direct naar inhoud van Ruimtelijke Onderbouwing
Plan: Buitengebied Noordwest - Landschapscamping Boekelerhofweg 35
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20145716-0003

Ruimtelijke Onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot maken van de ruimtelijke onderbouwing

Bureau Takkenkamp B.V. heeft namens mevrouw S. Haverkamp een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een landschapscamping aan de Boekelerhofweg 35. De gemeente Enschede staat positief tegenover dit plan. Het plan past echter niet binnen het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest".

Aan deze ontwikkeling kan alleen medewerking worden verleend indien het bestemmingsplan in voor aanvrager gunstige zin wordt herzien of door het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Aanvrager heeft er voor gekozen een aanvraag omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit in te dienen.

1.2 Ligging en locatie van het project

Het perceel Boekelerhofweg 35 is gelegen in het buitengebied, in stadsdeel West. Het perceel ligt ten noordwesten van Boekelo. De projectlocatie betreft het bestaande erf, met daarbij een uitbreiding voor het campingveld waar de kampeermiddelen geplaatst zullen worden. De projectlocatie wordt in alle windrichtingen begrensd door agrarisch gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20145716-0003_0001.png"

Ligging projectlocatie in Enschede

 afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20145716-0003_0002.png"

Projectlocatie aangegeven met rode lijn

1.3 Wettelijk kader

Het wettelijk kader voor de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met de artikelen 5.20 en 6.14 van het Besluit omgevingsrecht. Op grond van artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kunnen burgemeester en wethouders omgevingsvergunning verlenen voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, mits die activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Op grond van artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht zijn op een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit tevens enkele artikelen uit het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Het gaat daarbij om artikelen die betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan en de daarbij behorende toelichting. De inhoud van deze artikelen geldt daarmee ook voor een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit. Op grond van artikel 6.14 van het Besluit omgevingsrecht moet een verleende omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit overeenkomstig de Ministeriële regeling standaarden ruimtelijke ordening worden gepubliceerd op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

1.4 Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het projectgebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over de in voorbereiding zijnde omgevingsvergunning. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

De projectlocatie "Buitengebied Noordwest - Landschapscamping Boekelerhofweg 35" is gelegen binnen het werkgebied van de Dorpsraad Boekelo. Dit is een erkend wijkorgaan dat voorafgaand aan het in procedure brengen van de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit om advies dient te worden gevraagd.

De Dorpsraad Boekelo heeft d.d. 31 mei 2015 laten weten wel in te kunnen stemmen met de aangevraagde activiteiten.

1.5 Procedure

Op de procedure voor het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit paragraaf 3.3 van de Wabo van toepassing.

Vooroverleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien daarmee ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk. In artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht is bepaald dat artikel 3.1.1 Bro ook van toepassing is op te verlenen omgevingsvergunningen met projectafwijkingsbesluit.

Het plan is besproken met het Waterschap Vechtstromen. Het Waterschap heeft aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de realisatie van een landschapscamping. Het mogelijk maken van de landschapscamping is daarnaast besproken in het reguliere overleg met de provincie Overijssel. De provincie Overijssel heeft aangegeven dat het plan geen ruimtelijk belang van de provincie raakt en dat zij in kan stemmen met het plan. Daarom kan worden afgezien van het plegen van vooroverleg.

Terinzagelegging ontwerpbeschikking

De ontwerpbeschikking met de daarbij behorende stukken ligt gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen naar voren brengen bij het college van burgemeester en wethouders. De terinzagelegging en de mogelijkheid om tijdens die periode zienswijzen naar voren te brengen dient te worden aangekondigd in de Huis aan Huis, de Nederlandsche Staatscourant en via internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van de ontwerpbeschikking omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit "Buitengebied Noordwest - Landschapscamping Boekelerhofweg 35" is op 1 juli 2015 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Verklaring van geen bedenkingen

Voordat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit kunnen verlenen kan het wettelijk verplicht zijn dat een ander bevoegd gezag (gemeenteraad, provincie of Rijk) eerst een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voor een of meer onderdelen van de te verlenen omgevingsvergunning.

