direct naar inhoud van Ruimtelijke Onderbouwing
Plan: Wiggersbosweg 60
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20133391-0003

Ruimtelijke Onderbouwing

Hoofdstuk 1 Aanleiding tot maken van de ruimtelijke onderbouwing

Aan de Wiggersbosweg 60 in het buitengebied van Enschede ligt een voormalig agrarisch bedrijf bestaande uit een boerderij, een woning en enkele schuren. De eigenaar van het perceel heeft een verzoek ingediend voor het verbouwen van een karakteristieke schuur naar een woning.

Aan deze ontwikkeling kan alleen medewerking worden verleend indien het bestemmingsplan / beheersverordening in voor aanvrager gunstige zin wordt herzien of door het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In overleg met aanvrager is er voor gekozen een aanvraag omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit in te dienen.

Hoofdstuk 2 Ligging en locatie van het project

Het projectgebied is gelegen in het noordoostelijke deel van het buitengebied van Enschede en meer specifiek ten noordoosten van golfterrein 't Sybrook. Op afbeelding 2.1 is het projectgebied en de omgeving weergegeven. Op afbeelding 2.2 is een luchtfoto van het projectgebied en direct omgeving gepresenteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20133391-0003_0001.png"

Afbeelding 2.1: Projectgebied en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20133391-0003_0002.png"

Afbeelding 2.2: Luchtfoto projectgebied.

Hoofdstuk 3 Wettelijk kader en procedure

3.1 Wettelijk kader

Het wettelijk kader voor de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met de artikelen 5.20 en 6.14 van het Besluit omgevingsrecht. Op grond van artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kunnen burgemeester en wethouders omgevingsvergunning verlenen voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, mits die activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Op grond van artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht zijn op een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit tevens een aantal artikelen uit het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Het gaat daarbij om een aantal artikelen die betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan en de daarbij behorende toelichting, de inhoud van deze artikelen geldt daarmee ook voor een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit. Op grond van artikel 6.14 van het Besluit omgevingsrecht moet een verleende omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit overeenkomstig de Ministeriële regeling standaarden ruimtelijke ordening worden gepubliceerd op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

3.2 Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het projectgebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over de in voorbereiding zijnde omgevingsvergunning. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2003 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

De projectlocatie Wiggersbosweg 60 is gelegen binnen het werkgebied van de Dorpsraad Lonneker , dit is een erkend wijkorgaan dat voorafgaand aan het in procedure brengen van de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit om advies dient te worden gevraagd.

De Dorpsraad Lonneker heeft laten weten in te kunnen stemmen met de aanvraag.

3.3 Procedure

Op de procedure voor het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit paragraaf 3.3 van de Wabo van toepassing.

Vooroverleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien daarmee ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk. In het Besluit omgevingsrecht is bepaald dat artikel 3.1.1 Bro ook van toepassing is op te verlenen omgevingsvergunningen met projectafwijkingsbesluit.

Met het mogelijk maken van de voorgenomen verbouw / transformeren van een karakteristieke schuur naar een woning aan de Wiggersbosweg 60 zijn geen ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Regge en Dinkel, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding. Daarom is voor deze te verlenen omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit afgezien van het plegen van vooroverleg.

Terinzagelegging ontwerpbeschikking

De ontwerpbeschikking met de daarbij behorende stukken ligt gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen naar voren brengen bij het college van burgemeester en wethouders. De terinzagelegging en de mogelijkheid om tijdens die periode zienswijzen naar voren te brengen dient te worden aangekondigd in de Huis aan Huis, de Nederlandsche Staatscourant en via internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van de ontwerpbeschikking omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit Wiggersbosweg 60 is op 19 maart 2014 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Verklaring van geen bedenkingen

Voordat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit kunnen verlenen kan het wettelijk verplicht zijn dat een ander bevoegd gezag (gemeenteraad, provincie of Rijk) eerst een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voor een of meer onderdelen van de te verlenen omgevingsvergunning.

Voor het project Wiggerbosweg 60 is voor het afwijken van de beheersverordening “Buitengebied Noordwest” een verklaring van geen bedenkingen door de gemeenteraad noodzakelijk. De gemeenteraad is het bevoegd gezag voor het vaststellen van beheersverordeningen en bestemmingsplannen.

