direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Hogeland-Zuid, Varvik en Diekman
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20100737-0003

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020

De Toekomstvisie Enschede 2020, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 17 december 2007, beoogt op een inspirerende wijze richting te geven aan het gemeentelijk beleid tot 2020. Volgens de Toekomstvisie dient er voor te worden gezorgd, dat Enschede in 2020:

  • een zeer sterke centrumpositie in de Euregio heeft met grootstedelijke allure en top culturele uitstraling;
  • een belangrijke werkgelegenheidsfunctie in de Euregio heeft en een goed opgeleide beroepsbevolking;
  • wijken heeft die de sociale stijging en binding van bewoners versterken;
  • groen en duurzaam onlosmakelijk verbonden heeft met het leven in Enschede;
  • het imago heeft van Europese kennisstad.

De drie strategische opgaven die in de Kadernota en in de programmabegroting zijn uitgewerkt: "Enschede werkt", "Stad Enschede" en "Ons Enschede" zijn een eerste belangrijke stap in de realisatie van de ambities uit de Toekomstvisie.

3.3.2 Structuurvisie

Op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken.

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Deze structuurvisie is een beleidsdocument dat continue in ontwikkeling is. De stad ontwikkelt zich en het ruimtelijk beleid groeit hierin mee. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid zal de structuurvisie worden aangevuld om zo mee te kunnen gaan in de dynamiek van stedelijke ontwikkeling en zo een actueel kader te vormen voor burgers en bedrijven. Daarom is gekozen voor een volledig digitale structuurvisie, waarbij sectorale en gebiedsgerichte uitwerkingen snel geïntegreerd kunnen worden. De structuurvisie beoogt geen sectorale of gebiedsgerichte beleidsstukken te vervangen, maar de hoofdlijnen van al dit beleid in samenhang te presenteren. Hiermee wordt de hoofdlijn van het langjarig ruimtelijk beleid vastgelegd en blijft er op projectniveau flexibliteit om op veranderingen te kunnen anticiperen. Hierdoor is de structuurvisie geen op zichzelf staand document, maar bevat het beleid voor gebieden en lijnen met verwijzingen naar de achterliggende beleidsstukken waarmee de bredere context en beleid duidelijk worden.

3.3.3 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.


In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

3.3.4 Woonvisie Enschede 2005 - 2015

Het stedelijk kader voor wonen is vastgelegd in het strategisch programma wonen en is nader uitgewerkt in de Woonvisie. De Woonvisie Enschede 2005-2015 is door de gemeenteraad van Enschede op 27 juni 2005 vastgesteld.

Op het gebied van wonen spelen verschillende ontwikkelingen:

  • de gemeente Enschede wil de sociaal-economische structuur van de stad versterken door meer hogere inkomensgroepen vast te houden en aan te trekken;
  • tegelijkertijd zorgen ontwikkelingen in de markt voor een druk op het realiseren van vooral goedkope woningen.

In de Woonvisie wordt een tweetal hoofddoelstellingen onderscheiden:

  • het leveren van een bijdrage aan het versterken van de sociaal-economische positie van Enschede;
  • het vergroten van de woonkwaliteit voor alle inwoners, waarbij de wensen van de woonconsument centraal staan.

Deze doelstellingen zullen gerealiseerd worden via vijf beleidslijnen:

  • sturen op strategische aanpassing van de voorraad;
  • aandacht voor de kwetsbare groepen;
  • werken aan woonkwaliteit voor nu en straks;
  • vergroten van de invloed van woonconsumenten;
  • samenwerken aan wonen.

Belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijk woonbeleid is de stedelijke doelstelling van structuurversterking. Door het creëren van een evenwichtiger, concurrerende woningmarkt met voldoende kwantitatief, kwalitatief en gedifferentieerd aanbod van woningen en woonmilieus kan gewerkt worden aan de structuurversterking van Enschede. Dit stelt eisen aan de omvang en de samenstelling van de woningvoorraad. Door het zorgvuldig vertalen van woonwensen in een passend aanbod kan de doorstroming worden bevorderd. In de nieuwbouw en de herstructurering zal dan ook een belangrijk accent worden gelegd op marktsegmenten die de doorstroming bevorderen.

Woonbeleid in het plangebied “Hogeland-Zuid, Varvik en Diekman”

In het plangebied wordt een ontwikkeling opgenomen waarbij twee woningen gerealiseerd worden aan de Kuipersdijk tussen nr. 398 en 412. Deze kleinschalige ontwikkeling heeft slechts geringe invloed op de uitvoering van het woonbeleid. Daarnaast geldt binnen de gemeente een lijst voor woningbouwprioritering. Deze lijst geeft aan welke woningbouwprojecten de komende jaren prioriteit in de uitvoering krijgen. De realisatie van de twee woningen aan de Kuipersdijk staat niet op deze lijst, maar van de herontwikkeling was wel sprake voordat de lijst door de gemeente is vastgesteld.

