direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Eschmarke Zuid Oost 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20101372-0004

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020

De Toekomstvisie Enschede 2020, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 17 december 2007, beoogt op een inspirerende wijze richting te geven aan het gemeentelijk beleid tot 2020. Volgens de Toekomstvisie dient er voor worden gezorgd, dat Enschede in 2020:

  • een zeer sterke centrumpositie in de Euregio heeft met grootstedelijke allure en top culturele uitstraling;
  • een belangrijke werkgelegenheidsfunctie in de Euregio heeft en een goed opgeleide beroepsbevolking;
  • wijken heeft die de sociale stijging en binding van bewoners versterken;
  • groen en duurzaam onlosmakelijk verbonden heeft met het leven in Enschede.
  • het imago heeft van Europese kennisstad.

De drie strategische opgaven die in de Kadernota en in de programmabegroting zijn uitgewerkt: "Enschede werkt", "Stad Enschede" en "Ons Enschede" zijn een eerste belangrijke stap in de realisatie van de ambities uit de Toekomstvisie.

3.3.2 Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Enschede 2015

De nota "Enschede biedt ruimte voor de toekomst" is een ruimtelijke ontwikkelingsvisie tot 2015, met een doorkijk tot 2030. De visie biedt een kader voor duurzame ontwikkelingen op de lange termijn. Deze ruimtelijke ontwikkelingsvisie is tot stand gekomen in nauwe wisselwerking met de Toekomstvisie Enschede 2010, die het integrale programma voor de economische, fysieke en sociale structuurversterking van de stad voor de komende jaren omvat. De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2015 is door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld op 3 juli 2001. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie (Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2015-2030), die zal worden vastgesteld als structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening.

De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Enschede 2015 heeft de volgende hoofddoelstellingen:

1. het ombuigen van de scheefheid in de bevolkingssamenstelling: de ondervertegenwoordiging van hoge inkomensgroepen;

2. het versterken van de kernkwaliteiten van de stad: Enschede groene woonstad, moderne werkstad en Euregionale voorzieningenstad;

3. het waarborgen van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling.

Nieuwe woon- en werklocaties zijn in samenhang met te ontwikkelen infrastructuur benoemd. De belangrijkste opgave is om in het bestaand stedelijk gebied effectiever met de beschikbare ruimte om te gaan en tot kwaliteitsverbetering te komen, zodat het omliggende waardevolle landschap gespaard kan blijven. Een belangrijk accent ligt op inbreiding en herstructurering en het bevorderen van het gebruik van de fiets en openbaar vervoer.

Centraal doel daarbij is het verbeteren van de ruimtelijke samenhang en de ruimtelijke kwaliteit van stad en landschap. Samenhang in de ruimtelijke ontwikkeling, zodat het geheel meer kwaliteit biedt dan de som der delen en Enschede zich als onderdeel van de Netwerkstad Twente ontwikkelt tot een stad met een duidelijk eigen imago en een daarbijbehorend samenhangend en herkenbaar stadsbeeld in een rijke landschappelijke omgeving. Een leefbare, gedifferentieerde stad met:

  • een modern stadscentrum met goede en bereikbare voorzieningen voor Enschedeërs en voor mensen vanuit de gehele (Eu)regio;
  • levendige en veilige woonwijken met voldoende aanbod van uiteenlopende woonmilieus;
  • een (inter)nationaal kennispark dat zich ontwikkelt tot een van de belangrijkste economische motoren van de Netwerkstad Enschede;
  • efficiënt en intensief ingerichte werkgebieden voor bedrijf, handel en industrie;
  • een zorgvuldige inbedding in het omliggende fraaie Twentse landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20101372-0004_0009.jpg"

Kaart Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2015-2030

3.3.3 Woonvisie Enschede 2005 - 2015

Het stedelijk kader voor wonen is vastgelegd in het strategisch programma wonen en is nader uitgewerkt in de Woonvisie.

