direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Overmaat - Fokkerweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20110208-0003

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Enschede

Op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken.

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld, waarin het belangrijkste bestaande ruimtelijk beleid uit diverse nota's is opgenomen en met elkaar in relatie is gebracht. Het gaat hier om de ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. De structuurvisie bevat hiermee de kern van hoofdonderwerpen op stedelijk niveau.

Deze structuurvisie is een beleidsdocument dat continue in ontwikkeling is. De stad ontwikkelt zich en het ruimtelijk beleid groeit hierin mee. Het is de ambitie om in de toekomst meer ruimtelijk beleid of stedelijke ontwikkelingen op te nemen in de structuurvisie. Ook zal het bestaande beleid regelmatig worden herijkt. Hiermee is de structuurvisie dynamisch en kan altijd inspelen op actuele thema's. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid zal de structuurvisie worden aangevuld om zo mee te kunnen gaan in de dynamiek van stedelijke ontwikkeling en zo een actueel kader te vormen voor burgers en bedrijven. Daarom is gekozen voor een volledig digitale structuurvisie, waarbij sectorale en gebiedsgerichte uitwerkingen snel geïntegreerd kunnen worden. De structuurvisie beoogt geen sectorale of gebiedsgerichte beleidsstukken te vervangen, maar de hoofdlijnen van al dit beleid in samenhang te presenteren. Hiermee wordt de hoofdlijn van het langjarig ruimtelijk beleid vastgelegd en blijft er op projectniveau flexibliteit om op veranderingen te kunnen anticiperen. Hierdoor is de structuurvisie geen op zichzelf staand document, maar bevat het beleid voor gebieden en lijnen met verwijzingen naar de achterliggende beleidsstukken waarmee de bredere context en beleid duidelijk worden.

3.3.2 Structuurvisie Luchthaven Twente e.o.

Op 14 december 2009 heeft de gemeenteraad de structuurvisie gebiedsontwikkeling luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Hierin is gekozen voor optie B (luchthaven in het groen).

Wonen

Er is behoefte aan een kwaliteitsverbreding op alle niveaus van de aanbodzijde van de woningmarkt in de omgeving. Dit biedt ruimte voor nieuwe concepten. Kansen hiervoor liggen met name in de binnenstedelijke ruimte en in het buitengebied, met de daaraan gelieerde specifieke woonconcepten en –milieus. De gemeente Enschede heeft tegelijkertijd als beleidsdoel het aanbod in het hogere segment van de woningmarkt uit te breiden, om zodanig het aantrekken en vasthouden van hoger opgeleiden te kunnen nastreven.

Structuurvisie Luchthaven Twente in relatie tot het plangebied

Kamp Overmaat wordt in de structuurvisie herontwikkeld met behoud van zijn parkachtige karakter, met als programma wonen en dienstverlening. Voor Fokkerweg is woningbouw opgenomen in de visie.

3.3.3 Ontwikkelingsplan 2012

Op 12 maart 2012 heeft de gemeenteraad van Enschede op basis van een strategische heroriëntatie naar aanleiding van de gewijzigde economische omstandigheden een herijking van de tot dan toe geldende plannen voor de gebiedsontwikkeling luchthaven Twente vastgesteld. In dit ontwikkelingsplan zijn ten opzichte van de structuurvisie gebiedsontwikkeling luchthaven Twente e.o. de volgende onderdelen van belang:

Fokkerweg

In de gemeentelijke Structuurvisie is dit deelgebied aangewezen voor “wonen”. De provinciale Ruimtelijke visie gaat uit van “landelijk wonen / werken”. Er zijn geen afwijkingen met de vastgestelde kaders. De aanpassing van de stedenbouwkundige invulling, die aansluit bij de huidige lintbebouwing, sluit beter aan op de provinciale titel “landelijk wonen”.

Overmaat

In de gemeentelijke Structuurvisie is dit deelgebied aangewezen voor “wonen”. De provinciale Ruimtelijke visie gaat uit van “landelijk wonen / werken”. Er zijn geen verschillen met de eerdere kaders.

