direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Eschmarke Zuid West 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20102122-0003

4.1 Milieu

De ruimtelijke ordening moet nadrukkelijk rekening houden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. De afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu is voor een deel verankerd in beleid, wet- en regelgeving. In de praktijk is het bestemmingsplan een belangrijk instrument voor een integrale afstemming tussen milieuaspecten en de ruimtelijke ordening en het doorvertalen van ruimtelijk relevante onderdelen van het milieubeleid.

Binnen het plangebied spelen diverse milieuaspecten een rol, onder andere vanwege de ligging aan belangrijke verkeerswegen van het plangebied en de bedrijvigheid in en rondom het plangebied.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om de resultaten van het onderzoek naar de milieuaspecten te beschrijven in de plantoelichting. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving alsmede met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk wordt aangegeven of en zo ja, op welke wijze in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met de verschillende milieu-aspecten. Aan de orde komen bodemkwaliteit, geluidhinder, milieuhinder van bedrijvigheid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, duurzaamheid en eventuele beperkingen als gevolg van kabels, leidingen en straalpaden.

4.1.1 Bodemkwaliteit

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet onderzoek worden verricht naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Bodemonderzoeken kunnen echter in verschillende gradaties plaatsvinden. Naast de uitvoering van een historisch onderzoek, kan het noodzakelijk zijn een verkennend, of –indien de onderzoeksresultaten daar aanleiding toe geven- zelfs aanvullend bodemonderzoek te laten plaatsvinden in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan "Eschmarke Zuid West 2010" is hoofdzakelijk conserverend van karakter. Overwegend wordt de bestaande situatie in het plangebied vastgelegd. Daarnaast is een nieuwe ontwikkeling gepland op gronden gelegen ten westen van de Oostweg, voorzover gelegen tussen de Gronausestraat en de Keppelerdijk.

Inventarisatie

Voor de gebieden waarvoor in onderhavig bestemmingsplan de bestaande situatie wordt vastgelegd (o.a. Leuriks West en Eekmaat) zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. In deze plangebieden zijn in de afgelopen jaren diverse verkennende en nader bodemonderzoeken uitgevoerd. De hierbij aangetroffen bodemverontreiniging (incl. asbest in puin) zijn in de afgelopen jaren gesaneerd. Deze locaties zijn geschikt gemaakt voor het gebruik wonen. De eventuele bodemgerelateerde belemmeringen zijn weggenomen.

Met betrekking tot het nog te ontwikkelen plangebied Leuriks Oost zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd:

Lon. F 4837: Het perceel is in 2005 gesaneerd op de aanwezigheid van asbest in de puinverharding en onderliggende grond. Vanwege de opslag van grond de afgelopen jaren heeft in 2011 nog een actualisatieonderzoek (incl. asbest) plaatsgevonden. Hierbij zijn licht verhoogde gehalten aan verontreinigende stoffen aangetroffen. Asbest is in de bovengrond niet aangetroffen.

Lon. F 4838: In 2011 heeft een actualisatie bodemonderzoek aangetroffen. Zowel in de bovengrond als in het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan verontreinigende stoffen aangetroffen. In de puinverharding is geen asbest aangetroffen.

Lon F 6102 en AA 25: In 2008 zijn deze percelen onderzocht conform de NEN 5740 en NEN 5707. Hierbij zijn alleen in het grondwater licht verontreinigde stoffen aangetroffen.

Lon. F 4080: Uit diverse onderzoeken op het betreffende perceel is geconstateerd dat het perceel verontreinigd was met bodemvreemd materiaal bestaande uit puin en asbest. Dit werd veroorzaakt door de aanwezigheid van een puinverharding. In 2008 is de met asbest verontreinigde puinverharding gesaneerd conform de saneringsdoelstelling.

Lon. F AA 2439: In 2004 is de bodem is de bodem onderzocht. Hierbij zijn licht verhoogde gehalten aan verontreinigende stoffen aangetroffen (incl. asbest).

De overige percelen zijn niet in het plangebied opgenomen en derhalve ook niet door ons onderzocht.

Conclusie/advies

Uit hierboven weergegeven informatie blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit plan. Hierbij dient te worden opgemerkt dat voor het verkrijgen van een bouwvergunning een bodemonderzoek niet ouder mag zijn dan 5 jaar. Dit betekent voor de toekomst dat het kadastrale perceel bekend als gemeente Lonneker, sectie AA, nr 2439 opnieuw dient worden onderzocht. De kosten die hiermee zijn gemoeid - circa € 3.000.- - komen voor rekening van de ontwikkelende partij. Ook de percelen die nog niet onderzocht zijn, zullen ten behoeve van een eventuele bouwvergunning verkennend onderzocht moeten worden.

4.1.2 Geluid

Inleiding

In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan “Eschmarke Zuid West 2010” dient een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld waarin onder andere de milieugevolgen inzichtelijk moeten worden gemaakt. Het bestemmingsplan legt voor het overgrote deel de bestaande situatie in het plangebied vast. Nieuwe ontwikkeling is mogelijk in het gebied Leuriks Oost waar realisatie van 111 nieuwe woningen wordt mogelijk gemaakt.

Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en regeling gelden er voorkeursgrenswaarden, streefwaarden of maximale grenswaarden voor geluidgevoelige functies. Om te bepalen of voldaan wordt aan de gestelde eisen is onderzoek nodig.

Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen is vanuit de Wet geluidhinder onderzoek naar de geluidbelasting noodzakelijk indien de bestemmingen zijn gelegen binnen een wettelijk zone. Binnen het plangebied worden binnen de zone van de Gronausestraat en de Oostweg woningen gerealiseerd. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan het geluid vanwege de Gronausestraat en de Oostweg.

Industrielawaai, spoorweglawaai en luchtvaartlawaai zijn voor het plangebied niet relevant.

Wegverkeer

Wettelijk kader

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Op geluidgevoelige bestemmingen bedraagt de voorkeurgrenswaarde 48 dB. Een geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidsnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 7 april 2009 en de herziene versie op 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders vastgesteld.

