direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Hardick-Seckel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20082400-0004

4.1 Milieu

4.1.1 Bodemkwaliteit

In het kader van het bestemmingsplan "Hardick-Seckel" heeft er bodemonderzoek plaatsgevonden voor het gedeelte van het plangebied dat wordt herontwikkeld tot gemengd gebied met bedrijvigheid in het middengebied en woningbouw aan de randen. Voor de gebieden die in het bestemmingsplan overeenkomstig de bestaande situatie en het bestaand gebruik (conserverend) zijn bestemd is een onderzoek naar de bodemgesteldheid achterwege gebleven, omdat de resultaten van een dergelijk onderzoek de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloeden.

Voor het herontwikkelingsgebied "Hardick & Seckel" hebben recentelijk de volgende bodemonderzoeken plaatsgevonden:

  • 1. Actualisatie-onderzoek Hardick & Seckel-terrein te Enschede (Tebodin BV, rapportnummer 36945, d.d. 16 mei 2007);
  • 2. Nader bodemonderzoek Getfertweg 191 en Sumatrastraat 81 te Enschede (Tebodin BV, rapportnummer 39527, d.d. 15 december 2008);
  • 3. Nader bodemonderzoek Kuipersdijk 204 te Enschede (EcoReest BV, rapportnummer 090410, d.d. 9 juni 2009).

ad 1) Actualisatie-onderzoek Hardick & Seckel-terrein:

Ter plaatse heeft een actualiserend bodemonderzoek (verkennend bodemonderzoek en nader bodemonderzoek) plaatsgevonden. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat, gezien de actuele mate en omvang van de bodemverontreinigingen, binnen het plangebied acht gevallen van ernstige bodemverontreiniging zijn te onderscheiden:

  • Geval WBB1: inrit bedrijfsverzamelgebouw tussen de Sumatrastraat 19 en 27 (kern A)
  • Geval WBB2: bedrijfsterrein Sumatrastraat 53 (kern B)
  • Geval WBB3: strook zuidelijk van bedrijfsverzamelgebouw Kuipersdijk 194-196 (kern D)
  • Geval WBB4: klein deel voormalig bedrijfsterrein Kuipersdijk 198 (kern E)
  • Geval WBB5: parkeerterrein ten westen van bedrijfspand Getfertweg 227 (kern G)
  • Geval WBB6: voormalige stookolietank Kuipersdijk 194-196 (kern K)
  • Geval WBB7: voormalige HBO tank Kuipersdijk 194-196 (kern L)
  • Geval WBB8: voormalige smederij/chemicaliënopslag Getfertweg 227 (kern N)

Kernen C, F en I worden in het saneringsplan meegenomen, omdat de omvang van de verontreinigingen de 25m³ benaderd. Kernen H, J, M en Q zijn gezien de omvang niet meegenomen in het saneringsplan. Als bij de herinrichting ter plaatse graafwerkzaamheden plaatsvinden, zal voor deze verontreinigingen een plan van aanpak opgesteld moeten worden. Voor de exacte situering van de in dit bodemonderzoek onderzochte locaties en de daarbinnen onderscheiden kernen wordt verwezen naar de overzichtstekening in bijlage 8.

WBB1: inrit bedrijfsverzamelgebouw tussen de Sumatrastraat 19 en 27 (kern A)

Ter plaatse van kern A is in de puinhoudende en licht sintel/kolengruishoudende bovengrond een sterke verontreiniging met barium, lood en zink aanwezig. Het gehalte minerale olie overschrijdt de achtergrondwaarde. De omvang van deze verontreiniging bedraagt 190m³. De verontreiniging is in oostelijke en westelijke richting (buiten het plangebied) niet afgeperkt.

WBB2: bedrijfsterrein Sumatrastraat 53 (kern B)

In de bovengrond is weinig tot veel puin, weinig sintels, kolengruis en plastic aangetroffen tot een diepte van 0,5 meter beneden maaiveld, met plaatselijk tot 1,5 meter beneden maaiveld. Hier is een sterke verontreiniging met PAK en plaatselijk zink aangetroffen. Diverse zware metalen worden verhoogd aangetroffen ten opzichte van de achtergrondwaarde. De omvang van de sterke verontreiniging bedraagt 80 m³.

WBB3: strook zuidelijk van bedrijfsverzamelgebouw Kuipersdijk 194-196 (kern D)

De verontreiniging met barium en PAK in de grond wordt gerelateerd aan het voorkomen van puin en sintels/kolengruis tot 0,6 à 1,0 meter beneden maaiveld. De omvang van de sterke verontreiniging bedraagt 190 m³.

WBB4: klein deel voormalig bedrijfsterrein Kuipersdijk 198 (kern E)

In de bovengrond is tot een diepte van circa 0,4 – 0,6 meter beneden maaiveld een sterke zinkverontreiniging aanwezig. Het gehalte EOX overschrijdt de achtergrondwaarde. De totale omvang van de sterke verontreiniging is 40 m³.

WBB5: parkeerterrein ten westen van bedrijfspand Getfertweg 227 (kern G)

In de puinhoudende bovengrond komen barium en zink sterk verhoogd voor. Het gehalte koper wordt matig verhoogd aangetroffen, het gehalte nikkel overschrijdt de achtergrondwaarde. De omvang van de sterke verontreiniging is 460 m³.

WBB6: voormalige stookolietank Kuipersdijk 194-196 (kern K)

De aanwezige olie- en carbolineumverontreiniging is aanwezig op een diepte vanaf 0,5 meter beneden maaiveld tot minimaal 1,0 meter beneden maaiveld. Vanwege een ondoordringbare laag op 1 meter beneden maaiveld is de verontreiniging verticaal niet verder in beeld gebracht. De omvang van de sterke grondverontreiniging bedraagt 120 m³. In het grondwater zijn geen sterke verontreinigingen aangetroffen.

WBB7: voormalige HBO tank Kuipersdijk 194-196 (kern L)

Op een diepte van 0,5 – 2,0 meter beneden maaiveld is een olieverontreiniging aanwezig met minerale olie. De omvang van de sterke verontreiniging bedraagt 30 m³. In het grondwater zijn geen sterke verontreinigingen aangetroffen.

WBB8: voormalige smederij/chemicaliënopslag Getfertweg 227 (kern N)

De ondergrond op een diepte van 1,5 – 4,5 meter beneden maaiveld is sterk verontreinigd met minerale olie, de omvang van deze verontreiniging bedraagt 15 m³. Het grondwater is eveneens sterk verontreinigd met minerale olie en daarnaast sterk verontreinigd met naftaleen. De omvang van deze verontreiniging bedraagt 130 m³.

