direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Stadsrandzone
Plan: Het Brunink 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20110955-0004

Artikel 3 Agrarisch - Stadsrandzone

3.1 Bestemmingsomschrijving
  • 1. het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  • 2. natuurgebieden en natuurbeheer;
  • 3. sier- en moestuinen
  • 4. extensieve recreatie;
  • 5. groenvoorzieningen;
  • 6. boomsingels,
  • 7. uit- en inritten, en toegangswegen;
  • 8. wandel- en fietspaden;
  • 9. speelvoorzieningen, en picknickplaatsen;
  • 10. kunstobjecten;
  • 11. sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen, vijvers, poelen, wadi's en bijbehorende kunstwerken als bruggen en duikers;
  • b. De gronden zijn tevens bestemd voor het weiden van vee en het verbouwen van gewassen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor "Agrarisch - Stadsrandzone" aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 3.1.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. bestaande agrarische dierverblijven mogen worden vernieuwd of vervangen; hierbij mag de oppervlakte van die gebouwen en het aantal bouwlagen niet worden vergroot. Het bouwen van nieuwe agrarische dierverblijven is niet toegestaan.

3.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. voor niet eerder genoemde overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter.

3.2.4 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.3 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;

3.2.5 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 3.2.1, 3.2.3 en 3.2.4 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.

3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  • 1. de situering, de oppervlakte, en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • 2. de aard, hoogte en de situering van erf- en terreinafscheidingen.

  • b. De in lid 3.3, onder a, genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
  • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
  • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
  • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam (agrarisch) grondgebruik;
  • 4. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
  • 5. ten behoeve van de sociale veiligheid;
  • 6. in verband met de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • 7. ten behoeve van de milieusituatie;
  • 8. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • 1. het opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen langer dan zes maanden per jaar;
  • 2. het gebruik van de overige schuren en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • 3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
  • 4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a voor het gebruik van opstallen ten behoeve van de stalling van caravans.
  • b. De afwijkingen, zoals genoemd in lid 3.5, onder a, worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • 1. de woonsituatie;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 3. de verkeersveiligheid;
  • 4. de sociale veiligheid;
  • 5. de brandveiligheid, de externe veiligheid, en de rampenbestrijding;
  • 6. de milieusituatie;
  • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • 1. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • 2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • 3. het aanleggen of verharden van wegen, paden, of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, buiten een agrarisch bouwperceel, en met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
  • 4. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
  • 5. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
  • 6. het leggen van drainagebuizen;
  • 7. het vellen, rooien, of verwijderen van houtwallen, boomsingels en houtopstanden.
  • b. De in lid 3.6, onder a, bedoelde werken en werkzaamheden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • c. De in lid 3.6, onder a, genoemde werken en werkzaamheden worden geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschapselementen en/of de natuurlijke waarden en/of de aanwezige archeologische, c.q. cultuurhistorische waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.