Onderzoek

Naar de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Gronausestraat en de Oostweg is door de gemeente Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek, De Eschmarke Deelplan II “Eekmaat West”, Nieuwbouw 111 woningen Enschede” van 15 juli 2011. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Resultaten

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Gronausestraat en de Oostweg bij 20 woningen niet voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

Hogere waarde

Een geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota.

In het akoestisch onderzoek is de mogelijkheid van bron- en overdrachtsmaatregelen onderzocht. Als bronmaatregel is gekeken naar het toepassen van stil asfalt (dunne deklagen) en het verlagen van de snelheid van 50 km/uur naar 30 km/uur. Als overdrachtsmaatregel is gekeken naar een geluidwal/-scherm.

Met maatregelen is het technisch mogelijk om de geluidbelasting op de woningen te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde. Het terugbrengen van de geluidbelasting door middel van bron- of overdrachtsmaatregelen stuit echter op bezwaren van financiële, stedenbouwkundige en verkeerskundige aard. Hiermee wordt aan de eerste eis om een hogere waarde te kunnen vaststellen voldaan.

In de Geluidnota is bepaald dat om een hogere waarde te kunnen vaststellen:

  • een woning ten minste één geluidluwe gevel heeft. Een gevel is geluidluw indien de geluidbelasting ten gevolge van elk van de afzonderlijk te onderscheiden bronnen op grond van de Wet geluidhinder niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde die voor elk van de afzonderlijk te onderscheiden geluidbronnen geldt.
  • verblijfsruimten en buitenruimten (indien beschikbaar) bij voorkeur gelegen zijn aan de geluidluwe zijde van een woning.

In totaal 11 woningen aan de Gronausestraat en 9 woningen aan de Oostweg ondervinden een geluidbelasting van meer dan 48 dB. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste respectievelijk 56 en 55 dB. Hiermee wordt voldaan aan de ten hoogste toegestane hogere waarde van 63 dB voor woningen in binnenstedelijk gebied.

De geprojecteerde woningen ondervinden op de gevel aan de geluidluwe zijde een geluidbelasting van ten hoogste 44 dB. Hiermee wordt voldaan aan de waarde van 48 dB uit de Geluidnota.

Uit het voorgaande blijkt dat aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde voor de 11 woningen aan de Gronausestraat en 9 woningen aan de Oostweg wordt voldaan.

Op één woning, de “woning Spoelder aan de Gronausestraat”, is er sprake van cumulatie in de zin van artikel 110f van de Wet Geluidhinder. De geluidbelasting op de noord- en oostgevel ondervindt daardoor een geluidbelasting van respectievelijk 50 en 52 dB. Deze waarde voldoet aan de maximale ontheffingswaarde uit de Wet Geluidhinder en de situatie voldoet aan de Geluidnota van de Gemeente Enschede.

Conclusie

In het bestemmingsplan “Eschmarke Zuid West 2010” worden ten behoeve van het te ontwikkelen woongebied “Leuriks Oost" nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, in totaal 111 woningen, binnen de onderzoekszone van de Gronausestraat en de Oostweg gerealiseerd. Vanwege het wegverkeer op de Gronausestraat en de Oostweg wordt op de gevel van 19 woningen niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

Een geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden voor het vast stellen van een hogere waarde wordt voldaan.

Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan zal een procedure worden gestart voor het vaststellen van een hogere waarde.

4.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Veel potentiële conflictsituaties waarbij milieuaspecten in het geding zijn, kunnen worden voorkomen door toepassing van zonering. Zonering is in zijn algemeenheid een ruimtelijk middel voor het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak conflicterende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd.

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter vergroting van de leefkwaliteit. Bij integrale milieuzonering wordt bovendien rekening gehouden met cumulatieve effecten. Voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming is de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” (2009) in de praktijk een belangrijk hulpmiddel. Deze publicatie geeft voor vele bedrijfstypen, opslagen en installaties aan welke milieuaspecten een rol kunnen spelen en biedt een handreiking ten aanzien van welke gemiddelde afstanden tot woonbebouwing vanuit een goede ruimtelijke ordening 'passend' zijn. De genoemde richtafstanden zijn slechts indicatief, waardoor maatwerk op lokaal niveau noodzakelijk is.

In verband met de voorbereiding van het bestemmingsplan "Eschmarke Zuid West 2010" heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en geprojecteerde bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in en rondom het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende contouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Aan de hand van dossieronderzoek is, met behulp van de gemeentelijke bedrijvenlijst, en de publicatie "Bedrijven en milieuzonering", van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen en rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de wenselijke afstanden tot woningen aangegeven.

Indien dit noodzakelijk is gebleken, is aan de hand van nader onderzoek bezien in hoeverre de indicatieve hindercontouren, die gebaseerd zijn op de potentiële milieubelasting van de bedrijven en voorzieningen, in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de bestemmingen.

In verband met het opstellen van het bestemmingsplan "Eschmarke Zuid West 2010" is onderzoek verricht naar de potentiële milieubelasting van de bedrijven binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan. Hierbij is gebruik gemaakt van het bedrijvenbestand van de gemeente Enschede en de resultaten van een uitgevoerd veldonderzoek. Met behulp van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering", een VNG uitgave van 2009, zijn van de aanwezige bedrijven de indicatieve hindercontouren en de categorie bepaald.

De algemene conclusie luidt dat de bedrijven en voorzieningen in het plangebied geen milieuhinder veroorzaken die van invloed is op de wijze van bestemmen van functies op aangrenzende gronden binnen het plangebied of knelpunten opleveren voor de omgeving buiten het plangebied.

Hieronder wordt afzonderlijk ingegaan op de binnen en buiten het plangebied aanwezige bedrijven en voorzieningen.