Op het gebied van wonen spelen verschillende ontwikkelingen:

  • de gemeente Enschede wil de structuur van de stad versterken door meer hogere inkomensgroepen vast te houden en aan te trekken;
  • tegelijkertijd zorgen ontwikkelingen in de markt voor een druk op het realiseren van vooral goedkope woningen.

In de Woonvisie wordt een tweetal hoofddoelstellingen onderscheiden:

  • het leveren van een bijdrage aan het versterken van de sociaal-economische positie van Enschede;
  • het vergroten van de woonkwaliteit voor alle inwoners, waarbij de wensen van de consument centraal staan.

Deze doelstellingen zullen gerealiseerd worden via vijf beleidslijnen:

  • sturen op strategische aanpassing van de voorraad;
  • aandacht voor kwetsbare groepen;
  • werken aan woonkwaliteit voor nu en straks;
  • vergroten van de invloed van woonconsumenten;
  • samenwerken aan wonen

De Woonvisie Enschede 2005-2015 “Werken aan Wonen” is door de gemeenteraad van Enschede op 27 juni 2005 vastgesteld.

Belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijk woonvisiebeleid is de stedelijke doelstelling structuurversterking. Daarom zijn percentages gesteld aan de te realiseren segmenten in de nieuwbouw. Gemiddeld over de stad mag per jaar maximaal 20% van de nieuwbouwproductie goedkoop zijn (huur < € 525,- per maand, koop < € 160.000,-), 30% middelduur (huur > € 525,- , koop € 160.000,- – € 210.000,-) en minimaal 50% duur (huur > € 525,-, koop > € 210.000,-). Daarnaast moeten jaarlijks 150 kavels worden aangeboden. Binnen dit programma moet wel voldoende ruimte zijn voor de mensen met een kleinere beurs, die nu al in de gemeente wonen. Alle nieuwbouwwoningen en de woonomgeving moeten voldoen aan het basispakket van Woonkeur en het pluspakket veiligheid.

Uit onderzoek blijkt, dat in Enschede nog veel behoefte is aan suburbane en andere groene woonmilieus. Deze vraag ligt vooral bij gezinnen met een (middel-)hoog inkomen. Het is daarom van belang dat in de nog te ontwikkelen gebieden tegemoet wordt gekomen aan de kwalitatieve eisen die deze consumenten stellen aan kwaliteit van de woning en het groen daar omheen. Het gaat bij de woning dan vooral om grootte. Dit is zeker bij een nieuwe woonwijk van belang, zodat de wijk toekomstbestendiger is bij veranderende vraag in de toekomst. Voor de Eschmarke houdt dit daarom minder reguliere rijwoningen in. Deze zijn ten opzichte van de oorspronkelijke plannen al oververtegenwoordigd.

In het plangebied ligt ook een deel met bebouwing dat al voor de Vinex ontwikkelingen aanwezig was. Dit is een kwetsbaar deel van de wijk, omdat de kwaliteit van de woningen niet hoog is. Bij nieuwe ontwikkelingen in deze omgeving zal daarom gekozen moeten worden voor een invulling die de positie van de bestaande woningen versterkt.