Daarnaast is bij vier kernen sprake van een benadering van 25 m3 verontreinigde grond, deze worden wel meegenomen in het saneringsplan. Het betreffen de volgende kernen:

  • Kern C: inrit bedrijfsterrein Sumatrastraat 73;
  • Kern F: tuin achter woning Getfertweg 227;
  • Kern I: ten noorden van bedrijfspand Getfertweg 227

Tevens zijn bij de kernen H, J, M en Q matig tot sterke verontreinigingen in de grond aangetroffen. In alle gevallen is de hoeveelheid minder dan 25 m³ waardoor er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

ad 2) Bodemonderzoek Getfertweg 191/Sumatrastraat 81:

Ter plaatse van drie eerder geconstateerde verontreinigingskernen is een nader bodemonderzoek uitgevoerd, om de omvang van de verontreiniging vast te stellen.

Kern 1: pompeiland van tankstation

De in 2001 aanwezige restverontreiniging van benzeen, ethylbenzeen, xylenen en naftaleen in het grondwater is in 2008 niet meer aangetroffen. Er is op deze locatie derhalve geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Kern 2: voormalige HBO-tank

Op een diepte tussen 1,0 en 2,2 à 3,0 meter beneden maaiveld is zintuiglijk en anallytisch een olieverontreiniging aangetoond. Tevens zijn in de grond en het grondwater sterk verhoogde gehalten minerale olie aanwezig. De omvang van de grondverontreiniging bedraagt circa 250 m³, waarvan 90 m3 sterk verontreinigd. De omvang van de grondwaterverontreiniging bedraagt circa 600 m3, waarvan 90 m³ sterk verontreinigd. De verontreiniging is deels gelegen op het perceel Sumatrastraat 75 en 81.

Kern 3: chemicaliënopslag (nbo 2009)

In het grondwater zijn sterk verhoogde gehalten cadmium, koper, lood, nikkel en zink aangetroffen tot een diepte van circa 7 beneden maaiveld. De omvang van de verontreiniging is circa 1000 m3, waarvan 80 m³ sterk verontreinigd. De verontreiniging is ontstaan na 1987, waardoor er sprake is van een zorgplichtgeval.

De in dit bodemonderzoek onderzochte locaties en de daarbinnen onderscheiden kernen zijn in onderstaande afbeelding weergegeven.

Saneringsplannen, ernst en spoedeisendheid

Voor de gevallen WBB1 t/m WBB8, de kernen C, F, I en de kernen 2 en 3 zijn saneringsplannen opgesteld (Tebodin, 38130/3415001, 20 februari 2008 en 7 april 2009). Deze gevallen zijn beschikt op ernst en spoedeisendheid door het bevoegd gezag. Deze gegevens zijn verwerkt (incl. saneringskosten) in onderstaande tabel.

Geval   datum beschikking ernst/spoedeisendheid   Saneringsplan opgesteld   datum saneringsplan   saneringstijdstip   Saneringskosten*  
WBB 1   16 juli 2008
0800030267 BM/be  
Ja   20 februari 2008 (Tebodin)   spoedeisend
<4 jaar saneren  
€221.957  
WBB 2   16 juli 2008
0800030267 BM/be  
Ja   20 februari 2008 (Tebodin)   niet spoedeisend    
WBB 3   16 juli 2008
0800030267 BM/be  
Ja   20 februari 2008 (Tebodin)   niet spoedeisend    
WBB 4   16 juli 2008
0800030267 BM/be  
Ja   20 februari 2008 (Tebodin)   niet spoedeisend    
WBB 5   16 juli 2008
0800030267 BM/be  
Ja   20 februari 2008 (Tebodin)   niet spoedeisend    
WBB 6   16 juli 2008
0800030267 BM/be  
Ja   20 februari 2008 (Tebodin)   niet spoedeisend   € 110.580  
WBB 7   16 juli 2008
0800030267 BM/be  
Ja   20 februari 2008 (Tebodin)   niet spoedeisend    
WBB 8   16 juli 2008
0800030267 BM/be  
Ja   20 februari 2008 (Tebodin)   niet
spoedeisend  
Onderdeel van €221.957 (WBB1 t/m 5)  
Kern 2   in behandeling   Ja   7 april 2009 (Tebodin)   niet spoedeisend   € 100.000  
Kern 3   in behandeling   Ja (pva)   15 april 2009   zorgplicht    
Kern C   <25 m³   Ja   20 februari 2008 (Tebodin)   --   Vallen binnen gevallen WBB 1 t/m 8.  
Kern F   <25 m³   Ja   20 februari 2008 (Tebodin)   --    
Kern I   <25 m³   Ja   20 februari 2008 (Tebodin)      

*Het civieltechnisch geschikt maken van de locatie is niet meegenomen in deze berekening.

ad 3) Bodemonderzoek Kuipersdijk 204

Naar aanleiding van de uitkomsten van het in 2004 uitgevoerde verkennend chemisch en asbest bodemonderzoek is nader onderzoek verricht om vast te kunnen stellen wat de omvang van de asbestverontreiniging is en of er sprake is van een geval van ernstige chemische bodemverontreiniging. Tijdens het veldwerk van het nader onderzoek naar de PAK verontreiniging zijn in de boven- en ondergrond plaatselijk puin en kolengruisdeeltjes waargenomen. Tijdens het veldwerk van het nader asbestonderzoek zijn in de bodem plaatselijk asbestverdachte deeltjes waargenomen.

Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

Chemisch onderzoek:

Ter plaatse van deellocatie A is een volume grond van ca. 9 m3 matig verontreinigd met PAK. Het betreft geen ernstig geval van bodemverontreiniging aangezien er geen interventiewaarden worden overschreden en er geen sprake is van zorgplicht. Het betreft een diffuse heterogene verontreiniging die deels is te relateren aan de zintuiglijk waargenomen kolengruis- en puindeeltjes. Er is derhalve geen saneringsnoodzaak aangetoond.

Asbestonderzoek:

Ter plaatse van deellocatie B is er geen sprake van een asbestverontreiniging, dat wil zeggen dat het gehalte niet is aangetoond boven de interventiewaarde van 100 mg/kg d.s. Wel zijn er in de bodem asbesthoudende materialen aangetroffen. Er is derhalve geen saneringsnoodzaak aangetoond.

Conclusie

Ten behoeve van het bestemmingsplan "Hardick-Seckel" is de verontreinigingssituatie in het plangebied voldoende in beeld gebracht. Dit betekent dat bij herontwikkeling van de onderzoekslocatie rekening moet worden gehouden met de aangetroffen ernstige en niet ernstige verontreinigingen. Voor de kernen 2 en 3 lopen op dit moment de betreffende saneringsplanprocedures bij de daarvoor bevoegde gezagen (kern 2: afdeling Vergunningen voor de verkorte procedure minerale olieverontreiniging, kern 3: afdeling Handhaving voor goedkeuring plan van aanpak zware metalenverontreiniging). De financiering van de saneringskosten maakt deel uit van de grondexploitatie "Hardick & Seckel", voor een beperkt deel zullen hiervoor ook ISV-gelden worden ingezet.