4.1.3.1 Bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied

Adres   Naam   Omschrijving activiteit   Cat
 
Milieuaspect   Indicatieve afstand
(in m1)  
Dolphiaweg 11   Essent   Trafo   1   Geluid en gevaar   10 m  
Ekersdijk 220   Eilermark   Voetbalvereniging   3.1   Geluid   50 m  
Esmarkelaan 2   Kuypers Haarmode   Kappersbedrijf   1   Geluid   10 m  
Esmarkelaan 6   Het Eikpunt Eten&drinken   Cafetaria   1   Geur, geluid en gevaar   10 m  
Esmarkelaan 12   Kaas & Co Esmarke   Detailhandel   1   Geluid   10 m  
Esmarkelaan 14   Albert Heijn   Supermarkt   1   Geluid en gevaar   10 m  
Esmarkelaan 20   Alfons Alink Brood en banket   Detailhandel brood en banket   1   Geur, stof, gevaar en geluid   10 m  
Esmarkelaan 22   Etos   Drogisterij   1   Gevaar   10 m  
Esmarkelaan 26   Samenwerkende Apotheken Enschede   Apotheek   1   Gevaar   10 m  
Esmarkelaan 1-89   MFA De Eschmarke   Multifunctionele accommodatie (onderwijs)   2   Geluid   30 m  
Esmarkelaan 170   Het Fysio Team   Fysiotherapiepraktijk   1   Geluid   10 m  
Esmarkelaan 199A   Essent   Trafo   1   Geluid en gevaar   10 m  
Esmarkelaan 201   OBS De Esmarke   Basisonderwijs   2   Geluid   30 m  
Esmarkelaan 205   Gemeente Enschede   Gymlokaal   2   Geluid   30 m  
Esmarkelaan 209   Stichting Kinderopvang Enschede   Kinderopvang   2   Geluid   30 m  
Gronausestraat 300   Stadsdeel Oost   Kantoor   1   Geluid   30 m  
Gronausestraat 300   Essent   Gasdrukregel- en meetstation   2   Geluid   30 m  
Gronausestraat 310   KPN   Zendmast   1   Geluid   10 m  
Gronausestraat 664   Restaurant Dolphia   Restaurant   1   Geur, geluid en gevaar   10 m  
Gronausestraat 710   Diverse bedrijven o.a. P&A Coaching   Kantoren/opleidings-instituut   2   Geluid   30 m  
Gronausestraat 752   Bruggerbosch   Verpleegtehuis   2   Geluid   30 m  
Gronausestraat 752   Tandartspraktijk De Eschmarke   Tandartspraktijk
 
1   Geluid   10 m  
Gronausestraat 846/848   Avanti Wilskracht   Omni sportvereniging   3.1   Geluid   50 m  
Gronausestraat 848   Essent   Gasdrukregel- en meetstation   2   Geluid   30 m  
Lisdoddelaan 18   Essent   Trafo   1   Geluid en gevaar   10 m  
Zuid Esmarkerrondweg 69   Phenix   Voetbalvereniging   3.1   Geluid   50 m  
Veldkerslaan 2A   Essent   Trafo   1   Geluid en gevaar   10 m  
Waterkerslaan 2A   Essent   Trafo   1   Geluid en gevaar   10 m  
Waterkerslaan 18   Essent   Gasdrukregel- en meetstation   2   Geluid   30 m  
Waterweegbreelaan 30B   Essent   Trafo   1   Geluid en gevaar   10 m  

Beoordeling van bedrijven binnen het plangebied met een hogere categorie dan 2

Als uitgangspunt bij deze beoordeling is gehanteerd dat alleen de milieuaspecten nader dienen te worden onderzocht waarvan de toelaatbare normafstand wordt overschreden. Onder de toelaatbare afstandsnorm wordt verstaan de maximale indicatieve afstand van bedrijven en voorzieningen (op basis van de VNG Publicatie Bedrijven en milieuzonering) die als aanvaardbaar wordt beschouwd. Voor woonwijken zijn dat inrichtingen tot en met categorie 2 waarvan de maximaal toelaatbare afstand 30 meter bedraagt. Dit betekent dat alleen die milieuaspecten zijn onderzocht waarvan de normafstand groter is dan 30 m.

a. Voetbalvereniging "G.V.V. Eilermark", Ekersdijk 220, 7534 BD Enschede

Voetbalvereniging met speelvelden, kantine en kleedgebouwen

Normafstanden
 
Geluid   50 m  

Op de inrichting is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing. Er gelden standaardgeluideisen op de dichtstbijzijnde woning 50 dB(A) etmaalwaarde en 70 dB(A) voor piekgeluid.

Het aspect geluid wordt bepaald door de activiteiten op het complex en het eventueel gebruik maken van een geluidinstallatie. De dichtstbijgelegen woningen zijn gelegen op ca. 60 m van het dichtstbijgelegen sportveld. Akoestische gegevens zijn niet bekend.

Op de gevel van de nabijgelegen woningen dient te worden voldaan aan de voorschriften van het Besluit. Indien dit het geval is dan kan er van worden uitgegaan dat voor het aspect geluid sprake is van een aanvaardbare situatie. Indien niet wordt voldaan aan de geluidsnormen dan zullen akoestische voorzieningen moeten worden getroffen. Klachten omtrent geluidsoverlast zijn niet bekend.

In de omgeving van de inrichting zijn woningen en andere sportcomplexen gelegen. Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG brochure kan de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 30 m.

Geconcludeerd kan worden dat de voetbalvereniging aanvaardbaar is in zijn omgeving.

b. Omnisportvereniging Avanti Wilskracht, Gronausestraat 846, 7534 AM Enschede

Sportvereniging met o.a. voetbal en handbal met speelvelden, kantine en kleedgebouwen

Normafstanden
 
Geluid   50 m  

Op de inrichting is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing. Er gelden standaardgeluideisen op de dichtstbijzijnde woning 50 dB(A) etmaalwaarde en 70 dB(A) voor piekgeluid.