Voor het project "Buitengebied Noordwest - Landschapscamping Boekelerhofweg 35" is voor het afwijken van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest geen verklaring van geen bedenkingen door de gemeenteraad noodzakelijk. Het project valt in een categorie waarover de gemeenteraad heeft besloten dat geen verklaring van geen bedenkingen noodzakelijk is. De gemeenteraad heeft besloten dat voor projecten die passen binnen de Gids Buitenkans, geen verklaring van geen bedenkingen noodzakelijk is. Er is wel een zogenaamde voorhangprocedure vereist. De raad is bij brief van 12 juni 2015 geïnformeerd over het voornemen. De gemeenteraad heeft geen bedenkingen tegen het voornemen geuit.

Rechtsbescherming

Na verlening van de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open om bij de Rechtbank Overijssel beroep in te stellen tegen de verleende omgevingsvergunning. Aansluitend kunnen belanghebbenden nog hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de rechtbank bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.6 Huidige juridische situatie

Voor het perceel Boekelerhofweg 35 geldt op dit moment het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest". Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 10 maart 2014 en is in werking getreden. Het perceel heeft hierin de bestemming "Agrarisch met waarden". Het bestaande erf is aangemerkt als agrarisch bouwperceel. Daarnaast geldt de aanduiding "Archeologisch onderzoeksgebied-b". In de nabijheid van het perceel is de bestemming "Waarde-cultuurhistorie" opgenomen, in verband met de aanwezige es (vlak met kruisjes)

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20145716-0003_0003.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest"

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het project

2.1 Ruimtelijk-stedenbouwkundige beschrijving

Bestaande situatie projectlocatie

Op het perceel Boekelerhofweg 35 is een agrarisch bedrijf gevestigd. Momenteel worden er schapen gehouden. De bebouwing op het erf bestaat uit een bedrijfswoning en verschillende schuren. De woning dateert uit begin vorige eeuw en bestaat uit een woongedeelte met (voormalige) deel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20145716-0003_0004.png"

Luchtfoto Boekelerhofweg 35

Beoogde situatie projectlocatie

Een weiland aansluitend aan het erf zal worden gebruikt als campingveld. Hier worden maximaal 25 kampeermiddelen geplaatst tijdens het kampeerseizoen. Buiten het campingseizoen is het campingveld leeg en is deze feitelijk weer een weiland. De plattegrond van de camping is weergegeven in bijlage 4.

Eén van de schuren zal worden gebruikt ten behoeve van de camping, als sanitaire ruimte, recreatieruimte en voor het stallen van fietsen en e-bikes. Er zal geen nieuwbouw worden gepleegd of bebouwing worden uitgebreid ten behoeve van de camping. Parkeerplaatsen worden aangelegd op het bestaande erf, aan de noordzijde van het erf en een aantal aan het begin van het erf. afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20145716-0003_0005.png"

Kaart situatie parkeerplaatsen

De landschapscamping en parkeerplaatsen worden landschappelijk ingepast, volgens het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 6. Er wordt een landschappelijke lijn van streekeigen beplanting gerealiseerd, waar de campingactiviteiten en ook het parkeren achter blijven. De landschapsstructuur zoals deze rond het jaar 1900 aanwezig was, wordt hierbij als uitgangspunt genomen.

Een deel van de beplanting is reeds aanwezig. Zo zijn er authentieke elementen op het erf en nabije omgeving aangebracht. Via het  project Streekeigen Huis en Erf is een hoogstamfruitboomgaard aangeplant, is de tuin voorzien van meidoornhaag en zijn zomereiken en lindebomen aangeplant. 

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20145716-0003_0006.png"

Topografische kaart rond 1900

2.2 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Ter plaatse van de projectlocatie geldt de welstandsidentiteit "Boerenerven" en "Vrije landelijke bebouwing". Voor gebouwen in gebieden met deze identiteit geldt in zijn algemeenheid dat gebouwen in samenhang met de erfbeplanting een passend silhouet in het landelijk gebied vormen. Nieuwe toevoegingen en aanpassingen aan gebouwen en erf mogen eigentijds en functioneel zijn, maar moeten de aanwezige (historische) waarden behouden.

Er wordt geen nieuwbouw gepleegd in het kader van de realisatie van de landschapscamping. Voorzieningen ten behoeve van de camping worden in bestaande bebouwing gerealiseerd. Er worden geen permanente kampeermiddelen geplaatst. Buiten het kampeerseizoen zal het campingveld leeg zijn.

2.3 Cultuurhistorie

Monumenten

De bebouwing op de projectlocatie is geen rijksmonument of gemeentelijk monument.

