direct naar inhoud van Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
Plan: Medisch Spectrum Twente 2009
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20090894-0004

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Geluidzones
8.1.1 geluidzone - weg
  • a. Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - weg" mogen op gronden gelegen binnen deze zone, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, geen woningen of andere geluidgevoelige objecten worden gebouwd.
  • b. Het onder a genoemde bouwverbod geldt niet:
    • 1. voor het vernieuwen, veranderen of vergroten van woningen of andere geluidgevoelige objecten overeenkomstig de regels van dit plan, mits daarbij de afstand tot de weg niet wordt verkleind, de bouwhoogte van het gebouw niet toeneemt, het aantal woningen of andere geluidgevoelige objecten niet toeneemt en wordt voldaan aan de van toepassing zijnde eisen voor de karakteristieke geluidwering uit het Bouwbesluit;
    • 2. indien burgemeester en wethouders ten behoeve van de bouw van de woningen of andere geluidgevoelige objecten een hogere grenswaarde hebben vastgesteld en wordt voldaan aan de van toepassing zijnde eisen voor de karakteristieke geluidwering uit het Bouwbesluit;
    • 3. indien door middel van akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat door het treffen van een maatregel, zoals het aanbrengen van geluidreducerend asfalt of de plaatsing van een geluidscherm, een situatie kan worden gecreëerd, waardoor de geluidsbelasting op de gevels van de woning of het andere geluidsgevoelige object ten hoogste 48 dB (voorkeurgrenswaarde) bedraagt;
    • 4. indien de naar de weg gekeerde zijde van de woning of van het andere geluidgevoelige object voldoet aan de voorwaarden, zoals vermeld in artikel 1b, lid 5 van de Wet geluidhinder en door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond, dat minimaal sprake is van één geluidluwe gevel (geluidsbelasting minder dan 48 dB).

8.2 Archeologische onderzoeksgebieden
8.2.1 archeologisch onderzoeksgebied B
  • a. Ter plaatse van de aanduiding "overig - archeologisch onderzoeksgebied B" mogen, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, geen bouwwerken worden opgericht die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte meer dan 500 m².
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de daar voorkomende bestemming(en), mits daardoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van de archeologische waarden.
  • c. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overig - archeologisch onderzoeksgebied B', in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren met een bodemverstoringsoppervlakte meer dan 500 m²:
  • 1. het ophogen van de bodem;
  • 2. het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;

of wanneer de hieronder genoemde werken of werkzaamheden dieper reiken dan 50 cm onder het maaiveld:

  • 3. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
  • 4. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • 7. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • 8. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • 9. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • 10. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • 11. alle overige werken of werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten.


d. Het onder c bedoelde verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de gronden betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt.

e. De vergunning als bedoeld onder c wordt slechts verleend, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

f. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan worden bepaald dat de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

g. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:

1. de aanduiding "overig - archeologisch onderzoeksgebied B" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

2. aan gronden alsnog de aanduiding "overig - archeologisch onderzoeksgebied B" toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende locatie archeologische waarden te verwachten zijn.