Het aspect geluid wordt bepaald door de activiteiten op het complex en het eventueel gebruik maken van een geluidinstallatie. De dichtstbijgelegen woningen zijn gelegen op ca. 20 m van het dichtstbijgelegen sportveld. Met betrekking tot deze woningen zijn geluidwerende maatregelen (dove gevel) getroffen. De overige woningen zijn op grotere afstand dan 60 m van het dichtstbijzijnde speelveld gelegen.

Op de gevel van de nabijgelegen woningen dient te worden voldaan aan de voorschriften van het Besluit. Indien dit het geval is dan kan er van worden uitgegaan dat voor het aspect geluid sprake is van een aanvaardbare situatie. Indien niet wordt voldaan aan de geluidsnormen dan zullen akoestische voorzieningen moeten worden getroffen. Klachten omtrent geluidsoverlast zijn niet bekend.

In de omgeving van de inrichting zijn woningen en andere sportcomplexen gelegen. Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG brochure kan de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 30 m.

Gelet op de geluidwerende maatregelen bij de dichtstbijzijnde woningen en het feit dat er geen klachten zijn ten aanzien van geluidsoverlast, kan geconcludeerd worden dat de voetbalvereniging aanvaardbaar is in zijn omgeving.

c. Voetbalvereniging Phenix, Zuid Esmarkerrondweg 69, 7535 ?? Enschede

Voetbalvereniging met speelvelden, kantine en kleedgebouwen

Normafstanden
 
Geluid   50 m  

Op de inrichting is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing. Er gelden standaardgeluideisen op de dichtstbijzijnde woning 50 dB(A) etmaalwaarde en 70 dB(A) voor piekgeluid.

Het aspect geluid wordt bepaald door de activiteiten op het complex en het eventueel gebruik maken van een geluidinstallatie. De dichtstbijgelegen woningen zijn gelegen op ca. 25 m van het dichtstbijgelegen sportveld. Akoestische gegevens zijn niet bekend.

Op de gevel van de nabijgelegen woningen dient te worden voldaan aan de voorschriften van het Besluit. Indien dit het geval is dan kan er van worden uitgegaan dat voor het aspect geluid sprake is van een aanvaardbare situatie. Indien niet wordt voldaan aan de geluidsnormen dan zullen akoestische voorzieningen moeten worden getroffen. Klachten omtrent geluidsoverlast zijn niet bekend.

In de omgeving van de inrichting zijn woningen, maatschappelijke voorzieningen en drukke verkeerswegen gelegen. Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG brochure kan de normafstand voor geluid met één stap worden teruggebracht tot een afstand van 30 m.

Geconcludeerd kan worden dat de voetbalvereniging aanvaardbaar is in zijn omgeving.

4.1.3.2 Bedrijven en voorzieningen buiten het plangebied

Adres   Naam   Omschrijving activiteit   Cat
 
Milieuaspect   Indicatieve afstand
(in m1)  
Invloed op plange-bied  
Ekersdijk 210   Ons Clubje   Korfbalvereniging   3.1   Geluid   50 m   Nee  
Gronausestraat 216   BO-Rent   Verhuurbedrijf voor machines en werktuigen   3.1   Geluid   50 m   Ja
 
Gronausestraat 407   Gemeente Enschede   Begraafplaats   1   Geluid   10 m   Nee
 
Gronausestraat 425   Huuskes   Groothandel in vleeswaren, kaas en diepvriesproducten en andere voedingsmiddelen alsmede het bewerken van vers vlees, kipproducten en groenten   3.2   Geluid en geur   100 m   Ja
 
Gronausestraat 645   Pen Caravans   Handel in en repararatie van caravans   2   Geluid   30 m   Nee  
Gronausestraat 827   Glanerbrug Noord   Basisonderwijs   2   Geluid   30 m   Nee
 
Haverkampweg 155   Bouwmeester   Houden van paarden   3.1   Geur   50 m   Nee
 
Keppelerdijk 2   Essent   Gasdrukregel- en meetstation   2   Geluid   30 m   Nee
 
Keppelerdijk 2   De Huifkar   Speciaal onderwijs   2   Geluid   30 m   Nee  
Keppelerdijk 110   J.H.G. Stokkers   Landbouwloon-bedrijf met werkplaats   2   Geur en geluid   30 m   Nee
 
Keppelerdijk 200   De Twentse Es   Camping/restaurant   3.1   Geluid   50 m   Ja  
Keppelerdijk 204   Gemeente Enschede   Rioolgemaal   2   Geur   30 m   Nee
 
Keppelerdijk 270   J.I. Boers   Agrarisch bedrijf   3.2   Geur   100 m   Nee  
Noord Esmarkerrondweg 421   Albert Heijn en diverse andere detailhandel   Supermarkt en overige detailhandel   1   Geluid en gevaar   10 m   Nee
 
Zuid Esmarkerrondweg 74-76   Topstar International   Detail- en groothandel in sportartikelen, sportvloeren, fitnessapparatuur e.d.   2   Geluid   30 m   Nee
 
Winterweg 9-11   Bruinenberg   Autoherstelinrichting met plaatwerkerij en verfspuitinrichting   3.2   Geluid   100 m   Nee
 

Nadere beschouwing van bedrijven met potentiële invloed op het plangebied

Als uitgangspunt bij deze beoordeling is gehanteerd dat alleen de milieuaspecten nader dienen te worden onderzocht waarvan de toelaatbare normafstand wordt overschreden. Onder de toelaatbare afstandsnorm wordt verstaan de maximale indicatieve afstand van bedrijven en voorzieningen (op basis van de VNG Publicatie Bedrijven en milieuzonering) die als aanvaardbaar wordt beschouwd. Voor woonwijken zijn dat inrichtingen tot en met categorie 2 waarvan de maximaal toelaatbare afstand 30 meter bedraagt. Dit betekent dat in dit kader alleen die milieuaspecten zijn onderzocht waarvan de normafstand groter is dan 30 m en die zijn gelegen binnen het plangebied (in de tabel zijn deze aangegeven als bedrijven met mogelijke invloed op het plangebied)

a. BO Rent, Gronausestraat 216, 7533 BT Enschede

Verhuurbedrijf voor machines en werktuigen en auto's

Normafstanden
 
Geluid   50 m  
Geur en gevaar   10 m  

Voor de beoordeling of het bedrijf mogelijk invloed kan hebben op het plangebied is alleen het aspect geluid van belang omdat de normafstanden voor geur en gevaar niet zijn gelegen binnen het plangebied.