Voor het pand Hogelandsingel 21 wordt het in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt om een zorginstelling met zorgwoningen te realiseren. Zorgwoningen vallen buiten de hierboven genoemde woningbouwpriotitering, en is daarmee niet in strijd met de uitvoering van het woonbeleid.

3.3.5 Beleid binnenstedelijke bedrijvigheid

Binnenstedelijke bedrijvigheid valt uiteen in twee beleidsvelden, te weten functiemenging in wijken (verspreide/informele locaties) en binnenstedelijke bedrijventerreinen (formele locaties). Een duidelijke kwantitatieve afbakening valt hier niet echt aan te geven maar ligt grofweg bij 1,5 ha. De in de verschillende wijken verspreide werkgelegenheid (informele locaties/functiemening) bedraagt ca. 30% van de totale Enschedese werkgelegenheid, op de formele locaties gaat het om ca. 11% van de totale werkgelegenheid.

Binnenstedelijke bedrijventerreinen

Ondanks het feit dat in Enschede steeds meer mensen werkzaam zijn in de zakelijke en publieke dienstverlening, blijven ook de industrie, bouw, groothandel en logistiek belangrijke ruimtevragers. Om aan alle bedrijven ruimte te kunnen bieden, moet een kwantitatief en kwalitatief gevarieerd aanbod aan bedrijfsterreinen worden ontwikkeld, waaronder op binnenstedelijke locaties. Hierbij worden de groene randen van de stad ontzien. Enschede kent door haar (industriële) geschiedenis van oudsher veel binnenstedelijke bedrijfslocaties, waaronder in het plangebied "Hogeland-Zuid, Varvik en Diekman".

De laatste jaren is er echter veel bedrijvigheid van de binnenstedelijke bedrijfsterreinen verdwenen. Dit is met name een gevolg van de grote vraag naar woningbouw en voorzieningen in de stad, waardoor de bedrijfsfuncties onder druk komen te staan. Daarnaast kiezen steeds meer bedrijven voor een locatie aan de rand van de stad, omdat ze daar meer ruimte hebben of omwille van milieuredenen. In de Toekomstvisie is aangegeven dat de druk op het buitengebied zo beperkt mogelijk moet zijn, daardoor neemt de druk op de ruimte in de bestaande stad toe. Daar waar mogelijk dient de bedrijvigheid dus in de bestaande stad te worden opgevangen. Ondermeer door actief te zoeken naar nieuwe mogelijkheden voor bedrijvigheid in bestaand stedelijk gebied kan worden voorkomen dat er aan de rand van de stad extra ruimte nodig is om bedrijven te huisvesten. Dit is des te meer belangrijk omdat vrijkomende bedrijfsruimte (locaties, gebouwen) in het bestaand stedelijk gebied veelal dient als 'broedplaats' voor nieuwe startende bedrijvigheid en daarmee de structuur van de lokale economie en de vitaliteit van zowel de wijk als de bestaande stad versterkt. De gemeente vindt het dan ook belangrijk dat er in het binnenstedelijk gebied voldoende ruimte blijft voor (startende) bedrijven. Om het verdwijnen van binnenstedelijke bedrijfslocaties actief te kunnen tegengaan en sturing te geven aan de ontwikkeling van nieuwe binnenstedelijke bedrijfslocaties, is door de gemeenteraad van Enschede op 14 mei 2007 hieromtrent beleid vastgesteld. Dit beleid komt in hoofdlijnen op het volgende neer:

  • In elke ruimtelijke afweging van functionele (her)ontwikkeling van een locatie de werkfunctie nadrukkelijk als optie meenemen;
  • Bij de afweging van de (her)ontwikkeling van een binnenstedelijk bedrijventerrein de werkfunctie als uitgangspunt nemen;
  • De bestaande locatiescans in te zetten als afwegingskader, indien er van de betreffende locatie geen scan aanwezig is wordt deze alsnog opgesteld;
  • In elke ruimtelijke afweging van een locatie wordt het motto "inbreiding gaat voor uitbreiding" nadrukkelijk meegenomen;
  • De verankering van de werklocaties vindt plaats in de bestemmingsplannen.

