direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Hogeland-Zuid, Varvik en Diekman
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20100737-0003

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van risicovolle inrichtingen en garagebedrijven;
  • b. niet-zelfstandige kantoorfunctie als integraal onderdeel van de bedrijfsactiviteiten tot een bruto-vloeroppervlak per bedrijf van maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1" zijn bedrijven, genoemd in categorie 3.1 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1) toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" zijn bedrijven, genoemd in categorie 3.2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1) toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – vermelding volgnummer” zijn de gronden tevens bestemd voor bedrijven overeenkomstig de bedrijfsactiviteiten, zoals die zijn omschreven onder het corresponderende cijfer van de bij deze regels behorende 22;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - garageboxen" zijn garageboxen toegestaan;
  • g. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. op de voor “Bedrijf” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 3.1;
  • b. geen bebouwing mag worden opgericht binnen een afstand van 3,5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen zijdelingse perceelsgrens en binnen een afstand van 5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen achterste perceelsgrens, tenzij het oprichten van bebouwing uit het oogpunt van rampenbestrijding geen gevaar oplevert.

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” mag de bouwhoogte niet worden overschreden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage'' mag het bebouwingspercentage niet worden overschreden;
  • d. ter plaatse van de combi-aanduiding "maximale bouwhoogte" en "maximum bebouwingspercentage" mag de bouwhoogte en het bebouwingspercentage niet worden overschreden.

 

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat achter de voorerfgebied buiten het bouwvlak maximaal 50 m² aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 4,5 meter bedragen.

3.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van niet eerder genoemde overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 10 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen.

3.2.5 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. nutsvoorzieningen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

3.2.6 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een garagebox mag maximaal 20 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen.

3.2.7 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 3.2.1, 3.2.2, 3.2.3, 3.2.4 3.2.5 en/of 3.2.6 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1, onder a, voor de bouw van gebouwen ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in de hoofdgroep Bedrijven van bijlage 1 van deze regels dan wel is genoemd in één categorie hoger van die hoofdgroep, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens artikel 3.1, onder a, op die locatie toegestane bedrijven;
  • b. lid 3.2.3, onder b, voor een bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken tot maximaal 7 meter.

De in dit lid genoemde afwijkingen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven is toegestaan, mits deze niet plaats vindt vóór een naar de openbare weg of het openbaar groen gekeerde gevel.
  • b. Geen opslag van goederen mag plaatsvinden binnen een afstand van minder dan 3,5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen zijdelingse perceelsgrens en binnen een afstand van minder dan 5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen achterste perceelsgrens, tenzij de opslag van goederen uit het oogpunt van rampenbestrijding geen gevaar oplevert.
  • c. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning;
    • 2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
    • 3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een garagebedrijf;
    • 4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behove van een praktijkruimte;
    • 5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle bedrijven;
    • 6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
    • 7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in de hoofdgroep Bedrijven van bijlage 1 van deze regels dan wel is genoemd in één categorie hoger van die hoofdgroep, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 3.1, onder a, op die locatie toegestane bedrijven.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - vermelding volgnummer” en het verwijderen daarvan van de bij deze regels behorende bijlage 2, indien het bedrijf met de betreffende activiteit ter plaatse gedurende tenminste een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.