Bijzondere bomen en overige cultuurhistorisch waardevolle elementen

Op de projectlocatie zijn geen bijzondere bomen of anderszins cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.

Archeologie

De projectlocatie is volgens de gemeentelijke Archeologische Verwachtingskaart niet gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachting (middelhoge verwachting).

De projectlocatie is gelegen binnen het gebied waarvoor in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" een archeologische beschermingszone met aanlegvergunningstelsel geldt (aanduiding "Archeologisch onderzoeksgebied b"). Ter plaatse van de aanduiding "overig - archeologisch onderzoeksgebied B” mogen, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van het bestemmingsplan, geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte meer dan 2.500 m². Een omgevingsvergunning kan worden verleend, indien uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of deze niet onevenredig worden aangetast.

In het kader van het project wordt geen nieuwbouw gepleegd. Ook worden er geen werkzaamheden uitgevoerd dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte van meer dan 2500 m2.

2.4 Duurzaamheid

De gemeente Enschede heeft in diverse nota's en in het coalitieakkoord 2014-2018 'Duurzaam, Samen, Sterker!' uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken dan waartoe de wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. De gemeente heeft echter geen juridische mogelijkheden om initiatiefnemers te verplichten meer energiebesparende maatregelen te treffen dan wettelijk is voorgeschreven. De gemeente kan initiatiefnemers wel stimuleren om zo duurzaam mogelijke woningen of bedrijfsgebouwen te realiseren. Voor de op de projectlocatie Boekelerhofweg 35 te realiseren landschapscamping geldt dat deze in ieder geval aan de wettelijke energieprestatie-eisen zal moeten voldoen. Als uitwerking van de duurzaamheidsambities in het coalitieakkoord 'Duurzaam, Samen, Sterker!' wordt het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

Initiatiefnemer heeft aangegeven dat ze zich ten doel stelt om de landschapscamping CO2 neutraal te maken in de toekomst.

2.5 Verkeer en parkeren

Verkeer Er zullen maximaal 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd. Door de camping zullen er van en naar het erf extra verkeersbewegingen zijn tijdens het kampeerseizoen. Op basis van de CROW-richtlijnen dient voor campings rekening gehouden te worden met een jaargemiddelde weekdag verkeersgeneratie van 0,5 motorvoertuigen /etmaal /standplaats (inclusief bezoek). De verkeersaantrekkende werking ten gevolge van de oprichting van de camping is (25*0,5=) 12,5 motorvoertuigen /etmaal. Dit is een beperkt aantal extra verkeersbewegingen die aanvaardbaar is.

Voor de Boekelerhofweg geldt een geslotenverklaring, met uitzondering van aanwonenden en bestemmingsverkeer. Initiatiefnemer geeft de gasten een routebeschrijving en informatie waar niet langs te rijden en is voornemens om de route naar de camping te laten bewegwijzeren door toeristische borden.

Verkeer ten behoeve van de camping zal via de Kwinkelerweg, langs de Kwinkelerweg 351 richting de Boekelerhofweg 35 gaan. Dit (onverharde) pad, vanaf de Kwinkelerweg, is niet in eigendom van initiatiefnemer. De bereikbaarheid van het erf Boekelerhofweg 35 is middels een erfdienstbaarheid geregeld. Deze is opgenomen in de landinrichtingsakte van 19 november 2014, welke is ingeschreven in de registers van het Kadaster.

Het pad (karrespoor) dat ten noorden van het perceel gelegen (vanaf de Boekelerhofweg naar het perceel toe) is zal niet worden gebruikt ten behoeve van de camping. Dit pad is afgesloten met een slagboom.

Parkeren Parkeren vindt plaats op het erf. Voor het aantal benodigde parkeerplaatsen is uitgegaan van de richtlijnen van het CROW. Op basis van deze richtlijnen geldt het parkeerkencijfer van 1,1 - 1,3 parkeerplaats per standplaats. Dit houdt in dat er minimaal 28 parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden. Er worden 28 parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze zijn op tekening aangegeven (bijlage 4).