Wonen en zorg

Op 26 januari 2004 hebben gemeenten, corporaties, zorg- en welzijnaanbieders en zorgkantoor het convenant wonen, welzijn en zorg ondertekend. Hierin is als missie neergelegd dat alle burgers, in het bijzonder kwetsbare burgers, kunnen beschikken over adequate huisvesting, welzijn en zorg, in een omgeving die leefbaar en veilig is. De aandacht gaat in het kader van wonen, welzijn en zorg derhalve uit naar ouderen, lichamelijk en verstandelijk gehandicapten, mensen met psychische beperkingen, allochtonen, dak- en thuislozen, verslaafden en ex-gedetineerden. Het aandeel ouderen op de woningmarkt zal, als gevolg van de vergrijzing, de komende jaren sterk toenemen. Ook de door velen geuite wens om langer zelfstandig te wonen leidt hiertoe. Deze wens bestaat niet alleen bij ouderen maar ook bij jongere mensen met lichte of zwaardere lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen, die voorheen al dan niet in instellingen verbleven. De samenleving zal, meer dan nu, mensen kennen die met lichte of zwaardere beperkingen, zoveel mogelijk zelfstandig willen wonen en maatschappelijk actief zijn. Dit stelt eisen aan het aanbod van woningen, aan de woonomgeving en aan voorzieningen in de directe omgeving. De vraag en het aanbod naar nultrede en levensloopbestendige woningen is geïnventariseerd. De vraag is veel groter dan het aanbod. Bij (ver)nieuwbouwplannen moet invulling worden gegeven aan deze vraag. Omdat in de Eschmarke nog weinig aanbod is voor doelgroepen is het belangrijk bij ontwikkelingen hier aandacht voor te hebben.

3.3.4 Mobiliteitsplan 2004 - 2015

Het Mobiliteitsplan 2004-2015, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 4 oktober 2004, geeft op hoofdlijnen aan wat de gemeente nastreeft met haar mobiliteitsbeleid. In dit beleidsplan staat weergegeven welke maatregelen nodig zijn om Enschede nu en in de toekomst bereikbaar te houden. Het Mobiliteitsplan 2004-2015 is een actualisatie van het Mobiliteitsplan 1996-2005. Op basis van het vorige Mobiliteitsplan zijn vele maatregelen getroffen. Onder invloed van veranderde maatschappelijke inzichten ten aanzien van mobiliteit is er sprake van enkele gewijzigde accenten in het geactualiseerde Mobiliteitsplan. Het hoofddoel van het Mobiliteitsplan 2004-2015 is het op peil houden van de bereikbaarheid van Enschede-West en Enschede-Centrum, beide als economische kerngebieden van Enschede, alsmede het op peil houden van de leefbaarheid in de verblijfsgebieden, zowel binnen de bebouwde kom als in het buitengebied. Centraal staat dat Enschede is gelegen aan de A35. Een goede doorstroming tussen deze stroomweg enerzijds en het westelijk stadsdeel en het centrum anderzijds is van groot belang. Ook de doorstroming op de singelring moet worden geoptimaliseerd. Naast investeringen in aanpassing van de auto-infrastructuur, maatregelen voor een betere benutting van bestaande infrastructuur en parkeermaatregelen, is ook het aanbieden van vervoersalternatieven voor de auto een belangrijk punt. Dit zou gerealiseerd moeten worden door het fietsroutenetwerk te vervolmaken en uit te breiden. Ook in de kwaliteit van het openbaar vervoer moet verder worden geïnvesteerd door de doorstroomassen voor "Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)" uit te breiden en o.a. in te zetten op betrouwbare actuele reizigersinformatie en tariefexperimenten. Bij al deze maatregelen moet het begrip “Ketenbenadering” in gedachten worden gehouden, waarmee wordt bedoeld dat de diverse vervoersmodaliteiten elkaar in een verplaatsingsketen waar mogelijk moeten kunnen aanvullen (bijvoorbeeld P&R voorzieningen). Een ander belangrijk item is de verbetering van de leefbaarheid in woonbuurten door het verlagen van de snelheid van het autoverkeer en het ontmoedigen van sluipverkeer. Hierbij mag de bereikbaarheid van bedrijven en voorzieningen in de wijken en de doorstroming op de hoofdwegenstructuur niet uit het oog worden verloren. In het mobiliteitsbeleid speelt "Duurzaam Veilig" een belangrijke rol. Volgens dit principe moet rekening worden gehouden met de feilbare weggebruiker: door een goede ruimtelijke inrichting moet verkeersveilig gedrag automatisch worden opgeroepen.