4.1.2 Bommendetectie

Uit de bij de gemeente Enschede bekende informatie blijkt dat het plangebied "Hardick-Seckel" in beginsel verdacht is voor wat betreft de aanwezigheid van conventionele explosieven in de bodem. Er bestaat binnen de gemeente Enschede echter geen compleet beeld van de mogelijke aanwezigheid, de mate van verspreiding en de soort van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog die mogelijk in de bodem zijn achtergebleven binnen het plangebied. Met het oog daarop is door REASeuro te Riel onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van conventionele explosieven in de bodem. Het onderzoeksrapport, kenmerk 07689/RO-080097 d.d. 18 juni 2008, is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Onderzoeksresultaten

Uit de beoordeelde probleeminventarisatie en -analyse blijkt dat het plangebied niet verdacht is met betrekking tot het voorkomen van explosieven. Uit de diverse analyses blijkt:

  • 1. in de beschikbare literatuur is geen specifieke informatie bekend over het plangebied.
  • 2. op basis van informatie uit het gemeentearchief wordt de verwachting uitgesproken dat er geen explosieven aanwezig zijn binnen het plangebied.
  • 3. uit de luchtfoto-interpretatie blijkt dat er binnen het plangebied geen schade is waargenomen.
  • 4. op de stafkaarten wordt geen aanvullende informatie met betrekking tot oorlogsschade weergegeven.
  • 5. uit de analyse van de bombardementsgegevens blijkt dat er als gevolg van de aanvallen op 31 maart 1945 in het plangebied geen blindgangers worden verwacht.
  • 6. uit de analyse van de informatie uit de defensiearchieven blijkt dat het niet aannemelijk is dat er blindgangers zijn achtergebleven of dat er mijnenvelden hebben gelegen in het plangebied.

Conclusie

Uit de inventarisatie van bommen en explosieven is op te maken dat er binnen het plangebied "Hardick-Seckel" geen verdachte deellocaties voorkomen. De mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven in de bodem van het plangebied vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.3 Geluid wegverkeer

In de Wet geluidhinder wordt bepaald dat alle wegen zones hebben waarbinnen niet zondermeer nieuwe geluidgevoelige bebouwing mag worden opgericht. Artikel 74 van die wet bepaalt dat zich langs wegen zones bevinden die aan weerszijden van die weg de volgende breedte hebben:

in stedelijk gebied:

  • voor een weg bestaande uit 1 of 2 rijstroken: 200 meter;
  • voor een weg bestaande uit 3 of meer rijstroken: 350 meter.

in het buitenstedelijk gebied:

  • voor een weg bestaande uit 1 of 2 rijstroken: 250 meter;
  • voor een weg bestaande uit 3 of 4 rijstroken: 400 meter.

Bovenstaande geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

Krachtens artikel 77 van de Wet geluidhinder is het College van burgemeester en wethouders verplicht om bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan, dat voorziet in de bouw van nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bebouwing in een zone als hiervoor bedoeld, een onderzoek in te stellen naar de geluidsbelasting welke die woningen (of andere geluidgevoelige bebouwing) zouden ondervinden van het verkeer op die weg. Daarnaast wordt een onderzoek ingesteld naar de doeltreffendheid van de in aanmerking komende verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de weg optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige objecten de ten hoogste toelaatbare waarden worden overschreden.

Voorkeurgrenswaarde

De Wet geluidhinder bepaalt dat de voorkeurgrenswaarde voor woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en woonwagenstandplaatsen binnen een geluidszone 48 dB bedraagt. De voorkeurgrenswaarde voor andere geluidgevoelige terreinen bedraagt 53 dB. Nieuwe geluidgevoelige objecten die een geluidsbelasting van ten hoogste de voorkeurgrenswaarde ondervinden kunnen zonder procedures op grond van de Wet geluidhinder worden gerealiseerd.

Aftrek artikel 110g Wet geluidhinder

Vanwege de verwachting dat de geluidsproductie van motorvoertuigen in de toekomst zal afnemen biedt artikel 110g van de Wet geluidhinder de bevoegde autoriteit de mogelijkheid tot het toepassen van een aftrek op de berekende geluidsbelastingen. Deze aftrek bedraagt maximaal 2 dB bij wegen met een rijsnelheid van 70 km/u en hoger en maximaal 5 dB bij wegen met een rijsnelheid van minder dan 70 km/u. Voor de bepaling van de geluidwering ter plaatse van de gevels van de woningen mag geen aftrek worden toegepast.

Onderzoek

Het bestemmingsplan "Hardick-Seckel" voorziet in de bouw van nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen de zones van de Kuipersdijk, de Zuiderval en de Varviksingel. In het kader van het bestemmingsplan is er akoestisch onderzoek uitgevoerd, met als doel de geluidsbelasting vanwege de gezoneerde wegen op het plangebied te bepalen en te toetsen aan de voorkeurgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Voor het grootste deel van het plangebied is het akoestisch onderzoek verricht door de gemeente Enschede, voor de kavel die door Strukton Projectontwikkeling zal worden ontwikkeld is akoestisch onderzoek verricht door Buijvoets bouw- en geluidsadvisering (rapport Akoestisch onderzoek bouwplan 12 woningen Kuipersdijk Enschede, projectnummer 09.067, d.d. 23 juni 2009). Op de direct aan het plangebied grenzende wegen (Getfertweg, Bleekweg, Sumatrastraat) en de nieuwe ontsluitingsweg Hardick & Seckel geldt een maximum snelheid van 30 km per uur. Hierdoor zijn deze wegen niet gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder en kan een onderzoek naar de geluidsbelasting formeel achterwege blijven. Om te kunnen toetsen aan het principe van een goede ruimtelijke ordening zijn de geluidsbelastingen van deze wegen op de nieuwe woningen wel inzichtelijk gemaakt.

Resultaten

Uit de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat voor een aantal nieuw te realiseren woningen in het plangebied niet kan worden voldaan aan de voorkeurgrenswaarde van 48 dB, zodat hiervoor een hogere waarde moet worden aangevraagd. De betreffende woningen zijn opgenomen in onderstaande tabel, waarin voor de bepalende weg tevens de geluidsbelasting is weergegeven op de maatgevende beoordelingshoogte. Voor de situering van de objecten wordt verwezen naar de situatieschetsen zoals die zijn opgenomen in de akoestische onderzoeksrapporten.