Functiemenging in wijken

Het beleid t.a.v. functiemenging is een overkoepelend beleid (zie ook het gemeentelijk detailhandels- en kantorenbeleid) ter stimulering van de werkgelegenheid en leefbaarheid in (woon)wijken. Uitgangspunt is om – naast de reeds bestaande wettelijke mogelijkheid tot bedrijfshuisvesting in een deel van de woning (beroep of bedrijf aan huis) – kleine bedrijven te laten vestigen in daarvoor geschikte panden of een verruiming van de regels op bepaalde gebieden toe te staan. Te denken valt aan voormalige solitaire winkelpanden, grote woningen (o.a. langs de singels, invalswegen) en hobbykamerwoningen. Hierdoor wordt het vestigingsmilieu in de stad gevarieerder en wordt de broedplaatsfunctie fysiek een kans gegeven. Het beleid sluit hiermee tevens aan bij het gemeentelijk startersbeleid.

Werken aan huis

Veel ondernemers starten een eigen, voornamelijk dienstverlenend, bedrijf vanuit hun woning. De woning is zeker in de beginfase van het bedrijf een ideale vestigingslocatie. Het is goedkoop, flexibel en geschikt om werk te combineren met andere taken. Vanuit economisch opzicht leveren deze bedrijven aan huis een goede bijdrage aan de bedrijvigheid, leefbaarheid en dynamiek van de wijk. Bovendien wordt de werkgelegenheid hierdoor bevorderd.

Het bevorderen van het starten van een bedrijf vanuit de woning past ook bij de huidige aandacht voor levendige wijken, het multifunctioneel bouwen en een meervoudig ruimtegebruik.

Voor de gemeente is het fenomeen “bedrijf aan huis” ook relevant. Dit met name vanuit het programma 'Enschede Werkt', maar in algemene zin ook vanuit de volgende doelen:

  • het bevorderen van werkgelegenheid in de wijk;
  • het vergroten van de (sociaal-economische) dynamiek in de wijk door een vermindering van de nadruk op de woonfunctie;
  • het bevorderen van sociale stijging;
  • het terugdringen van mobiliteit.

In het kader van de functiemenging in woonwijken geldt voor de uitoefening van aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in het algemeen een vrij ruim toelatingsbeleid, waarbij niet alleen de uitoefening van vrije beroepen aan huis (tandartsen, huisartsen, fysiotherapeuten e.d.), maar ook bedrijfsmatige (dienstverlenende) activiteiten bij de woonfunctie passend worden geacht, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden.

Enclaves

Vanuit beleidsoogpunt is functiemenging, kleinschalige bedrijfshuisvesting en behoud van kleine binnenstedelijke werklocaties belangrijk voor het economisch functioneren van de stad. Het biedt ruimte voor ondernemen en werkgelegenheid. Deze kleine bedrijfslocaties locaties dragen bij aan levendige en dynamische wijken en het behoud ervan voorkomt de vorming van zogenoemde monofunctionele wijken.

In januari 2011 heeft het College van B&W een beleidsregel tot behoud van enclaves in de stad vastgesteld. Enclaves zijn kleinere bedrijfslocaties in de (woon)wijken.

In de afgelopen jaren zijn veel van deze locaties van bedrijfsbestemming naar woonbestemming getransformeerd. Op basis van een stadsbrede scan bleek dat er in totaal 93 binnenstedelijke werklocaties zijn. Voor 53 hiervan is nu besloten in principe niet mee te werken aan verzoeken tot bestemmingswijziging. Met dit besluit hebben wij geborgd, dat er voldoende ruimte voor kleinschalige economische ontwikkeling beschikbaar blijft. Hierdoor wordt op een ruimtelijk verantwoorde manier omgegaan met schaarse ruimte en wordt verrommeling van deze locaties tegengegaan. De overige 40 locaties mogen van functie veranderen maar moeten dit natuurlijk niet, het vigerende bestemmingsplan blijft intact. Functieverandering houdt hier in dat wanneer een verzoek tot herziening van de bestemming wordt gedaan, de gemeente op basis van het concrete verzoek een beoordeling zal doen.

Het gaat bij de beoordeelde enclaves alleen om percelen met een bedrijfsbestemming. Horeca, detailhandel en een bedrijfsfunctie als medebestemming maken geen deel uit van deze beleidsregel.