Hoofdstuk 3 Toetsing aan het ruimtelijk beleid van het Rijk, provincie en gemeente

3.1 Beleid en regels van het Rijk

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, ruimte voor de rivier, kustverdediging de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Toetsing project "Buitengebied Noordwest - Landschapscamping Boekelerhofweg 35 " aan regels en beleid van het Rijk

De op de projectlocatie beoogde realisatie van een landschapscamping valt niet onder een van de in het beleid en de regels van het Rijk genoemde nationale belangen.

3.2 Beleid en regels van de provincie Overijssel

Omgevingsvisie Overijssel 2009

Het ruimtelijk relevant beleid en de daarbij behorende regels van de provincie Overijssel zijn vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel en Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsvisie Overijssel 2009 is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Omgevingsverordening Overijssel 2009

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening Overijssel 2009. Het gaat daarbij om de onderwerpen uit de Omgevingsvisie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd. In de Omgevingsverordening Overijssel 2009 staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

Toetsing project "Buitengebied Noordwest - Landschapscamping Boekelerhofweg 35 " aan regels en beleid van de provincie

Er zijn geen generieke beleidskeuzen van invloed op de projectlocatie.

Ontwikkelingsperspectief

De projectlocatie is gelegen binnen het ontwikkelingsperspectief "Zone ondernemen met natuur en water (buiten de EHS)".

In deze buiten de EHS gelegen gebieden wordt ruimte geboden aan de ontwikkeling van (nieuwe) economische dragers. Voor de landbouw, maar ook voor andere functies, is er even veel ontwikkelingsruimte als elders in het landelijk gebied. Realisatie van de zone is mede afhankelijk van realisatie van de uitvoering van plannen door partners, zoals burgers, agrariers en waterschappen.

Ambitie voor dit ontwikkelingsperspectief is dat ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan een kwaliteitsimpuls voor natuur, landschap en water, waarmee tevens het samenhangend stelsel van natuurgebieden en de regionale economie worden versterkt. Bij voorkeur vinden in deze gebieden ook de ontwikkeling van nieuwe landgoederen, (uitbreiding van) groene recreatiebedrijven, natuurgebonden woon- en werklocaties en vergelijkbare ruimtelijke ontwikkelingen plaats, waarmee de kwaliteit van natuur, landschap en water versterkt wordt en natuurgebieden met elkaar verbonden worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20145716-0003_0007.png"

Uitsnede Omgevingsvisie (rode pijl geeft ligging projectlocatie weer)

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20145716-0003_0008.png"

De ontwikkeling van een landschapscamping past binnen het ontwikkelingsperspectief "Zone ondernemen met natuur en water (buiten de EHS)". Door het initiatief wordt een nieuwe recreatieve functie en economische drager aan het gebied toegevoegd. De kwaliteit van het landschap op de projectlocatie wordt versterkt. Het landschap wordt aangevuld met streekeigen beplanting. De structuur is gebaseerd op de landschappelijke structuur zoals deze rond het jaar 1900 aanwezig was.

Gebiedskenmerken Op de gebiedskenmerkenkaart heeft de projectlocatie en de omgeving ervan respectievelijk de aanduiding dekzandvlakte (natuurlijke laag) en aanduiding oude hoevenlandschap (laag van agrarisch cultuurlandschap).

In de occupatiegeschiedenis zijn de dekzandgebieden voor het overgrote deel in cultuur gebracht als essenlandschap, oude hoevenlandschap en heideontginningslandschap.Kenmerkend reliëf is op veel plaatsen vervlakt, b.v. door egalisaties ten behoeve van de landbouw. Bij ontwikkelingen is het de ambitie om hoogteverschillen en het watersysteem beter beleefbaar te maken, door te beplanten met ‘natuurlijke’ soorten en het benutten van de (strekkings)richting van het landschap in gebiedsontwerpen.

Bij ontwikkelingen in het oude hoevenlandschap is het behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuren en routes) de ambitie en dragen deze bij aan de samenhang en karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen (erven met erfbeplanting, open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid).

Op de kaarten Stedelijke laag en de Lust- en leisurelaag zijn voor de projectlocatie geen bijzondere kenmerken opgenomen.

De ontwikkeling is in overeenstemming met de gebiedskenmerken. In het ontwerp is rekening gehouden met de richting van het landschap en natuurlijke soorten worden gebruikt om het landschap te versterken en te herstellen/terug te brengen.