De gemeenteraad van Enschede heeft verklaard geen bedenkingen te hebben tegen het afwijken van de beheersverordening “Buitengebied Noordwest” voor het verbouwen / transformeren van een karakteristieke schuur naar een woning op het adres Wiggersbosweg 60.

Rechtsbescherming

Na verlening van de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open om bij de Rechtbank Overijssel beroep in te stellen tegen de verleende omgevingsvergunning. Aansluitend kunnen belanghebbenden nog hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de rechtbank bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Hoofdstuk 4 Huidige juridische situatie

Het projectgebied Wiggersbos 60 maakt onderdeel uit van de beheersverordening “Buitengebied Noordwest” die op 23 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad. In de verordening heeft het projectgebied aan de Wiggersbosweg de bestemming “Agrarisch gebied met landschappelijke waarden” en de aanduiding “agrarische woning”. Omdat wonen in een karakteristieke schuur volgens de beheersverordening niet is toegestaan, wordt planologische medewerking verleend via een projectafwijkingsbesluit.

Hoofdstuk 5 Beschrijving van het project

5.1 Ruimtelijk-stedenbouwkundige beschrijving

Bestaande situatie projectlocatie

De boerderij aan de Wiggersbosweg 60 was vroeger een woning annex het bedrijfsgebouw. De woonfunctie van deze boerderij is in de jaren 50 van de vorige eeuw vervangen door een nieuwe bedrijfswoning. De woonfunctie van de boerderij is toen komen te vervallen. Een luchtfoto van het projectgebied is opgenomen als afbeelding 5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20133391-0003_0003.png"

Afbeelding 5.1: Luchtfoto van projectgebied Wiggersbosweg.

Beoogde situatie projectlocatie

Voorliggende aanvraag is gericht op het (opnieuw) toekennen van een woonbestemming aan de hiervoor genoemde boerderij (dit is het gebouw met het oranje pannendak op afbeelding 5.1).

5.2 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Ter plaatse van de projectlocatie geldt de welstandsidentiteit Boerenerven.

Het doel van welstandszorg is de ruimtelijke kwaliteit van de boerenerven te behouden of een impuls te bieden om deze verder te ontwikkelen. Omdat de erven zo belangrijk zijn voor de identiteit van het Twentse landschap, staat het behoud van de relatie tussen erfbebouwing, erfbeplanting en het landschap steeds voorop. De welstandszorg wil het landelijke, eenvoudige en terughoudende karakter van de bebouwing bevorderen. Daarbij kan de boerderij een wat meer gedetailleerde of verfijnde uitstraling hebben dan de bijgebouwen.

Het op de projectlocatie beoogde (bouw)plan voor de Wiggerbosweg 60 voldoet aan de randvoorwaarden die in de welstandsnota gesteld zijn aan de welstandidentiteit boerenerven.

5.3 Cultuurhistorie

Monumenten

De bebouwing op de projectlocatie is geen rijksmonument of gemeentelijk monument.

Bijzondere bomen en overige cultuurhistorisch waardevolle elementen

Op de projectlocatie zijn geen bijzondere bomen of anderszins cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.

Archeologie

Het projectgebied is volgens de gemeentelijke Archeologische Verwachtingskaart gelegen in een gebied met een (middel)hoge archeologische verwachting. In het gebied is bureauonderzoek en karterend booronderzoek uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksinspanning, waarbij geen archeologische relevante indicatoren zijn aangetroffen, is er geen reden om archeologische waarden aan te kunnen treffen binnen het projectgebied. Vanuit archeologisch opzicht zijn er dan ook geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

5.4 Duurzaamheid

De gemeente Enschede heeft in diverse nota's uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken dan waartoe de wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. De gemeente heeft echter geen juridische mogelijkheden om initiatiefnemers te verplichten meer energiebesparende maatregelen te treffen dan wettelijk is voorgeschreven. De gemeente kan initiatiefnemers wel stimuleren om zo duurzaam mogelijke woningen te realiseren. Voor de op de projectlocatie Wiggersbosweg 60 te verbouwen / transformeren karakteristieke schuur naar een woning geldt dat deze in ieder geval aan de wettelijke energieprestatie-eisen zullen moeten voldoen.

5.5 Verkeer en parkeren

Voorliggende ontwikkeling zal gezien de geringe aard en schaal geen negatieve gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van de omgeving. Het parkeren wordt op eigen terrein opgelost.