3.3.5 Groenstructuur Actieplan 2010-2013

Het Groenstructuur-actieplan (verder: GRAP) is een door de gemeenteraad van Enschede in 2010 vastgestelde beleidsvisie en uitvoeringskader voor de stedelijke hoofdgroenstructuur, waaraan een jaarlijks uitvoeringsbudget is verbonden. Het GRAP initieert en stimuleert de uitvoering van groenprojecten in de stad Enschede. De ambitie om het groene karakter van Enschede verder te versterken blijft uitgangspunt.

Het GRAP is gericht op aanvulling, reconstructie en vervanging van de groene hoofdstructuur van de stad, inclusief de verbinding daarvan met het buitengebied. Die hoofdstructuur bestaat uit de in het GRAP benoemde lijnvormige elementen (o.a. de radialen en de ringen), de bijzondere groengebieden (o.a. de parken), hoofdonderdelen van het wijkgroen, de stadsranden en de wiggen. De kernwaarden daarbij zijn: de gebruiksmogelijkheden voor bewoners en bezoekers, de ecologische (verbindings)waarde en de bijdrage aan de ruimtelijke identiteit en structurerende betekenis.

De visie op de groene hoofdstructuur in de stad, zoals beschreven in het GRAP 2006-2009, is op hoofdlijnen dezelfde gebleven. Ook de strategie om bij elke opgave actief te zoeken naar partners om groenprojecten te realiseren, wordt gecontinueerd. Ten opzichte van de vorige periode is er wel sprake van een verschuiving; voorheen werd met name geïnvesteerd in de singels, radialen en de stadsparken, in de komende periode wordt het accent gelegd op projecten in de wiggen, stadsranden en het groen in de wijken. De nieuwe beleidsdoelen hebben betrekking op de stadsranden en de wiggen, de Lokale Ecologische Hoofdstructuur en de realisatie van de Zonstructuur, dat wil zeggen het ontwikkelen van een groen radiaal netwerk in de stad met langzaam verkeersroutes over bestaande wegen, dat aantakt op het Rondje Enschede en eindigt in groene attractiepunten in het buitengebied. Deze nieuwe beleidsdoelen vloeien direct voort uit de Gids Buitenkans en de Herijking RO-visie.
Het GRAP geeft niet alleen een samenhangend toekomstbeeld van het openbaar groen in hoofdlijnen, maar reikt tegelijk de instrumenten aan waarmee dit kan worden bereikt. In die zin is het plan richtinggevend en kaderscheppend en is tevens een toetsingskader voor plannen op het gebied van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling in Enschede.

3.3.6 Sportnota "Enschede beweegt"

Op 28 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota “Enschede beweegt” vastgesteld als kadernota voor het sportbeleid voor de periode 2008-2015. Driekwart van de Enschedese bevolking doet aan sport en tweederde beweegt voldoende! Hoewel dit vergeleken met het landelijke gemiddelde een mooie score is, is het toch noodzakelijk om enige accentverschuivingen aan te brengen in het sportbeleid. Oorzaak hiervoor ligt bij de veranderende houding van de (potentiële) sporter en de daarmee samenhangende afname van het aandeel op de sportmarkt van de sportverenigingen, de behoefte aan andersoortige sportaccommodaties en de noodzaak tot meer maatwerk bij de stimulering tot sportief bewegen. Vanuit de thema's gezondheid, sociale binding en vorming vormen de invalshoeken vraaggestuurd verleiden, grensverleggend ondernemen en krachten bundelen de basis van het sportbeleid 2008-2015. Belangrijke punten hierbij zijn:

  • De vitalisering van de sportverenigingen, zodat zij in staat blijven hun meerwaarde van ontmoeting, vorming en vrijwilligerswerk als interessante partner in de stad waar te maken. De trends in de samenleving vereisen dat een vitale sportvereniging meer op de toekomst en de omgeving is gericht en qua aanbod en organisatie zich daarop aanpast.
  • De modernisering van het gemeentelijk sportaccommodatiebestand, zodat dit multifunctioneel en levensbestendig wordt. Daarbij zal de nadruk liggen bij het toepassen van nieuwe technieken bij buitensport (op dit moment met name kunstgras) en het anders bouwen van binnensportaccommodaties (met name gymnastieklokalen). De uitgangspunten van de nota “Ruim baan voor bewegen” blijven van toepassing.
  • De verleiding tot levenslang sportief bewegen, dus van jonge kinderen tot zeer hoog bejaarden, moet niet alleen leiden tot een sluitende keten voor de jeugd van 0 tot 24 jaar, maar ook tot aandacht voor de volwassenen (in het kader van vergrijzing, zelfredzaamheid en tegengaan vereenzaming).
  • De wisselwerking tussen sport en organisaties op andere beleidsterreinen, zodat kennis en kunde wederzijds beter kunnen worden benut, met een positieve uitwerking voor alle betrokkenen.

Bovenstaande heeft geleid tot een actieplan “Sportief bewegen 2008-2015”, waarin vijftien actiepunten zijn opgenomen. De meest in het oog springend zijn de vitale sportvereniging (criteria, voorwaarden en wijze van ondersteuning), vraaggestuurd aanbod (vernieuwende arrangementen), het SportServiceTeam (een vernieuwd, uitgebreid en proactief werkend “sportloket”), het innovatieplan gemeentelijke sportaccommodaties, beweegmanagement (afstemming om te komen tot een continu aanbod van sportstimuleringsactiviteiten aan de jeugd), netwerk “sportief bewegen” (structurele basis voor samenwerking tussen partijen binnen en buiten de sport). In de gemeentelijke Sportnota wordt sport, in de brede zin van het woord, neergezet als verbindend element tussen diverse beleidsterreinen. Door deze ontwikkeling verandert ook de rol van sportaccommodaties. Multifunctionaliteit en 24-uurs gebruik komen daarbij steeds meer centraal te staan. Immers, de druk op de schaarse ruimte en middelen vereist een efficiënt en optimaal gebruik, onder andere via medegebruik en combinaties van voorzieningen. Sportaccommodaties moeten daarom niet langer alleen voldoen aan sportspecifieke eisen maar ook aan eisen voor (mede)gebruik ten behoeve van andere functies. Sport heeft zich de laatste decennia ontwikkeld tot een bloeiende bedrijfstak.

Verleiden tot sportief bewegen lukt alleen door samenwerking tussen sportverenigingen en sportorganisaties met onderwijsinstellingen, kinderopvang- en welzijnsorganisaties, zorgverleners, bedrijfsleven, wijk- en buurtcomités en dergelijke enerzijds en de beoogde deelnemers anderzijds.

3.3.7 Detailhandelsbeleid

In juni 2004 is de "Detailhandelsstructuurvisie Enschede" door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin wordt voor de toekomstige ruimtelijk-economische structuur uitgegaan van de volgende algemene uitgangspunten:

  • 4. Binnenstad behouden en versterken als (Eu)regionaal recreatief winkelcentrum;
  • 5. Eigentijdse voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen evenwichtig verdelen op wijkniveau;
  • 6. Gericht bezochte (volumineuze) detailhandel met een bovenlokaal verzorgende functie zoveel mogelijk concentreren, met waar nodig afstemming op regionaal niveau.

In het gebied van onderhavig bestemmingsplan Eschmarke Zuid Oost bevinden zich geen winkels. Verspreide bewinkeling wordt op basis van het detailhandelsbeleid niet gestimuleerd of uitgebreid. Dit betekent dat ook in de toekomst geen winkels zullen worden gefaciliteerd in dit deelplan.

3.3.8 Binnenstedelijke bedrijvigheid

Enschede kent door haar (industriële) geschiedenis veel binnenstedelijke bedrijfslocaties. Er is echter sprake van een uitschuifproces van bedrijven van de bestaande stad naar de rand van de stad. Dit suburbanisatiegedrag van het bedrijfsleven doet zich in iedere stad voor, maar vanwege de vele bedrijvigheid in de bestaande stad in hoge mate in Enschede. Ondanks de vele verhuisbewegingen naar buiten herbergt Enschede nog steeds veel binnenstedelijke bedrijvigheid.