Object   Hoogte (in m.)   Geluidsbelasting (in dB)   Maatgevende weg  
woning 7   7,5   56   Varviksingel  
woning 8   7,5   53   Varviksingel  
woning 9   7,5   51   Varviksingel  
woning 10   7,5   50   Varviksingel  
woning 11   7,5   51   Varviksingel  
woning 1 (kavel Strukton)   7,5   60   Kuipersdijk  
woning 2 (kavel Strukton)   7,5   60   Kuipersdijk  
woning 3 (kavel Strukton)   7,5   59   Kuipersdijk  
woning 4 (kavel Strukton)   7,5   59   Kuipersdijk  
woning 5 (kavel Strukton)   7,5   51   Kuipersdijk  
woning 6 (kavel Strukton)   7,5   50   Kuipersdijk  
woning 7 (kavel Strukton)   7,5   49   Kuipersdijk  
woning 9a (kavel Strukton)   1,5   56   Kuipersdijk  
woning 9b (kavel Strukton)   4,5   57   Kuipersdijk  
woning 9c (kavel Strukton)   7,5   57   Kuipersdijk  
woning 9d (kavel Strukton)   10,5   57   Kuipersdijk  

Uit de contouren van het gemeentelijke onderzoek blijkt tevens dat de geluidsbelasting ten gevolge van de niet gezoneerde wegen (Bleekweg, Sumatrastraat, Getfertweg, nieuwe ontsluitingsweg Hardick-Seckel) op geen van de nieuw te bouwen woningen hoger is dan 55 dB. Hiet is het vaststellen van hogere grenswaarden echter niet aan de orde, aangezien de Wet geluidhinder alleen van toepassing is op gezoneerde wegen.

Conclusie

De voorkeurgrenswaarde uit de Wet geluidhinder voor nieuw te bouwen woningen bedraagt 48 dB. Woningen die hieraan voldoen kunnen zonder procedures op grond van de Wet geluidhinder worden gebouwd. Nieuwe woningen die ten gevolge van een gezoneerde weg een gevelbelasting zullen ondervinden van hoger dan 48 dB kunnen uitsluitend worden geprojecteerd indien een hogere waarde wordt vastgesteld. In het stedelijk gebied bedraagt de maximaal te verlenen hogere waarde voor nieuw te projecteren woningen 63 dB. Een hogere waarde kan alleen worden vastgesteld als bron- of overdrachtsmaatregelen op bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard én tevens wordt voldaan aan de hieraan gestelde eisen in de gemeentelijke Geluidnota 2009-2012 (geluidluwe gevel, verblijfsruimten en buitenruimte bij voorkeur aan de geluidluwe zijde). In het plangebied van het bestemmingsplan "Hardick-Seckel" kan voor 16 woningen niet worden voldaan aan de voorkeurgrenswaarde, dit betekent dat voor deze woningen een hogere grenswaarde dient te worden aangevraagd.

Procedure hogere grenswaarden Wet geluidhinder

Op basis van de onderzoeksrapporten behorende bij de aanvraag hogere grenswaarden Wet geluidhinder kan worden geconcludeerd dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Kuipersdijk of de Varviksingel niet hoger is dan de op grond van de Wet geluidhinder maximaal toelaatbare 63 dB. In de aanvraag wordt onderbouwd waarom bronmaatregelen (stil asfalt) of overdrachtsmaatregelen (geluidsschermen) in dit geval niet mogelijk zijn. Uit de onderzoeksrapporten behorende bij de aanvraag blijkt tevens dat de geprojecteerde woningen waarvoor een hogere waarde wordt aangevraagd beschikken over een geluidluwe gevel, de aanvraag voldoet daarmee aan het gestelde in de gemeentelijke Geluidnota 2009-2012. De aangevraagde hogere waarden kunnen dan ook worden verleend. Op grond van het bepaalde in de Wet geluidhinder dient de procedure voor het vaststellen van een hogere grenswaarde gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen.

Het ontwerp-besluit tot vaststelling van hogere grenswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder heeft gelijktijdig met het ontwerp-bestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegen. Tegen het ontwerp-besluit zijn geen zienswijzen naar voren gebracht bij het College van Burgemeester en Wethouders.

4.1.4 Bedrijven en milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende inrichtingen (bedrijven of voorzieningen) en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woonwijken. In het algemeen wordt door het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast tengevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan "Hardick-Seckel" heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende contouren worden bepaald door verschillende milieuaspecten, zoals gevaar, hinder, stof, geur, geluid en dergelijke. Aan de hand van dossieronderzoek is, met behulp van de gemeentelijke "Lijst van bedrijfstypen" (bijlage 1 van de planregels) en "Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen" (Bijlage 2 van de planregels) en de publicatie "Bedrijven en milieuzonering", een herziene VNG uitgave van 2007, van de aanwezige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied en de directe omgeving daarvan de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en wordt voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de wenselijke afstanden tot woningen aangegeven. Daarnaast is er aan de hand van een veldonderzoek een aanvullende inventarisatie uitgevoerd. Hieruit zijn bedrijven aan het licht gekomen die niet in het inrichtingenbestand van de gemeente voorkomen, maar waarop wellicht wel de Wet milieubeheer van toepassing is. Ook voor deze bedrijven is de milieucategorie bepaald. Tenslotte is aan de hand van nader onderzoek bezien in hoeverre de indicatieve hindercontouren, die gebaseerd zijn op de potentiële milieubelasting van de bedrijven en voorzieningen binnen en buiten het plangebied, in werkelijkheid aanwezig zijn. Deze feitelijke milieubelasting van de verschillende bedrijven en voorzieningen is weergegeven in het vervolg van deze paragraaf. De inventarisatie van bedrijven en voorzieningen met bijbehorende milieuzonering is weergegeven in Bijlage 1 van deze toelichting.

Bestaande bedrijvigheid binnen het plangebied

Binnen het plangebied "Hardick-Seckel" zijn een tweetal typen bedrijven te onderscheiden, namelijk 1) bedrijven die overwegend overeenkomstig de bestaande situatie en het huidig gebruik zijn bestemd en 2) nieuwe bedrijven. Tot de eerste categorie bedrijven worden gerekend de bakkerij van Goldener Jagers aan de Sumatrastraat en de bestaande bedrijvigheid aan de Kuipersdijk. Voor deze bedrijven geldt dat er sprake is van geen of slechts beperkte bebouwingsuitbreidingsmogelijkheden ten opzichte van het huidige bestemmingsplan "Getfert-Perik-Hogeland noord". Het betreft hier bedrijven in ten hoogste milieucategorie 2, met geluid als bepalend milieuaspect en waar direct naast en/of waarboven wordt gewoond. Bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn in beginsel zonder meer aanvaardbaar in de directe omgeving van woningen.