5.6 Waterhuishouding

Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht moet bij een project worden aangegeven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het buitengebied 40 millimeter, oftewel 40 liter per vierkante meter verhard oppervlak.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in gebieden zonder gemengd rioleringsstelsel het afvalwater gescheiden van het hemelwater wordt aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen.

Grondwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen voor de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

5.7 Natuur

Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden door vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen, dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie.

Uitkomsten ecologische quickscan

Om te onderzoeken of er sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening' is voorgenomen initiatief getoetst aan de Flora- en faunawet en de natuurbeschermingswet. Hieronder worden kort de uitkomsten gepresenteerd.

Voor het verstoren van soorten van tabel 1 van de Ff-wet geldt een algemene vrijstelling, idem voor soorten van tabel 2 mits er gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Alle soorten van tabel 3 zijn strikt beschermd, evenals bezette vogelnesten en jaarrond beschermde nesten en nestlocaties. Er zijn geen soorten van tabel 2-3 van de Ff-wet in het plangebied vastgesteld. Geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen zijn niet aanwezig en de voorgenomen activiteit heeft geen nadelig effect op de mogelijke functionaliteit van het plangebied als foerageergebied of als vliegroute voor vleermuizen. Wel broeden er zeer waarschijnlijk vogels in de te slopen gebouwen in het plangebied. Er broeden zeer waarschijnlijk alleen soorten in het plangebied waarvan uitsluitend de bezette nesten volgens de Ff-wet beschermd zijn, niet de nesten en/of nestplaatsen zelf. Gebouwen dienen gesloopt te worden buiten de broedtijd. Het plangebied is ongeschikt voor soorten waarvan het leefgebied en/of de nestplaats jaarrond beschermd zijn. De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een ongeschikt habitat voor zoogdiersoorten zoals vermeld in tabel 2-3 van de Ff-wet. Er hoeven geen compenserende en/of mitigerende maatregelen genomen te worden. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Er hoeft geen ontheffing of verklaring van geen bedenking aangevraagd te worden.

Het plangebied ligt niet in de EHS of een beschermd natuurgebied. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteit wordt geconcludeerd dat de voorgenomen activiteit geen aantoonbaar significant negatief effect heeft op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de nabij gelegen EHS en andere beschermde natuurgebieden. Er hoeft geen natuurbeschermingsvergunning aangevraagd te worden, er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden voor het onderdeel 'gebiedsbescherming'.

Conclusie

Op basis van de ecologische quickscan kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling in de weg zal staan. Het uitvoeren van nader veldonderzoek of het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Toetsing aan het ruimtelijk beleid van het Rijk, provincie en gemeente

6.1 Beleid en regels van het Rijk

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, ruimte voor de rivier, kustverdediging de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Toetsing project Wiggersbosweg 60 aan regels en beleid van het Rijk

De op de projectlocatie beoogde verbouw / transformatie van een karakteristieke schuur naar een woning valt niet onder een van de in het beleid en de regels van het Rijk genoemde nationale belangen.

6.2 Beleid en regels van de provincie Overijssel

Omgevingsvisie Overijssel 2009

Het ruimtelijk relevant beleid en de daarbij behorende regels van de provincie Overijssel zijn vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel en Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsvisie Overijssel 2009 is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Omgevingsverordening Overijssel 2009

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening Overijssel 2009. Het gaat daarbij om de onderwerpen uit de Omgevingsvisie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd. In de Omgevingsverordening Overijssel 2009 staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

Toetsing project "Wiggersbosweg 60 " aan regels en beleid van de provincie

De op de projectlocatie beoogde verbouw / transformatie van een karakteristieke schuur naar een woning wordt mogelijk gemaakt op grond van het gemeentelijk VAB-beleid (Vrijkomende Agrarische Bebouwing). Deze ontwikkeling sluit aan op de generieke beleidskeuzes, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken in de Omgevingsvisie Overijssel en de hierin geformuleerde verplichting dat nieuwe ontwikkelingen een bijdrage moeten leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van het perceel en de omgeving. Opgemerkt wordt verder dat het provinciale VAB-beleid in de Omgevingsvisie Overijssel is vervangen door de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). Het VAB-beleid kan volgens de provincie Overijssel nog wel gezien worden als een manier van werken. Het is aan de gemeente om aan te geven hoe zij het VAB-beleid wil vastleggen en uit wil voeren.

