direct naar inhoud van Ruimtelijke Onderbouwing
Plan: Gronausestraat 1070
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20151243-0003

Ruimtelijke Onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot maken van de ruimtelijke onderbouwing

Er bestaat een initiatief om een tandartsenpraktijkruimte te realiseren aan de Gronausestraat 1070, hoek Abel Tasmanstraat. Het betreft een achtererfgebied, momenteel in gebruik als tuin. Deze tandartsenpraktijk is nu gevestigd aan de Gronausestraat 1233A, deze locatie is niet langer goed bruikbaar. Ten behoeve van de nieuw te bouwen praktijkruimte zal een deel van het kadastrale perceel 02973, sectie F, worden afgesplitst. Het dan ontstane perceel is 02973A. Aan de aanvraag wordt medewerking verleend echter deze is niet mogelijk op grond van het geldende bestemmingsplan.

In het geldende bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" heeft het perceel de bestemming "Centrum" met een bouwvlak aan de zijde van de Gronausestraat 1070, binnen het bouwvlak is een woning gelegen. In het achtererfgebied zijn geen bouwmogelijkheden voor het gewenste bouwvolume van de tandartsenpraktijk.

Door het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) werkt de gemeente Enschede mee aan dit initiatief.

1.2 Ligging en locatie van het project

Het projectgebied is gelegen aan de Abel Tasmanstraat nabij de hoek met Gronausestraat 1070. Op dit adres wordt gewoond. Het projectgebied is in gebruik als tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20151243-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1: Luchtfoto projectgebied met indicatieve begrenzing

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20151243-0003_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20151243-0003_0003.png"

Afbeelding 2: Kadastrale opsplitsing perceel

1.3 Wettelijk kader

Het wettelijk kader voor de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met de artikelen 5.20 en 6.14 van het Besluit omgevingsrecht. Op grond van artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kunnen burgemeester en wethouders omgevingsvergunning verlenen voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, mits die activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing.

Op grond van artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht zijn op een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit tevens enkele artikelen uit het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Het gaat daarbij om artikelen die betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan en de daarbij behorende toelichting. De inhoud van deze artikelen geldt daarmee ook voor een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit. Op grond van artikel 6.14 van het Besluit omgevingsrecht moet een verleende omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit overeenkomstig de Ministeriële regeling standaarden ruimtelijke ordening worden gepubliceerd op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

1.4 Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het projectgebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over de in voorbereiding zijnde omgevingsvergunning. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

De projectlocatie "Gronausestraat 1070" is gelegen binnen het werkgebied van dorpsraad Glanerbrug, dit is een erkend wijkorgaan dat voorafgaand aan het in procedure brengen van de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit om advies dient te worden gevraagd.

De dorpsraad Glanerbrug heeft d.d. 10 november 2015 laat weten te kunnen instemmen met de aangevraagde activiteit(en).

1.5 Procedure

Op de procedure voor het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit paragraaf 3.3 van de Wabo van toepassing.

Vooroverleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien daarmee ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk. In artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht is bepaald dat artikel 3.1.1 Bro ook van toepassing is op te verlenen omgevingsvergunningen met projectafwijkingsbesluit.

Met het mogelijk maken van de tandartsenpraktijkruimte aan de Abel Tasmanstraat zijn geen ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Regge en Dinkel, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding. Daarom is voor deze te verlenen omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit afgezien van het plegen van vooroverleg.

Terinzagelegging ontwerpbeschikking

De ontwerpbeschikking met de daarbij behorende stukken ligt gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen naar voren brengen bij het college van burgemeester en wethouders. De terinzagelegging en de mogelijkheid om tijdens die periode zienswijzen naar voren te brengen dient te worden aangekondigd in de Huis aan Huis, de Nederlandsche Staatscourant en via internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van de ontwerpbeschikking omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit "Gronausestraat 1070" is op 25 januari 2017 gepubliceerd in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Verklaring van geen bedenkingen

Voordat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit kunnen verlenen kan het wettelijk verplicht zijn dat een ander bevoegd gezag (gemeenteraad, provincie of Rijk) eerst een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voor een of meer onderdelen van de te verlenen omgevingsvergunning.