3.3.4 Woonvisie Enschede 2025

De Woonvisie Enschede 2025, stad in beweging, is door de gemeenteraad van Enschede op 12 maart 2012 vastgesteld. In de Woonvisie gaat het om de vraag hoe gemeente, ontwikkelaars en alle andere partijen die actief zijn op de woningmarkt, ook op de langere termijn kunnen inspelen op de ontwikkelingen in de markt. De huidige woningmarkt is ontspannen en de dynamiek ontbreekt door de economische omstandigheden. De woonconsument is kritisch en wil voortaan kunnen kiezen om zijn woonwensen te verzilveren.

De uitdaging op het gebied van wonen ligt vooral in het faciliteren van passende huisvesting voor de autonome bevolkingsgroei en huishoudens alsmede het faciliteren van de te huisvesten mensen als gevolg van de economische ambitie van Enschede (5e Kennisregio van Europa). In de stad is behoefte aan gedifferentieerde woonmilieus, zowel centrumstedelijke- als groene woonmilieus. De uitdaging ligt er in om op goede plekken de juiste nieuwe woningen te bouwen en een goed aanbod van woonmilieus in de regio te realiseren. De Enschedese ambitie om nieuwe (innovatieve) bedrijven aan te trekken, kan de vraag naar woningen beïnvloeden. Iedere woning moet 'raak' zijn.

3.3.5 Kantorennota 2002

In oktober 2002 is door de gemeenteraad het kantorenbeleid van de gemeente Enschede vastgesteld. In de Kantorennota 2002–2010 staan randvoorwaarden voor een duidelijk en aansprekend kantorenbeleid.

Beleidsuitgangspunten kantorenbeleid

De belangrijkste uitgangspunten voor het kantorenbeleid zijn:

  • a. Het ontwikkelen van een aantrekkelijk investerings- en ontwikkelingsklimaat. Dat betekent dat de gemeente een visie heeft op de kantorenmarkt. Marktpartijen die investeren in kantoorontwikkelingen waarderen dit. Ook verwachten zij inzicht in actuele marktontwikkelingen. Uiteindelijk biedt dit hen meer zekerheid en vertrouwen in investeringen die zij plannen in Enschede. Juist in de huidige situatie is het belangrijk dat de gemeente een consistente visie uitstraalt;
  • b. Het aanbieden van de juiste hoeveelheid kantoorlocaties van de juiste kwaliteit die aansluit bij de marktvraag;
  • c. Voorkomen van versnipperde ontwikkelingen. De markt wil namelijk krachtige kantoorlocaties die een duidelijke aantrekkelijkheid en positie hebben;
  • d. De kantoorontwikkeling van Enschede in breder regionaal kader plaatsen. In de toekomst zal de netwerkstad opereren als één kantorenmarkt.

Dit beleid houdt in, dat het aanbod van kantorenlocaties qua hoeveelheid en kwaliteit goed dient aan te sluiten op de marktvraag, maar ook dat leegstand moet worden voorkomen in tijden van laagconjunctuur. Op deze manier zorgt de gemeente voor een markt waar vastgoedpartijen graag in investeren. Het nieuwe beleid beschrijft de gewenste omvang, fasering, segmentering en positionering van de verschillende kantorenlocaties in Enschede. Enschede heeft hiermee een kantorenbeleid dat gericht is op de toekomst en op een goede verhouding tussen vraag en aanbod. Vanwege dreigend overaanbod zet Enschede in op drie krachtige kantorenlocaties, te weten de directe stationsomgeving, Zuiderval e.o. en het Business & Sciencepark. De voornamelijk regionale zakelijke dienstverlening (zonder baliefunctie) bevindt zich aan de singels en betreft over het algemeen de meer representatieve locaties. De kleinschalige zakelijke dienstverlening (eigenaar/gebruikers) is vooral te vinden aan de singels en aan uitvalswegen. Kleinschalige kantoorontwikkelingen in de wijk worden zoveel mogelijk beperkt. Daar waar het wel wordt toegestaan mag de ontwikkeling niet concurrerend zijn met de formele kantorenlocaties. Daarom wordt een tweetal normen gehanteerd. Zo mogen kantoren aan singels en uitvalswegen niet groter zijn dan 350 m² bruto-vloeroppervlak (bvo) (of 15-20 werkzame personen) en moet er bovendien al sprake zijn van enige concentratie van kantooractiviteiten. Wanneer er geen sprake is van geconcentreerde ontwikkeling of wanneer het een ontwikkeling in de wijk betreft, geldt de norm van 150 tot 200 m² bvo per gebouw (of 5-10 werkzame personen).

