direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Ribbelt Stokhorst 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20091662-0004

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel komt vooral tot uitdrukking in het door Provinciale Staten vastgestelde streekplan en de herzieningen daarvan. Daarnaast kunnen worden genoemd het Milieubeleidsplan, het Waterhuishoudingsplan en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, die eveneens ruimtelijk relevant beleid bevatten. In de praktijk is daarnaast een belangrijke rol weggelegd voor de nota "Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen", waarin regels zijn opgenomen voor het ruimtelijke toezichtbeleid van de provincie. Voorzover dit relevant wordt geacht, wordt in deze paragraaf ingegaan op het provinciale ruimtelijke beleid, zoals dat in de hiervoor genoemde stukken tot uiting komt.

3.2.1 Omgevingsvisie

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel komt vooral tot uitdrukking in de op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgestelde Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

In de Omgevingsvisie wordt een visie geschetst op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel met als horizon 2030. Hierin wordt aangegeven welke beleidsambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn, waaraan een uitvoeringsprogramma is gekoppeld.

Voorheen moest de provincie de bestemmingsplannen van gemeente goedkeuren. Met de nieuwe Wet op der ruimtelijke ordening (Wro) is die goedkeuringsbevoegdheid verdwenen. In de omgevingsvisie benoemt de provincie haar provinciale belangen en geeft ze aan hoe ze maatschappelijke opgaven samen met hun partners gaat realiseren. De Omgevingsvisie is een structuurvisie onder de nieuwe Wro.

De Omgevingsvisie is een integrale visie, waarin de provincie verschillende beleidsonderwerpen op elkaar afstemt. Voor de provincie is het de uitdaging om een toekomstperspectief te ontwikkelen, waarmee ruimte wordt geboden aan economische ontwikkeling en tegelijkertijd de kwaliteit van het Overijsselse landschap wordt versterkt. De provincie voelt zich verantwoordelijk voor de daadwerkelijke realisering van de Omgevingsvisie. De Wro en de Waterwet geeft de provincie de beschikking over een aantal instrumenten om hun beleid vorm te geven. Het accent ligt daarbij op sturen vooraf. De provincie gaat uit van de gedachte "decentraal wat kan, centraal wat moet". Ze wil bestuurlijke partners op een zo laag mogelijk schaalniveau ruimte bieden om op eigen gezag te handelen.

De leidende thema's die in de Omgevingsvisie aan bod komen zijn thema's waar de provincie zich al jaren mee bezig houdt. In de Omgevingsvisie zijn deze thema's ingevuld aan de hand van twee elementen die leidend zijn voor alle beleidskeuzes die de provincie maakt: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Onder duurzaamheid wordt verstaan: 'Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.' De keuze voor duurzaamheid uit zich bijvoorbeeld in de grote aandacht voor zuinig ruimtegebruik, de wateropgave en de provinciale bijdrage aan reductie van broeikasgassen. Over ruimtelijke kwaliteit wordt in de ontwerpvisie aangegeven: 'De essentie van handelen met ruimtelijk kwaliteit is dat het leidt tot een omgeving die mooi is, klopt, iets toevoegt, en een tijd mee kan; er is uitgehaald wat er in zit'. Kortom, ruimtelijke kwaliteit definieert de provincie als datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

De ambitie van de provincie is om de kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten, waarbij elk project, elke ontwikkeling iets bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit wordt daarmee een vanzelfsprekend resultaat van handelen. De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit vooral versterken door essentiele gebiedskenmerken te verbinden aan nieuwe ontwikkelingen.

Voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn drie onderdelen in het bijzonder van belang in de Omgevingsvisie, namelijk:

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn.

In de Omgevingsvisie is onder meer aangegeven dat de provincie Overijssel inzet op het behouden en versterken van de leefbaarheid in steden en dorpen door te sturen op de concentratie van voorzieningen en stimuleren van herstructurering. Hierbij is de kwaliteit van de openbare ruimte (voldoende groen, speelvoorzieningen etc.) een belangrijk aandachtspunt. De beschikbaarheid van voorzieningen is een belangrijke vestigingsfactor. In dorpen en kernen gaat het om basisvoorzieningen en in de stedelijke netwerken om (grootstedelijke) voorzieningen met (boven-)regionale uitstraling, als (inter-)nationale treinverbindingen, winkelcentra, zorg, sportaccommodaties, culturele voorzieningen als goede bibliotheken, bioscopen, musea, theaters met goede programmering, poppodia, festivals en hoogwaardige voorzieningen als dans, opera en orkesten etc.

Van belang is voorts dat in de Omgevingsverordening Overijssel 2009 opgenomen is dat grootschalige en perifere detailhandel buiten bestaande Stedelijke omgeving niet kan plaatsvinden.

