Conclusie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het niet noodzakelijk is om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.

4.1.2 Bodemkwaliteit

Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.


Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.


Bestemmingsplan "Enschede Noord"
Het bestemmingsplan "Enschede Noord" is hoofdzakelijk conserverend van karakter. Dit houdt in dat in dit plan met name de bestaande situatie wordt vastgelegd. Omdat de huidige bodemgesteldheid de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloed, is het niet noodzakelijk om na te gaan of er bodemonderzoekgegevens bekend zijn.


Om een globaal beeld schetsen van de milieuhygiënische bodemgesteldheid binnen het plangebied, zijn de in het bodemarchief van de gemeente Enschede aanwezige gegevens geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er binnen het bestemmingsplangebied enkele locaties bekend zijn waar sterk verhoogde gehalten voorkomen in grond of grondwater. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij de (her)ontwikkelingen binnen het gebied.


Conclusie
Binnen het plangebied is bekend dat er lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De betreffende bodemverontreinigingen vormen geen belemmering of kunnen functiegericht worden gesaneerd.

4.1.3 Geluid

Wettelijk kader

In artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gelegen ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.


In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.
Volgens artikel 76a/77 van de Wgh moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.
De binnen het plangebied te realiseren woningen zijn gelegen binnen de zone van bestaande wegen. Op woningen bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB (artikel 82, eerste lid Wgh). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend. Deze waarde bedraagt ten hoogste 63 dB (artikel 83, tweede lid Wgh).


Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeester en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota 2009-2012 verlengd, totdat een nieuwe geluidnota is vastgesteld.


Akoestisch onderzoek

De nog niet gerealiseerde geluidgevoelige bebouwing is gelegen binnen de zones van de Deurningerstraat, de Lasondersingel en de Roomweg. Om inzicht te krijgen in de geluidbelasting die de woningen zullen ondervinden ten gevolge van het wegverkeer is door de gemeente Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Enschede Noord" van 29 augustus 2014. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.


Hierbij dient te worden vermeld dat de daadwerkelijke invulling van de kavels in de meeste gevallen nog niet bekend is. Hierdoor is de geluidbelasting berekend op het meest nabij de weg gelegen punt van het bouwvlak.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013 " is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013 " is niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Enschede Noord 2013 ” is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.


Conclusie

Realisatie van de woningen in dit bestemmingsplan is alleen mogelijk als vanwege het wegverkeer op de betreffende woningbouwlocaties een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan. De geluidwetgeving en het geluidbeleid vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.


Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan wordt een procedure gestart voor het vaststellen van de hogere waarden.


Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.4 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013" heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting, en de bijbehorende hindercontouren, worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Aan de hand van veld- en dossieronderzoek is met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied en in een straal van 200 meter rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige bebouwing aangegeven.

Aan de hand van nader dossieronderzoek is beoordeeld in hoeverre de (bedrijfs)activiteiten in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de milieugevoelige functies en bestemmingen in de omgeving en of terugschaling mogelijk is. De resultaten van het onderzoek met de bijbehorende milieuzonering zijn weergegeven in de rapportage Bedrijven- en milieu-inventarisatie bestemmingsplan "Enschede Noord 2013", in de bijlagen bij deze toelichting (bijlage 1).

Onderzoeksresultaten

De algemene conclusie van de bedrijven- en milieu-inventarisatie is dat bedrijven en voorzieningen in het plangebied van het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013" geen of zeer geringe milieuhinder veroorzaken die van invloed is op de wijze van bestemmen van functies op aangrenzende gronden binnen het plangebied of knelpunten opleveren voor de omgeving buiten het plangebied.

In het bestemmingsplan liggen enkele gebieden waar wonen en werken gecombineerd worden. Deze gebieden zijn met name gelegen in Roombeek. Het gaat hierbij onder andere om CeeCee en het Roombekerveld.

Hier zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan, met uitzondering van risicovolle inrichtingen, garagebedrijven en vuurwerkbedrijven. Deze bedrijven zijn niet toegestaan binnen de bestemming of functieaanduiding 'Bedrijf'.

Voor de vestiging van risicovolle bedrijven gelden specifieke voorwaarden. Voor de vestiging van een risicovol bedrijf geldt een minimale afstand van 30 meter tot woningen of andere milieugevoelige bebouwing. De afstand van 30 meter kan alleen worden teruggebracht, wanneer uit onderzoek is gebleken dat een risicovol bedrijf aanvaardbaar is in de directe omgeving van woningen of andere milieugevoelige bebouwing.

Gebiedsgericht geluidbeleid

Het BARIM (Activiteitenbesluit) maakt het mogelijk om gebiedsgericht geluidbeleid voor inrichtingen als bedoeld in de Wm vast te stellen. De gemeente Enschede heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij de vaststelling van de Geluidnota Enschede 2009-2012. Dit beleid is vastgesteld in april 2009 en in april 2011 op onderdelen gewijzigd en voor onbepaalde tijd verlengd. Het beleid geldt alleen voor nieuwe inrichtingen. Bij het beleid hoort een gebiedstypenkaart waarop per te onderscheiden gebied, meestal een wijk of buurt, richtwaarden zijn vastgelegd. Hierdoor is de geluidruimte voor inrichtingen direct duidelijk.

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen, die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Enschede Noord 2013” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Enschede Noord 2013” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Enschede Noord 2013” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Enschede Noord 2013” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Enschede Noord 2013” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Enschede Noord 2013 is hemelsbreed op ca. 3 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.6 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.


Luchtkwaliteit en het plangebied “Enschede Noord”

Het bestemmingsplan “Enschede Noord” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd.

De in dit plan geprojecteerde ontwikkellocaties (hoofdzakelijk woningen), die voornamelijk zijn gelegen in de wijk Roombeek, wijken niet wezenlijk af van de bestemming (wonen) in het geldende bestemmingsplan. Voor gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd, is een onderzoek naar de luchtkwaliteit achterwege gebleven, omdat de resultaten van een dergelijk onderzoek de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloeden.

Ontwikkellocaties

Het onderhavige plan voorziet in de realisatie van met name woningen op de ontwikkellocaties. Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat onderhavige locaties kunnen worden aangemerkt als zijnde ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Conclusie luchtkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.7 Kabels, leidingen en straalpaden

Teneinde een goede belangenafweging mogelijk te maken voor de diverse functies binnen het plangebied, is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van binnen het plangebied voorkomende kabels, leidingen en straalpaden voor telecommunicatie. Dit houdt verband met de mogelijke beperkingen aan het gebruik en/of bebouwing als gevolg van aan te houden afstanden tot gevoelige functies en maximale hoogten. Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding vastgelegd en in de planregels nader geregeld. Dit betreft de hoofdtransportleidingen voor gas en brandstof, leidingen voor het vervoer van risicovolle stoffen, bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsleidingen en straalpaden.

De binnen het plangebied of in de directe omgeving gelegen kabels, leidingen of straalpaden, vormen geen belemmering voor de toegelaten functies in het plangebied.

In onze leefomgeving komen allerlei vormen van straling en elektromagnetische velden voor. De manier waarop mensen worden blootgesteld, de gezondheidseffecten en de wet en regelgeving verschillen voor de verschillende stralingsbronnen. Hoogspanningslijnen zijn een bron van elektromagnetische straling (laagfrequente elektromagnetische velden).

Het landelijk beleid ten aanzien van hoogspanningslijnen is weergegeven in een brief van de staatssecretaris van oktober 2005 aan gemeenten, provincies en netbeheerders. Dit beleid richt zich op nieuwe situaties. Er is sprake van nieuwe situaties:

  • bij aanleg of wijziging van nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen;
  • bij nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van bestaande hoogspanningslijnen.

Bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen of het wijzigen van bestaande bestemmingsplannen moet met dit nieuwe beleid rekening worden gehouden.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is de indicatieve zone van de hoogspanningslijnen binnen het plangebied aangegeven. De zogenaamde netkaart geeft de breedte van deze indicatieve zone weer. Als het nieuwe bestemmingsplan niet overlapt met de indicatieve zone, dan heeft het hoogspanningslijnenbeleid geen gevolgen voor de verdere planvorming. Overlapt het bestemmingsplan wel met de indicatieve zone, dan is het van belang de zogenaamde specifieke zone te bepalen. Die specifieke zone bepaalt het ruimtebeslag van de bovengrondse hoogspanningslijn. Overlapt een nieuw bestemmingsplan de indicatieve zone, dan wordt geadviseerd, in overleg met de netbeheerder, de specifieke zone op die locatie te berekenen. Voor die berekening bestaat een handreiking. Overlapt het nieuwe bestemmingsplan ook met de specifieke zone, dan wordt geadviseerd om binnen die zone geen gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen) te realiseren.

Voor een nieuwe hoogspanningslijn wordt direct uitgegaan van de specifieke zone. Doel van het advies is dan om het tracé zodanig te kiezen dat er zo weinig mogelijk gevoelige bestemmingen binnen die zone liggen.

Bij het herzien van een bestaand bestemmingsplan of wijzigingen aan een bestaande hoogspanningslijn is het aantal gevoelige bestemmingen in de specifieke zone (voor en na wijziging) maatgevend. Als dit door de voorgenomen wijziging niet toeneemt, dan is die wijziging niet bezwaarlijk.

De gemeente Enschede volgt voor hoogspanningslijnen het landelijke beleid.

Door het plangebied lopen twee ondergrondse hoogspanningsleidingen van 110 KV. Binnen 2,5 meter aan weerszijden van de hoogspanningsleiding geldt een bouwverbod. Voor de aanwezige of te realiseren bebouwing vormt deze bepaling geen belemmering.

4.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Uitgangspunten en randvoorwaarden

Het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is opgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) en de Watervisie. Het GRP en de Watervisie hanteren dezelfde uitgangspunten die van toepassing zijn op deze opgave. De Watervisie is opgesteld door gemeente, waterschap, woningcorporaties en onderzoeksinstellingen en in mei 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin zijn keuzes gemaakt waar wel en waar niet het gemengde rioolsysteem wordt omgebouwd tot een gescheiden systeem. Ook is het tracé van de aan te leggen Stadsbeken aangegeven waar het gescheiden water op dient te worden aangesloten.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het afvalwater gescheiden van het hemelwater wordt aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen.

Grondwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen voor de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

4.2.1 Waterhuishouding en het bestemmingsplan "Enschede Noord"

Het bestemmingsplan “Enschede Noord” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het geldende bestemmingsplan. Voor gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd geldt de huidige waterhuishoudingssituatie zoals deze is beschreven in paragraaf 2.1 (Ruimtelijke karakteristieken en structuur) van deze toelichting.