6.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid

Het ruimtelijk relevant beleid van de gemeente Enschede voor het verbouwen / transformeren van een karakteristiek schuur naar een woning aan de Wiggersbosweg 60 is opgenomen in de nota “Buitenkans, gids voor het buitengebied”.

Nota “Buitenkans, gids voor het buitengebied"

Het Enschedese buitengebied is de laatste jaren in toenemende mate onder de aandacht gekomen. Na jarenlang in relatief rustig vaarwater zijn huidige vorm te hebben gekregen, is de afgelopen vijf jaar steeds duidelijker gebleken, dat er behoefte is aan meer bewegingsvrijheid. Landbouwbedrijven verdwijnen, bebouwing komt vrij en er wordt gezocht naar economische vernieuwing. De gemeente krijgt veel aanvragen voor de realisering van nieuwe initiatieven. Tevens heerst er bezorgdheid om de mogelijke teloorgang van de waarden van het buitengebied. De Enschedeër houdt van het landschap om hem heen.

In 2005 is naar aanleiding van de toenemende dynamiek in het buitengebied de nota "Verkenning Toekomst Buitengebied” geschreven. Buitenkans, gids voor het buitengebied, is de vervolgstap daarop. De gids is door de gemeenteraad vastgesteld en enkele malen geactualiseerd (18 oktober 2010 voor het laatst).

Er kan niet meer worden volstaan met het terughoudende beleid zoals dat in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is neergelegd. Door de provincie en het rijk zijn de deuren naar meer mogelijkheden voor het platteland opengezet. Ook wij zien het bieden van nieuwe mogelijkheden als een impuls voor het buitengebied, waarbij we tegelijkertijd wel moeten waken over de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden.

In de "Verkenning Toekomst Buitengebied” is al aangegeven, dat ontwikkelingen kansen voor het buitengebied kunnen zijn, kansen die moeten leiden tot economische draagkracht, maar ook tot een grotere publieke rijkdom in de vorm van natuurschoon, cultuurhistorie, rust, duisternis, biodiversiteit en de toegankelijkheid. Met Buitenkans, gids voor het buitengebied, kunnen deze ambities vorm krijgen. Wij willen de huidige waarden en identiteiten bewaren en deze richtinggevend laten zijn bij ontwikkelingen en initiatieven. Of, anders gezegd: het Enschedese buitengebied moet:

  • a. Kwalitatief hoogwaardig zijn in de zin van landschappelijke identiteit en diversiteit, beleefbaar cultureel erfgoed en grote ecologische waarden;
  • b. Vitaal en leefbaar zijn met voldoende perspectieven voor de landbouw en andere economische activiteiten;
  • c. Beleefbaar en toegankelijk zijn voor de Enschedese stedeling en andere bezoekers;
  • d. Een gebied zijn waar men rust, ruimte, stilte en duisternis kan ervaren.

Buitenkans, gids voor het buitengebied is opgesteld om uitvoering te kunnen geven aan bovengenoemde ambitie om meer mogelijk te maken in het buitengebied en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De gids is het instrument om sturing te geven aan nieuwe ontwikkelingen. Ruimtelijke kwaliteit is daarbij leidend.

Kijkend naar het beleid "Buitenkans, gids voor het buitengebied" met betrekking tot de beoogde ontwikkelingen in het plangebied dan is met name het in de gids geformuleerde VAB-beleid van belang (paragraaf 4.3.4):

  • Voor voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (VAB), zijnde een waardevolle schuur, gelegen op een boerenerf zijn de volgende functies toegestaan: wonen, werken, recreatie en toerisme. Voorbehoud is onder andere dat er geen aantasting van het karakter van het erf plaatsvindt en dat de nieuwe functie alleen binnen het VAB mag worden uitgeoefend.
  • In de VAB zijn uitsluitend bedrijven toegestaan uit de categorieën 1,2 en 3 van de staat van inrichtingen.
  • Voor deze ontwikkeling geldt dat verdergaande verstening van het buitengebied moet worden tegengegaan en andere (nieuwe) functies niet ten koste mogen gaan van de toekomstmogelijkheden van de landbouw.

Toetsing project Wiggersbosweg 60 aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid

De boerderij aan de Wiggersbosweg 60 was vroeger een woning annex het bedrijfsgebouw. De woonfunctie van deze boerderij is in de jaren 50 van de vorige eeuw vervangen door een nieuwe bedrijfswoning. De woonfunctie van de boerderij is toen komen te vervallen. Voorliggende aanvraag is gericht op het (opnieuw) toekennen van een woonbestemming aan de deze boerderij.