Woonmilieus

Enschede is ingedeeld in landelijk gehanteerde woonmilieus. Een woonmilieu wordt gezien als een aaneengesloten woongebied met een grote mate van ruimtelijke uniformiteit en sociale samenhang. De wijken en de buurten van Enschede hebben echter zoveel verschillende karakteristieken dat de omvang en de grenzen van woonmilieus meer in globale zin zijn te bepalen. De woonmilieus geven aan hoe een buurt is opgebouwd, in de samenhang tussen stedenbouw, korrelgrootte en woningtype. Hieruit kan ook iets worden afgeleid over de parkeermogelijkheden en de openbare ruimte. Vaak trekken bepaalde woonmilieus ook mensen aan met een bijbehorende leefstijl. Het ene woonmilieu leent zich daarom beter voor functiemenging dan het andere woonmilieu.

In de beleidsnotitie "Functiemenging in wijken en (verborgen) enclaves", vastgesteld door burgemeester en wethouders van Enschede op 7 juli 2009, is een onderscheid gemaakt in vier categorieën regelingen voor functiemenging, gerelateerd aan het type woonmilieu.

Regeling functiemenging per woonmilieu:

Categorie A: De huidige regeling functiemenging handhaven (max. 30m² bebouwd oppervlak,

daarboven ontheffing aanvragen per geval);

Categorie B: 30% van het bebouwde oppervlak standaard vrijgeven voor functiemenging

(daarboven ontheffing aanvragen per geval);

Categorie C: Binnen de kaders van de Gids Buitenkans geheel vrijlaten;

Categorie D: Een aantal “hotspots” in de stad aangeven, waarbinnen een 49% ontheffing toegestaan wordt (daarboven herziening bestemmingsplan aanvragen per geval).

Deze categorieën, gekoppeld aan het type woonmilieu, geeft de volgende indeling:

Nr.   Woonmilieu   Regeling categorie
 
1   Landelijk milieu   C.
Voor het buitengebied is de GIDS Buitenkans vastgesteld. Deze gids maakt voor ontwikkelingen mogelijk, mits ze versterkend zijn voor de kwaliteiten van het landschap. Met het thema functiemenging worden geen andere criteria gesteld en wordt aangesloten bij de Gids Buitenkans.  
2   Dorps woonmilieu   B.
In een dorps woonmilieu is vaak sprake van lage dichtheden. Ook komen grote kavels vaak voor. Er is daarom ruimte voor een ruimere regeling.  
3   Villa's in het groen   B.
Villa's in het groen zijn gebouwd in lage dichtheden, op grote kavels in woonlandschappen aan de stadsrand. Aangezien de woningen vaak groot zijn en ruimte om de woning heen hebben, is een verruiming van de regeling hier wenselijk.  
4   Suburbaan   A.
Suburbane wijken zijn mono-functioneel. Er wonen veel kinderen en parkeren is vaak een probleem. In deze wijken wordt daarom de huidige regeling gecontinueerd.  
5   Groene woonwijk   A. (met experimenten (B) in de plinten)
In een groene woonwijk is in principe veel groen en ruimte aanwezig, die vestigingen van bedrijven aan huis toelaat. De woningen zijn echter vaak klein of van matige kwaliteit. Daarom wordt de regeling in principe niet verruimd. In de plinten (maaiveldniveau) is echter juist vaak behoefte aan meer levendigheid. Daarom worden de mogelijkheden in de plinten verruimd, als het totaal op dat kaveloppervlak maar niet boven de 30% uitkomt.  
6   Wijkcentrum wonen   A.
Dit betreft woningen boven winkels of andere voorzieningen. Hier is het logische dat bedrijven zich in het onderliggende deel huisvesten dan in de woningen. De huidige regeling wordt daarom gehandhaafd. Hier geldt al de regeling wonen boven winkels.  
7   Stedelijk compact   A.
Het stedelijk compact woonmilieu kenmerkt zich door hoge dichtheden (binnensingelgebied, vooroorlogse- en na-oorlogse woonwijken). In oudere delen is vaak renovatie geweest, of dit moet nog gebeuren. Door kleine kavels en weinig parkeermogelijkheden is dit woonmilieu niet geschikt voor extra ruimte voor bedrijfsactiviteiten.  
8   Centrum stedelijk   A.
In de binnenstad is bijna altijd sprake van een gemengde bestemming, waar veel mogelijk is. Aan de randen liggen wat luwere delen, die essentieel zijn voor de kwaliteit van de woonfunctie in de binnenstad. Daarom is, gezien de mogelijkheden vanwege de gemengde bestemming en de balans tussen druk en luw niet noodzakelijk en wenselijk de bestaande regeling te verruimen.  
9   Stedelijke villa's   B.
Stedelijke villa's staan vaak op grote kavels en zijn zelf ook vaak grote woningen (binnensingelgebied en vooroorlogse woonwijken). Doordat er vaak op eigen erf geparkeerd kan worden, is een verruiming naar een 30%-regeling hier mogelijk.  
10   Stedelijke radialen en dorpse linten, singels   B.
Buiten woonmilieus wordt een verhoogde mate van functiemenging voorgestaan op typisch dorpse linten, de radialen en de singels. Deze straten hebben van oudsher een doorgaande functie, of hadden dit vroeger. Dit maakt deze zones meer geschikt voor functiemenging middels een 30% regeling.  
11   “Hot Spots" in de stad   D.
Ook wordt de mogelijkheid geboden 'hot-spots' aan te merken. Dit zal vooral gebieden betreffen waar na een transformatie maximale mogelijkheden worden geboden voor functiemenging.  