Waterwinning Vitens

Ten noorden van het plangebied bevindt zich aan de Weerseloseweg de drinkwaterwinning van Vitens. In 2013 is de winning van grondwater op deze locatie beëindigd. Tot 2003 gebruikte Vitens op deze locatie ook water uit het Twentekanaal om er drinkwater van te maken. Na de brand bij Vredestein in 2003 moest Vitens daarmee stoppen; het kanaal was teveel verontreinigd om als drinkwaterbron te dienen. Sindsdien heeft Vitens aan de Weerseloseweg alleen nog grondwater (0,3 tot 0,9 miljoen m3/jaar) voor de drinkwaterproductie gewonnen. Vanwege vooral de beperkte winmogelijkheden en de kwetsbaarheid voor verontreinigingen is deze grondwaterwinning beëindigd.

Als gevolg van de aangekondigde sluiting van de drinkwaterwinning aan de Weerseloseweg zal naar verwachting het College van GS van de provincie op termijn een besluit nemen om de beschermingsgebieden (waterwin-, grondwaterbeschermings- en intrekgebied) op te heffen. Het intrekgebied ligt voor een gedeelte in het plangebied van dit bestemmingsplan. In artikel 22.5 is de bevoegdheid opgenomen om de bestemming "Waterstaat - Intrekgebied" op termijn te verwijderen, indien als gevolg van het beëindigen van de drinkwaterwinning de bescherming van het grondwater niet langer noodzakelijk is.

Omdat het de locatie aan de Weerseloseweg nog formeel als waterwinlocatie is aangewezen, is op de verbeelding een gebiedsaanduiding opgenomen.

Het productiebedrijf aan de Weerseloseweg is nog wel in gebruik; er wordt drinkwater gezuiverd van de winlocatie in Losser en het blijft een distributiepunt voor de gemeente Enschede. Het drinkwater voor Enschede is dan afkomstig van de omliggende waterwinningen van Vitens (onder andere Losser, Wierden, en Nordhorn (Duitsland)).

Grondwaterbeschermingsgebied

De zone wordt ook wel 25-jaarszone genoemd omdat het grondwater in deze zone binnen dat tijdsbestek bij de onttrekking is. Het noordwestelijke gedeelte van het plangebied valt in het grondwaterbeschermingsgebied.

In grondwaterbeschermingsgebieden worden alleen niet-risicovolle functies toegestaan die voldoen aan het stand still-principe. Grote en grootschalige activiteiten worden uitsluitend toegestaan indien er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang, het ontbreken van alternatieven of een 'stap-vooruit'-situatie waarbij nieuwe ontwikkelingen in het grondwaterbeschermingsgebied juist voor een verbetering van de bescherming van het grondwater en de drinkwaterwinning inhoudt.

4.2.1.1 Randvoorwaarden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Algemeen

De inrichting van de waterhuishouding is gebaseerd op een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten; deze zijn hieronder benoemd.

Het water- en rioleringsontwerp voorziet in alle lopende ontwikkelingen binnen het plangebied. Het gebied rondom winkelcentrum Mekkelholt is gevoelig voor water op straat. Bij de toekomstige nieuwe inrichting van het gebied moet hier rekening mee gehouden worden om overlast te beperken en schade te voorkomen.

Ruimte voor water

  • Bergingsopgave bedraagt 40 mm in nieuw stedelijk gebied en buitengebied;
  • Bergingsopgave bedraagt 20 mm in bestaand stedelijk gebied;
  • Waterbergingen aanleggen op laagste punt binnen het plangebied;
  • Met bouwen beginnen als de wateropgave geregeld is.


Grondwater

  • Ingrepen in het grondwatersysteem dienen afgestemd te worden met de gemeente (gebiedsbeheerder) en te passen in het gebiedsgerichte waterbeheer, zodat verstoring van het ingestelde grondwaterbeheer wordt voorkomen;
  • Grondwaterneutraal bouwen: dit betekent dat de gemiddelde grondwaterstand in de nieuwe situatie niet permanent verlaagd of verhoogd mag worden. Tijdens de ontwikkeling van het gebied (aanleg wegen, gebouwen), mag het grondwater tijdelijk verlaagd worden (melding of vergunningaanvraag bij het waterschap);
  • (Parkeer)kelders waterdicht maken;
  • Verdiepen van waterlichamen zoals waterlopen en vijvers mag de grondwaterstanden, aantoonbaar niet negatief beïnvloeden en uitsluitend in overleg met de gemeente en met goedkeuring van het waterschap.


Afwatering

  • Systeemkeuze afwatering en benodigde bergings- en infiltratievoorzieningen conform vigerend GRP;
  • Hemelwaterafvoer vanaf percelen bovengronds en zichtbaar;
  • Overige randvoorwaarden zijn opgenomen in het vigerend GRP;
  • Vuilwater en hemelwater dat niet kan infiltreren gescheiden van elkaar aanbieden op de perceelsgrens;
  • Hemelwater dat niet kan infiltreren bovengronds aanbieden op de perceelsgrens;
  • Indien uitlogende materialen gebruikt worden (lood, koper, zink) die in contact kunnen komen met hemelwater is voorzuivering vereist voordat het hemelwater aan de perceelsgrens wordt aangeboden.


Gebiedsgericht grondwaterbeheer

De gemeente Enschede is bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming. In 2009 is het bodemconvenant tot stand gekomen tussen het Rijk, de provincies, de gemeenten en de waterschappen. Hierin zijn afspraken gemaakt over de aanpak van verontreinigde locaties in Nederland. Eén van de onderwerpen is de gebiedsgerichte aanpak van grootschalige grondwaterverontreinigingen. De gemeente Enschede voert gebiedsgericht grondwaterbeheer uit dat leidt tot een verduurzaming van het (grond)watersysteem. Naast de grondwaterkwaliteit wordt ook invulling gegeven aan het kwantiteitsbeheer. Voor Roombeek (onderdeel van het plangebied "Enschede Noord") is het integraal waterbeheerplan Roombeek (2011) opgesteld. In de integrale benadering worden de verschillende aspecten van het grondwatersysteem (kwantiteit, kwaliteit, winning en gebruik e.a.) in samenhang beschouwd, zie ook het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP 2012-2015).


Het waterbeheer wordt vormgegeven door de gemeente in samenwerking met een industriële onttrekker. De onttrekkingssystemen zijn op elkaar afgestemd. Ingrepen in het grondwatersysteem dienen in goed overleg met de gebiedsbeheerder plaats te vinden, die de doelstellingen van het waterbeheer bewaakt.

4.3 Archeologie

Inleiding

Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Het Verdrag van Valetta) is in 1992 ondertekend. Het verdrag is geïmplementeerd via een wijziging van de Monumentenwet (Wet op de archeologische monumentenzorg), die op 1 september 2007 in werking is getreden.

Doelstelling is om zo veel mogelijk bodemschatten in de bodem te behouden, om zo aantasting van het bodemarchief te voorkomen. Verder wordt bevorderd dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke ordening rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Uitgangspunt is tevens dat bodemverstoorders archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen betalen.

De Wet op de archeologische monumentenzorg legt de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed bij gemeenten en bepaalt dat archeologie voortaan binnen het instrumentarium van de ruimtelijke ordening dient te worden meegewogen. De kern van de nieuwe wetgeving is als volgt:

  • het Rijk blijft verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen ingevolge de Monumentenwet 1988 en dus voor de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten;
  • de provincie kan archeologische attentiegebieden aanwijzen die moeten worden opgenomen in een bestemmingsplan van een gemeente en kan verplichtingen opleggen bij ontgrondingen;
  • het inbedden van archeologie in ruimtelijke plannen;
  • het behouden en beschermen van waardevolle archeologie in de bodem;
  • verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoring;
  • de bodemverstoorder betaalt de kosten van archeologisch onderzoek.

De gemeente heeft ten aanzien van het omgaan met archeologie een substantiële inhoudelijke beleidsruimte om belangenafwegingen te maken. De uitvoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg draagt bij aan de kennis van het ontstaan van de stad en samen met de monumenten, landschapshistorie en bouwhistorie, aan de kwaliteit van de ruimte en de identiteit en het imago van de gemeente Enschede

Archeologiebeleid gemeente Enschede

Op 28 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke wijze binnen de gemeente Enschede invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroeg tijdstip te worden betrokken bij planontwikkelingen en/of aanvragen voor bouw-, sloop- of aanlegvergunningen dat de risico's van bodemverstoringen voor de archeologie voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij is het van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde. Gesteld kan worden dat tot de Middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de Middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. In deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op basis van kennis over het hiervoor genoemde kan een indicatie worden gegeven over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties ten aanzien van gebiedsspecifieke verwachtingen zijn op een archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Enschede aangegeven. Voor gebieden met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde en waardevolle terreinen geldt een archeologische onderzoeksplicht.

In de beleidsnota is een handleiding voor het archeologisch werkproces opgenomen, met daarin te onderscheiden processtappen van inventarisatie, waardering, selectie en specifieke beheersmaatregelen.

Archeologie en het plangebied "Enschede Noord"

Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Enschede blijkt dat in het plangebied "Enschede Noord" gebieden aanwezig zijn die zijn gelegen in archeologisch onderzoeksgebied A of zijn gelegen B.

Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Enschede blijkt dat het plangebied deels is gelegen in onderzoeksgebied B. De onderzoeksgebieden B kennen een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde voor wat betreft archeologie. Voor elke verstoringslocatie met een oppervlak groter dan 2500 m2, waarbij dieper dan 50 cm wordt verstoord, geldt een onderzoeksplicht. Op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan is dit gebied met een gebiedsaanduiding aangegeven.

Er zijn ook gedeelten van het plangebied die worden aangeduid als onderzoeksgebied A. In dit type archeologisch gebied worden bewoningsresten verwacht van de eerste erven van Enschede. Het betreft gebieden met oude erven of verdwenen oude erven. Op de verbeelding zijn deze gebieden eveneens aangegeven met een gebiedsaanduiding. Voor elke verstoringslocatie met een oppervlak groter dan 250 m2, waarbij dieper dan 50 cm wordt verstoord geldt een onderzoeksplicht.