In dit kader kan verder niet onvermeld blijven dat de ontwikkelingslocatie is gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied (boringsvrije zone Kotkamp/Schreurserve). Binnen een boringsvrije zone is het, ingevolge artikel 3.2.1.3 van de Omgevingsverordening verboden binnen een inrichting een lozing uit te voeren in de bodem van overige vloeistoffen waarin stoffen voorkomen als bedoeld in bijlage III bij het Lozingenbesluit bodembescherming, of van koelwater of een bodemenergiesysteem tot stand te brengen, voor zover deze activiteiten plaatsvinden dieper dan vijf meter onder het maaiveld.

De ontwikkelingsperspectieven

Ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Binnen bestaande woongebieden is er ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stads milieus. In de Stedelijke omgeving is het de uitdaging de economische centra bereikbaar te houden en door herstructurering de kwaliteit van woonomgevingen en bedrijfslocaties te vergroten.

In de Omgevingsvisie wordt aandacht gevraagd voor de zogenaamde stadsrandgebieden. Deze strekken zich uit in de Groene omgeving, maar bedienen vooral de Stedelijke omgeving. Veel stadsrandgebieden in Overijssel liggen tegen aantrekkelijke natuurcomplexen of landgoederen aan. Het vormgeven van de stadsrandgebieden als entrees van zowel de Groene als Stedelijke omgeving is een belangrijk kwaliteitsdoel. Specifiek hierop toegesneden nieuwe woon- en werkmilieus kunnen worden ingezet ter versterking van de landschappelijke structuur in deze gebieden. Ontwikkelingen in stadsrandgebieden moeten gepaard gaan met substantiële investeringen in de ruimtelijke kwaliteit en beleefbaarheid. In deze gebieden wordt de functie als ‘uitloop’-gebied voor de stad versterkt door verdichting van het routenetwerk voor langzaam verkeer. Ook recreatieve functies en culturele voorzieningen kunnen op specifieke plekken in de stadsranden de kwaliteit en de aantrekkelijkheid verhogen.

Gebiedskenmerken

De in de omgevingsvisie beschreven gebiedskenmerken geven inzicht in de kenmerken van verschillende gebieden en wat in die gebiedskenmerken van provinciaal belang is voor hoe een ontwikkeling invulling krijgt. De kwaliteits-opgaven en –voorwaarden op basis van gebiedskenmerken kunnen te maken hebben met landschappelijke inpassing, infrastructuur, milieuaspecten, bodemaspecten, cultuurhistorie, toeristische en recreatieve aantrekkingskracht, natuur, water, etc. De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

3.2.2 Omgevingsverordening

Boringsvrije zone

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20091662-0004_0025.jpg"

Het gehele plangebied is gelegen in de boringsvrije zone. In boringsvrije zones is het beschermingsregime erop gericht om de zones te vrijwaren van mechanische bodemingrepen, die de beschermende functie van slechtdoorlatende bodemlagen (keileem) teniet zouden kunnen doen. Ook moet worden voorkomen dat schadelijke stoffen het grondwaterverontreinigingen dat wordt gebruikt voor de drinkwatervoorzieining. Het is in boringsvrijezones verboden mechanische ingrepen (zoals boringen en grond- en funderingswerken) op of in de bodem uit te voeren.

Om die reden is een verbod opgenomen om overige vloeistoffen en koelwater te lozen, om mechanische ingrepen uit te voeren en om bodemenergiesystemen tot stand te brengen dieper dan 5 meter vanaf maaiveld in de ondergrond. In de verordening is opgenomen dat Gedeputeerde Staten een ontheffing kunnen verlenen.

3.2.3 Agenda van Twente

De Agenda van Twente is een door de Regio Twente vastgesteld ontwikkelingsprogramma met een looptijd van circa tien jaar dat door de regio in samenwerking met de provincie Overijssel en de Twentse gemeenten wordt uitgevoerd. De Agenda van Twente bundelt regionale beleidsvisies, zoals het Regionaal Economisch Ontwikkelingsplan, het Regionaal Mobiliteitsplan en het Bestuurlijk Manifest "Wij zijn Twente", en projecten. Met de Agenda van Twente wordt beoogd de Twentse ambities op sociaaleconomisch en ruimtelijk terrein gezamenlijk te realiseren met als uiteindelijk doel een productief en welvarend Twente tot stand te brengen, waar het prettig wonen, werken en recreëren is. De ambities zijn vertaald in concrete doelstellingen, die moeten worden gerealiseerd op basis van een viertal programma's, zijnde:

  • Mensen in Twente, gericht op het welbevinden van mensen;
  • Werken in Twente, gericht op het versterken van duurzame werkgelegenheid;
  • Twente langs alle wegen, gericht op betere bereikbaarheid en mobiliteit;
  • Landgoed Twente, gericht op een betere benutting van landschappelijke kwaliteit, een goede ruimtelijke ordening, een aantrekkelijk woonklimaat en investeren in recreatie en toerisme.

De programma's bestaan uit projecten en een financieringsstrategie.