Overzicht bedrijven binnen het plangebied:

Adres   Naam   Omschrijving activiteit   Categorie volgens bijlage 1.1   Milieu- aspect   indicatieve afstand
(in m1)  
Bleekweg 10   JMH   opslag van meubels voor een meubelmarkt   2   Geluid   30  
Kuipersdijk 164   Star Copy & Print   kopieer- en printservice   2   Geluid   30  
Kuipersdijk 168   Vloeren Totaal Twente   detailhandel in vloeren   1   Geluid   10  
Kuipersdijk 184   LionCar   autoherstel- en garagebedrijf   2   Geluid   30  
Kuipersdijk 186   MBS   kledingherstelbedrijf en stomerijservice   1   Geluid   10  
Kuipersdijk 188   Hans Meijer   meubelstoffeerderij   1   Geluid, Stof   10  
Kuipersdijk 192   SEOM   organiseren en geven van taalcursussen   1   Geluid   10  
Sumatrastraat 33 achter   Goldener Jagers   brood- en banket bakkerij (geen winkel)   2   Geur + Geluid   30  

Bestaande bedrijvigheid buiten het plangebied

Het plangebied "Hardick-Seckel" wordt grotendeels omgeven door woonbebouwing. In de directe omgeving van het plangebied zijn een viertal bedrijven aanwezig waarvan alleen het bedrijf "Sabo Sandwich" een indicatieve hindercontour heeft die mogelijk van invloed is op de gewenste ontwikkeling binnen het plangebied, op dit bedrijf wordt onderstaan nader ingezoomd. De overige bedrijven in de directe omgeving van het plangebied zijn ingedeeld in milieucategorie 1 en als zodanig zonder meer aanvaardbaar in de directe omgeving van woningen. Deze bedrijven zijn ofwel gelegen binnen een woonbestemming danwel binnen een bedrijfsbestemming met categorie 2 als maximaal toelaatbare bedrijfsactiviteit. Verder is er op de hoek Getfertplein/Getfertweg/Varviksingel een gebouw met de bestemming "gemengde voorzieningen" in aanbouw. Naast woningen op de bovengelegen etages zijn in dit gebouw op de begane grond commerciële ruimten gecreëerd. In die ruimten kunnen zich kleinschalige bedrijven (categorie 1 en 2) vestigen. Voor de woningen in het plangebied Hardick en Seckel vormen deze geen belemmering. In dit stedelijke gebied heeft een gemengde bestemming de voorkeur. De afstand tot de woningen in Hardick en Seckel bedraagt ongeveer 25 meter.

Sabo Sandwich, Bleekweg 33

Machinale houtbewerking (vervaardiging plaatmateriaal)

Potentiële milieubelasting

Het aspect geluid wordt bepaald door de werkzaamheden in de inrichting (machinale houtbewerking), de aan- en afvoerbewegingen en het laden en lossen van materialen en materieel op het buitenterrein (d.m.v. een heftruck). Stof kan vrijkomen bij het machinaal bewerken van hout. Geur kan bijvoorbeeld afkomstig zijn van verfspuitwerkzaamheden. Het aspect gevaar wordt voornamelijk bepaald door eventuele brandoverslag en de mogelijkheid van stofexplosies.

Daadwerkelijke milieubelasting

In het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Getfert-Perik-Hogeland noord" zijn de bedrijfsactiviteiten van dit bedrijf ingedeeld in categorie 3.2 (met een normafstand van 100 meter voor het aspect geluid) en heeft het pand waarin Sabo Sandwich gevestigd is de basisbestemming "Bedrijven t/m categorie 2" met de specifieke bestemming "machinale houtbewerking". Op basis van de daadwerkelijke belasting, zoals toegestaan in de milieuvergunning, kan het bedrijf met toepassing van de Lijst van bedrijfstypen uit bijlage 1 van de planregels worden ingedeeld in milieucategorie 2.

Stof: Voor stofoverlast behoeft niet te worden gevreesd aangezien de retourlucht van de stofafscheidingsinstallatie t.b.v. de machinale houtbewerkingmachines geheel in de werkplaats wordt teruggevoerd. De normafstand kan op grond van het vorenstaande derhalve met minimaal één stap worden teruggebracht tot 30 m.

Geur: Er vinden geen verfspuitwerkzaamheden of anderszins geur veroorzakende werkzaamheden plaats.

Gevaar: Er worden geen gevaarlijke stoffen of gassen binnen het bedrijf opgeslagen. Er zijn geen externe veiligheidsrisico's. Het aspect gevaar wordt bepaald door eventuele brandoverslag. Er dient ervan te worden uitgegaan dat de wetgeving (o.a. bouwregelgeving) voldoende handvatten biedt om de risico's voor brandoverslag te minimaliseren (aanwezigheid van voldoende brandblusmiddelen, eisen aan de brandwerendheid van constructie e.d.). Gelet op het vorenstaande is het aspect gevaar geen knelpunt.

Geluid: In de onmiddellijke nabijheid van het bedrijf zijn woningen gelegen. In het verleden is een akoestisch onderzoek verricht in het kader van de milieuvergunning. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat het equivalente geluidniveau ter plaatse van de gevels van woningen van derden gelijk is aan 27 dB(A) in de dagperiode (in de avond- en nachtperiode is het bedrijf niet in werking). Tijdens het zagen van plaatmateriaal kunnen ter plaatse van de gevels van omliggende woningen tijdelijke verhogingen van de equivalente geluidniveaus optreden die circa 10 dB(A) hoger kunnen zijn. Verder wordt geconcludeerd dat er geen sprake zal zijn van geluidhinder voor de omliggende woningen.

feitelijke milieubelasting in relatie tot het plangebied "Hardick-Seckel"

De omgeving van het bedrijf "Sabo Sandwich" kan gekarakteriseerd worden als een gemengd gebied (bedrijven, wonen). Er is dus geen sprake van een rustige woonwijk. Aan de overzijde van de Bleekweg ligt het plangebied "Hardick-Seckel". In dit herstructureringsgebied zijn woningen geprojecteerd aan de Bleekweg. Voor de milieuvergunning van het bedrijf zijn de bestaande woningen aan de Bleekweg maatgevend, de geprojecteerde nieuwe woningen in het plangebied "Hardick-Seckel" zijn verder van het bedrijf afgelegen waardoor deze woningen geen beperking opleveren voor het bedrijf. De werkzaamheden van het bedrijf vinden bovendien plaats aan de achterzijde, aan de Lippinkhofweg. Dit betekent dat het bedrijf geen belemmering is voor de realisatie van woningen aan de Bleekweg in het plangebied "Hardick-Seckel". De locatie van het bedrijf is bovendien zodanig dat ook wanneer zich een ander bedrijf zich op deze locatie vestigt, de woningen eromheen maatgevend zijn voor de toegestane hinder. Ook in die situatie zijn de geprojecteerde woningen in het plangebied "Hardick-Seckel" niet bepalend voor de toelaatbare milieubelasting ter plaatse.

Overzicht bedrijven buiten het plangebied:

Adres   Naam   Omschrijving activiteit   Categorie volgens bijlage 1   Milieu- aspect   indicatieve afstand
(in m1)  
Bleekweg 33   Sabo Sandwich   Machinale houtbe- werking, vervaardiging van plaatmateriaal   2   Geluid, Stof   30  
Bleekweg 35   Autorijschool Kruze   Autorijschool   1   Geluid   10  
Bleekweg 43   Van 't Spijker   Handelskantoor m.b.t. vouw- en paneelwanden   1   Geluid   10  
Kuipersdijk 232   Verkeersschool Brunen   Auto- en motorrijschool   1   Geluid   10  

Nieuwe bedrijvigheid

In het plangebied "Hardick-Seckel" worden alleen bedrijven toegestaan in de milieucategorieën 1, 2 en 3.1. Bedrijven in categorie 3.1 worden alleen in het middengebied (het gebied binnen de "lus" van de interne ontsluitingsweg) toegestaan. Op de overige bedrijfskavels, tussen de "lus" en de woningen, worden in beginsel alleen bedrijven in de categorieën 1 en 2 toegestaan, met dien verstande dat bedrijven in categorie 2 met gevaar als bepalend milieuaspect alleen worden toegestaan op een afstand van tenminste 30 meter van woningen.