Kantorennota in relatie tot het plangebied

Het plangebied ligt buiten de formele locaties en beleidsmatig is hier dus maximaal 200 m2 bvo aan kantoorruimte toegestaan. Omdat het gebouw tot voor kort als kantoor gebruikt werd, is gekozen om voor het gehele bestaande pand de kantoorfunctie toe te staan.

3.3.6 Beleid functiemenging

Het beleid t.a.v. functiemenging is een overkoepelend beleid ter stimulering van de werkgelegenheid en leefbaarheid in (woon)wijken. Uitgangspunt is om – naast de reeds bestaande wettelijke mogelijkheid tot bedrijfshuisvesting in een deel van de woning (beroep of bedrijf aan huis) – kleine bedrijven te laten vestigen in daarvoor geschikte panden of een verruiming van de regels op bepaalde gebieden toe te staan. Te denken valt aan voormalige solitaire winkelpanden, grote woningen (o.a. langs de singels, invalswegen) en hobbykamerwoningen. Hierdoor wordt het vestigingsmilieu in de stad gevarieerder en wordt de broedplaatsfunctie fysiek een kans gegeven. Het beleid sluit hiermee tevens aan bij het gemeentelijk startersbeleid.

Werken aan huis

Veel ondernemers starten een eigen, voornamelijk dienstverlenend, bedrijf vanuit hun woning. De woning is zeker in de beginfase van het bedrijf een ideale vestigingslocatie. Het is goedkoop, flexibel en geschikt om werk te combineren met andere taken. Vanuit economisch opzicht leveren deze bedrijven aan huis een goede bijdrage aan de bedrijvigheid, leefbaarheid en dynamiek van de wijk. Bovendien wordt de werkgelegenheid hierdoor bevorderd.

Het bevorderen van het starten van een bedrijf vanuit de woning past ook bij de huidige aandacht voor levendige wijken, het multifunctioneel bouwen en een meervoudig ruimtegebruik.

Voor de gemeente is het fenomeen “bedrijf aan huis” ook relevant. Dit met name vanuit het programma 'Enschede Werkt', maar in algemene zin ook vanuit de volgende doelen:

  • het bevorderen van werkgelegenheid in de wijk;
  • het vergroten van de (sociaal-economische) dynamiek in de wijk door een vermindering van de nadruk op de woonfunctie;
  • het bevorderen van sociale stijging;
  • het terugdringen van mobiliteit.

In het kader van de functiemenging in woonwijken geldt voor de uitoefening van aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in het algemeen een vrij ruim toelatingsbeleid, waarbij niet alleen de uitoefening van vrije beroepen aan huis (tandartsen, huisartsen, fysiotherapeuten e.d.), maar ook bedrijfsmatige (dienstverlenende) activiteiten bij de woonfunctie passend worden geacht, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden.

Woonmilieus

Enschede is ingedeeld in landelijk gehanteerde woonmilieus. Een woonmilieu wordt gezien als een aaneengesloten woongebied met een grote mate van ruimtelijke uniformiteit en sociale samenhang. De wijken en de buurten van Enschede hebben echter zoveel verschillende karakteristieken dat de omvang en de grenzen van woonmilieus meer in globale zin zijn te bepalen. De woonmilieus geven aan hoe een buurt is opgebouwd, in de samenhang tussen stedenbouw, korrelgrootte en woningtype. Hieruit kan ook iets worden afgeleid over de parkeermogelijkheden en de openbare ruimte. Vaak trekken bepaalde woonmilieus ook mensen aan met een bijbehorende leefstijl. Het ene woonmilieu leent zich daarom beter voor functiemenging dan het andere woonmilieu.

In de beleidsnotitie functiemenging in wijken en (verborgen) enclaves, vastgesteld door burgemeester en wethouders van Enschede op 7 juli 2009, is een onderscheid gemaakt in vier categorieën regelingen voor functiemenging, gerelateerd aan het type woonmilieu.