Daar waar de bedrijven uit de stad zijn vertrokken is de achtergebleven locatie vaak getransformeerd tot woonlocatie. Nu de gemeente in de "Toekomstvisie" heeft aangegeven dat de druk op het buitengebied zo beperkt mogelijk moet zijn, neemt de druk op de ruimte in de stad toe: daar waar mogelijk moet de bedrijvigheid in de bestaande stad worden opgevangen. Dit eens te meer daar de vrijgekomen bedrijfsruimte (locatie, gebouwen) in het bestaand stedelijk gebied veelal dient als 'broedplaats' voor nieuwe startende bedrijvigheid en de structuur van de lokale economie en de vitaliteit van de wijk en de bestaande stad versterkt.

Binnenstedelijke bedrijvigheid valt uiteen in twee beleidsvelden te weten functiemenging (verspreide/informele locaties) en binnenstedelijke bedrijventerreinen (formele locaties). Een duidelijke kwantitatieve afbakening valt hier niet echt aan te geven, maar ligt grofweg bij 1,5 ha. De in de verschillende wijken verspreide werkgelegenheid (informele locaties/functiemening) bedraagt circa 30% van de totale Enschedese werkgelegenheid, op de formele locaties gaat het om circa 11% van de totale werkgelegenheid.

De gemeente wil actief inzetten op het tegengaan van een verdere afname van de bestaande voorraad binnenstedelijk bedrijventerrein door:

  • 7. in elke ruimtelijke afweging van functionele (her)ontwikkeling van een locatie de functie werken nadrukkelijk als optie mee te nemen;
  • 8. bij de afweging van de (her)ontwikkeling van een werklocatie het behoud van de werkfunctie als uitgangspunt te nemen;
  • 9. de bestaande locatiescans (BRO, I&O, 2001) in te zetten als afwegingskader. Iindien er van betreffende locatie geen scan voorhanden is wordt deze alsnog opgesteld;
  • 10. de verankering van de werklocaties plaats te laten vinden in de bestemmingsplannen.

In 2007 is het beleid binnenstedelijke bedrijventerreinen door de geeenteraad vastgesteld.

Het beleid t.a.v. functiemenging is een overkoepelend beleid (zie ook detailhandel- en kantorenbeleid) ter stimulering van de werkgelegenheid en leefbaarheid in (woon)wijken. Uitgangspunt is om – naast de reeds bestaande wettelijke mogelijkheid tot bedrijfshuisvesting in een deel van de woning – kleine bedrijven te laten vestigen in daarvoor geschikte panden of een verruiming van de regels op bepaalde gebieden toe te staan. Te denken valt aan voormalige solitaire winkelpanden, grote woningen (o.a. langs de singels, invalswegen), hobbykamerwoningen etc. Hierdoor wordt het vestigingsmilieu in de stad gevarieerder en geven we de broedplaatsfunctie fysiek een kans. Het beleid sluit hiermee tevens aan bij het gemeentelijk startersbeleid.

In het kader van de functiemenging in woonwijken geldt voor de uitoefening van aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in het algemeen een vrij ruim toelatingsbeleid, waarbij niet alleen de uitoefening van vrije beroepen aan huis (tandartsen, huisartsen, fysiotherapeuten e.d.), maar ook bedrijfsmatige (dienstverlenende) activiteiten bij de woonfunctie passend worden geacht, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Voor het plangebied betekent dit dat als uitgangspunt wordt gehanteerd, dat een woning en/of het daarbij behorende bijgebouw mede mag worden gebruikt ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of de uitoefening van een (dienstverlenend) bedrijf.