3.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid

Gids Buitenkans

Ten aanzien van de projectlocatie is in dit geval alleen het beleid voor het buitengebied relevant om te noemen. Het beleid voor het buitengebied is vastgelegd in de Gids Buitenkans 2014. Hierin is de ambitie aangegeven dat Enschede wil groeien met haar vrijetijdssector, maar dan wel op een manier die kwaliteit uitstraalt en bijdraagt aan een leefbare en duurzame stad. Onder meer wordt ingezet op het stimuleren en faciliteren van ondernemers binnen deze sector. Versterking van het toeristische aanbod door kleinschalige initiatieven positief te benaderen is belangrijk. In het buitengebied zijn een aantal locaties aangewezen die als extra interessant voor nieuwe vormen van recreatie worden beoordeeld. Het gebied 'bij Boekelo' is één van die locaties.

De Gids geeft verder aan dat landschapscampings met maximaal 25 toeristische standplaatsen (geen stacaravans) op of in ruimtelijke samenhang met een boerenerf zijn toegestaan, met uitzondering van de EHS. De campings moeten goed passen in het landschap. Landschapscampings mogen geopend zijn vanaf de donderdag voor Pasen tot en met de maandag na de herfstvakantie. Gedurende de sluitingstijd moeten alle kampeermiddelen, inclusief trekkershutten en overige tijdelijke voorzieningen, van de landschapscamping worden verwijderd.

Toetsing project "Buitengebied Noordwest - Landschapscamping Boekelerhofweg 35 " aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid

De aanvraag voor de landschapscamping past binnen het beleid zoals dat in de Gids Buitenkans 2014 verwoord is. De locatie is gelegen buiten de Ecologische Hoofdstructuur, in een gebied dat als extra interessant voor de ontwikkeling van recreatie (bij Boekelo) wordt aangemerkt. De aanvraag voor de landschapscamping heeft betrekking op maximaal 25 toeristische standplaatsen/kampeerplaatsen, waarvan er maximaal vijf camperplaatsen zullen zijn. Het campingveld wordt aansluitend aan het agrarische bouwperceel gerealiseerd. Er zullen geen stacaravans worden geplaatst. Ook wordt geen extra bebouwing ten behoeve van de camping gerealiseerd. De camping is geopend conform de tijdsperiode die hiervoor is opgenomen in de Gids, tussen de donderdag voor Pasen en de maandag na de herfstvakantie.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan de relevante omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt kort en bondig ingegaan op de diverse omgevingsaspecten waarmee voor wat betreft de uitvoerbaarheid van het project rekening dient te worden gehouden.

4.1 Waterhuishouding

Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht moet bij een project worden aangegeven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

In de huidige situatie wordt hemelwater via de dakgoot en regenpijp naar een sloot afgevoerd. Bij de woning en schuren vloeit het hemelwater, via grindbakken langs de gevels, weg. De realisatie van de landschapscamping brengt hier geen verandering in.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Uit een doelmatigheidsstudie is gebleken dat drukriolering niet doelmatig is en voor de particulier veel duurder is dan een IBA. Daarom zal er doorgaans geen drukriolering meer worden aangelegd. Er is geen provinciale ontheffing van de zorgplicht meer nodig wanneer de gemeente besluit om in het buitengebied uit doelmatigheidsoverwegingen geen afvalwater in te zamelen.

Op de projectlocatie is geen rioleringsstelsel aanwezig. Voor het afvalwater afkomstig van de woning is een IBA geplaatst. Een IBA dient het gehele jaar aanvoer te krijgen om goed te kunnen functioneren. Aangezien de landschapscamping seizoensgebonden is en er daardoor niet altijd aanvoer van afvalwater is, is de plaatsing van een IBA voor de afvoer van het afvalwater van de camping niet geschikt. Het afvalwater wordt in de voormalige mestkelder van de voormalige schapenstal opgevangen, waarna het per as wordt afgevoerd naar een daarvoor geschikte rioolwaterzuivering. Het Waterschap Vechtstromen heeft aangegeven hiermee in te kunnen stemmen.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

Op de projectlocatie is geen sprake van structurele dan wel tijdelijke grondwaterstand verlagende werkzaamheden.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

De situatie met betrekking tot afwatering en ontwatering blijven ongewijzigd. Afstromend regenwater zal via bestaande sloten worden afgevoerd.