Geluidszonering

Voor het gebied met de bestemming Bedrijventerrein Hardick & Seckel wordt geen geluidszone vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder (Wgh). De vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen wordt in dit bestemmingsplan uitgesloten.

Gevolgen van het nieuwe geluidbeleid

Door de gemeente Enschede is recentelijk nieuw geluidbeleid ontwikkeld dat in april 2009 in werking is getreden. De Wet geluidhinder en het Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer (BARIM of Activiteitenbesluit) bieden de gemeente de mogelijkheid om gebiedsgericht geluidbeleid vast te stellen. De gemeente Enschede maakt van deze mogelijkheid gebruik. Dit betekent dat voor nieuwe inrichtingen dit gebiedsgerichte beleid gaat gelden. Voor verkeerslawaai geldt geen gebiedsgericht beleid.

In het nieuwe geluidbeleid valt het plangebied met uitzondering van de strook langs de Kuipersdijk onder het gebiedstype gemengd gebied. Voor nieuw te vestigen inrichtingen in dit gebied betekent dit dat richtwaarden gaan gelden van 50 dB(A) voor de dagperiode, 45 dB(A) voor de avondperiode en 40 dB(A) voor de nachtperiode. De strook gelegen langs de Kuipersdijk valt onder het gebiedstype verkeersinfrastructuur. Voor nieuw te vestigen inrichtingen in deze strook geld dat richtwaarden gaan gelden van wegverkeerslawaai minus 10 dB(A), met een maximum van 55 dB(A).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20082400-0004_0015.jpg"

afbeelding: fragment gebiedstypenkaart geluidbeleid

4.1.5 Externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op de risico's voor de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Dit zijn:

  • 1. het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • 2. het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, waterwegen, wegen en spoorwegen);
  • 3. het gebruik van luchthavens.

In het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan heeft het kabinet de lijnen uitgezet voor de vernieuwing van het beleid inzake externe veiligheid. Het uiteindelijke beleidsdoel is de burger in zijn woon-, werk- of leefomgeving te beschermen door er voor te zorgen dat het persoonlijke risico veroorzaakt door activiteiten met gevaarlijke stoffen voldoende klein is. Tevens is het beleidsdoel erop gericht de kans op een ramp voldoende klein te houden. Burgers mogen voor de veiligheid van hun woonomgeving rekenen op een minimum beschermingsniveau. De kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers moet expliciet worden afgewogen en verantwoord. Daarbij spelen maatschappelijke baten van en de beschikbare alternatieven voor de desbetreffende activiteit een belangrijke rol.

Gebruik, opslag en produktie van gevaarlijke stoffen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) formuleert milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid. Met dit besluit zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot inrichtingen met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi de bevoegd gezagen Wet milieubeheer en Wet ruimtelijke ordening afstand te houden tussen kwetsbare objecten (objecten waar zich (veel) mensen ophouden) en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het Bevi het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovolle inrichting. Hiertoe is de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden. Het Revi beschrijft de normen met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het Bevi (en het daarbij behorende Revi) naleven bij de opstelling van bestemmingsplannen (en bij het verlenen van milieuvergunningen). Eén van de normen is dat zowel de gemeentelijke als de regionale brandweer bij dergelijke plannen om advies moet worden gevraagd. In het Bevi is voor het plaatsgebonden risico ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde opgesteld, met betrekking tot beperkt kwetsbare objecten is het plaatsgebonden risico een richtwaarde. Het onderscheid in het Bevi tussen de waarden voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten in bestaande en nieuwe situaties voor kwetsbare objecten komt uiterlijk in 2010 te vervallen. De normen in het Bevi zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een risico-effectbenadering. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden; gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. In het Bevi is geen harde norm voor het groepsrisico vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te hanteren, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. In het Bevi is een voorschrift opgenomen (artikel 13) op grond waarvan inzicht moet worden gegeven in de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent een inspanningsverplichting bij de besluitvorming rond ruimtelijke plannen, waarbij onder andere de mogelijkheden tot het verlagen van de risico's, de zelfredzaamheid en de hulpverlening van belang zijn. Hiervoor is door het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico opgesteld, een document dat een handleiding geeft met betrekking tot het verantwoorden van het groepsrisico.

Externe Veiligheidsbeleid gemeente Enschede

Het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Enschede is vastgelegd in de Externe Veiligheidsvisie (EV-visie), die op 18 juni 2007 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld. In de EV-visie wordt onderscheid gemaakt in het naleven van wettelijk vastgelegde grenswaarden (naleven van landelijk beleid en regelgeving) en de vermindering van risico dat verder gaat dan het landelijk beleid (ambitie). Eén van de uitgangspunten van de EV-visie is: 'een benadering op maat gericht op naleving van vigerend landelijk risicobeleid (wegnemen knelpunten). Daar waar al aan landelijke eisen voldaan wordt, streven naar risicoreductie en actieve verantwoording over omgaan met restrisico's (preparatie van brandweer, strikte handhaving op veiligheidsaspecten) naar bevolking en betrokken bedrijven'. De ambitie binnen het gemeentelijk beleidskader heeft, met inzet van eigen middelen, geleid tot een start van deze uitvoering. Het gemeentelijk en het landelijk beleidskader eisen hetzelfde resultaat met het verschil dat het gemeentelijk beleidskader de maatregelen sneller wil doorvoeren dan landelijk vereist is. Naast de Bevi inrichtingen (die als prioritaire bedrijven worden aangewezen binnen de gemeente) kunnen middels een checklist, opgesteld door de gemeente Enschede, ook andere inrichtingen als “prioritair” worden aangewezen. Bij deze inrichtingen zou een plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 buiten de terreingrens mogelijk kunnen zijn. Deze bedrijven vallen niet onder het Bevi maar in het kader van de externe veiligheid dient daarmee wel rekening te worden gehouden.

Transport van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen wordt het beleid beschreven inzake de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Een wettelijke verankering van deze risiconormen is in voorbereiding. Het vervoer van gevaarlijke stoffen kent verschillende modaliteiten:

  • vervoer over de weg;
  • vervoer over het spoor;
  • vervoer over water (zee en binnenwater);
  • vervoer door buisleidingen.