Voor het project "Gronausestraat 1070" is voor het afwijken van het bestemmingsplan Glanerbrug 2010 een verklaring van geen bedenkingen door de gemeenteraad noodzakelijk. De gemeenteraad is het bevoegd gezag voor bestemmingsplannen.

De gemeenteraad van Enschede heeft op 19 december 2016 verklaard geen bedenkingen te hebben tegen het afwijken van het bestemmingsplan Glanerbrug 2010 voor het realiseren van de tandartsenpraktijk op het adres Abel Tasmanstraat 3.

Rechtsbescherming

Na verlening van de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open om bij de Rechtbank Overijssel beroep in te stellen tegen de verleende omgevingsvergunning. Aansluitend kunnen belanghebbenden nog hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de rechtbank bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.6 Huidige juridische situatie

Voor het projectgebied geldt bestemmingsplan "Glanerbrug 2010". De gronden hebben de bestemming "Centrum"

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20151243-0003_0004.png"

Afbeelding 3: Uitsnede vigerende verbeelding bestemmingsplan Glanerbrug 2010

Bestemmingsomschrijving van de bestemming "Centrum" is als volgt::

De voor “Centrum” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • detailhandel;
  • dienstverlening;
  • horeca, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond en beperkt is tot horecabedrijven die zijn genoemd in categorie A van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging;
  • maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat deze functie is beperkt tot maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in categorie A van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging;
  • bedrijven, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond en beperkt is tot bedrijven die zijn genoemd in categorie A van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging;
  • het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de verdiepingen;

bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals bergingen, trappenhuizen, ontsluitingswegen, liftinstallaties, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

De vestiging van risicovolle inrichtingen en risicovolle bedrijven is uitgesloten.

De bouw van een tandartsenpraktijk past niet binnen de bestemming.

De locatie valt ook binnen het ontwerp bestemmingsplan Cultuurhistorie. Hier geldt de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorie'. Alleen voor de panden in deze zone die zijn aangeduid met karakteristiek, zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen. Het pand Gronausestraat 1070 is niet aangewezen als karakteristiek.

Op deze locatie geldt ook het bestemmingsplan 'Bedrijven met milieuzones'. In dit plan gaat het om het verbod van opslag van vuurwerk en van het vestigen van een risicovolle inrichting. Dat is hier niet aan de orde.

 

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het project

2.1 Ruimtelijk-stedenbouwkundige beschrijving

Bestaande situatie projectlocatie

De locatie behoort nu nog bij het perceel Gronausestraat 1070 en is onderdeel van de tuin. De tuin wordt aan de zijde van de Abel Tasmanstraat afgescheiden door een haag. Op afbeelding 4 is de huidige situatie te zien met in rood omkaderd de te bebouwen locatie. Afbeelding 5 toont de locatie vanuit een andere hoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20151243-0003_0005.jpg"

Afbeelding 4: Luchtfoto bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20151243-0003_0006.png"

Afbeelding 5: Luchtfoto bestaande situatie

Beoogde situatie projectlocatie

Op het af te splitsen perceel wordt een tandartsenpraktijk gevestigd. Op het perceel komt een gebouw in één bouwlaag en met een grondoppervlakte van ca. 113 m2. De aanwezige haag aan de Abel Tasmanstraat zal, met uitzondering ter hoogte van de inrit, worden gehandhaafd,

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20151243-0003_0007.png"

Afbeelding 6: inrichting terrein

2.2 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Ter plaatse van de projectlocatie geldt de welstandsidentiteit 'Rijke Stadsvilla's. Voor bijgebouwen bij gebouwen in gebieden met de identiteit 'Rijke Stadsvilla's' geldt in zijn algemeenheid dat de subvolume moet passen bij het hoofdgebouw, het architectuurniveau hoog moet zijn en de vorm, kleur en materiaal afgestemd moet zijn op het hoofdgebouw.