4.2 Natuur

Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

Toetsing De locatie Boekelerhofweg 35 is gelegen op grote afstand van Natura 2000 gebieden. De dichtstbij zijnde Natura 2000 gebieden “Buurserzand en Haaksbergerveen” en “Lonnekermeer” zijn op ca. 5,7 km afstand ten zuidoosten respectievelijk ruim 7 km afstand ten noordoosten van het plangebied gelegen. Negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van deze Natura 2000 gebieden als gevolg van oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, optische verstoring, verstoring door mechanische effecten of bewuste verandering van soortensamenstelling kunnen op voorhand zonder meer worden uitgesloten. Negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen als gevolg van verzuring of vermesting door stikstofdepositie via de lucht kunnen, gelet op de grote afstand tot de Natura 2000 gebieden en de kleinschalige aard en omvang van de ontwikkeling eveneens op voorhand worden uitgesloten.

Het uitvoeren van een voortoets Natura 2000 en/of een passende beoordeling dan wel het aanvragen van een Natuurbeschermingswetvergunning of verklaring van geen bedenkingen is niet noodzakelijk.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen, dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie.

Op de locatie waar de standplaatsen gepland zijn, zijn de ecologische waarden laag. Het perceel is in gebruik als intensief weiland. Er worden geen bomen gekapt en waterelementen zijn er niet aanwezig. Door de kleinschaligheid van het landschap kan worden uitgesloten dat de locatie een belangrijke functie heeft voor weidevogels. Wel is het mogelijk dat enkele uilensoorten of roofvogels (buizerd) hier hun jachtgebied hebben. Aangezien de oppervlakte van de camping beperkt is, in de omgeving veel gelijkwaardige percelen aanwezig zijn en het een seizoenscamping betreft wordt geconcludeerd dat de locatie geen belangrijk onderdeel vormt van het jachtgebied van roofvogels en uilen. Ook wordt er op de camping geen verstorende verlichting aangebracht waardoor mogelijk belangrijke vliegroutes van vleermuizen zouden kunnen worden verstoord. De schuur is wel potentieel interessant voor (strikt) beschermde soorten. Volgens het bedrijfsplan wordt de schuur gebruikt als was- en recreatie ruimte. De schuur heeft geen zolderruimte en bestaat uit één ruimte. De kans dat deze een belangrijk onderdeel vormt van de functionele leefomgeving van de steenmarter is hierdoor klein. Er vinden geen wijzigingen aan het dak en de gevel plaats waardoor mogelijke verblijfslocaties van bijvoorbeeld huismus en vleermuizen niet worden verstoord. Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat het uitvoeren van ecologisch onderzoek of het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet dan wel een verklaring van geen bedenkingen niet noodzakelijk is.

Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden door vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

De projectlocatie is niet gelegen op gronden die onderdeel uitmaken van de EHS of in de directe omgeving daarvan. Een verdere toetsing aan de EHS kan daarom achterwege blijven.

4.3 Besluit milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten, die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu, dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het Besluit m.e.r. en het plangebied “Boekelerhofweg 35” De omgevingsvergunning “Boekelerhofweg 35” maakt de realisatie van een landschapscamping met maximaal 25 plaatsen mogelijk. Dit is een activiteit waarvoor geen verplichting geldt om te beoordelen of het uitvoeren van een milieueffectrapportage noodzakelijk is, omdat de activiteit (ruim) onder de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden blijft. Voor deze activiteit dient echter wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling bestemmingsplan “Boekelerhofweg 35” De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

Projectbeschrijving en locatie Het project betreft de realisatie van een landschapscamping met maximaal 25 plaatsen. De omvang van de camping en de bezoekersaantallen liggen ruim onder de genoemde gevallen van categorie D10, en is niet gelegen binnen gevoelig gebied. De locatie van het plangebied is omschreven in paragraaf 1.2 van de ruimtelijke onderbouwing.

Huidig grondgebruik Op dit moment heeft het grondgebied, waar de landschapscamping zal worden gevestigd, een agrarische bestemming.

Cumulatie met andere projecten Bij de realisatie van de landschapscamping is er geen sprake is van cumulatie met andere (vormvrije) m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten.

Toetsing relevante milieuaspecten In de volgende paragrafen, 4.5 (Bodemkwaliteit), 4.6 (Geluid), 4.7 (Luchtkwaliteit), 4.8 (Externe Veiligheid), 4.4 (Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen), 4.1 (Water, met name grondwaterstand en -kwaliteit), 4.2 (Natura 2000, Flora- en faunawet en Ecologische Hoofdstructuur) van deze plantoelichting is een uitvoerige beschrijving van de toetsing van de voorgenomen ontwikkelingen aan de betreffende milieu- en omgevingsaspecten opgenomen.