De aanwezigheid van mogelijke archeologische waarden is daarmee voldoende geborgd. Vanuit het oogpunt van archeologie zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van archeologie zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.4 Ecologie en natuurwetgeving

4.4.1 Natuurwetgeving en ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwet- en regelgeving. Momenteel genieten zowel een groot deel van de flora en fauna zelf als de leefgebieden van diverse soorten wettelijke bescherming. Die bescherming vloeit voort uit zowel Europese en nationale regelgeving als uit internationale verdragen en afspraken als het VN-Biodiversiteitsverdrag. In dat verdrag hebben 193 landen, waaronder Nederland, zich verplicht om biologische diversiteit te behouden en een duurzaam gebruik te maken van biodiversiteit. Biodiversiteit is niet alleen belangrijk vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, maar draagt ook bij aan onze voedselvoorziening, economie en gezondheid. Deze internationale biodiversiteitsdoelstellingen zijn op Europees niveau verankerd in de EU-Vogel- en Habitatrichtlijn. De Habitatrichtlijn richt zich expliciet op de biologische diversiteit, door middel van het instandhouden en beschermen van nationale habitats (leefgebieden) en in het wild voorkomende flora en fauna. De te beschermen nationale habitats worden 'Natura 2000-gebieden' genoemd en vormen gezamenlijk een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De Vogelrichtlijn beschermt op soortgelijke wijze broed- en trekvogels en hun specifieke leefgebieden.

Deze internationale afspraken en Europese richtlijnen zijn in Nederland doorvertaald in de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). Aanvullend aan deze wettelijke bescherming is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte door het kabinet het beleid uitgewerkt voor de bescherming van de ecologische hoofdstructuur (EHS), ganzenfoerageergebieden en weidevogelgebieden. De verschillende beschermingsregimes hebben tot doel de natuurwaarden in de betreffende gebieden veilig te stellen. In sommige situaties dienen ook ruimtelijke ingrepen buiten de begrenzing van deze gebieden te worden getoetst op mogelijke schadelijke uitstralende effecten, dit wordt ook wel "externe werking" genoemd.

Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) worden twee typen beschermde gebieden onderscheiden, de 'Natura 2000- gebieden' (artikel 10a Nbw 1998) en de beschermde natuurmonumenten (artikel 10 Nbw 1998). Onder 'Natura 2000-gebieden' worden verstaan de Vogelrichtlijngebieden en de Habitatrichtlijngebieden. Voor veel Habitatrichtlijngebieden geldt overigens dat deze nog wel formeel als zodanig moeten worden aangewezen door de minister van Economische zaken, omdat daarvoor nog instandhoudingsdoelstellingen moeten worden vastgesteld. Zo lang de Habitatrichtlijngebieden nog niet definitief zijn aangewezen, dient nog te worden getoetst aan de communautaire lijst, zijnde de lijst van gebieden zoals die indertijd zijn aangemeld bij de Europese Commissie.

Onder beschermde natuurmonumenten worden die natuurgebieden verstaan die op grond van de "oude" Natuurbeschermingswet reeds als zodanig waren vastgesteld. Voor zover de beschermde natuurmonumenten overlappen met Natura 2000-gebieden geldt dat de status "beschermd natuurmonument" voor die betreffende gebieden is komen te vervallen, de beschermde waarden voor het betreffende gebied - voor zover die niet ook onder de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000-gebied vallen - blijven echter voor die gebieden onverminderd van kracht. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000-gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een vergunning van Gedeputeerde Staten (met uitzondering van die gebieden waar op grond van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 de staatssecretaris van Economische zaken bevoegd gezag is) vereist.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het "nee, tenzij" principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Op grond van de Flora- en faunawet zijn alle dieren en planten van onvervangbare waarde en dus dienen mensen daarmee zorgvuldig om te gaan. Daarom is in de wet ook een algemene zorgplicht (artikel 2) opgenomen, die inhoudt dat een ieder 'voldoende zorg' in acht dient te nemen voor álle in het wild voorkomende dieren en planten (dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dient in de regel ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.


De Flora- en faunawet hanteert een driedeling in beschermingscategorieën:

  • 1. tabel 1 soorten, dit zijn de meest algemeen voorkomende soorten waarvoor bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstellingsregeling geldt. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden gevraagd;
  • 2. tabel 3 soorten, dit zijn de strikt beschermde soorten. Het gaat hierbij om de Habitatrichtlijnsoorten en een (nationale) selectie van de zwaardere categorieën van de Rode Lijst. Voor deze soorten dient altijd ontheffing te worden gevraagd;
  • 3. tabel 2 soorten, een tussencategorie bestaande uit de resterende beschermde soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstellingsregeling wanneer wordt gehandeld volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. In andere gevallen dient voor deze soorten doorgaans ontheffing te worden gevraagd.


Vogels nemen in de Flora- en faunawet een bijzondere positie in. Vogels worden door de wet alleen beschermd tijdens het broedseizoen. Voor een aantal vogelsoorten (met name spechten, uilen en boombewonende roofvogels) zijn de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen jaarrond beschermd.

Ecologische Hoofdstructuur

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden de nationale belangen van het Rijk op het gebied van onder meer de natuur en het landelijk gebied vastgelegd. De SVIR richt zich op het behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Vanuit deze doelstelling is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het leven geroepen. De doorwerking van de nationale belangen uit de SVIR wordt geregeld in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro wordt geregeld hoe het nationale belang van de EHS door provincies en gemeenten dient te worden doorvertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet.

4.4.2 Natuurwetgeving en het plangebied "Enschede Noord"

Het plangebied “Enschede-Noord” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de directe omgeving daarvan. Het plangebied “Enschede-Noord ” maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Het bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een consoliderend en conserverend karakter. In verband hiermee behoeft er in het kader van dit ruimtelijk plan geen nader onderzoek plaats te vinden. In het bestemmingsplan zijn nog wel, met name in de wijk Roombeek, enkele ontwikkellocaties voor woningbouw en binnenstedelijke bedrijvigheid gelegen, waarvan een deel al bouw- en woonrijp is gemaakt. Onderstaand wordt per ontwikkellocatie kort aangegeven of Flora- en faunawet onderzoek noodzakelijk is alvorens hiervoor een rechtstreekse bouwtitel kan worden opgenomen. Indien voor één of meerdere locaties nog Flora- en fauna onderzoek noodzakelijk is dient dit onderzoek bij de vaststelling van het bestemmingsplan te zijn uitgevoerd en moet daaruit met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid kunnen worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid in de weg staat. Indien uit een eventueel uit te voeren Flora- en faunawet onderzoek blijkt dat mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn dient de tijdige uitvoering daarvan als voorwaarde in de planregels van het bestemmingsplan te worden geborgd.

4.4.2.1 Ontwikkellocaties in het plangebied

Deze paragraaf omvat een beschrijving van de ontwikkellocaties in het plangebied.

Ontwikkellocaties in Roombeek

Roombekerveld

Het Roombekerveld is een binnenterrein omgeven door woningen. Op het terrein is enige tijd geleden reeds alle bebouwing verwijderd, en zijn er inmiddels al verschillende nieuwe bedrijven gerealiseerd. Op de braakliggende grond heeft zich pioniersvegetatie ontwikkeld. Het terrein heeft in het zomerseizoen waarde voor insecten. Onder anderen bijen en vlinders maken gebruik van de hier bloeiende bloemen. Aangezien er geen bomen, struiken of waterpartijen aanwezig zijn, is de waarde voor de overige fauna beperkt. Wel heeft zich hier in de tijd dat een groot gedeelte van het terrein uit een zandige vlakte bestond een kleine plevier opgehouden. Door de recreatieve druk lijkt het onwaarschijnlijk dat deze hier tot broeden is gekomen. Het uitvoeren van Flora- en faunawet onderzoek of het aanvragen van een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet voor de op dit terrein te realiseren bedrijfsbebouwing is niet noodzakelijk.


Woningbouwlocatie Het Voortman
Deze noordelijke punt in Roombeek is gelegen nabij de boscomplexen van de Groene Scheg. Op het terrein zelf zijn echter geen bomen aanwezig. Ook struiken en waterpartijen ontbreken. Het terrein wordt gedeeltelijk gebruikt voor opslag van bouwmaterialen. De ecologische waarde is zeer beperkt. Het uitvoeren van Flora- en faunawet onderzoek of het aanvragen van een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet voor de op dit terrein te realiseren woningen is niet noodzakelijk.


Afronding ontwikkellocatie Tetem (wonen, werken en kantoren)

Ook voor dit terrein geldt dat het gedeeltelijk gebruikt wordt voor opslag van bouwmaterialen. De oude bedrijfspanden ter plaatse zijn gerestaureerd en worden geschikt gemaakt voor de functies wonen, werken en kantoren. Groene elementen zijn nagenoeg niet aanwezig. In het zuidoostelijke deel van het terrein zijn een berk en een eik aanwezig. De roombeek loopt net buiten de locatie. Binnen de locatie zijn geen waterelementen aanwezig. De ecologische waarde is beperkt. Het uitvoeren van Flora- en faunawet onderzoek of het aanvragen van een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet voor de op dit terrein te realiseren ontwikkelingen is niet noodzakelijk.


Woningbouwlocaties Menko Noord

Het terrein ligt braak en opgaande beplanting is er niet aanwezig. Op de braakliggende grond heeft zich pioniersvegetatie ontwikkeld. In het aangrenzende park zijn in het seizoen als gevolg van de aanwezigheid van een grote hoeveelheid bloemen veel insecten aanwezig. De ecologische waarde die de locatie Menko Noord lijkt te hebben is dat deze insecten op de hier aanwezige pioniersvegetatie afkomt. Het zal echter om een zeer bescheiden aantal insecten gaan. Overige ecologische waarden lijkt de locatie niet te hebben. Het uitvoeren van Flora- en faunawet onderzoek of het aanvragen van een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet voor de op dit terrein te realiseren woningen is niet noodzakelijk.


Woningbouwlocaties Bamshoeve

De terreinen liggen braak en opgaande beplanting is er niet aanwezig. Op de braakliggende grond heeft zich pioniersvegetatie ontwikkeld. Er zijn geen waterpartijen of bomen/struiken aanwezig. De ecologische waarde is beperkt tot insecten die in het seizoen op de aanwezige bloemen afkomen. Het uitvoeren van Flora- en faunawet onderzoek of het aanvragen van een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet voor de op dit terrein te realiseren woningen is niet noodzakelijk.

Woningbouwlocaties Deurningerstraat/Roomweg/Nieuwluststraat/Beekstraat
De genoemde locaties worden incidenteel gedeeltelijk gebruikt voor de opslag van bouwmaterialen. De terreinen zijn reeds geruime tijd geleden ontdaan van alle beplanting en bebouwing. Er zijn geen waterpartijen aanwezig en de terreinen bestaan gedeeltelijk uit pioniersvegetatie en gedeeltelijk uit grasveld. De ecologische waarden zijn zeer beperkt. Op het terrein aan de Roomweg zijn inmiddels woningen in aanbouw.