Onder beroepsmatige activiteiten wordt verstaan: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

Voor de vestiging en het verrichten van deze activiteiten aan huis dienen echter regels te worden opgesteld, waaraan een bepaald voornemen kan worden getoetst. Hierbij kan worden gedacht aan de aard van het bedrijf. Er mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu ontstaan en evenmin mag de leefbaarheid en het karakter van de buurt worden aangetast. Uitgangspunt is dat het gebruik naar aard en omvang ondergeschikt is aan de woonfunctie.

Bij het beoordelen van de planologische effecten en ruimtelijke uitstraling van aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten wordt tevens gelet op de aantallen te verwachten bezoekers, openingstijden, verkeersaantrekkende werking, parkeerdruk en de mate van concentratie van bedrijvigheid in een buurt.

Het beleid ten aanzien van functiemenging in de woonwijk wordt in het kader van Stimuleren wijkeconomie nader uitgewerkt.

3.3.9 Beleid voor kantoren

Het huidige beleid voor kantoren (Kantorennota, 2002) zet in op grootschalige kantoorontwikkeling op drie locaties, te weten

  • 11. De Stationsomgeving
  • 12. De Zuiderval
  • 13. Business & Science Park (met de nadruk op science ontwikkeling)

Geen van de deze locaties valt in het plangebied. Kantoren in de wijk worden in beperkte mate toegestaan om de ontwikkelingen niet concurrerend te laten zijn met de formele, hierboven genoemde kantorenlocaties.

Voor kantoren aan de Singels en de uitvalswegen geldt een maximum van 350 m² bvo per gebouw (of 15-20 werkzame personen) en voor kantoren in de wijk zonder geconcentreerde ontwikkeling geldt de norm van 150 tot 200 m² bvo per gebouw (of 5-10 werkzame personen).

3.3.10 Horecabeleid

Horecabeleid

In 2005 heeft de gemeenteraad van Enschede het Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015 vastgesteld. Het ontwikkelingskader vormt beleid voor een goede ruimtelijke en economische ontwikkeling van de Enschedese horeca.

De horecanota:

  • beschrijft op hoofdlijnen het toekomstige horecabeleid in de Gemeente Enschede;
  • zorgt voor inbedding van de bestaande horeca en biedt gemeente èn ondernemers een toetsingskader voor nieuwe horecaontwikkelingen en -initiatieven;
  • dient als basis voor de uitwerking van bestemmingsplannen.

In de nota zijn de volgende inhoudelijke keuzes gemaakt:

  • de versterking van de binnenstad als euregionaal uitgaanscentrum door aanwijzing van gebieden waar bestaande en nieuwe marktpartijen voldoende ruimte krijgen om een (ver)nieuw(end) horeca-aanbod te introduceren. Insteek hierbij is het relatief wat eenzijdige profiel van het bestaande aanbod - beperkte variëteit, relatief weinig horeca voor 30+ en cultuurbezoekers en naar verhouding weinig moderne/eigentijdse concepten - te doorbreken.
  • de bundeling van horecabedrijvigheid in een aantal krachtige clusters, waarbij planologisch onderscheid wordt gemaakt in:
    • 1. Horecaconcentratiegebied. Hier krijgt met name de horeca in de milieucategorieën 2 en 3.1 (kroegen, discotheken, danssalons, eetcafé's e.d.) kansen zich verder te ontwikkelen. Ook geldt in deze gebieden een ruimer openingstijdenregime. Vooralsnog hebben alleen de Oude Markt en directe omgeving en het Muziekkwartier, beide gelegen in de binnenstad van Enschede, in het beleid de status als horecaconcentratiegebied.
    • 2. Horecaontwikkelingsgebied. In deze gebieden wordft een menging van horeca (tot en met categorie 2) met winkel-, toerisme en cultuurfuncties voorgestaan. Dit is onder meer het geval in het gebied Walstraat/Zuiderhagen/Pijpenstraat, Roombeek, het Van Heekplein en Boekelo/Rutbeek e.o.
    • 3. Horecaconsolidatiegebied. In deze gebieden, waartoe behalve de woonwijken en -buurten ook bijvoorbeeld de radialen naar de binnenstad en de bedrijventerreinen worden gerekend, wordt het huidige horecabestand gehandhaafd, maar wordt in zijn algemeenheid geen medewerking verleend aan nieuwvestiging. Verplaatsing van solitaire horecavestigingen naar formele winkelcentra in de omgeving blijft in principe mogelijk en wenselijk.
    • 4. Sterlocaties. Dit zijn bijzondere plekken of panden, verspreid over de stand, waar de vestiging van bijzondere, (ver)nieuw(ende) horeca onder nadere voorwaarden een optie is. Voorbeelden: Villa van Heek, Schouwburgpand, delen van het buitengebied.
  • beperking van mogelijke overlast voor aanpalende overige functies door met name horecaontwikkelingen in woongebieden en op bedrijventerreinen aan banden te leggen.
  • de aanpassing van het beleid sluitingstijden horecabedrijven door, op basis van ontheffing, de openingstijden in horecaconcentratiegebied te verruimen naar 04.30 uur (zondag 05.30 uur), in de overige binnenstad naar 02.00 uur en op recreatieboulevard Go Planet naar 04.30 uur (weekenden).
  • naast het creëren van ruimte voor (ver)nieuw(end) aanbod, wordt de dienstverlening richting de horecaondernemer verder verbeterd met onder meer de instelling van een digitaal horecaloket voor de ondernemer.