De locatie Boekelerhofweg 35 is gelegen op grote afstand van Natura 2000 gebieden. De dichtstbij zijnde Natura 2000 gebieden “Buurserzand en Haaksbergerveen” en “Lonnekermeer” zijn op ca. 5,7 km afstand ten zuidoosten respectievelijk ruim 7 km afstand ten noordoosten van het plangebied gelegen.

Negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van deze Natura 2000 gebieden kunnen op voorhand zonder meer worden uitgesloten. Het uitvoeren van een voortoets Natura 2000 en/of een passende beoordeling is niet noodzakelijk.

Conclusie vormvrije m.e.r.-beoordeling Op grond van het voorgaande kan voor alle relevante milieuaspecten worden geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen voor dit plan kunnen worden uitgesloten en dat het niet noodzakelijk is om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.

4.4 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom de projectlocatie aanwezig is, die van invloed kan zijn op het leef- en verblijfsklimaat op de projectlocatie. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en eventueel toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Ook is nagegaan of de projectlocatie is gelegen binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen.

Toetsing ten opzichte van gevoelige objecten en agrarische bedrijven In de publicatie "Bedrijven- en milieuzonering" zijn kampeerterreinen, vakantiecentra e.d. (met keuken) aangegeven onder categorie 3.1. De grootste afstand die hier bij hoort is 50 meter, voor het aspect geluid. Het dichtstbijzijnde geluidgevoelige object (woning) is gelegen op circa 100 meter afstand van de projectlocatie (Boekelerhofweg 31). Deze afstand is gemeten vanaf de grens van het bouwvlak.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet met twee aspecten rekening worden gehouden; -is ter plaatse een goed woon- en verblijfsklimaat gegarandeerd? -worden omliggende bedrijven niet onevenredig in hun belangen geschaad?

Sinds 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij van kracht. Aan de hand van een verspreidingsmodel (V-stacks) kan de mate van geurhinder worden berekend op geurgevoelige objecten. De wet kent 2 twee normen “binnen de bebouwde kom” en “buiten de bebouwde kom”. Voor categorie I: 3,0 odour units per kubieke meter lucht; voor categorie II: 14,0 odour units per kubieke meter lucht.

Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld en een geurgevoelig object dient binnen de bebouwde kom tenminste 100 meter te bedragen en buiten de bebouwde kom tenminste 50 meter te bedragen.

De vorenstaande normen zijn ook overgenomen in het Activiteitenbesluit. In Artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij wordt de definitie van een geurgevoelig object weergegeven:

Geurgevoelig object: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt,

Onder "gebouw, bestemd voor menselijk wonen of menselijk verblijf" wordt verstaan: gebouw dat op grond van het bestemmingsplan, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van die wet daaronder mede begrepen, de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van die wet, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van laatstgenoemde wet mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf;

Een camping zonder voorzieningen waar mensen permanent kunnen verblijven wordt dus niet aangemerkt als een geurgevoelig object. In de VNG-brochure "Bedrijven- en milieuzonering" zijn kampeerterreinen, vakantiecentra e.d. (met keuken) aangegeven onder categorie 3.1. De grootste afstand die hier bij hoort is 50 meter, voor het aspect geluid.

In de nabije omgeving van de nieuw te realiseren camping ligt een agrarisch bedrijf aan de Boekelerhofweg 25. Aan de Boekelerhofweg 31 ligt de dichtstbijzijnde woning.

Adres   Min. vereiste afstand (m)/
geurnorm  
Werkelijke afstand/
Geurnorm  

Boekelerhofweg 31  

50  

120  

Boekelerhofweg 25

 

50

 

240  

Conclusie

Aan de minimaal vereiste afstanden wordt ruimschoots voldaan. Omliggende bedrijven worden niet onevenredig in hun belangen geschaad.

4.5 Bodemkwaliteit

Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. De voorzieningen ten behoeve van de camping worden in een bestaand gebouw gerealiseerd.