De boerderij voldoet aan de basisvoorwaarden om in aanmerking te komen voor een woonfunctie. De bebouwing is gelegen op een (voormalig) boerenerf, groter dan 450 m3, in Twentse stijl gebouwd en de oorspronkelijke vorm is herkenbaar. In de loop der jaren is echter wel een aantal karakteristieke kenmerken van de boerderij aangetast en/of verloren gegaan. Er zijn echter bijzondere omstandigheden waardoor niet voldaan kan worden alle harde criteria die in het gemeentelijke VAB-beleid zijn geformuleerd. Hieronder wordt nader onderbouwd waarom afgeweken kan worden van het beleid en medewerking is verleend aan het project.

Door de slechte kwaliteit van de voorgevel zal het gebruik maken van de VAB-mogelijkheden van de Gids Buitenkans om technische redenen leiden tot een nieuwe buitenkant voor de voorgevel en ten gevolge daarvan om esthetische redenen ook voor de rest van het pand. Dit wordt veroorzaakt door de specifieke stenen die in het verleden zijn gebruikt voor de voorgevel, kennelijk om de voorkant een wat luxer uiterlijk te geven. Het gaat daarbij om een zogenaamde 'Berghuizer steen'. Dit is een witte en roze kalkzandsteen die is gemaakt door een vroegere steenfabriek ten zuiden van Oldenzaal. De grondstof daarvoor is afkomstig van de zogenaamde Pannekoekplas ten noorden van het vliegveld. Deze fabriek bestaat niet meer en de steen is aantoonbaar niet meer te krijgen.

De voorgevel is in het verleden op diverse plekken aangetast en dat heeft geleid tot het nodige inboetwerk met andere stenen. De voorgevel moet daarom ingrijpend hersteld worden en feitelijk opnieuw worden opgebouwd. Maar sloop van de muur en vervolgens afbikken van de (zachte) kalkzand stenen zal onvermijdelijk leiden tot een fors breukverlies. Daardoor, en door het vroegere inboetwerk, is het aantal stenen voor herbouw van de gevel in dezelfde uitvoering volstrekt onvoldoende. Omdat de steen niet meer te krijgen is, is er redelijkerwijs geen andere keuze dan herbouw van de gevel met een andere steen.

Vanuit esthetisch oogpunt is het dan ook verstandig de overige muren in dezelfde steen uit te voeren waardoor er weer een eenheid ontstaat. Een deel van de te redden kalksteen (de lichtgekleurde) zal opnieuw in de gevel als ornamentering worden aangebracht. Van de roze stenen zal dat wat te redden valt, gebruikt worden in de tuin als tuinmuurtje en waterput. Op zo'n manier wordt op symbolische wijze recht gedaan aan de 'Berghuizer steen'.

Conclusie

Gezien de bijzondere omstandigheden en complexe voorgeschiedenis, is het nieuwe bouwplan vanuit ruimtelijke kwaliteitsoogpunt het maximaal haalbare. De aantasting van de onderdelen van de karakteristieke schuur die vanaf de weg zichtbaar zijn, is minimaal. Verder bevat het bouwplan een goede mix van vernieuwing en behoud, die zoveel mogelijk recht doet aan wat het gemeentelijk VAB-beleid beoogt (dit beleid heeft sociaal-economische en ruimtelijke kwaliteitsdoelstellingen) en aan het proces zoals het is verlopen. Er wordt veel toegestaan aan vernieuwing (er komt in belangrijke mate een nieuw gebouw) en daar staan een paar beperkingen tegenover (geen kapdoorbraak en geen kunststof). Hierdoor ontstaat er een gebouw dat past binnen de Twentse traditie en dat zich goed verdraagt met het landschap.

Het besproken technische probleem maakt dat het gebruik maken van de Gids buitenkans (dat een dergelijk karakteristieke schuur graag wil behouden) leidt tot ingrepen die de gids feitelijk niet wil (veranderingen in de originele toestand). Dit is een vervelend dilemma dat door het huidige bouwplan zo goed mogelijk wordt opgelost. De dorpsraad Lonneker heeft door haar inbreng het bouwplan in positieve zin beïnvloed en zij kan zich goed vinden in de oplossingen. Omdat hier sprake is van een bijzondere situatie is de kans gering dat het afwijken van het VAB-beleid zal zorgen voor precendentwerking. Gegeven het vorenstaande is afwijking van het beleid via de beschreven (maatwerk)oplossing verantwoord en wenselijk bevonden.