Voor de modaliteiten weg, spoor en water zijn in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat de zogenoemde risicoatlassen opgesteld. Hierin zijn voor de verschillende modaliteiten de risico's en mogelijke knelpunten in kaart gebracht. Deze atlassen geven een beeld van de bestaande situatie met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor buisleidingen is een dergelijke atlas nog niet opgesteld. Momenteel is een herziening van de wetgeving betreffende het vervoer door buisleidingen in voorbereiding. Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen is ook de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van deze wet is degene die gevaarlijke stoffen vervoert verplicht de bebouwde kom zoveel mogelijk te vermijden. Deze verplichting geldt niet indien het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden of lossen of indien er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is. Op grond van artikel 18 van voornoemde wet kan de gemeenteraad op het grondgebied van zijn gemeente wegen of weggedeelten aanwijzen waarover bij ministeriële regeling aangewezen gevaarlijke stoffen bij uitsluiting mogen worden vervoerd. Binnen de gemeente Enschede zijn door de gemeenteraad de volgende wegen en weggedeelten aangewezen voor de routering:

  • Rijksweg A35/N35
  • Rijksweg N18 inclusief Westerval en Usselerrondweg tot en met de kruising met de Haaksbergerstraat.

Deze routering sluit aan bij de door het Regionale Veiligheidsberaad uitgesproken wens tot een doorgaande regionale routering van gevaarlijke stoffen in Twente.

Transport gevaarlijke stoffen en het plangebied "Hardick-Seckel"

Op basis van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is het transportrisico van alle modaliteiten met betrekking tot het plangebied "Hardick-Seckel" beoordeeld. De resulaten daarvan worden hieronder weergegeven.

Modaliteit Weg: Het plangebied is niet gesitueerd aan of nabij een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Voor transport van gevaarlijke stoffen over de transporttrajecten door en langs het plangebied dient bij het bevoegd gezag ontheffing te worden aangevraagd.

Modaliteit Spoor: Het plangebied is niet gesitueerd aan of nabij een spoorlijn waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt.

Modaliteit Water: Het plangebied is niet gesitueerd aan of nabij een waterweg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt.

Modaliteit Buisleidingen: In of nabij het plangebied zijn geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen aanwezig.

Het gebruik van luchthavens

De aanwezigheid in de omgeving van vliegvelden en grote luchthavens is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld, met name bij het opstijgen en landen. Het risico bestaat uit grote luchtvaartongevallen waarbij zowel civiele als militaire toestellen en zowel passagiers- als vrachttoestellen betrokken kunnen zijn. Het gaat daarbij vooral om:

  • crashes op of nabij een vliegveld tijdens het opstijgen of het maken van een (nood)landing;
  • het neerstorten van een vliegtuig in het buitengebied;
  • het neerstorten van een vliegtuig op bebouwing.

De effecten van dit ramptype die bestreden moeten worden zijn als volgt samen te vatten: relatief veel dodelijke slachtoffers, vooral brandwonden en mechanisch letsel en de mogelijke aanwezigheid van gevaarlijke stoffen.

Het plangebied "Hardick-Seckel" is hemelsbreed op ca. 6 kilometer van het vliegveld Twente gelegen. Op de afbeelding "risico's luchtvaartongevallen" hieronder zijn de start- en landingsbanen op het vliegveld aangeduid met rode lijnen als zijnde de gebieden waar 75 procent van de ongevallen plaatsvindt. Het met donkergeel aangegeven gebied is het gebied waar 10 procent van de ongevallen plaatsvindt. Het plangebied is niet gelegen binnen het op de kaart in donkergeel aangegeven gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20082400-0004_0016.jpg"

afbeelding: kaart risico's luchtvaartongevallen (bron: provincie Overijssel)

Externe veiligheid en het plangebied "Hardick-Seckel"

Binnen het plangebied "Hardick-Seckel" zijn geen bedrijven aanwezig waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Binnen het plangebied zijn ook geen andere risicovolle inrichtingen aanwezig. Het plangebied "Hardick-Seckel" is niet gelegen in de directe omgeving en/of in het invloedsgebied van een Bevi-inrichting of anderszins risicovolle inrichting buiten het plangebied. In het ter plaatse nog geldende bestemmingsplan "Getfert-Perik-Hogeland noord" is de vestiging van risicovolle bedrijven uitgesloten. In het voorliggende bestemmingsplan "Hardick-Seckel" worden risicovolle inrichtingen eveneens uitgesloten.

4.1.6 Luchtkwaliteit

De Europese richtlijn inzake beoordeling van en beheer van luchtkwaliteit, de Kaderrichtlijn uit 1996 (96/62/EG), biedt het juridisch kader voor het gemeenschappelijk luchtkwaliteitsbeleid in Europa. De implementatie van deze Europese Kaderrichtlijn (en de daarop gebaseerde dochterrichtlijnen met luchtkwaliteitsnormen) in de Nederlandse regelgeving heeft in eerste instantie plaatsgevonden in het Besluit luchtkwaliteit 2005. Doel van het besluit is mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging. Het geeft aan op welke termijn de normen gelden en gehaald moeten worden en welke bestuursorganen verantwoordelijk zijn voor het behalen van die normen. Het Besluit luchtkwaliteit 2005 is met ingang van 15 november 2007 vervangen door de Wet luchtkwaliteit, welke is geincorporeerd in de Wet milieubeheer. Hiermee is de implementatie van de Europese richtlijn in de nationale wetgeving afgerond. Overigens geldt deze regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit naast de reeds bestaande regels, waaronder de Wet inzake de luchtverontreiniging. Bestuursorganen (Rijk, provincies en gemeenten) moeten ingevolgde de Wet luchtkwaliteit bij de uitoefening van hun bevoegdheden die gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben, de in de wet vastgestelde grenswaarden in acht nemen voor de volgende stoffen:

  • zwaveldioxide;
  • stikstofdioxide (NO2);
  • stikstofoxiden;
  • zwevende deeltjes (PM10);
  • lood;
  • koolmonoxide;
  • benzeen.

Uit het bepaalde in de Wet luchtkwaliteit kan worden opgemaakt dat onder andere het vaststellen en herzien van een bestemmingsplan en het vaststellen van een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening tot de hiervoor bedoelde bevoegdheden behoren. Bij het nemen van besluiten zal primair gekeken moeten worden naar de grenswaarden (kwaliteitsnormen) van stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) aangezien op bepaalde plaatsen in Nederland de voor deze stoffen geldende normen worden overschreden. Op basis van het Nationaal Luchtkwaliteitsplan 2005 kan worden geconcludeerd dat in Nederland momenteel alleen in uitzonderingssituaties overschrijdingen van de grenswaarden voorkomen van de andere in de wet genoemde stoffen. De wet vermeldt bij de verschillende grenswaarden een termijn waarop de luchtkwaliteit uiterlijk aan de grenswaarden moet voldoen. Voor stikstofdioxide gelden voor Nederland grenswaarden die uiterlijk in 2010 moeten worden gehaald, voor zwevende deeltjes gelden de in de wet gestelde grenswaarden.