Binnen de normafstand van 50 m voor het aspect geluid, bevinden zich binnen het plangebied geen geluidgevoelige objecten zoals woningen. Een nadere beschouwing kan daarom achterwege worden gelaten.

Wel kan nog worden opgemerkt dat de omgeving van het bedrijf gekarakteriseerd kan worden als een gemengd gebied (bedrijven/woningen/drukke verkeersweg). Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Conform de systematiek van de VNG Publicatie Bedrijven en milieuzonering, kan de normafstand voor geluid met één stap teruggebracht worden. De afstand voor geluid zou dan 30 m worden. Het plangebied is op grotere afstand gelegen dan 30 m.

Op basis van het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect geluid geen knelpunt oplevert voor het plangebied. Temeer tussen het bedrijf en het plangebied een drukke verkeersweg is gelegen waardoor reeds een hoog geluidsachtergrond niveau zal heersen.

Geconcludeerd kan worden dat het bedrijf geen negatieve invloed heeft op het plangebied.

b. Huuskes Versproducten, Gronausestraat 425, 7533 BM Enschede

Groothandel in vleeswaren, kaas en diepvriesproducten en andere voedingsmiddelen alsmede het bewerken van vers vlees, kipproducten en groenten.

Normafstanden
(vleeswarenfabriek p.o. > 1000 m2)
 
Geluid en geur   100 m  
Gevaar   50 m  

Voor de beoordeling of het bedrijf mogelijk invloed kan hebben op het plangebied zijn alleen de aspect geluid en geur van belang omdat de normafstand voor gevaar, niet is gelegen binnen het plangebied.

Geur

Het aspect geur wordt hoofdzakelijk bepaald door het bereiden van voedingsmiddelen. De ligging van de emissiepunten van deze activiteiten is daarom maatgevend. De normafstand van 100 m dient daarom te worden aangehouden vanaf deze emissiepunten.

De emissiepunten voor het bereiden van voedingsmiddelen zijn gelegen op grotere afstand dan 100 m van het plangebied. Het bereiden van voedingsmiddelen heeft dus geen invloed op het plangebied.

Geluid

In het plangebied is de meest nabijgelegen woning op ca. 75 meter van de inrichting van Huuskes geprojecteerd. De woningen die parallel aan de Gronausestraat zijn gelegen ondervinden een geluidbelasting ten gevolge van Huuskes van Lden-niveau van maximaal 50 dB(A).

Deze woningen zijn overeenkomstig het Geluidbeleid van de Gemeente Enschede gelegen in het gebied “Verkeersinfrastructuur”. De toegestane geluidbelasting ten gevolge van bedrijven op woningen in dit gebied is 50 dB(A) of maximaal de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer in de huidige situatie minus 10 dB(A). Het geluidniveau van Huuskes voldoet aan deze waarden.

Geconcludeerd kan worden dat het bedrijf geen negatieve invloed heeft op het plangebied.

c. Camping De Twentse Es, Keppelerdijk 200, 7534 PA Enschede

Kampeerterrein met restaurant

Normafstanden
 
Geluid   50 m  
Geur en gevaar   30 m  

Bij het ontwerp van het stedenbouwkundig plan voor de invulling van het betreffende deelplan van De Eschmarke (Eekmaat West) is destijds rekening gehouden met de aanwezigheid van het bedrijf De Twentse Es en de hiervoor geldende normafstanden. De woningen zijn daarom op meer dan 50 m van het bedrijf gesitueerd. Een nadere beschouwing kan daarom achterwege worden gelaten.

Op basis van het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het bedrijf geen knelpunt oplevert voor het plangebied.

Geconcludeerd kan worden dat het bedrijf geen negatieve invloed heeft op het plangebied.

4.1.4 Externe veiligheid

Het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid en de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Bij de toetsing zijn ondermeer de volgende documenten betrokken:

  • a. Het 'Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999' (BRZO);
  • b. Het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI) en de 'Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen' (REVI) voor bedrijven die gevaarlijke stoffen op-overslaan en/of be-/verwerken, gewijzigd in 2009;
  • c. De 'circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (cRNVGS) voor transportroutes van gevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor, gewijzigd en verlengd in 2008;
  • d. De 'circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' uit 1984. Vanwege de veroudering van dit document is voorts het voorstel 'Bestuurlijke afspraken risicoafstanden aardgastransportleidingen' van 1 juli 2005 en het Programmaplan Buisleidingen van 10 januari 2006.

Algemeen

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent en zonder bescherming op de betreffende plek bevindt, dodelijk verongelukt door een calamiteit. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Risicokaarten gemeente Enschede en provincie Overijssel

De risicokaart is een plattegrond met informatie over risicolocaties. Bij het raadplegen van de risicokaarten van de gemeente Enschede en provincie Overijssel, is gebleken dat er zich in de omgeving van de projectlocatie geen bedrijven of functies bevinden die een risico vormen in het kader van externe veiligheid.

Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is vastgelegd in de gewijzigde en verlengde circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Ministeries van V&W, VROM en BZK, 2008). In de circulaire wordt uitgegaan van een risicobenadering. De risicobenadering bestaat uit een drietal stappen:

  • identificatie van risico's;
  • normstelling en toetsing aan normen;
  • indien noodzakelijk risicoreductie bij overschrijding van normen.

De identificatie van de risico's vormt de eerste stap. Als er geen (verhoogd) risico blijkt, kunnen de volgende stappen worden overgeslagen.