Het uitvoeren van Flora- en faunawet onderzoek of het aanvragen van een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet voor de op deze terreinen te realiseren woningen is niet noodzakelijk.

Het Rozendaal

In het pand aan Het Rozendaal 11 is op dit moment het museum TwentseWelle gevestigd.

Voor het pand aan Het Rozendaal 11 (TwentseWelle) is de aanduiding ' specifieke vorm van horeca - lichte horeca' toegevoegd. Het gaat hier dus niet om een directe horecabestemming, maar om een bestemming waarbij ondergeschikte horeca aanwezig is. Tevens wordt de mogelijkheid om functies in het pand te vestigen, ter verruimen.

Er vinden in het kader van de functieverruiming geen (ver)bouw- of sloopactiviteiten plaats. Mochten er beschermde soorten voorkomen (de kans hierop wordt zeer klein geacht), dan heeft functiewijziging hier geen invloed op. Dit kan eventueel anders worden indien er (ver)bouw- of sloopactiviteiten gaan plaatsvinden; in dat geval zal in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning moeten worden beoordeeld of er al of niet mogelijk sprake zou kunnen zijn van belemmeringen op grond van de Flora- en faunawet.


Overige ontwikkellocaties in Enschede-Noord


Herontwikkeling locatie winkelcentrum Mekkelholt

Het winkelcentrum lijkt een zeer beperkte ecologische waarde te hebben. Oude huizen of gebouwen kunnen wel van waarde zijn, maar dan dienen deze te beschikken over een pannendak of een voor dieren toegankelijke zolderruimte. Het winkelcentrum beschikt hier niet over. Wel is er een spouwmuur aanwezig. Indien deze toegankelijk is kan deze door vleermuizen worden gebruikt. Gezien het ontbreken van toegangen tot de spouwmuur lijkt de kans dat vleermuizen hiervan gebruik maken echter gering. Bij de toekomstige herontwikkeling van het winkelcentrum wordt naar alle waarschijnlijkheid geen biotoop aangetast dat dient als vaste rust- of verblijfplaats dan wel functionele leefomgeving van strikt(er) beschermde planten en dieren. De kans op overtreding van de Flora- en faunawet wordt dan ook zeer klein geacht. Het uitvoeren van Flora- en faunawet onderzoek of het aanvragen van een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet voor de op dit terrein te realiseren herontwikkeling lijkt vooralsnog niet noodzakelijk.

Een herontwikkeling van het winkelcentrum wordt in dit bestemmingsplan niet rechtstreeks mogelijk gemaakt.


Woningbouwlocatie perceel Voortsweg, tussen nrs. 71 en 77

Het betreft een braakliggend terrein, aan weerszijden omsloten door woningen en aan de noordzijde ook door een bedrijfspand. Er zijn op het terrein geen bouwwerken, waterelementen of bomen aanwezig, wel enkele struiken. Het terrein wordt aan de noord- en westzijde begrensd door een gaashekwerk. De locatie lijkt een geringe ecologische waarde te hebben. De op grond van de Flora- en faunawet strikt(er) beschermde soorten komen nagenoeg alleen voor in een specifiek milieu of een combinatie van specifieke milieus. Voor vleermuizen zijn dit bijvoorbeeld oude bomen en/of gebouwen en voor amfibieën zijn dit bijvoorbeeld ruigtes/bos in combinatie met waterpartijen. Bij de beoogde ontwikkeling van de locatie Voortsweg wordt naar alle waarschijnlijkheid geen biotoop aangetast dat dient als vaste rust- of verblijfplaats dan wel functionele leefomgeving van strikt(er) beschermde planten en dieren. De kans op overtreding van de Flora- en faunawet wordt dan ook zeer klein geacht. Wel dient bij de verwijderen van de struiken op het terrein rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels, dat globaal loopt van half maart tot en met half juli. Het uitvoeren van Flora- en faunawet onderzoek of het aanvragen van een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet is voor deze ontwikkellocatie niet noodzakelijk.


Functiewijziging bedrijfspand/perceel Dinkelstraat 50

De bestemming van het gebouw wordt in overeenstemming gebracht met het feitelijk gebruik, er vinden geen (ver)bouw- of sloopactiviteiten plaats. Mochten er beschermde soorten voorkomen (de kans hierop wordt zeer klein geacht) dan heeft functiewijziging hier geen invloed op. Dit kan eventueel anders worden indien er (ver)bouw- of sloopactiviteiten gaan plaatsvinden, in dat geval zal in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning moeten worden beoordeeld of er al of niet mogelijk sprake zou kunnen zijn van belemmeringen op grond van de Flora- en faunawet.


Functiewijziging bedrijfspanden Meeuwenstraat 25-27-29

De bestemming van de gebouwen wordt in overeenstemming gebracht met het feitelijk gebruik, er vinden geen (ver)bouw- of sloopactiviteiten plaats. Mochten er beschermde soorten voorkomen (de kans hierop wordt zeer klein geacht) dan heeft functiewijziging hier geen invloed op. Dit kan eventueel anders worden indien er (ver)bouw- of sloopactiviteiten gaan plaatsvinden, in dat geval zal in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning moeten worden beoordeeld of er al of niet mogelijk sprake zou kunnen zijn van belemmeringen op grond van de Flora- en faunawet.

4.4.2.2 Ecologie en het plangebied "Enschede Noord"

Het plangebied is gelegen in het stedelijk gebied van Enschede, ten noorden van het Stadscentrum en grenst in het zuiden, westen en oosten aan de drukke verkeersaders Lasondersingel, Oldenzaalsestraat en Deurningerstraat. Toch heeft het gebied onmiskenbare ecologische waarde. Aan de Noordzijde grenst een gedeelte van het gebied aan de Groene Scheg. De Groene Scheg is een landschappelijk divers gebied met beken, weilanden en veel bos. Dieren die hier leven kunnen zich via de herinirichtingsgebieden van Roombeek tot diep binnen de bebouwde kom verplaatsen. Vooral de meest noordelijk gelegen bleek in Roombeek is in ecologisch opzicht interessant. De bomenrij en de bloemrijke laagtes sluiten aan bij het buitengebied. Met name vlinders, vogels en vleermuizen maken hiervan gebruik. In het noordoostelijk gelegen gedeelte van het plangebied ligt het zogenaamde Ankrotbosje. Het bosje is lang ondoordringbaar geweest maar krijgt nu een opknapbeurt. De aanwezige ecologische waarden worden beleefbaar gemaakt. Deze waarden bestaan onder anderen uit een rijk vogelbestand met soorten als boomklever, groene specht en grote bonte specht. Op de bosbodem groeit de salomonszegel.

4.4.3 Conclusie

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van natuurwaarden en flora en fauna geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Gewenste ontwikkeling plangebied

In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van het toekomstbeeld voor het plangebied, waarbij tevens wordt ingegaan op de ontwikkelingsmogelijkheden in het plangebied. Daarnaast worden de thans bekend zijnde ruimtelijke ontwikkelingen (projecten en nieuwe initiatieven) beschreven die in de komende tien jaar in het plangebied ten uitvoer zullen worden gebracht en een beeld geschetst van de toekomstige opgaven in het plangebied.

5.1 Projecten en nieuwe initiatieven

Het bestemmingsplan “Enschede Noord 2013” is overwegend conserverend van aard. Dat betekent dat in principe de bestaande situatie wordt vastgelegd. Echter, nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden in het nieuwe bestemmingsplan rechtstreeks meegenomen, indien de uitwerking van de plannen zodanig concreet is dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de ruimtelijke invulling binnen de geldigheidsduur van dit bestemmingsplan (10 jaar) plaats vindt.

Voor een aantal (her)ontwikkelingslocaties binnen het plangebied worden op dit moment enkele projecten voorbereid. Deze locaties met de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen zullen in deze paragraaf globaal worden beschreven.

De planvorming voor een aantal van die (her)ontwikkelingslocaties is thans nog niet zodanig ontwikkeld dat een passende juridisch-planologische regeling in dit bestemmingsplan kan worden opgenomen. Het betreft hier de ontwikkelingen rondom het winkelcentrum Mekkelholt. Hiervoor geldt dat (een) afzonderlijke planologische procedure/procedures (herziening bestemmingsplan) op grond van de Wet ruimtelijke ordening noodzakelijk is/zijn. Deze afzonderlijke planologische procedures worden niet eerder opgestart dan nadat de plannen van de ontwikkelende partijen voldoen aan de door de gemeente gestelde beleidskaders en randvoorwaarden en nadat vaststaat dat alle (gemeentelijke) kosten worden gedekt die met deze plannen gemoeid zijn.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Enschede Noord 2013” zijn de volgende (her)ontwikkelingslocaties gelegen:

Ontwikkellocaties in Roombeek

  • I. Roombekerveld;
  • II. Woningbouwlocatie Het Voortman;
  • III. Afronding ontwikkellocatie Tetem (wonen, werken en kantoren);
  • IV. Woningbouwlocaties Menko Noord;
  • V. Woningbouwlocatie Bamshoeve;
  • VI. Woningbouwlocaties Deurningerstraat;
  • VII. Woningbouwlocatie Roomweg;
  • VIII. Woningbouwlocatie Nieuwluststraat;
  • IX. Woningbouwlocatie Beekstraat;
  • X. Het Rozendaal 11.

Die hierboven genoemde locaties waren ook al mogelijk in de huidige, thans vigerende bestemmingsplannen. In paragraaf 2.1.4. (omschrijving van de buurtkarakteristiek, en specifiek in 2.1.4.3.1 'Stadsbuurten in Roombeek') is omschreven hoe (delen van) de ontwikkellocaties er uit zal komen te zien.

Veel bebouwing is inmiddels gerealiseerd, maar bovengenoemde locaties bieden nog ruimte voor ontwikkelingen. Het gaat hier met name om woningbouwprojecten, als dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. De nieuwe bebouwing sluit aan op de in paragraaf 2.1.4 beschreven karakteristiek.

Ten opzichte van het vorige bestemmingsplan is voor de locatie aan de Beekstraat het huidige bouwvlak vergroot om hier 3 woningen te realiseren. Ook aan de Nieuwluststraat is aan de westzijde, ten noorden van de Brouwerijstraat, het bouwvlak iets vergroot (60 centimeter). De bebouwingsmogelijkheden voor de woningen zijn in de thans vigerende plannen ook opgenomen, maar met dit nieuwe bestemmingsplan iets verruimd.

Op het Roombekerveld zijn de mogelijkheden om bedrijven te vestigen, iets verruimd. De verruiming bestaat in de mogelijkheid om hier garageboxen te realiseren. Deze nieuwe functie sluit aan op de bestaande functies die er nu al gevestigd (mogen) zijn. De nieuwe toegestane functie is op het gebied van milieuhinder vergelijkbaar met de huidige toegestane functies, en levert daardoor ook geen knelpunten met de omgeving op.