Hoofdstuk 7 Toetsing aan de relevante milieuaspecten

In dit hoofdstuk wordt kort en bondig ingegaan op de diverse omgevingsaspecten waarmee voor wat betreft de uitvoerbaarheid van het project rekening dient te worden gehouden.

7.1 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

In het kader van het project is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom de projectlocatie aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat op de projectlocatie. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Vervolgens is nagegaan of de projectlocatie is gelegen binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen.

De algemene conclusie luidt dat de bedrijven en voorzieningen in de omgeving van het plangebied geen milieuhinder veroorzaken die het toekennen van een woonbestemming belemmeren. Het toekennen van gewenste bestemming aan het projectgebied heeft geen ontoelaatbare invloed op het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen. Het meest nabij gelegen agrarische bedrijf is gesitueerd op circa 100 meter van het plangebied. Omdat andere bestaande woningen zij gesitueerd op een kortere afstand van dit bedrijf, is deze maatgevend voor de milieuhygiënische mogelijkheden van het agrarisch bedrijf. De omliggende functies worden door de nieuwe woning daarom niet beperken in hun (planologische) mogelijkheden.

7.2 Bodemkwaliteit

Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Er is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit volgt dat binnen het projectgebied geen verdachte locaties aanwezig zijn en geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend zijn. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij voorliggend plan geen rekening hoeft te houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging.

7.3 Wet geluidhinder

Op grond van het bepaalde in artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht moet bij een project worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder verplicht burgemeester en wethouders om bij de voorbereiding van de vaststelling van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die zijn gelegen binnen onderzoekszones van (spoor-)wegen en industrieterreinen, een akoestisch onderzoek in te stellen naar de geluidsbelasting die binnen die zones gelegen geluidgevoelige gebouwen en terreinen ondervinden.

In voorliggende situatie kan gezien de grote afstand tussen de nieuwe woning en de Wiggersbosweg (ongeveer 90 meter) en de geringe verkeersintensiteit op deze weg afgezien worden van het uitvoeren van akoestisch onderzoek. Door deze omstandigheden kan gesteld worden dat de gevelbelasting op de nieuwe woning zal voldoen aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder.

7.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate (NIBM)' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De realisatie van de beoogde woning is aangewezen in de Ministeriële Regeling NIBM als categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. Daarom is een geen berekening nodig om te bepalen of de ontwikkeling binnen de getalsmatige begrenzing van het criterium 'niet in betekenende mate' valt. Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

7.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

De projectlocatie is niet gelegen in de nabijheid of binnen de aan te houden veiligheidsafstanden van risicovolle inrichtingen, buisleidingen of verplichte transportroutes van gevaarlijke stoffen. Een verdere toetsing aan de wet- en regelgeving voor risicovolle inrichtingen of het transport van gevaarlijke stoffen kan daarom achterwege blijven.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan door de gemeenteraad worden afgezien indien het gemeentelijk kostenverhaal van de grondexploitatie over de in de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Het verbouwen / transformeren van een karakteristieke schuur naar een woning op de projectlocatie Wiggersbosweg 60 is geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk. Het betreft hier een particulier initiatief, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente Enschede zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden. Voor het verhaal van de eventuele planontwikkelingskosten is een kostenverhaalovereenkomst met de initiatiefnemer worden gesloten.

Gelet op het voorgaande is de economische uitvoerbaarheid van de te verlenen omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit voor het verbouwen / transformeren van een karakteristieke schuur naar een woning op de projectlocatie Wiggersbosweg 60 voldoende aangetoond.

Hoofdstuk 9 Conclusies

Op basis van het gestelde in deze ruimtelijke onderbouwing kan nadat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen heeft verleend voor het verbouwen / transformeren van een karakteristieke schuur naar een woning een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verleend. Het project is getoetst aan vigerende wet- en regelgeving, ruimtelijk relevante en stedenbouwkundige beleidskaders en diverse relevante omgevingsaspecten. Uit deze toetsing is gebleken dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van dit project.