Er zijn geen bodemonderzoekgegevens bekend van het betreffende terrein. Op basis van de bij de gemeente aanwezige historische informatie is de locatie waar de bebouwing staat en ook waar de kampeerplaatsen zijn gepland onverdacht wat betreft het voorkomen van bodemverontreiniging. Wat betreft bodemonderzoek in relatie tot de aanvraag om omgevingsvergunning is er geen aanleiding om bodemonderzoek uit te voeren.

4.6 Wet geluidhinder

Op grond van het bepaalde in artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht moet bij een project worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder verplicht burgemeester en wethouders om bij de voorbereiding van de vaststelling van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die zijn gelegen binnen onderzoekszones van (spoor-)wegen en industrieterreinen, een akoestisch onderzoek in te stellen naar de geluidsbelasting die binnen die zones gelegen geluidgevoelige gebouwen en terreinen ondervinden.

Een (landschaps)camping wordt niet aangemerkt als geluidgevoelig terrein. Kampeermiddelen worden eveneens niet aangemerkt als geluidgevoelig. De beoogde ontwikkeling is ook niet gelegen binnen de onderzoekszone van een gezoneerde weg, spoorlijn of industrieterrein. Een akoestisch onderzoek en toetsing aan de Wet geluidhinder kan daarom achterwege blijven.

Goede ruimtelijke ordening In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ook aandacht te worden besteed aan de geluidsbelasting op de omgeving van wegen, spoorwegen en industrieterreinen die niet zijn gezoneerd op grond van de Wet geluidhinder en waarvoor dus geen onderzoeksplicht geldt.

Er zijn geen niet gezoneerde wegen en/of spoorwegen en/of industrieterreinen in de nabijheid van het projectgebied gelegen die mogelijk een geluidsbelasting op de te realiseren ontwikkeling in het projectgebied kunnen hebben.

4.7 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Naast toetsing aan de Wet milieubeheer dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk kunnen zijn.

De realisatie van een camping is niet aangewezen in de Ministeriële Regeling NIBM als categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Daarom is een berekening nodig om te bepalen of de ontwikkeling binnen de getalsmatige begrenzing van het criterium 'niet in betekenende mate' valt.

Op de landschapscamping zullen maximaal 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd. Op basis van de CROW-richtlijnen dient voor campings rekening te worden gehouden met een jaargemiddelde weekdag verkeersgeneratie van 0,5 motorvoertuigen/etmaal/standplaats (inclusief bezoek). De verkeersaantrekkende werking vanwege de camping bedraagt daarmee 12,5 motorvoertuigen/etmaal. Uit een berekening met de door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu beschikbaar gestelde NIBM-rekentool, versie 30 maart 2015 (www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/luchtkwaliteit/rekenen-meten/nibm-tool), blijkt dat het initiatief als NIBM kan worden beschouwd.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool blijkt dat in Enschede in alle zichtjaren (2015, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan worden voldaan.

Conclusie Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de realisatie van een camping.

4.8 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

De projectlocatie is niet gelegen in de nabijheid of binnen de aan te houden veiligheidsafstanden van risicovolle inrichtingen, buisleidingen of verplichte transportroutes van gevaarlijke stoffen. Een verdere toetsing aan de wet- en regelgeving voor risicovolle inrichtingen of het transport van gevaarlijke stoffen kan daarom achterwege blijven.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan door de gemeenteraad worden afgezien indien het gemeentelijk kostenverhaal van de grondexploitatie over de in de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Het realiseren van een landschapscamping op de projectlocatie Boekelerhofweg 35 is geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk. Het betreft hier een particulier initiatief, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente Enschede zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden. Leges voor de procedure omgevingsvergunning worden op grond van de Legesverordening verhaald. Voor het verhaal van eventuele planschade is een planschadeovereenkomst met de initiatiefnemer gesloten.

Gelet op het voorgaande is de economische uitvoerbaarheid van de te verlenen omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit voor het realiseren van een landschapscamping op de projectlocatie Boekelerhofweg 35 voldoende aangetoond.

Hoofdstuk 6 Conclusies

Op basis van het gestelde in deze ruimtelijke onderbouwing kan voor het realiseren van een landschapscamping een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verleend. Het project is getoetst aan vigerende wet- en regelgeving, ruimtelijk relevante en stedenbouwkundige beleidskaders en diverse relevante omgevingsaspecten. Uit deze toetsing is gebleken dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van dit project.