Regeling functiemenging per woonmilieu:

Categorie A: De huidige regeling functiemenging handhaven (max. 30m² bebouwd oppervlak,

daarboven afwijken aanvragen per geval).

Categorie B: 30 % van het bebouwde oppervlak standaard vrijgeven voor functiemenging

(daarboven afwijken aanvragen per geval).

Categorie C: Binnen de kaders van de Gids Buitenkans geheel vrijlaten.

Categorie D: Een aantal “hotspots” in de stad aangeven, waarbinnen een 49% afwijken

toegestaan wordt (daarboven herziening bestemmingsplan aanvragen per geval)

De beleidsnotitie functiemenging in wijken en (verborgen) enclaves is vastgesteld als beleidskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Tevens wordt beoogd de planologische keuzes in het ruimtelijk beleid ten aanzien van functiemenging te faciliteren in ruimtelijke regelgeving door enerzijds een wijze van ontwikkelingsgericht bestemmen en anderzijds de juridische regeling voor beroep of bedrijf aan huis in bestemmingsplannen daarop af te stemmen. Aangezien een bestemmingsplan in overeenstemming dient te zijn met het belang van een goede ruimtelijke ordening ofwel 'duurzame ruimtelijke kwaliteit', moet de planologisch toegestane functiemenging wel zodanig zijn dat enerzijds een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd en anderzijds ook een goede bedrijfsuitoefening is verzekerd. De beleidsuitgangspunten voor aan huis gebonden beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten hebben een juridische vertaling gekregen in de specifieke gebruiksregels binnen de woonbestemming (zie hoofdstuk 6 Juridische planopzet, paragraaf 6.3.2. Bestemmingsregels, bestemming “Wonen”).

Beleid functiemenging in relatie tot het plangebied ”Overmaat - Fokkerweg”

Het plangebied valt in de categorie B, waarvoor 30 % van het bebouwde oppervlak standaard vrijgeven wordt voor functiemenging.

3.3.7 Watervisie

De “Watervisie Enschede- de blauwe aders terug in de stad” is in oktober 2002 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld. De hierin opgenomen principes vormen de basis voor de aanpak en benadering van de waterhuishouding van Enschede en zijn afgeleid uit de richtlijnen die de rijksoverheid heeft vastgesteld voor het waterbeheer in Nederland. De missie van de watervisie is het aanzetten tot het aanpakken van problemen en het grijpen van de kansen in het stedelijk waterbeheer. Ter ondersteuning van de missie zijn in de watervisie drie doelstellingen opgenomen:

  • 1. Water moet een leidende rol vervullen bij de ruimtelijke inrichting,
  • 2. Samenwerking tussen de verschillende 'waterpartners' (bijvoorbeeld het waterschap), de gemeentelijke organisatie en samenwerking tussen de gemeente en de bewoners moet bevorderd worden,
  • 3. Water moet weer in de belevingswereld van de bewoners komen.

Om de watervisie in 2030 werkelijkheid te kunnen laten zijn, moet de visie een samenhangend geheel vormen en moeten betrokken partijen intensief met elkaar samenwerken. Het geraamte van de visie bestaat uit een viertal leidende principes, die zijn afgeleid uit de richtlijnen die de rijksoverheid heeft vastgesteld voor het waterbeheer in Nederland:

  • a. Vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren: regenwater dient zo min mogelijk uit het stedelijk gebied afgevoerd te worden. De achtergrond van dit principe is dat door versnelde afvoer van hemelwater stroomafwaarts problemen in de waterhuishouding ontstaan.
  • b. Herstellen van de nierwerking: het zoveel mogelijk scheiden van schone en vuile waterstromen, waarbij het schone water mogelijkheden biedt tot (her)gebruik en het vuile water afgevoerd moet worden naar de zuivering.
  • c. Een doelmatige waterketen: minimaliseren van de kosten van de keten, het minimaliseren van de negatieve effecten op het milieu en het vergroten van de dienstverlening naar de gebruiker van de waterketen.
  • d. Beleving van water: door water een expliciete rol te geven in de leefomgeving van mensen,kan de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting worden vergroot.