De functies die op het Roombekerveld momenteel zijn toegestaan, en ook in het nieuwe bestemmingsplan, zijn opgenomen, zijn onder meer: koeriersbedrijven, stratenmakers, stukadoren, dienstverlenende activiteit op het gebied van IT, ingenieurs, elektriciens en opslag ten behoeve van detailhandel/markthandel.

Bestaande functies

Roombeek is te typeren met het omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied waarin een matige tot sterke functiemenging aanwezig is. Direct naast woningen kunnen andere functies voorkomen, zoals kantoren en (kleine) bedrijven.

Het gaat momenteel in Roombeek veelal om bestaande panden, met bestaande rechten en/of functies. Er vindt dan ook geen uitbreiding en/of verzwaring plaats ten opzichte van de functies die gelden in de huidige bestemmingsplannen. Gelet op de milieubelasting en de typen toegestane bedrijven zijn de functies inpasbaar in de omgeving, en zijn de toegestane functies opnieuw opgenomen in dit bestemmingsplan.

Parkeerplaats Roomweg

De parkeerplaats aan de Roomweg heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Deze bestemming maakt het behoud en het vernieuwen van deze bestaande parkeervoorziening mogelijk.

De mogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan om hier bedrijven, kantoren en maatschappelijke voorzieningen te realiseren, is in dit bestemmingsplan niet (meer) opgenomen.

Het Rozendaal

Niet eerder genoemd in deze toelichting is het Rozendaal. In het pand aan Het Rozendaal 11 is op dit moment het museum TwentseWelle gevestigd.

Voor het pand aan Het Rozendaal 11 (TwentseWelle) is de aanduiding ' specifieke vorm van horeca - lichte horeca' toegevoegd. Het gaat hier dus niet om een directe horecabestemming, maar om een bestemming waarbij ondergeschikte horeca aanwezig is.

Er zijn nieuwe trends en ontwikkelingen, waarbij onder andere ondersteunende horeca wordt gezien als een aanvulling op de (bestaande) horecavestigingen en positief kan bijdragen aan de inkomsten van bijvoorbeeld (sociale en) culturele instellingen.

Het is echter geen positieve ontwikkeling als hierin een wildgroei ontstaat of wanneer deze ondersteunende activiteiten in feite belangrijker worden dan de hoofdactiviteiten en/of er oneigenlijke concurrentie ontstaat voor de al gevestigde horeca.

De opkomst van ondersteunende horeca is een maatschappelijk geaccepteerde ontwikkeling. Op basis van ruimtelijk relevante criteria moet worden aangegeven wat wel en niet wenselijk is. Deze criteria zijn opgenomen in het bestemmingsplan. In bestemmingsplan is bepaald uiteindelijk wat onder 'lichte horeca' is toegestaan (zie hiervoor o.a. artikel 1 Begrippen van de regels).

Bij de functies met onder meer culturele bestemmingen geldt vaak dat ondersteunende horeca moeilijk los kan worden gekoppeld van de hoofdfunctie. Voor het goed functioneren van een dergelijke voorziening kan ondersteunende horeca maatschappelijk gewenst of zelfs een noodzaak zijn. Daar staat tegenover dat voorkomen moet worden dat het toestaan van ondersteunende horeca leidt tot ongewenste concurrentie met bestaande commerciële horecavoorzieningen.

Om deze ongewenste concurrentie tegen te gaan, is voor de Het Rozendaal 11 gekozen voor 'specifieke vorm van horeca - lichte horeca' (dit is de enige locatie binnen het plangebied van dit bestemmingsplan waar 'lichte horeca' mogelijk is). Deze vorm van horeca is als volgt te omschrijven:

  • De horeca-activiteit moet ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, en moet deze hoofdfunctie ook ondersteunen. Ondergeschikt wil zeggen dat deze vorm van de horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot en/of aanvult, en dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie. Dit betekent dat de hoofdactiviteit op de locatie voor bezoekers duidelijk waarneembaar is en dus niet sprake kan zijn van een volledig ingerichte of zelfstandig uitgevoerd horeca-etablissement.
  • De horeca-activiteiten moet passen binnen het "regime" van de hoofdfunctie. Passend wil zeggen dat deze horeca-activiteit complementair is aan de hoofdfunctie.
  • Het horecagedeelte mag uitsluitend bereikbaar zijn via de (huidige) entree van de hoofdfunctie, om te voorkomen dat het horecagedeelte een zelfstandige stroom bezoekers zal trekken;
  • In de buitenzijde van het pand mag geen separate reclame worden gemaakt voor deze vorm van horeca.

Tevens wordt de mogelijkheid verruimd om functies te vestigen in het pand op het gebied van kennisintensieve, innovatieve, creatieve en culturele bedrijvigheid, alsmede de daarvoor benodigde ondersteunende diensten. Deze nieuwe functies sluiten aan op de bestaande functies die er nu al gevestigd zijn, en eveneens op de aanwezige functies in het omliggende gebied. Er worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden voor het pand zelf. De nieuwe functies zijn vergelijkbaar met de huidige functies, en leveren geen knelpunten voor de omgeving op.

De huidige horeca-bestemming van Het Rozendaal 10 is in het kader van dit bestemmingsplan niet gewijzigd.

Balengebouw

In de directe omgeving van de TwentseWelle is onder andere het Balengebouw gelegen. De omgeving van het Balengebouw is aan te merken als omgevingstype gemengd gebied (zie hierboven). Het pand staat momenteel nog leeg. Het pand kent op basis van het huidige bestemmingsplan nu ruime mogelijkheden voor (een nieuwe) invulling. Ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan is de aanduiding dienstverlening toegevoegd; en is gelijktijdig de kantoorfunctie teruggebracht tot 400 m2. Deze functies zijn betreft milieubelasting en typen toegestane bedrijven vergelijkbaar. Bij de invulling van het Balengebouw gaat het om  functies op het gebied van kennisintensieve, innovatieve, creatieve en culturele bedrijvigheid, alsmede de daarvoor benodigde ondersteunende diensten. Deze functies worden in het nieuwe bestemmingsplan (opnieuw) mogelijk gemaakt.

Transformatorgebouw

Het transformatorgebouw aan de H.B. Blijdensteinlaan is aangemerkt als industrieel erfgoed in Roombeek. Het transformatorgebouw is één van de blijvende herinneringen aan de bedrijvigheid van vroeger in het gebied. Het gebouw is inmiddels verkocht en het huidige en toekomstige gebruik (het gebruik als expositie en atelierruimte) is in het bestemmingsplan opgenomen. Aan het pand en omliggende gronden is de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' toegevoegd. De bestemming 'Wonen' en de mede-bestemmingsplan (kantoren, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen) zijn in dit bestemmingsplan niet meer opgenomen.

Overige ontwikkellocaties in Enschede-Noord

Herontwikkeling locatie winkelcentrum Mekkelholt

Voor het winkelcentrum, en de directe omgeving daarvan, bestaan plannen om de bebouwing, en het gebied er om heen, op de knappen. Op dit moment zijn de plannen nog onvoldoende uitgewerkt, en daarom nog niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Wel zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om nieuwe ontwikkelingen op deze locatie mogelijk te maken. Voor deze ontwikkelingen zal dus nog wel een aparte procedure moeten worden gevolgd.

Aan het winkelcentrum is de bestemming 'Wonen' toegekend , met de functie-aanduiding 'praktijkruimte'. De huidige functies mogen hier gehandhaafd worden, totdat op deze locatie ontwikkelingen plaats zullen vinden. Op de locatie van de voormalige supermarkt aan de Fazantstraat is de bestemming 'Wonen' gehandhaafd, waarbij de functie-aanduiding 'detailhandel' is komen te vervallen.

Mekkelholtsweg

Voor een aantal rijwoningen aan de Mekkelholtsweg, gelegen tussen de Spechtstraat en de Lijsterstraat, wordt in het kader van een experiment om ruimte gegeven voor uitbreiding van deze kleine woningen. In het voorgaande bestemmingsplan was de maximum bouwhoogte 7 meter. In dit bestemmingsplan bedraagt de bouwhoogte maximaal 11 meter. Hierdoor wordt het mogelijk een dakopbouw te plaatsen op de bestaande woningen. De bouwvlakken van deze woningen zijn ongewijzigd.


Woningbouwlocatie perceel Voortsweg, tussen nrs. 71 en 77

Het betreft een braakliggend terrein, aan weerszijden omsloten door woningen en aan de noordzijde ook door een bedrijfspand. Hier kan één nieuwe woning worden gerealiseerd, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis.

Functiewijziging bedrijfspand/perceel Dinkelstraat 50 e.o.

De bestemming van het gebouw wordt in overeenstemming gebracht met het feitelijk gebruik, er vinden geen (ver)bouw- of sloopactiviteiten plaats. De functie (aanduiding "bedrijf") is per abuis niet opgenomen in het vorige bestemmingsplan. Toegezegd is met de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan het feitelijk gebruik (het gebruik als zijnde bedrijf) en planologisch gebruik (aanduiding "bedrijf") weer met elkaar in overeenstemming te brengen.

Daarnaast is aan het nabijgelegen (bestaande) pand Potsweg 13-17 de aanduiding 'dienstverlening' toegevoegd (er vinden dus geen bouw- of sloopactiviteiten plaats). Op deze locatie zijn op dit moment al onder meer dienstverlenende bedrijven gevestigd. Er vindt geen verzwaring plaats ten opzichte van de functies (functies die vallen binnen de aanduiding "bedrijf") die al zijn toegestaan in het huidige bestemmingsplan. Gelet op de milieubelasting en de typen toegestane bedrijven zijn de functies vergelijkbaar en inpasbaar in de omgeving.


Functiewijziging bedrijfspanden Meeuwenstraat 25-27-29

De bestemming van de gebouwen wordt in overeenstemming gebracht met het feitelijk gebruik, er vinden geen (ver)bouw- of sloopactiviteiten plaats. De functie is per abuis niet opgenomen in het vorige bestemmingsplan. Toegezegd is met de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan het feitelijk gebruik en planologisch gebruik weer met elkaar in overeenstemming te brengen.


Wanneer blijkt dat de nieuwe plannen, die na vaststelling van dit bestemmingsplan bekend zullen worden, en afwijken ten opzichte van wat er in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, zijn onder meer wijzigingsbevoegdheden opgenomen, zodat dan niet een geheel nieuw bestemmingsplan opgesteld behoeft te worden.