Horeca Stadsdeel Oost

Bij de totstandkoming van het horecabeleid waren in Stadsdeel Oost 58 horecabedrijven gevestigd verdeeld over de vier deelsectoren maar met een opvallend groot aanbod drankenverstrekkers.

Deze bedrijven beschikten samen over 11.385 m2 verkoopoppervlak

Horeca Oost   Aantal bedrijven   Verkoopoppervlak  
Drankensector   34   9.225 m2  
Fastfoodsector   15   781 m2  
Restaurantsector   8   1.379 m2  
Hotelsector   1   -  
     
Totaal horeca   58   11.385 m2  

Bron: Bedrijfschap Horeca en Catering, juni 2004

Een recente inventarisatie van het aanbod laat weinig verschuivingen zien in de omvang en samenstelling van de sector in Oost. Het grootste deel van het aanbod concentreert zich nog altijd in Glanerbrug. Hier is ruim een kwart van het horecavloeroppervlak terug te vinden.

Eind 2007 opent in de wijk Eschmarke het wijkwinkelcentrum met horeca in de fastfoodsector. Elders in Oost is nog altijd sprake van een bij de wijken passend aanbod van met name doelgericht bezochte horeca met een lokaal verzorgende structuur.

Beleid Eschmarke buurten Beekveld, Eilermarke, Oikos

Horeca kan een bijdrage leveren aan de leefbaarheid en levendigheid van de dagelijkse leefomgeving. In het gemeentelijk horecabeleid wordt dan ook ingezet op behoud van het bestaande aanbod horecavoorzieningen in buurten en wijken.

Uit oogpunt van beheersbaarheid (beperking overlast) en de keuze voor een beperkt aantal krachtige, herkenbare horecaontwikkellocaties in de binnenstad, Roombeek en Boekelo/Rutbeek wordt een verdere uitbreiding van het aanbod in woonbuurten en wijken in zijn algemeenheid niet voorgestaan. Net als voor de detailhandel geldt dat de kansen op behoud en versterking van het horeca aanbod het grootst zijn bij concentratie in formele buurt- en wijkwinkelcentra.

De situatie in de zuidoostelijke woonbuurten van de Eschmarke geven geen aanleiding van deze algemene beleidslijn af te wijken. Hoewel in het plangebied zelf geen horeca staat geregistreerd is in de omgeving een passend aanbod horeca gevestigd. Zo bevindt zich in het even verderop gelegen dorp Glanerbrug een divers aanbod dranken- en maaltijdverstrekkers en is in het wijkwinkelcentrum Eschmarke eind 2007 een cafetaria annex lunchroom geopend.