 

De beleidsnotitie "Functiemenging in wijken en (verborgen) enclaves" is vastgesteld als beleidskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Tevens wordt beoogd de planologische keuzes in het ruimtelijk beleid ten aanzien van functiemenging te faciliteren in ruimtelijke regelgeving door enerzijds een wijze van ontwikkelingsgericht bestemmen en anderzijds de juridische regeling voor beroep of bedrijf aan huis in bestemmingsplannen daarop af te stemmen. Aangezien een bestemmingsplan in overeenstemming dient te zijn met het belang van een goede ruimtelijke ordening ofwel 'duurzame ruimtelijke kwaliteit', moet de planologisch toegestane functiemenging wel zodanig zijn dat enerzijds een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd en anderzijds ook een goede bedrijfsuitoefening is verzekerd. De beleidsuitgangspunten voor aan huis gebonden beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten hebben een juridische vertaling gekregen in de specifieke gebruiksregels binnen de woonbestemming (zie hoofdstuk 6 Juridische planopzet, paragraaf 6.3.2. Bestemmingsregels, bestemming “Wonen”).

De wijken Hogeland-Zuid, Varvik en Diekman hebben van oudsher binnenstedelijke bedrijfslocaties. Uit de beleidsnotitie "functiemening in wijken en (verborgen) enclaves" is het woonmilieu "stedelijke radialen en dorpse linten, singels" van toepassing. Op basis van categorie B wordt voor dit type woonmilieu het volgende voorgeschreven: 30% van het bebouwde oppervlak standaard vrijgeven voor functiemenging (daarboven ontheffing aanvragen per geval). In deze beleidsnotitie is daarnaast een aantal locaties binnen het plangebied aangewezen als te behouden werklocatie:

Straatnaam   Huisnr.   Toevoeging   Bestemming  
Daalweg   95   A   Bedrijf (met specifieke functie aanduiding t.b.v. machinale houtbewerking)  
Daalweg   95   E   Bedrijf  
Daalweg   95   G   Bedrijf  
Heutinkstraat   150     Bedrijf  
Heutinkstraat   150   A   Bedrijf  
Heutinkstraat   150   B   Bedrijf  
Heutinkstraat   150   C   Bedrijf  
Brinkstraat   289     Bedrijf  
Johan van Hoornstraat   3     Bedrijf  
Brinkstraat   321     Bedrijf  
Brinkstraat   323     Bedrijf  
J.P. Coenstraat   14     Bedrijf  
J.P. Coenstraat   14   B   Bedrijf  
J.P. Coenstraat   16     Bedrijf  
J.P. Coenstraat   16   A   Bedrijf  
Brinkstraat   324   A   Bedrijf  

Tabel 3.1.: overzicht te behouden werklocaties in het plangebied

3.3.6 Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In deze visie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. De geactualiseerde detailhandelsstructuurvisie wijst locaties aan voor detailhandelsontwikkelingen en geeft antwoord op vragen uit de markt. Met deze visie kan optimaal ingespeeld worden op trends en ontwikkelingen in de detailhandel en kunnen marktkansen optimaal worden benut. In het ruimtelijke detailhandelsbeleid worden duidelijke keuzes gemaakt voor de winkelstructuur. Het ruimtelijk detailhandelsbeleid stimuleert en faciliteert de ontwikkelingskansen voor nieuwe marktontwikkelingen, een gezond ondernemersklimaat voor de bestaande detailhandel, complete en aantrekkelijke winkelclusters voor consumenten (voorzieningenniveau) en een duurzaam en intensief ruimtegebruik en winkelgebieden met ruimtelijke kwaliteit.