Voor het inventariseren van de risico's is gebruik gemaakt van de resultaten uit de inventarisatie inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water van het project 'Anker', (november 2005).

Omdat er thans wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving is tevens de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen bij de beoordeling betrokken. In de nota zijn de kaders van het externe veiligheidsbeleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen beschreven en wordt de ontwikkeling van een basisnet aangekondigd.

Wegverkeer

Rondom het plangebied zijn geen wegen gelegen die zijn aangewezen als route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg levert thans geen veiligheidsknelpunten op.

Anticiperen op het basisnet

In dit kader is het goed om het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen te noemen. In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2006) die is toegezonden aan de Tweede Kamer, wordt het basisnet aangekondigd, waarin voor alle hoofdverbindingen over de weg, het water en het spoor wordt bepaald welk vervoer mag plaatsvinden en hoe de ruimte erom heen kan worden gebruikt. Het basisnet maakt duidelijk over welke verbindingsassen het vervoer van gevaarlijke stoffen mag plaatsvinden en welke gevolgen dit heeft voor andere ruimtelijke functies (zoals wonen, werken en natuur) van een gebied. Bestuurders, bedrijfsleven, omwonenden, en hulpverleners en rampenbestrijding weten zo waar ze aan toe zijn.

Het in ontwikkeling zijnde basisnet bestaat uit drie typen verbindingen:

  • a. verbindingen waar ruimtelijke beperkingen gelden (categorie 1);
  • b. verbindingen waar ruimtelijke beperkingen en beperkingen voor het vervoer gelden (categorie 2);
  • c. verbindingen met beperkingen voor het vervoer waar geen ruimtelijke beperkingen gelden (categorie 3).

Beperking van de ruimtelijke ontwikkeling komt tot uitdrukking in een vaste veiligheidszone rond de verbinding (categorie 1). Beperkingen voor het vervoer worden uitgedrukt in gebruiksruimte, die aangeeft hoeveel en welke gevaarlijke stoffen over de verbinding mogen worden vervoerd (categorie 3). Het basisnet is nog niet ingevuld, maar zal in ieder geval de belangrijkste haven- en (petrochemische) industrielocaties uit de Nota Ruimte met elkaar verbinden door spoor-, water- en autowegen uit de categorieën 1 en 2. Bij de inventarisaties van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van het op te stellen nieuwe 'basisnet vervoer van gevaarlijke stoffen', is rondom het plangebied vooralsnog geen knelpunt geïnventariseerd. Bij categorie 3 gelden waarschijnlijk geen afstandseisen. Echter is het nog geen vastgesteld beleid, dus harde uitspraken hierover kunnen dan ook nog niet worden gedaan. De verwachting is dat in 2010 het basisnet wordt vastgesteld.

De normen voor het plaatsgebonden risico en/of groepsrisico worden, door vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, ter plaatse van de projectlocatie dan ook niet overschreden. Er zijn verder geen aanwijzingen dat het weggebruik van de wegen in de omgeving van het plangebied invloed heeft op het groepsrisico en de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid van risico's en de zelfredzaamheid van individuen in de omgeving bij uitvoering van het plan.

Railverkeer

Het plangebied ligt op geruime afstand van de spoorweg Hengelo - Enschede – Gronau. Over dit spoortraject worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. De normen voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico worden voor het baanvak Hengelo - Enschede – Gronau dan ook niet overschreden.

Indien kwetsbare bestemmingen mogelijk worden gemaakt nabij het spoor dient dit voorts te geschieden met inachtneming van de gewijzigde en verlengde circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Ministeries van V&W, VROM en BZK, 2008). Naar verwachting wordt deze binnen afzienbare tijd vervangen door regelgeving/normering welke is gebaseerd op het “Basisnet vervoer van gevaarlijke stoffen”.

Scheepvaart

Bevaarbaar water bevindt zich niet in de nabijheid van het plangebied. Dit aspect behoeft dan ook niet verder te worden beoordeeld.

Bedrijvigheid

Binnen het plangebied of in de directe omgeving van de planlocatie zijn ook geen risicovolle inrichtingen en andere bedrijven gelegen welke in het kader van de externe veiligheidsbeoordeling aandacht behoeven.

Externe Veiligheidsbeleid gemeente Enschede

Het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Enschede is vastgelegd in de Externe Veiligheidsvisie (EV-visie), die op 18 juni 2007 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld. In de EV-visie wordt onderscheid gemaakt in het naleven van wettelijk vastgelegde grenswaarden (naleven van landelijk beleid en regelgeving) en de vermindering van risico dat verder gaat dan het landelijk beleid (ambitie). Eén van de uitgangspunten van de EV-visie is: 'een benadering op maat gericht op naleving van vigerend landelijk risicobeleid (wegnemen knelpunten). Daar waar al aan landelijke eisen voldaan wordt, streven naar risicoreductie en actieve verantwoording over omgaan met restrisico's (preparatie van brandweer, strikte handhaving op veiligheidsaspecten) naar bevolking en betrokken bedrijven'. De ambitie binnen het gemeentelijk beleidskader heeft, met inzet van eigen middelen, geleid tot een start van deze uitvoering. Het gemeentelijk en het landelijk beleidskader eisen hetzelfde resultaat met het verschil dat het gemeentelijk beleidskader de maatregelen sneller wil doorvoeren dan landelijk vereist is. Naast de Bevi inrichtingen (die als prioritaire bedrijven worden aangewezen binnen de gemeente) kunnen middels een checklist, opgesteld door de gemeente Enschede, ook andere inrichtingen als “prioritair” worden aangewezen. Bij deze inrichtingen zou een plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 buiten de terreingrens mogelijk kunnen zijn. Deze bedrijven vallen niet onder het Bevi maar in het kader van de externe veiligheid dient daarmee wel rekening te worden gehouden.