Op grond van de Wet luchtkwaliteit en de inmiddels op basis van het Besluit luchtkwaliteit 2005 ontstane jurisprudentie dienen de consequenties van nieuwe ontwikkelingen voor de luchtkwaliteit te worden onderzocht. Voor wat betreft deze nieuwe ontwikkelingen kan onderscheid worden gemaakt in:

  • de consequenties van de aanwezige en nieuwe bedrijvigheid;
  • de consequenties van toenemend wegverkeer;
  • de consequenties van het situeren van zogenaamde gevoelige bestemmingen (zoals woningen en scholen) in de omgeving van deze bedrijven en wegen.

Het spoor-, lucht- en scheepvaartverkeer is in de Enschedese situatie niet of nauwelijks van invloed op de luchtkwaliteit. Deze conclusie wordt getrokken op basis van de intensiteit van deze vormen van verkeer in relatie tot het niveau van de heersende achtergrondwaarden en de autonome ontwikkelingen.

Met de inwerkingtreding van de Wet luchtkwaliteit op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De regelgeving is uitgewerkt in onderliggende Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB's) en Ministeriële Regelingen. Daarmee zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) en de Regeling saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit komen te vervallen.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet Luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), dat in werking treedt nadat de Europese Unie daar goedkeuring aan heeft verleend.

Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer en het daarop gebaseerde Besluit niet in betekenende mate bijdragen - NIBM - (luchtkwaliteitseisen) worden ruimtelijk-economische besluiten die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, niet langer individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Niet in betekende mate

In het Besluit NIBM is een algemene grens van 3% opgenomen ter bepaling of een project al dan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde. Deze grens geldt vanaf het moment dat het NSL van kracht wordt. Tot die tijd geldt een tijdelijke 1% grens. Daarnaast is in het Besluit NIBM een grondslag opgenomen om bij ministeriële regeling categorieën van gevallen aan te wijzen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Een project dat volledig binnen een aldus aangewezen categorie of combinatie van categorieën valt, beneden de daarvoor eventueel gestelde nadere begrenzing blijft en beschikt over eventuele daarbij genoemde voorzieningen of maatregelen, draagt in ieder geval niet in betekenende mate bij aan de concentraties in de buitenlucht van de hiervoor bedoelde stoffen. Het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) is uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen en de Regeling niet in betekenende mate. Als toelichting op het begrip 'niet in betekenende mate' is de Handreiking 'niet in betekenende mate' (NIBM) luchtkwaliteit opgesteld. Deze handreiking heeft momenteel nog geen formeel juridische status, maar kan in voorkomende gevallen wel een houvast bieden voor besluiten als deze.

Berekeningen luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan "Hardick-Seckel" voorziet in de bouw van circa 41 nieuwe woningen en de ontwikkeling van 22 bedrijfskavels. Hiertoe zal het grootste deel van de bestaande bedrijfspanden worden gesloopt. De realisatie van woningen in combinatie met bedrijven is niet aangewezen als categorie van gevallen in de ministeriële regeling NIBM (niet in betekende mate). Om na te gaan in hoeverre de voorgenomen planontwikkeling binnen het NIBM criterium valt is een berekening uitgevoerd met behulp van het rekenmodel CAR II versie 7.0. Als input voor deze berekening dienen de verkeersgegevens zoals die zijn bepaald door de afdeling Ontwerp van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer. De verkeersgegevens geven een beeld van de te verwachten gevolgen van de planontwikkeling op de etmaalintensiteiten van de omliggende wegen.

De berekening is gebaseerd op een worst-case scenario waarbij de volgende aannames zijn gedaan:

  • 1. Op basis van de verkeersgegevens genereren de te realiseren bedrijven in het plangebied in het maatgevende jaar 2020 1000 motorvoertuigen per etmaal;
  • 2. De nieuw te bouwen woningen zullen zorgen voor 250 extra voertuigbewegingen. Het aantal van 250 is gebaseerd op de geprojecteerde 41 nieuwe woningen, die per woning ca. 6 extra voertuigbewegingen genereren (bron: VI-Lucht & Geluid: Een instrument voor het ramen van verkeersintensiteiten ten behoeve van luchtkwaliteit en/of geluidberekeningen, uitgave VROM, Eindrapport 29 juni 2007, p. 34);
  • 3. bij de berekeningen is er vanuit gegaan dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit enkel worden bepaald door de ter plaatse heersende achtergrondconcentraties én de verkeersbewegingen. Er is geen rekening gehouden met relevante andere emissies van de bedrijven die zich binnen het plan vestigen. Hiervoor zijn de volgende redenen aan te wijzen:
    • a. Bij de bepaling of een project binnen het NIBM criterium valt wordt gekeken naar de nettotoename. In dit geval is sprake van het vervangen van bestaande bedrijfspanden door nieuwe bedrijvigheid. Hierbij is zelfs sprake van een afname van de oppervlakte met een bedrijfsbestemming.
    • b. Op grond van de planregels wordt binnen het plangebied enkel lichte industrie (maximaal categorie 3.1 in de binnenste ring) toegestaan. Dit soort bedrijven zal niet zorgen voor relevante luchtemissies anders dan de verkeersbewegingen waar al rekening mee is gehouden.

Om de gevolgen van het totale plan te kunnen berekenen zijn de bovenstaande aantallen op één wegvak gemodelleerd (dit ondanks het feit dat verkeer van en naar de nieuwe woningen niet of nauwelijks gebruik zal maken van de nieuwe ontsluitingsweg maar wordt ontsloten middels de bestaande wegenstructuur). Uit de berekening blijkt dat de bijdrage van het plan op de concentratie fijn stof (PM10) 0,1 µg/m3 bedraagt (de jaargemiddelde achtergrondconcentratie PM10 in de bijlage is niet gecorrigeerd voor zeezout). De bijdrage op de concentratie NO2 bedraagt 0,2 µg/m3. De NIBM-grens is gesteld op 1% van de grenswaarde, hetgeen voor zowel PM10 als NO2 neerkomt op 0,4 µg/m3. Het plan valt derhalve binnen deze begrenzing en kan dus worden aangemerkt als niet in betekenende mate bijdragend aan de concentraties fijnstof in de buitenlucht. Dergelijke plannen kunnen op grond van het bepaalde in artikel 5.16, eerste lid onder c. van de Wet milieubeheer doorgang vinden zonder dat eerst wordt getoetst aan de grenswaarden. Bovendien liggen de ter plaatse heersende achtergrond- concentraties voor het jaar 2008 ver beneden de grenswaarden (NO2 = 19,7 µg/m3; PM10 = 22,3 µg/m3 - incl. zeetzoutcorrectie), waardoor er geen sprake zal zijn van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden. Dit geldt zowel voor de huidige situatie als in de toekomstige situatie, waarin de achtergrondconcentraties nog verder afnemen.

Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit zijn er derhalve geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.