In de detailhandelsstructuurvisie wordt voor de toekomstige ruimtelijk-economische structuur uitgegaan van de volgende algemene uitgangspunten:

  • nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk faciliteren in winkelgebieden met een bijpassende functie en verzorgingsgebied;
  • verdere versterking van de positie van de binnenstad als hoofdwinkelgebied binnen de gemeente en als belangrijkste winkelgebied van Twente;
  • behoud en versterking van een compleet pakket dagelijkse winkelvoorzieningen in de eigen wijk op loop-/fietsafstand voor de consument (laagdrempelig, comfort en beperking onnodige automobiliteit);
  • versterking van het aanbod dagelijkse winkelvoorzieningen door bundeling van potenties in een beperkt aantal bestaande wijk- en buurtwinkelcentra (voldoende kritische massa en draagvlak, synergie, meer kansen voor speciaalzaken);
  • aanbod in de woninginrichtingsbranche concentreren op één locatie (ten behoeve van benodigde kritische massa, synergie binnen het thema, vergroting keuzemogelijkheden voor consument);
  • versterking van een gevarieerd aanbod doe-het-zelfartikelen op aanvaardbare afstand van de consument, waarbij wordt gestreefd naar het optimum tussen voldoende schaalgrootte, ruimte voor dynamiek in de branche en spreiding over de stad;
  • behoud van een gevarieerd tuincentrumaanbod op bestaande (winkel)locaties;
  • op termijn op verzoek herbestemmen van onvoldoende levensvatbare winkelvoorzieningen en winkellocaties.

3.3.7 Ontwikkelingskader Horeca 2005 - 2015

Op 11 juli 2005 heeft de gemeenteraad het Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015 vastgesteld. Het ontwikkelingskader vormt een beleidskader voor een goede ruimtelijke en economische ontwikkeling van de Enschedese horeca. Het ontwikkelingskader:

  • beschrijft op hoofdlijnen het toekomstige horecabeleid in de Gemeente Enschede en geeft aldus aan waar de gemeente zich de komende jaren op richt als het gaat om het realiseren van ambities in de horeca;
  • zorgt voor inbedding van de bestaande horeca en biedt gemeente én ondernemers een toetsingskader voor nieuwe horecaontwikkelingen en –initiatieven;
  • dient als basis voor de uitwerking van bestemmingsplannen (input voor gemeentelijke bestemmingsplannen en toetsingskader voor de provincie).
  • In de nota zijn de volgende nadere keuzes verwerkt:
  • de versterking van de (binnen)stad als euregionaal uitgaanscentrum door aanwijzing van gebieden waar bestaande en nieuwe marktpartijen voldoende ruimte krijgen om een (ver)nieuw(end) horeca-aanbod te introduceren;
  • de bundeling van horecabedrijvigheid in een aantal krachtige clusters, waarbij planologisch onderscheid is aangebracht tussen horecaconcentratiegebied, horecaontwikkelingsgebied, horecaconsolidatiegebied en sterlocaties. Concreet krijgt de horeca de komende jaren ruimte voor ontwikkeling op de volgende locaties: Oude Markt e.o., Muziekkwartier, Van Heekplein, Roombeek, Boekelo/Rutbeek e.o.;
  • de beperking van mogelijke overlast voor aanpalende overige functies;
  • de verruiming van de openingstijden in horecaconcentratiegebied en de overige binnenstad.

Horeca stadsdeel Oost

De wijken Hogeland-Zuid en Varvik/Diekman zijn gelegen in het stadsdeel Oost. In dit stadsdeel bevinden zich ongeveer 58 horecabedrijven met ruim 11.000 m2 verkoopvloeroppervlak. De horeca in stadsdeel oost is verspreid over:

  • Glanerbrug: in totaal circa 20 horecabedrijven, verdeeld over alle sectoren en met in totaal ruim 3.000 m2 verkoopvloeroppervlak. Het gaat om een aanzienlijk dorpsverzorgend aanbod, voor een belangrijk deel gevestigd langs de Gronausestraat, inclusief enkele omvangrijke zaken met een bovenlokale functie.
  • Het Diekmanterrein: de horeca hier maakt onderdeel uit van de aanwezige sport- en leisurevoorzieningen en is niet autonoom.
  • Elders in Oost is sprake van een bij het stadsdeel passend aanbod van met name doelgericht bezochte horeca met een lokaal verzorgende structuur.