Externe veiligheid betreffende het plangebied

In deze paragraaf wordt uiteengezet hoe dit bestemmingsplan zich verhoudt tot het genoemde beleid op het terrein van de externe veiligheid.

Bevi

In het plangebied komen geen bedrijven voor waarop dit besluit betrekking heeft. Het plangebied grenst niet aan een bedrijf waar het besluit betrekking op heeft.

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is het transportrisico van alle modaliteiten met betrekking tot het onderhavig bestemmingsplan beoordeeld. Tevens is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in acht genomen.

Modaliteit Weg

Het plangebied is niet gesitueerd nabij een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Voor transport van gevaarlijke stoffen over de overige transporttrajecten langs het plangebied zal, overeenkomstig het Raadsbesluit "Routering gevaarlijke stoffen" dd. 3 juli 2006, bij het bevoegd gezag ontheffing moeten worden aangevraagd.

Modaliteit Spoor

Op de hieronder afgebeelde kaart ‘vervoer gevaarlijke stoffen via het spoor’ (bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Spooratlas 1998) wordt een indicatie gegeven van de vervoerintensiteiten van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Uit de tekening kan worden opgemaakt dat de spoorverbinding Hengelo – Gronau niet wordt gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan behoeft hier derhalve geen rekening mee te worden gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20102122-0003_0010.jpg"

Figuur 1: Vervoer gevaarlijke stoffen via het spoor


Modaliteit Water

In de Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland (bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003) wordt een indicatie gegeven van de vervoerintensiteiten van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren. Uit de atlas kan worden opgemaakt dat het Twentekanaal tussen Hengelo en Enschede enkel wordt gebruikt voor het vervoer van brandbare vloeistoffen. Uit de atlas blijkt dat er geen plaatsgebonden risico is berekend en dat er ook geen sprake is van een groepsrisico. Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan behoeft hier geen rekening mee te worden gehouden, aangezien het plangebied niet nabij het Twentekanaal is gelegen.


Modaliteit Buisleidingen

In het plangebied komen geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen voor.


Gebruik van luchthavens

Het plangebied is hemelsbreed op circa 8 kilometer van het vliegveld Twente gelegen. Op het kaartje ‘Risico’s luchtvaartongevallen’ zijn de start- en landingsbanen op het vliegveld aangeduid met rode lijnen als gebieden waar 75 procent van de ongevallen plaatsvindt. Daarnaast is het met donkergeel aangegeven gebied, het gebied waar 10 procent van de ongevallen plaatsvindt. (bron: www.prv-overijssel.nl). Het plangebied ligt binnen het op de kaart in donkergeel aangegeven gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20102122-0003_0011.jpg"

Figuur 2: Risico’s luchtvaartongevallen


Conclusie

Ter plekke van het plangebied wordt voldaan aan de eisen van de externe veiligheid en is het plan wat betreft externe veiligheid niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In het kader van de voorbereiding van het voorliggende bestemmingsplan is onderzocht of de realisatie van het ruimtelijk plan, gelet op de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging, aanvaardbaar is. In deze paragraaf wordt eerst het wettelijk kader beschreven, waarna de onderzoeksresultaten en de conclusies van het onderzoek beknopt worden weergegeven.

Wettelijk kader

De Europese Unie heeft luchtkwaliteitsnormen vastgesteld, die het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging tot doel hebben. Deze normen zijn minimumvoorschriften: lidstaten kunnen strengere normen hanteren, bijvoorbeeld ter bescherming van de gezondheid van bijzonder kwetsbare bevolkingscategorieën, zoals kinderen en ouderen. Ook Nederland heeft deze luchtkwaliteitsnormen opgenomen in de nationale wetgeving.

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Aangezien titel 5.2 betrekking heeft op luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in AmvB's en ministeriële regelingen.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet Luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde.
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

De regelgeving behorend bij de Wet Luchtkwaliteit is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AmvB's) en Ministeriële Regelingen. Zo zijn inmiddels de volgende besluiten en regelingen in werking getreden:

  • het Besluit 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
  • de Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
  • de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007.
  • de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
  • het Besluit gevoelige bestemmingen.

Verder is in de nieuwe wetgeving het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geïntroduceerd. Het NSL bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk niveau de gestelde luchtkwaliteitseisen te halen. De maatregelen hierbij zijn gericht op het halen van de grenswaarden voor PM10 uiterlijk medio 2011 en voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Kenmerk van de maatregelen, die het NSL bevat, is het ervoor zorgen dat de huidige overschrijdingen worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 definitief vastgesteld.

Beoordeling onderzoeksresultaten gemeente Enschede

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet Luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde.
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

Met betrekking tot het conserverende gedeelte van het bestemmingsplan Eschmarke Zuid West 2010 (het vaststellen van de bestaande situatie) zijn er geen nieuwe ontwikkelingen, waardoor derhalve ook geen sprake is van een negatieve invloed op de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit voor dit gedeelte van het plangebied is dan ook niet noodzakelijk.
De conclusie hiervoor is dan ook zijn dat uit het oogpunt van luchtkwaliteit er geen belemmering ligt voor de realisatie van het plan.

Luchtkwaliteit in het gebied Leuriks Oost

In het kader van het opnemen van de nieuwe ontwikkelingen in het gebied zijn afzonderlijk onder andere de milieugevolgen inzichtelijk gemaakt. Ingegaan wordt op de gevolgen voor de luchtkwaliteit.

Wettelijk kader

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Daarmee zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) en Regeling saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit vervallen.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet Luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • Geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde.
  • Een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • Een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • Een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat per 1 augustus 2009 in werking is getreden.

De regelgeving behorend bij de Wet Luchtkwaliteit is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AmvB's) en Ministeriële Regelingen. Zo zijn inmiddels de volgende besluiten en regelingen in werking getreden:

  • Het Besluit 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
  • De Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
  • De Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007.
  • De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
  • Het Besluit gevoelige bestemmingen.