Wanneer een nieuw plan niet past in het bestemmingsplan, en ook een wijzigingsbevoegdheden geen mogelijkheden bieden, kan de initiatiefnemer een aanvraag indienen voor een herziening van het bestemmingsplan. Voor het gedeelte waar het plan dan betrekking op heeft, zal een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld.

5.2 Welstand en beeldkwaliteit

In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de (voornaamste) welstandsidentiteiten en eventuele beeldkwaliteitplannen in het plangebied van toepassing zijn, met de daarbij behorende belangrijkste uitgangspunten en sturingselementen.

Globaal zijn in het plangebied de volgende welstandscategorieën terug te vinden:

  • I. Dorpse linten (omvat onder meer delen langs de Deurningerstraat, Oldenzaalsestraat en de Voortsweg);
  • II. Industriële complexen (omvat onder meer het Balengebouw);
  • III. Regenboogwijken (omvat onder meer een deel van de wijk Roombeek)
  • IV. Nieuw Stadshart (omvat onder meer het gedeelte langs de Roomweg);
  • V. Representatieve werklocaties (omvat onder meer CeeCee);
  • VI. Stempelwijken (omvat onder meer delen van Deppenbroek en Mekkelholt);
  • VII. Stratenrijtjes (omvat onder meer een gedeelte van Deppenbroek);

De (huidige) welstandscategorieën die in dit gebied van toepassing zijn, worden in het kader van het bestemmingsplan 'Enschede Noord' niet gewijzigd.

Voor dit bestemmingsplan is geen wijziging voorzien van de thans geldende welstandsidentiteiten binnen het plangebied.

5.3 Duurzaamheid

De afgelopen jaren heeft de gemeenteraad van Enschede op verschillende momenten uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken, dan waartoe wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. Nota's waarin die ambities tot uitdrukking komen betreffen de nota Nieuwe energie voor Enschede en de Woonvisie Enschede 2025. In deze paragraaf wordt eerst kort ingegaan op het wettelijk kader en wordt vervolgens ingegaan op de Enschedese energie- en klimaatambities, althans voorzover tot uitdrukking komend in genoemde nota's.

Wettelijk kader

De minimaal in acht te nemen energetische maatregelen bij nieuw- en verbouw zijn beschreven in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit schrijft bij nieuwbouw een minimale isolatiewaarde voor de schil van een gebouw (buitenmuren, vloer en dak) en voor deuren, ramen en kozijnen voor. Bij verbouw gelden deze eisen uitsluitend voor dat deel dat wordt verbouwd. Daarnaast stelt het Bouwbesluit bij nieuwbouw eisen aan de energieprestatie van gebouwen met een bepaalde functie, die wordt uitgedrukt in de vorm van een zogenaamde energieprestatiecoëfficiënt. Op grond van artikel 122 Woningwet is het niet toegestaan om bij privaatrechtelijke overeenkomst bouwvoorschriften op te leggen die al publiekrechtelijk zijn geregeld. Om die reden is het niet mogelijk om bij de kaveluitgifte in de koopovereenkomst te bepalen dat bij de bebouwing van de bouwkavels, in afwijking van het Bouwbesluit, andere energieprestatienormen gelden.

Landelijke energieprestatieafspraken

Om energiezuinigheid bij nieuwbouwontwikkelingen de komende jaren een impuls te geven, is in het voorjaar van 2008 het zogenaamde Lente-akkoord gesloten tussen de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en bouwende en ontwikkelende partijen (Bouwend Nederland, NEPROM en NVB). Belangrijkste onderdeel van dit akkoord is de afspraak dat in de periode tot 2020 de energieprestatiecoëfficiënt als volgt zal worden aangescherpt:

  • I. de energieprestatie-eis voor nieuwe woongebouwen wordt met ingang van 1 januari 2011 verlaagd met 25% (is gebeurd) en in 2015 met 50% .
  • II. de energieprestatie-eis voor utiliteitsgebouwen wordt in 2017 met 50% verlaagd.

De bij dit akkoord betrokken partijen hebben bovendien het streven uitgesproken vanaf 2020 te bouwen met een energieprestatiecoëfficiënt van 0. Bij een energieprestatiecoëfficiënt van 0 wordt bij een langjarig gemiddelde geen energie verbruikt voor de elementaire energiebehoeften van een gebouw, zijnde verwarming, warm tapwater, ventilatie en verlichting.

Energie- en klimaatambities gemeente Enschede

Nieuwe energie voor Enschede

Op 16 november 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota Nieuwe energie voor Enschede vastgesteld. In de nota Nieuwe Energie voor Enschede heeft de gemeente Enschede zich het volgende ten doel gesteld op het gebied van energie en klimaat:

  • I. in 2020 hebben we in Enschede 30 procent CO2 bespaard ten opzichte van 1990;
  • II. in 2020 voorziet duurzame geproduceerde energie in minimaal 20 procent van de behoefte aan energie;
  • III. in 2015 is de gemeentelijke organisatie klimaatneutraal;
  • IV. In 2020 zijn alle scholen in Enschede klimaatneutraal.

Woonvisie Enschede 2025

In de op 12 maart 2012 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie Enschede 2025 is duurzaamheid een van de vier centrale thema's. Rondom dit thema zijn in deze visie de volgende uitgangspunten geformuleerd voor de op te stellen uitvoeringsagenda:

  • I. Inwoners (huurders en eigenaren) krijgen de mogelijkheid om tegen betaling de energiecomponent van de woonlasten beheersbaar te houden.
  • II. Gemeente, marktpartijen en corporaties onderzoeken en stimuleren de mogelijkheden voor decentrale energieopwekking in Enschede.
  • III. Vanaf 2015 streven we er naar dat in Enschede alleen nog energieneutrale nieuwbouw wordt gerealiseerd.
  • IV. Via de MIO (majeure inversteringsopgave) Duurzaam Wonen en Werkgelegenheid worden vragers en aanbieders op het gebied van duurzaamheid gekoppeld.
  • V. Voor woningeigenaren met onvoldoende financiële draagkracht voor noodzakelijke ingrepen aan de woning, wordt door marktpartijen en financiers een financieel instrumentarium ontwikkeld.
  • VI. De gemeente geeft het goede voorbeeld met het verduurzamen van haar eigen gebouwen.

Coalitieakkoord 'Duurzaam, Samen, Sterker!'

In het coalitieakkoord 2014-2018, 'Duurzaam, Samen, Sterker!' is duurzaamheid een centraal thema. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu; duurzaam gedrag staat in het coalitieakkoord synoniem voor niet teren op de zak van toekomstige generaties. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. In de voorgaande collegeperiode werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem geen aandacht was, maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake.

Actieplan Duurzaamheid

De wens om een meer omvattend duurzaamheidsbeleid te voeren, dat richtinggevend is voor het gemeentelijk handelen, vraagt om kaderstelling. Hiertoe wordt het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

Duurzaamheid binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013"

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet.

Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verplichtingen op grond van de Wet ruimtelijke ordening, de plansystematiek en de bestemmingsmethodiek, de indeling van de planregels met een korte beschrijving van de bestemmingen en tenslotte de handhaafbaarheid van het plan.

6.1 Algemeen

6.1.1 Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Enschede Noord" is gekozen voor a.


In het algemeen zijn de huidige bestemmingen, en daarbij behorende regels, overgenomen in het nieuwe plan (conserverend). Om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken, en/of om meer flexibiliteit te creëren, zijn op een aantal locaties de mogelijkheden verruimd en/of veranderd.

6.1.2 Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.2 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013" is gekozen.

6.1.3 Flexibiliteit in bestemmingsplannen

Bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan "Enschede Noord 2013" heeft de gemeente zich ten doel gesteld een instrument te ontwikkelen dat:

  • zodanig flexibel is dat soepel ingespeeld kan worden op gewijzigde omstandigheden;
  • tegelijkertijd voldoende mogelijkheden biedt voor sturing van ontwikkelingen;
  • tevens in een voldoende mate de rechten en belangen waarborgt van eigenaren en/of gebruikers van gronden in of rondom het plangebied en/of andere belanghebbenden.

In de planregels zijn daartoe basiseisen opgenomen, waaraan in beginsel elke bouwaanvraag moet voldoen. Het betreft voornamelijk de op de verbeelding gegeven aanwijzingen die voor gebouwen gelden, zoals de situering binnen het bouwvlak (al dan niet verplichte bouwgrens) en de maximale bouwhoogte.

Tegelijkertijd is in de planregels aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegekend om onderdelen van het plan te wijzigen en in concrete situaties bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde regels.

Daarnaast wordt door de keuze van bepaalde hoofdgroepen van bestemmingen mogelijk gemaakt dat meerdere hoofdfuncties binnen die bestemming uitwisselbaar zijn, hetgeen de flexibiliteit ten goede komt.

Aangezien belanghebbenden terug kunnen vallen op de in het plan opgenomen basiseisen, ofwel de gelegenheid hebben om zienswijzen in te brengen tegen een kenbaar gemaakt voornemen om veranderingen (wijzigingen en afwijkingen) toe te staan van het bestemmingsplan, bevat het plan voor hen voldoende rechtswaarborgen.

6.1.4 Verbeelding

Een bestemmingsplan bestaat uit digitale ruimtelijke informatie. Die informatie kan digitaal en analoog worden verbeeld. In de SVBP 2012 is per wijze van verbeelding aangegeven hoe de inhoud van een bestemmingsplan moet worden weergegeven. De analoge verbeelding van een bestemmingsplan leidt altijd tot een concreet en afgerond product, te weten: een analoge (papieren) kaart. Bij de eisen die worden gesteld aan de digitale verbeelding is dit niet het geval. Dit komt omdat er bij de digitale verbeelding niet alleen sprake is van een standaard cartografische weergave door middel van kleuren en symbolen, maar ook van dynamiek en interactie met de digitale informatie. De uiteindelijke digitale verbeelding wordt mede bepaald door de functionaliteit van de interface of viewer die wordt gebruikt. De SVBP2012 bevat de basis voor de standaardisatie van het cartografisch ontwerp, in die zin dat de bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen in alle viewers op dezelfde wijze moeten worden verbeeld door middel van kleuren. Essentieel is dat de digitale verbeelding alle relevante bestemmingsplaninformatie moet kunnen tonen. De analoge verbeelding moet alle te verbeelden informatie bevatten. Het gaat hierbij om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen. Bestemmingen moeten voorts worden vastgesteld met gebruikmaking van een duidelijke ondergrond.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Deurningerstraat”. Hoofdstuk 1 bestaat uit de navolgende artikelen:

Artikel 1 - Begrippen

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

Artikel 2 - Wijze van meten

Dit artikel geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de StandaardVergelijkeBestemmingsplannen 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hieronder worden de diverse bestemmingsregels kort toegelicht:

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming “Bedrijf” is toegekend aan de verspreid in het plangebied gelegen bedrijven. Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van risicovolle inrichtingen, garagebedrijven en vuurwerkbedrijven. Bedrijven op deze lijst zijn ingedeeld in categorieën op basis van de hinder die zij kunnen veroorzaken. De bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 zijn door hun aard en invloed van de milieubelasting toelaatbaar in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Bedrijven die niet op de lijst voorkomen, maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken, kunnen via een afwijking worden toegestaan.