Horecabeleid in Hogeland-Zuid en Varvik/Diekman

Horeca kan een bijdrage leveren aan de leefbaarheid en levendigheid van de dagelijkse leefomgeving. In het horecabeleid wordt dan ook ingezet op behoud van het bestaande aanbod horecavoorzieningen in buurten en wijken. Uit oogpunt van beheersbaarheid (beperking overlast) en de keuze voor een beperkt aantal krachtige horeca(ontwikkel)locaties in de binnenstad, Roombeek en Boekelo/Rutbeek wordt een verdere uitbreiding van de horeca in woonbuurten en -wijken in zijn algemeenheid niet voorgestaan. Net als voor detailhandel geldt dat de kansen op behoud en kwaliteitsversterking van horecabedrijven het grootst zijn bij concentratie in perspectiefvolle buurt- en wijkcentra. In dit perspectief is op de hoek van de Zuiderval en Wethouder Beversstraat de vestiging van een fastfoodrestaurant mogelijk. Het plangebied Hogeland-Zuid, Varvik en Diekman kent een passend aanbod wijk- en (deels) lokaalverzorgende horeca in met name de drank- en fastfoodsector.

Horecasector Hogeland-Zuid, Varvik en Diekman   Aantal bedrijven  
Drankensector   4  
Fastfoodsector   4  
Restaurantsector   1  
Hotelsector   0  
Totaal horeca   9  

Tabel 3.2.: overzicht horecasectoren Bron: Bedrijvencartotheek Enschede 2010

3.3.8 Mobiliteitsplan 2004 - 2015

Het Mobiliteitsplan 2004-2015, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 4 oktober 2004, geeft op hoofdlijnen aan wat de gemeente nastreeft met haar mobiliteitsbeleid. In dit beleidsplan staat weergegeven welke maatregelen nodig zijn om Enschede nu en in de toekomst bereikbaar te houden. Het Mobiliteitsplan 2004-2015 is een actualisatie van het Mobiliteitsplan 1996-2005. Op basis van het vorige Mobiliteitsplan zijn vele maatregelen getroffen. Onder invloed van veranderde maatschappelijke inzichten ten aanzien van mobiliteit is er sprake van enkele gewijzigde accenten in het geactualiseerde Mobiliteitsplan. Het hoofddoel van het Mobiliteitsplan 2004-2015 is het op peil houden van de bereikbaarheid van Enschede-West en Enschede-Centrum, beide als economische kerngebieden van Enschede, alsmede het op peil houden van de leefbaarheid in de verblijfsgebieden, zowel binnen de bebouwde kom als in het buitengebied. Centraal staat dat Enschede is gelegen aan de A35. Een goede doorstroming tussen deze stroomweg enerzijds en het westelijk stadsdeel en het centrum anderzijds is van groot belang. Ook de doorstroming op de singelring moet worden geoptimaliseerd. Naast investeringen in aanpassing van de auto-infrastructuur, maatregelen voor een betere benutting van bestaande infrastructuur en parkeermaatregelen, is ook het aanbieden van vervoersalternatieven voor de auto een belangrijk punt. Dit zou gerealiseerd moeten worden door het fietsroutenetwerk te vervolmaken en uit te breiden. Ook in de kwaliteit van het openbaar vervoer moet verder worden geïnvesteerd door de doorstroomassen voor "Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)" uit te breiden en o.a. in te zetten op betrouwbare actuele reizigersinformatie en tariefexperimenten. Bij al deze maatregelen moet het begrip “Ketenbenadering” in gedachten worden gehouden, waarmee wordt bedoeld dat de diverse vervoersmodaliteiten elkaar in een verplaatsingsketen waar mogelijk moeten kunnen aanvullen (bijvoorbeeld P&R voorzieningen). Een ander belangrijk item is de verbetering van de leefbaarheid in woonbuurten door het verlagen van de snelheid van het autoverkeer en het ontmoedigen van sluipverkeer. Hierbij mag de bereikbaarheid van bedrijven en voorzieningen in de wijken en de doorstroming op de hoofdwegenstructuur niet uit het oog worden verloren. In het mobiliteitsbeleid speelt "Duurzaam Veilig" een belangrijke rol. Volgens dit principe moet rekening worden gehouden met de feilbare weggebruiker: door een goede ruimtelijke inrichting moet verkeersveilig gedrag automatisch worden opgeroepen.

3.3.9 Notitie Bomenbehoud Enschede

De bomen in Enschede bepalen in belangrijke mate de groene kwaliteit van de stad. Om deze kwaliteit in de toekomst te blijven waarborgen en te voorkomen dat beeldbepalende, monumentale en bijzondere bomen uit het stadsbeeld verdwijnen, verdienen deze bomen extra bescherming. In de notitie “Bomenbehoud Enschede”, op 9 september 2008 door Burgemeester en Wethouders van Enschede vastgesteld, worden de beschermingsmaatregelen ten behoeve van het bomenbehoud in de openbare ruimte binnen de bebouwde kom nader uitgewerkt.