Het gebouw voldoet aan de welstandeisen. De Welstandscommissie heeft op 13 oktober 2015 een positief advies uitgebracht.

2.3 Cultuurhistorie

Monumenten

De bebouwing op de projectlocatie is geen rijksmonument of gemeentelijk monument en is in het bestemmingsplan Cultuurhistorie niet aangewezen als karakteristiek.

Bijzondere bomen en overige cultuurhistorisch waardevolle elementen

Op de projectlocatie zijn geen bijzondere bomen of anderszins cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.

Archeologie

De projectlocatie is niet gelegen binnen het gebied waarvoor in het geldende bestemmingsplan een archeologische beschermingszone met vergunningstelsel geldt. De projectlocatie is gelegen binnen het gebied waarvoor een lage verwachtingswaarde geldt. Deze gebieden zijn vrijgesteld van het verplichte archeologisch onderzoek. Dit betekent niet dat er geen archeologie aangetroffen kan worden. Bij eventuele vondsten geldt de meldplicht, in het kader van de Monumentenwet, bij de Gemeente Enschede. De gemeente betaalt in dat geval de kosten van archeologisch onderzoek.

2.4 Duurzaamheid

De gemeente Enschede heeft in diverse nota's en in het coalitieakkoord 2014-2018 'Duurzaam, Samen, Sterker!' uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken dan waartoe de wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. De gemeente heeft echter geen juridische mogelijkheden om initiatiefnemers te verplichten meer energiebesparende maatregelen te treffen dan wettelijk is voorgeschreven.

Het bouwplan voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot duurzaamheid.

2.5 Verkeer en parkeren

Op het terrein van de tandartsenpraktijk worden 2 parkeerplaatsen gerealiseerd. De parkeernorm voor een tandartsenpraktijk is 1,7 parkeerplaats per behandelkamer. Met 3 behandelkamers, geldt hier een parkeereis van 5,1 parkeerplaats. Aan deze eis wordt niet voldaan. Echter gelet op de beschikbare parkeerplaatsen in de openbare ruimte, kan ingestemd worden met het realiseren van 2 parkeerplaatsen op eigen terrein.

De tandartsenpraktijk wordt gevestigd aan de Gronausestraat. Deze straat is het concentratiegebied van verschillende voorzieningen, zoals detailhandel, horeca en andere (commerciële) voorzieningen. De zeer beperkte verkeerstoename door de vestiging van de tandartsenpraktijk kan worden verwerkt binnen de verkeerscapaciteit van de Gronausestraat.

Hoofdstuk 3 Toetsing aan het ruimtelijk beleid van het Rijk, provincie en gemeente

3.1 Beleid en regels van het Rijk

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, ruimte voor de rivier, kustverdediging de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Toetsing project "Gronausestraat 1070 " aan regels en beleid van het Rijk

De op de projectlocatie beoogde realisatie van de tandartspraktijk valt niet onder een van de in het beleid en de regels van het Rijk genoemde nationale belangen.

3.2 Beleid en regels van de provincie Overijssel

Omgevingsvisie Overijssel 2009

Het ruimtelijk relevant beleid en de daarbij behorende regels van de provincie Overijssel zijn vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel en Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsvisie Overijssel 2009 is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Omgevingsverordening Overijssel 2009

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening Overijssel 2009. Het gaat daarbij om de onderwerpen uit de Omgevingsvisie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd. In de Omgevingsverordening Overijssel 2009 staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

Toetsing project "Gronausestraat 1070 " aan regels en beleid van de provincie

De op de projectlocatie beoogde realisatie van de tandartsenpraktijk is zodanig kleinschalig dat het niet nodig is om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die volgens de Omgevingsvisie van toepassing zijn op het projectgebied.

3.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid

Het ruimtelijk relevant beleid van de gemeente Enschede is vastgelegd in de Structuurvisie Enschede, de diverse sectorale structuurvisies.