Artikel 4 Bedrijf-Nutsvoorziening

Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen. Kleinschalige nutsvoorzieningen van geringe omvang, zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die ten hoogste in milieucategorie 2 voorkomen, worden in beginsel niet afzonderlijk bestemd, maar worden bij recht als ondergeschikte voorziening toegestaan in de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming.

Artikel 4 Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg

Deze bestemming is specifiek bedoeld als verkooppunt voor motorbrandstoffen. Verkoop van lpg is op deze locatie niet toegestaan.

Artikel 6 Centrum

De bestemming “Centrum” is bedoeld voor de wijk- en buurtwinkelcentra in het plangebied, die gekenmerkt worden door een grote mate van menging van stedelijke functies. Deze bestemming maakt in planologisch opzicht diverse functies mogelijk op de begane grond van gebouwen: detailhandel, dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven. De toegestane bedrijven en voorzieningen zijn beperkt tot categorie A van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging (bijlage 2). Op de verdiepingen is het wonen toegestaan, eventueel in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis.

Artikel 7 Cultuur en Ontspanning

Binnen deze bestemming zijn functies zijn toegestaan die zijn genoemd in de Lijst van Bedrijfstypen onder de hoofdgroep Cultuur en Ontspanning voor de categorieën 1 en 2 (deze Lijst van bedrijfstypen is als bijlage bij de regels gevoegd). Hierbij dient men te denken aan hier toegestane functies als muziek- en balletscholen, dansscholen, musea en ateliers.

Artikel 8 Gemengd 1

De bestemming “Gemengd 1” is bedoeld voor het singelmilieu in het plangebied, waarbinnen de volgende functies zijn toegestaan: kantoren, met dien verstande dat deze functie beperkt is tot maximaal 350 m² bruto-vloeroppervlak per bouwperceel, maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond en beperkt is tot maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in categorie A van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging (bijlage 3) en het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis.

Artikel 9 Gemengd 3

De bestemming Gemengd 3 is toegekend aan het gebied rondom de Roombeek. Hier zijn naast wonen verschillende andere functies toegestaan, waaronder detailhandel, horeca en maatschappelijke voorzieningen.

Artikel 10 Gemengd 4

De bestemming Gemengd 3 is toegekend aan het gebied rondom het winkelcentrum in Roombeek. Hier zijn naast wonen verschillende andere functies toegestaan, waaronder horeca en maatschappelijke voorzieningen.

Artikel 11 Groen

De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groenstroken en plantsoenen aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn waterpartijen, waterlopen, wadi's en overige voorzieningen in het kader van de waterbeheersing toegestaan. Het aanleggen van wandel- en fietspaden en speelvoorzieningen is eveneens toegestaan. De bestemming “Groen” is in principe toegekend aan al het structurele groen in het plangebied. De reststrookjes groen in het plangebied hebben veelal een andere bestemming, bijvoorbeeld “Verkeer-Verblijfsgebied” als het onderdeel uitmaakt van de infrastructuur, of “Wonen” als het direct grenst aan tuinen van woningen. Bebouwing van de voor “Groen” aangewezen gronden is slechts toegestaan in het kader van de bestemming. Hierbij kan worden gedacht aan de plaatsing van straatmeubilair, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Artikel 12 Kantoor

De bestemming “Kantoor” is opgenomen voor de bestaande, verspreid in het plangebied gelegen kantoren/bestemde kantorenlocaties, al dan niet in combinatie met een woonfunctie.

Artikel 13 Maatschappelijk

De bestemming "Maatschappelijk" is bedoeld voor de verspreid in het plangebied gelegen maatschappelijke voorzieningen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk en/of categorie 1 uit de hoofdgroep Cultuur en ontspanning van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1).

Artikel 14 Recreatie

De specifieke speelvoorzieningen in het plangebied hebben de bestemming 'Recreatie' gekregen.

Artikel 15 Sport

De bestemming "Sport" is toegekend aan de binnen het plangebied gelegen sportaccommodaties. Deze gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Sport van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (Bijlage 1), met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen zoals kantines, kleedruimtes en parkeervoorzieningen. Binnen de bestemming "Sport" is ondergeschikt medegebruik ten behoeve van niet-zelfstandige detailhandel, niet-zelfstandige horeca, welzijnswerk, kinderopvang en sociaal-cultureel werk toegestaan.

Artikel 16 Verkeer

De bestemming "Verkeer” is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben (verkeersaders). Dit zijn wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Deze bestemming geldt binnen het plangebied alleen voor de Deurningerstraat, Lijsterstraat, Potsweg (gedeelte), Roomweg (gedeelte) en de Oldenzaalsestraat.

Binnen deze bestemming zijn onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg mogelijk. Op de voor “Verkeer” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, nutsvoorzieningen, draagconstructies voor reclame en ander straatmeubilair.

Artikel 17 Verkeer - Openbaar vervoer

De bestemming "Verkeer-Openbaar vervoer” is bedoeld voor vrijliggende busbanen die onderdeel uitmaken van een busroute. Binnen deze bestemming zijn onder andere wegen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg mogelijk. Op de voor “Verkeer-Openbaar vervoer” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, nutsvoorzieningen, draagconstructies voor reclame en ander straatmeubilair.

Artikel 18 Verkeer-Verblijfsgebied

De bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” is bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich dan met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones, waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

Artikel 19 Water

De bestemming "Water" is bedoeld voor de verspreid in het plangebied gelegen waterpartijen, waterlopen en vijvers die een structurerende of beeldbepalende functie hebben en/of een belangrijke schakel zijn in het systeem van waterhuishouding en waterbeheersing.

Artikel 20 Wonen

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. Voor deze bestemming wordt een ruime bestemmingsomschrijving gehanteerd, waarbinnen allerlei soorten woonvormen zijn toegestaan. Hierbij kan worden gedacht aan eengezinswoningen, appartementen, woonzorgwoningen, serviceflats en kamerbewoning. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Tevens wordt onder wonen verstaan kleinschalige woonvormen, waarin ondersteuning voor de dagelijkse levensbehoeften en/of zorg op maat wordt verleend aan de bewoners.

In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Voor complexen garageboxen en nutsvoorzieningen gelden daarvan afwijkende bepalingen.

De beleidsuitgangspunten voor aan huis gebonden beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten hebben een juridische vertaling gekregen in de specifieke gebruiksregels binnen de woonbestemming. De uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen is toegestaan onder de volgende ruimtelijke en functionele randvoorwaarden:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis is niet groter dan 30 m²;
  • b. bedrijfsmatige activiteiten zijn beperkt zijn tot bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1);
  • c. er is geen sprake van verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. er is geen sprake van detailhandel en/of horeca;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Bij een beroep aan huis kan worden gedacht aan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied. Het gaat hierbij om beroepsmatige activiteiten die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

De bestemmingsregels bevatten enkele flexibiliteitsbepalingen, waardoor het mogelijk is om in de concrete situatie bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor een groter vloeroppervlak en voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in een hogere milieucategorie.

In het bestemmingsplan is de volgende dubbelbestemming opgenomen:

Artikel 21 Leiding - Hoogspanning

De gronden die zijn aangewezen als Leiding - Hoogspanning zijn mede bestemd voor ondergrondse hoogspanningsleidingen.

De aanwezigheid van hoogspanningsverbindingen kan beperkingen opleveren voor het gebruik van de gronden. Hierbij zijn onder meer aspecten aan de orde als de bereikbaarheid van de hoogspanningsverbindingen en de benodigde ruimte voor het uitvoeren van onderhouds- en herstelwerkzaamheden. In dit artikel zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van bouwen en het uitvoeren van werkzaamheden.

Artikel 22 Waterstaat - Intrekgebied

De als 'Waterstaat - Intrekgebied' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het grondwater met het oog op de openbare drinkwatervoorziening.

Artikel 23 Waterstaat - Waterlopen

De als 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van waterlopen in het plangebied.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Artikel 24 bevat de anti-dubbeltelregel.

In dit algemene artikel wordt geregeld dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

Artikel 25 bevat enkele algemene bouwregels ten aanzien van de mogelijkheden voor ondergronds bouwen.

In artikel 26 (Algemene gebruiksregels) is een algemeen gebruiksverbod opgenomen.

Artikel 27 geeft de algemene aanduidingsregels.

In de algemene aanduidingsregels zijn (beperkende) regels met betrekking tot het gebruik of het bouwen opgenomen voor de verwezenlijking van de bestemmingen, die zijn gekoppeld aan zones die aan ruimtelijk relevante, sectorale regelgeving zijn ontleend. Het betreft regels die zijn gekoppeld aan gebiedsaanduidingen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Daarnaast is binnen de groep van gebiedsaanduidingen gebruik gemaakt van de groep overig en zijn in dit artikel specifieke regels opgenomen ten behoeve van de bescherming en het beheer van monumentale en waardevolle bomen en archeologische onderzoeksgebieden.

Regels ten aanzien van het grondwaterbeschermingsgebied

In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het aanleggen van bouwwerken en het afgeven van een omgevingsvergunning ter plaatse van gronden die deze gebiedsaanduidingen heeft.

Archeologische onderzoeksgebieden

Voor de oude erven en verdwenen oude erven respectievelijk gebieden en terreinen met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde (al dan niet in enigermate verstoord) wordt gebruik gemaakt van de gebiedsaanduiding “archeologisch onderzoeksgebied b” (verstoringsoppervlakte > 500 m²). In de planregels behorende bij de gebiedsaanduidingen is een onderzoeksplicht en regels met betrekking tot een benodigde omgevingsvergunning opgenomen.

Artikel 28 geeft de algemene afwijkingsregels.

Burgemeester en wethouders kunnen in een aantal concrete situaties bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan.

Artikel 29 geeft de algemene wijzigingsregels.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan op een aantal onderdelen onder bepaalde randvoorwaarden te wijzigen.

In artikel 30 (Algemene procedureregels) zijn procedureregels opgenomen voor de wijzigingsbevoegdheid.