Alleen een kapvergunningenbeleid is niet voldoende om de groene kwaliteit in de stad te blijven waarborgen. Hiervoor zijn meer instrumenten nodig. Voorbeelden van aanvullende maatregelen zijn het plaatsen van beschermwaardige bomen op een bomenlijst, het markeren van de positie van de bestaande bomen in de voorbereidingsfase van de planontwikkeling en deze in het ontwerp in te passen. Een andere mogelijkheid is de bescherming van monumentale en specifieke bijzondere of waardevolle bomen in het bestemmingsplan. Ook kunnen beschermende maatregelen worden voorgeschreven in projectbestekken, indien in de nabijheid van bomen moet worden gewerkt. Als extra maatregel wordt genoemd het volgens een gestructureerde aanpak toezicht houden op de naleving, handhaven en sanctioneren, een actieve controle op illegale kap en beschadiging van bomen.

Beschermwaardige bomen

Beschermwaardige bomen zijn bomen, waarvan het beleid is om deze duurzaam in stand te houden, beeldbepalend zijn en optimaal hun functie (kunnen) vervullen. Deze bomen zijn op een bomenlijst geplaatst en zijn onder te verdelen in verschillende subcategorieën:

  • monumentale bomen; dit zijn bomen van unieke en zeer hoge waarde, de groene parels van Enschede.
  • structuur- en bijzondere, waardevolle bomen; dit zijn bomen die de openbare ruimte duidelijk ordenen, structuur en/of identiteit geven op stedelijke niveaus.
  • functionele bomen en boomgebieden; dit zijn bomen in parken (op stedelijk en buurtniveau), begraafplaatsen, landgoederen, aan te wijzen pleinen, houtsingels om industrieterreinen, bij sport- en speelgelegenheden en enkele bijzondere locaties.

Voor de bepaling of een boom monumentaal of bijzonder, waardevol is, is in de notitie een aantal criteria geformuleerd die ook landelijk worden gehanteerd. Met betrekking tot de beschermingsmaatregelen via een juridische regeling in het bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 6.3.3 in het hoofdstuk over de Juridische planopzet.

3.3.10 Externe veiligheidsbeleid

Het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Enschede is vastgelegd in de Externe Veiligheidsvisie (EV-visie), die op 18 juni 2007 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld. In de EV-visie wordt onderscheid gemaakt in het naleven van wettelijk vastgelegde grenswaarden (naleven van landelijk beleid en regelgeving) en de vermindering van risico dat verder gaat dan het landelijk beleid (ambitie). Eén van de uitgangspunten van de EV-visie is: 'een benadering op maat gericht op naleving van vigerend landelijk risicobeleid (wegnemen knelpunten). Daar waar al aan landelijke eisen voldaan wordt, streven naar risicoreductie en actieve verantwoording over omgaan met restrisico's (preparatie van brandweer, strikte handhaving op veiligheidsaspecten) naar bevolking en betrokken bedrijven'. De ambitie binnen het gemeentelijk beleidskader heeft, met inzet van eigen middelen, geleid tot een start van deze uitvoering. Het gemeentelijk en het landelijk beleidskader eisen hetzelfde resultaat met het verschil dat het gemeentelijk beleidskader de maatregelen sneller wil doorvoeren dan landelijk vereist is. Naast de Bevi inrichtingen (die als prioritaire bedrijven worden aangewezen binnen de gemeente) kunnen middels een checklist, opgesteld door de gemeente Enschede, ook andere inrichtingen als “prioritair” worden aangewezen. Bij deze inrichtingen zou een plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 buiten de terreingrens mogelijk kunnen zijn. Deze bedrijven vallen niet onder het Bevi maar in het kader van de externe veiligheid dient daarmee wel rekening te worden gehouden.

3.3.11 Archeologiebeleid

Op 28 januari 2008 heeft de gemeente Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke wijze binnen de gemeente Enschede invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroeg tijdstip te worden betrokken bij planontwikkelingen en/of aanvragen voor bouw-, sloop- of aanlegvergunningen dat de risico's van bodemverstoringen voor de archeologie voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij is het van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde. Gesteld kan worden dat tot de Middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de Middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. In deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op basis van kennis over het hiervoor genoemde kan een indicatie worden gegeven over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties ten aanzien van gebiedsspecifieke verwachtingen zijn op een archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Enschede aangegeven. Voor gebieden met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde en waardevolle terreinen geldt een archeologische onderzoeksplicht.

In de beleidsnota is een handleiding voor het archeologisch werkproces opgenomen, met daarin te onderscheiden processtappen van inventarisatie, waardering, selectie en specifieke beheersmaatregelen.