Verder is in de nieuwe wetgeving het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geïntroduceerd. Het NSL bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk niveau de gestelde luchtkwaliteitseisen te halen. De maatregelen hierbij zijn gericht op het halen van de grenswaarden voor PM10 uiterlijk medio 2011 en voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Kenmerk van de maatregelen, die het NSL bevat, is het ervoor zorgen dat de huidige overschrijdingen worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 definitief vastgesteld.

Overwegingen

Het onderhavige plan voorziet in de realisatie van maximaal 110 woningen. Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat het onderhavige project kan worden aangewezen als zijnde een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Conclusie met betrekking tot De Leuriks Oost

Het plan valt binnen de in de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" genoemde kaders waardoor er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering ligt voor de vaststelling van het plan.

4.1.6 Duurzaamheid

Duurzaamheid, klimaatverandering, energiebesparing zijn begrippen die volop op lokale, nationale en internationale agenda's staan. Het Kyotoprotocol uit 1997 is een belangrijke stap geweest in de mondiale bewustwording rond klimaatverandering.

Duurzaamheid heeft alles te maken met de schaarste van de hulpbronnen waarmee welvaart wordt voortgebracht. De oppervlakte van de aarde is eindig, de voorraden grondstoffen zijn eindig en de opnamecapaciteit van de atmosfeer en de omgeving zijn eindig. Maar ook een hoogopgeleide en gezonde bevolking, goed functionerende sociale netwerken, maatschappelijk vertrouwen, machines en infrastructuur, kennis, en andere voor een duurzame welvaart noodzakelijke hulpbronnen, zijn niet in onbeperkte mate aanwezig. Vanwege de schaarste van al deze hulpbronnen is het niet vanzelfsprekend dat de huidige welvaart duurzaam is, dat wil zeggen, tot in lengte van dagen gecontinueerd kan worden. Dit maakt duurzaamheidsbeleid tot een maatschappelijke noodzaak. Een duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder dat daarmee de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar worden gebracht.

Concreet betekent dit dat het handelen meer gericht moet zijn op een efficiënt gebruik van grondstoffen, dat zuiniger moet worden omgegaan met energie en biodiversiteit en dat geïnvesteerd moet worden in kennis en onderwijs, zodat technologieën kunnen worden ontwikkeld die latere generaties in staat stellen om met minimale inzet van schaarse grondstoffen en fossiele energie een aanvaardbaar welvaartsniveau te creëren. Het betekent ook dat voortdurend zorg moet worden besteed aan een verbetering van de sociale kwaliteit van de samenleving en dat geïnvesteerd moet worden in onderling vertrouwen en sociale participatie.

Duurzaamheidsbeleid

In 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede zich uitgesproken om in drie stappen naar klimaatneutraliteit in 2020 te groeien. Het jaar 2020 is hierbij als stip op de horizon van de gemeentelijke inspanningen gezet. Ook de gemeenteraad van Enschede heeft zich herhaaldelijk krachtig uitgesproken over duurzaamheid van woningen, duurzaamheid binnen projecten, energiebesparing en duurzame inkoop in de gemeentelijke organisatie, bewustwordingscampagnes.

Enschede werkt momenteel al aan een breed scala aan activiteiten op gebied van klimaatbescherming. De “strategische opgaven” fungeren hierbij als leidraad: Aspecten als werkgelegenheid, partnerships, groen imago en het welzijn van de Enschedese burger worden meegewogen in de keuzes waarop we de komende jaren vooral op inzetten. Daarmee grijpt de gemeente, tijdens huidige economische recessie, de kansen op het gebied van werkgelegenheid en duurzame (economische) ontwikkeling aan, samen met de partners.

Op 15 september 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota “Nieuwe Energie voor Enschede” vastgesteld. Dit beleidsdocument bevat een lange termijnvisie op duurzaamheid. Een belangrijke focus ligt op energieaanpak en op de mogelijkheden om de klimaatverandering te beperken. Deze twee aspecten vormen dan ook het speerpunt van het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid. De visie richt zich qua doelstellingen op het nationale Klimaatakkoord. Dit betekent dat in 2020 een CO2-reductie van 30% ten opzichte van 1990 is bereikt en dat 20% van het energiegebruik in 2020 duurzaam wordt opgewekt. In de visie is een uitvoeringsprogramma beschreven om de energietransitie daadwerkelijk te realiseren met een indeling van opgaven naar thema. Het intensiveren van de energiebesparing in de bestaande woningvoorraad, zowel particulier eigendom als huurwoningen, heeft hoge prioriteit.

4.1.7 Kabels, leidingen en straalpaden

Teneinde een goede belangenafweging mogelijk te maken voor de diverse functies binnen het plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van binnen het plangebied voorkomende kabels, leidingen en straalpaden voor telecommunicatie. Dit houdt verband met de mogelijke beperkingen aan het gebruik en/of bebouwing als gevolg van aan te houden afstanden tot gevoelige functies en maximale hoogten. Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding vastgelegd en in de planregels nader geregeld. Dit betreft de hoofdtransportleidingen voor gas en brandstof, leidingen voor het vervoer van risicovolle stoffen, bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsleidingen en straalpaden.

Aardgastransportleiding

Binnen het plangebied zijn twee aardgastransportleidingen aanwezig. Eén van de leidingen loopt vanaf de Keppelerdijk langs de westzijde van de Oostweg richting de Gronausestraat. De andere leiding loopt onder het tracé van de Watermuntlaan, door de groenstrook tussen Waterlelielaan en Wederiklaan richting de Gronausestraat. Deze leidingen zijn als zogenaamde dubbelbestemming "Leiding - Gas" in het bestemmingsplan opgenomen. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.

Hoogspanningslijnen en/of -leidingen

Aan de oostzijde van het plangebied is over de gronden met de bestemming "Natuur" het tracé van een hoogspanningsverbinding aanwezig. Deze verbinding is als zogenaamde dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningverbindng" in het bestemmingsplan opgenomen. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.