Structuurvisie Enschede

In de Structuurvisie Enschede gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen. De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Watervisie

De Watervisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit.

Structuurvisie Cultuurhistorie

In de Structuurvisie Cultuurhistorie wordt geregeld op welke wijze bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen moet worden omgegaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonunumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Toetsing project "Gronausestraat 1070 " aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid

Het plan is kleinschalig. Er zijn geen specifieke gemeentelijke beleidsuitgangspunten die hier een rol spelen.

3.4 Ladder Duurzame Verstedelijking (art. 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die met een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van het wetsartikel 3.1.6, 2e lid Bro moet bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Ingevolge de Ladder duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen:

  • I. beschrijven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • II. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, beschrijven inhoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien, door benutting van beschikbare gronden doorherstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • III. indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig wordt ontwikkeld.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Gronausestraat 1070 "

Het realiseren van de tandartsenpraktijk op de projectlocatie is geen 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Op deze locatie zou op grond van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht een bij de woning behorend gebouw gebouwd mogen worden met een oppervlakte van ca. 150 m2. In die zin is er met de bouw van de tandartsenpraktijk geen extra ruimtebeslag. In lijn met de jurisprudentie is de bouw van de tandartspraktijk niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan de relevante omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt kort en bondig ingegaan op de diverse omgevingsaspecten waarmee voor wat betreft de uitvoerbaarheid van het project rekening dient te worden gehouden.

4.1 Waterhuishouding

Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht moet bij een project worden aangegeven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Het plan voldoet aan de eisen die hier gelden. Dat wil zeggen dat het hemelwater op eigen terrein zal worden opgevangen. De huisartsenpraktijk zal op de riolering worden aangesloten.

4.2 Natuur

Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

De projectlocatie is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of in de nabijheid daarvan. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 kan daarom achterwege blijven.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen, dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie.

Het project betreft een binnenstedelijke locatie. Er worden geen gebouwen verwijderd en er zijn geen waterelementen aanwezig. Op het perceel zijn enkele struiken en wat kleinere bomen aanwezig.

Op de projectlocatie of in de directe omgeving zijn, voor zover ons bekend, geen ecologische onderzoeken uitgevoerd. In de Nationale Database Flora en Fauna zijn geen waarnemingen aanwezig van beschermde soorten op deze locatie. De projectlocatie lijkt niet geschikt als (belangrijk) onderdeel van de functionele leefomgeving van (strikt) beschermde soorten. Normaliter zijn er slechts enkele beschermde soorten/soortgroepen die (een belangrijk onderdeel van) hun functioneel leefgebied in de stad hebben. Het betreft de soortgroep vleermuizen en de soorten gierzwaluw, huismus en steenmarter. Vleermuizen maken gebruik van groenstructuren en bomen op zich op te oriënteren en/of om in te verblijven. Bebouwing wordt door gierzwaluw, huismus, steenmarter en vleermuizen gebruikt als verblijfplaats. Gebouwen zijn op de projectlocatie niet aanwezig en bomen zijn slechts in zeer beperkte mate aanwezig. De bomen die aanwezig zijn hebben een beperkte leeftijd. De kans wordt om deze reden klein geacht dat de locatie een belangrijk onderdeel vormt van de functionele leefomgeving van (strikt) beschermde soorten.

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van de aangevraagde activiteiten. Het uitvoeren van ecologisch onderzoek of het aanvragen van een verklaring van geen bedenkingen is niet noodzakelijk.

Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden door vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

De projectlocatie is niet gelegen op gronden die onderdeel uitmaken van de EHS of in de directe omgeving daarvan. Een verdere toetsing aan de EHS kan daarom achterwege blijven.

4.3 Besluit milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Het project is te beperkt van omvang om merplichting of merbeoordelingsplichtig te zijn. Ook een vorm vrije mer beoordeling is hier gezien de functie en de omvang daarvan niet aan de orde

4.4 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom de projectlocatie aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat op de projectlocatie. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen).

In de directe omgeving zijn geen bedrijven die van invloed kunnen zijn op het leefklimaat van de tandartsenpraktijk.