In artikel 31 (Overige regels) wordt ten aanzien van het parkeren geregeld dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt aansluiting gezocht bij de parkeerkencijfers, zoals die zijn genoemd in de publicatie van het CROW “Parkeerkencijfers- basis voor parkeernormering” (2008) en wordt gebruik gemaakt van het handboek “Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom”. Het benodigde aantal parkeerplaatsen kan worden berekend op basis van parkeerkencijfers of wordt bepaald in parkeernormen. Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers. Parkeernormen geven het aantal beleidsmatig vastgestelde parkeerplaatsen bij een bedrijf of voorziening aan. Bij het gebruik van parkeerkencijfers moet rekening worden gehouden met de bereikbaarheid van de locatie, de specifieke kenmerken van de functie, de mobiliteitskenmerken van de gebruikers van het gebouw en met het gemeentelijk beleid. Hierbij wordt gezocht naar een evenwicht tussen zoveel mogelijk tegemoetkomen aan de parkeervraag en de optimale combinatie van leefbaarheid en bereikbaarheid.

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de hoofdregel dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd, mits op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien en de situering van de parkeerplaatsen het ruimtelijk beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

In het artikel “Overige regels” is tevens een algemene regel opgenomen dat in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit bestemmingsplan, op de gronden geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningsbesluit zijn toegestaan.

6.2.1 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 tot slot, geeft een regeling voor het overgangsrecht en geeft de zogenoemde slotregel.

Artikel 32 Overgangsregels

Op grond van dit artikel worden bouwactiviteiten aan bestaande, met het plan strijdige, bouwwerken, alsmede bestaand, van het plan afwijkend, gebruik onder voorwaarden toegestaan.

Artikel 33 Slotregel

Dit laatste artikel van de planregels bepaalt op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.2.2 Toelichting op de bedrijvenlijst(en)

Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen, gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Bij de indeling van de activiteiten is de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevolgd. De SBI-codes komen vrijwel overeen met de BIK-codes, de bedrijfsindeling van de Kamers van Koophandel.


De herziene handreiking geeft op een systematische wijze informatie over de ruimtelijk relevante milieuaspecten (geur, stof, geluid en gevaar) van een scala aan typen bedrijvigheid. Daarnaast zijn indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem, lucht en visuele hinder opgenomen in de lijst. In de handreiking wordt specifiek ingegaan op het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en van gevoelige functies, zoals wonen, nabij bedrijven. De VNG-publicatie is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen of om woningbouw af te stemmen op bestaande bedrijventerreinen. Deze publicatie is nadrukkelijk niet bedoeld voor de beoordeling van bestaande situaties. Voor bestaande bedrijven, waarvan de bedrijfsvoering niet wordt beëindigd binnen de planperiode, dient een bestemmingsregeling te worden getroffen die aansluit bij het huidige gebruik.


Lijst van bedrijfstypen

In de VNG-brochure zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. Per bedrijfstype is in de publicatie aangegeven tot welke milieucategorie het desbetreffende bedrijfstype wordt gerekend, alsmede welke minimale richtafstand tot gevoelige functies geldt. De daarin genoemde richtafstanden zijn indicatief en gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning met een verblijfsfunctie die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de bedrijvenlijst zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden. Om de bruikbaarheid van de Lijst van bedrijfstypen te vergroten, zijn de in de VNG-uitgave genoemde bedrijfstypen van bedrijven en voorzieningen in de lijst gegroepeerd per hoofdgroep, terwijl binnen elke afzonderlijke hoofdgroep tevens een onderverdeling is gemaakt in subgroepen, waarbinnen bedrijfstypen zijn geclusterd. De hoofdgroepen binnen de lijst zijn: bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijk, recreatie, sport en verkeer.


In de nieuwste versie van de VNG-brochure is bovendien de differentiatie binnen de milieucategorieën geformaliseerd door de opname van subcategorieën, zoals die in Enschede in het kader van het project 'inhaalslag' reeds werden toegepast. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. Hierdoor hebben alle richtafstanden nu een eigen milieucategorie.


milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
 
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700 meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

Bij de beoordeling van de milieubelasting van een bedrijf of een voorziening (feitelijke milieuhinder) dient behalve op de vier belangrijkste milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid ook te worden gelet op de volgende aanvullende milieu- en omgevingsaspecten:

  • potentiële trillingshinder;
  • lucht-, water- of bodemverontreiniging;
  • visuele hinder;
  • verkeersaantrekkende werking;
  • het al dan niet continue karakter van de activiteit;
  • externe veiligheid.

In de Lijst van bedrijfstypen zijn daarom als extra hulpmiddel indices opgenomen om te kunnen bepalen bij welke bedrijfstypen rekening moet worden gehouden met een of meer aanvullende milieu-aspecten.

Gemengde gebieden en maatwerk

De Lijst van bedrijfstypen vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken- is het uitgangspunt. In de herziene publicatie zijn richtafstanden ten opzichte van 'gemengd' gebied en een categorie-indeling voor gebieden met functiemenging nieuw. De Lijst van bedrijfstypen vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van Bedrijfstypen. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
 
1   0 meter  
2   20 meter  
3.1   30 meter  
3.2   50 meter  
4.1   100 meter  
4.2   200 meter  
5.1   300 meter  
5.2   500 meter  
5.3   700 meter  
6   1.000 meter  

Specifieke bedrijvenlijsten

Voor zowel bedrijventerreinen als voor gebieden met functiemenging kan er op basis van de VNG-brochure, naast hantering van een algemene bedrijvenlijst (Lijst van bedrijfstypen), een keuze worden gemaakt voor hantering van een specifieke bedrijvenlijst:

Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging

Deze specifieke bedrijvenlijst wordt toegepast voor de gemengde gebieden binnen een plangebied, die gekenmerkt worden door een mix van stedelijke functies en waarvoor de bestemming “Gemengd” of “Centrum” geldt.

Gemengde gebieden zijn gebieden met een matige tot sterke functiemenging, bijvoorbeeld een stadscentrum met winkels, woningen, horeca en kleine bedrijven. In een dergelijk levendig en dynamisch gebied is het de vraag welke bedrijfsmatige activiteiten en andere milieubelastende functies nog aanvaardbaar zijn. De VNG-brochure bevat een specifieke bedrijvenlijst met functies die passen in een gemengd gebied. Een specifieke Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden van functiemenging is wenselijk, omdat de activiteiten in dergelijke gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op bijvoorbeeld een bedrijventerrein.

In de lijst voor functiemenging wordt gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene Lijst van bedrijfstypen. De activiteiten in de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C, waarmee een beoordeling van de planologische toelaatbaarheid van activiteiten binnen een gemengd gebied mogelijk is. Binnen een dergelijk gebied wordt het werken met de van oudsher bestaande minimumafstanden niet doelmatig geacht.

De betekenis voor de toelaatbaarheid van activiteiten is als volgt:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden (er is sprake van afzonderlijke gebouwen).

Categorie C

Activiteiten, zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het betreft kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden uitsluitend in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Afwijken van de gebruiksregels in het bestemmingsplan

In de bestemmingsregels van de bestemmingen “Bedrijf, Centrum, Cultuur en ontspanning, Gemengd -1, Gemengd -3, Kantoor, Maatschappelijk, Sport, Wonen" is voor burgemeester en wethouders een bevoegdheid opgenomen om bij een omgevingsvergunning af te wijken voor de vestiging van een bedrijf of een voorziening dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf of bestaande voorziening in een bedrijf of voorziening die niet is genoemd binnen de betreffende hoofdgroep van de Lijst van bedrijfstypen of is genoemd in één categorie hoger van die betreffende hoofdgroep. Voorwaarde is dat de concreet voorgenomen activiteit van dat bedrijf of die voorziening, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de bij recht toegestane categorieën bedrijven en/of voorzieningen. Bij de beoordeling van de daadwerkelijke milieubelasting van een bedrijf of een voorziening dient te worden gelet op de volgende aspecten: potentiële geur-, stof-, geluid- of trillingshinder, lucht-, water- of bodemverontreiniging, visuele hinder, verkeersaantrekkende werking, het al dan niet continue karakter van de activiteit en externe veiligheid (gevaar).

Naast de afwijkingsbevoegdheid is in de algemene regels voor burgemeester en wethouders een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verschuiven van soorten bedrijven en/of voorzieningen naar een lagere of hogere milieucategorie, indien dit uit een oogpunt van milieuhygiëne dan wel als gevolg van technische ontwikkelingen wenselijk of noodzakelijk is of voor het wijzigen van de Lijst van bedrijfstypen door het aanvullen met nieuwe bedrijven of voorzieningen en/of het verwijderen van bestaande bedrijven of voorzieningen. Indien nieuwe bedrijven of voorzieningen in de Lijst van bedrijfstypen worden opgenomen, worden zij gerangschikt onder die milieucategorie waarmee zij, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving het meest vergelijkbaar zijn.

6.3 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het plan heeft, op een gering aantal kleinere nieuwere ontwikkelingen na, hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie.

Nieuwe ontwikkelingen
Dat neemt niet weg dat in het voorliggende plan ook een aantal concrete projecten mogelijk worden gemaakt. Het gaat daarbij om bebouwingsmogelijkheden die met name in de wijk Roombeek zijn gelegen, die deels in de voorgaande bestemmingsplannen ook al mogelijk waren. Het betreft hier veelal initiatieven, waarvan de grond in eigendom van de gemeente Enschede is, maar waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden, omdat eventueel het kostenverhaal wordt verrekend middels de koopovereenkomst.

Voor de gronden, die niet in eigendom zijn van de gemeente Enschede, is de uitvoering eveneens niet afhankelijk van de financiële bijdragen van de gemeente Enschede

Grondexploitatie

De gronden in het plangebied, voor zover gelegen in de wijk Roombeek, maken onderdeel uit van de grondexploitatie Roombeek-binnenstad, welke in het MPG 2014 voor het laatst is vastgesteld door de gemeenteraad. Voor het tekort op de grondexploitatie per 1-1-2014 is een voorziening getroffen ten laste van de reserve Grondbedrijf. Het uiteindelijke grondexploitatieresultaat wordt conform de gemeentelijke financiële verordening verrekend met de reserve grondbedrijf.


Voor het verhaal van planontwikkelingskosten, en eventuele fysieke ingrepen in dit gebied, die door middel van een wijzigingsbevoegdheid na vaststelling van dit bestemmingsplan zullen worden gerealiseerd zal zonodig een kostenverhaalovereenkomst met de initiatiefnemer(s) worden gesloten.

Exploitatieplan

In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is bij dit plan geen exploitatieopzet gevoegd. Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.