Voor de tandartsenpraktijk moet op grond van het Activiteitenbesluit een melding worden gedaan. Deze melding is gedaan. In overeenstemming met het gemeentelijke geluidbeleid, zoals verwoord in de Geluidnota Enschede 2009 - 2012, hebben burgemeester en wethouders maatwerkvoorschriften gesteld. Hiermee wordt beoogd dat in de gebieden die zijn aangemerkt als 'woongebied', het maximale geluidniveau in de geluidgevoelige gebouwen tengevolge van het nabijgelegen bedrijf - dat is hier de tandartsenpraktijk - lager is dan op grond van het Activiteitenbesluit is toegestaan.

4.5 Bodemkwaliteit

Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Er is een Verkennend bodemonderzoek gedaan, zie bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20151243-0003_0008.png"

Afbeelding 7: situering monsterpunten verkennend bodemonderzoek

De conclusie uit het onderzoek is dat in de bovengrond van de onderzoekslocatie licht verhoogde gehalten van enkele zware metalen en PAK zijn gemeten. De ondergrond is niet verontreinigd en in het grondwater is een licht verhoogde concentratie van barium gemeten. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat in de bovengrond en het grondwater hooguit lichte verontreinigingen aanwezig zijn.

Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig voor aanvraag van de omgevingsvergunning (activiteit bouwen). Bij eventueel toekomstig grondverzet vormt dit onderzoek geen geldig bewijsmiddel, maar geldt het als indicatie voor de kwaliteit van de af te voeren grond. Bij grondverzet en afvoer van grond vanaf de locatie kan het daarom noodzakelijk zijn een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit uit te voeren.

4.6 Wet geluidhinder

Op grond van het bepaalde in artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht moet bij een project worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder verplicht burgemeester en wethouders om bij de voorbereiding van de verlening van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit voor de realisatie van geluidgevoelige gebouwen of terreinen binnen de onderzoekszones van (spoor-)wegen en/of industrieterreinen een onderzoek uit te voeren naar de gevelbelasting ten gevolge van het verkeer op die (spoor-)wegen dan wel de bedrijfsactiviteiten op dat industrieterreinen.

Een tandartsenpraktijk is geen geluidgevoelige functie. De Wet geluidhinder is hier niet van toepassing.

4.7 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

De functie tandartsenpraktijk heeft wel enige verkeersaantrekkende werking, maar is zeer beperkt, mede omdat het hier een verplaatsing betreft binnen een straal van ca. 200 m. De ontwikkeling kan dan ook als 'niet in betekenende mate' kan worden aangemerkt.

4.8 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

De projectlocatie is niet gelegen in de nabijheid of binnen de aan te houden veiligheidsafstanden van risicovolle inrichtingen, buisleidingen of verplichte transportroutes van gevaarlijke stoffen. Een verdere toetsing aan de wet- en regelgeving voor risicovolle inrichtingen of het transport van gevaarlijke stoffen kan dan ook achterwege blijven.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan door de gemeenteraad worden afgezien indien het gemeentelijk kostenverhaal van de grondexploitatie over de in de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Het realiseren van de tandartsenpraktijk op de projectlocatie aan de Gronausestraat/Abel Tasmanstraat is een particulier initiatief en een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Er is een anterieure exploitatie-overeenkomst gesloten tussen gemeente en de initiatiefnemer.

Gelet op het voorgaande is de economische uitvoerbaarheid van de te verlenen omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit voldoende aangetoond.

Hoofdstuk 6 Conclusies

Op basis van het gestelde in deze ruimtelijke onderbouwing kan nadat de gemeenteraad van Enschede heeft verklaard geen bedenkingen te hebben, voor het realiseren van een tandartsenpraktijk een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verleend. Het project is getoetst aan vigerende wet- en regelgeving, ruimtelijk relevante en stedenbouwkundige beleidskaders en diverse relevante omgevingsaspecten. Uit deze toetsing is gebleken dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van dit project.