direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Hardick-Seckel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20082400-0004

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
    • 2. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen, zoals woningen, bergingen, trappenhuizen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding “bedrijf" is een bedrijf toegestaan, dat is genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van risicovolle inrichtingen, garagebedrijven en bedrijven waarvoor het milieuaspect gevaar bepalend is voor de categorie-indeling.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding “kantoor” is op de begane grond een zelfstandig kantoortoegestaan.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor “Wonen” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 7.1.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” mag de bouwhoogte niet worden overschreden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" mag de goothoogte niet worden overschreden;
  • e. hoofdgebouwen mogen als vrijstaande woning, als blok van twee aaneengesloten woningen of als korte rij van woningen worden gerealiseerd. Ter plaatse van een bouwvlak met alleen de aanduiding "maximale bouwhoogte" mogen hoofdgebouwen ook in gestapelde vorm worden gerealiseerd;
  • f. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw of een blok van twee aaneengesloten hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 3 meter.

7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat achter de voorgevelrooilijn buiten het bouwvlak maximaal 30 m² aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 4,5 meter bedragen;
  • c. vóór de voorgevelrooijn is de bouw van een erker of portaal aan de voorgevel van een woning mogelijk onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de breedte mag maximaal 2/3 van de gevellengte bedragen;
    • 2. de diepte mag maximaal 1,5 meter bedragen;
    • 3. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte mag maximaal 4,5 meter bedragen;
    • 5. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 meter, tenzij er sprake is van twee aan elkaar gekoppelde erkers bij twee aaneengesloten woningen.
  • d. vóór de voorgevelrooilijn is de bouw van een carport of overkapping mogelijk onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de voorgevelrooilijn mag met ten hoogste 3 meter worden overschreden;
    • 2. minimaal 50% van de oppervlakte van de carport of overkapping dient achter de voorgevelrooilijn te worden geplaatst;
    • 3. de carport of overkapping dient minimaal 2 meter van het openbaar gebied te worden geplaatst;
    • 4. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen.
  • e. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" mag een bijbehorend bouwwerk worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 70 m2 en een maximale bouwhoogte van 4,5 meter.

7.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van niet eerder genoemde overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn, mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn, mag maximaal 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 10 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn, mag maximaal 5 meter bedragen.

7.2.5 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in de leden 7.2.2, 7.2.3 en 7.2.4 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

7.2.6 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 7.2.1, 7.2.2, 7.2.3, 7.2.4 en/of 7.2.5 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.

7.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.2, onder f, voor het bouwen van hoofdgebouwen tot op de zijdelingse perceelsgrenzen;
  • b. lid 7.2.3, onder a, voor een gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak tot maximaal 50 m², mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50%;
  • c. lid 7.2.4, onder b, voor een bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen tot maximaal 3 meter;
  • d. lid 7.2.4, onder d, voor een bouwhoogte van overige bouwwerken tot maximaal 7 meter;
  • e. lid 7.2.6, voor het vervangen en/of uitbreiden van bestaande gebouwen die zijn gesitueerd buiten het bouwvlak met een vergroting die niet meer bedraagt dan 15% van de oppervlakte van die gebouwen onder de voorwaarden dat:
    • 1. de uitbreiding van het gebouw uitsluitend op de begane grond wordt gerealiseerd;
    • 2. de goot- en bouwhoogte niet toenemen.

De in dit lid genoemde ontheffingen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. De uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis is samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan, indien:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis niet groter is dan 30 m²;
    • 2. bedrijfsmatige activiteiten beperkt zijn tot bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1);
    • 3. geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 4. geen sprake is van detailhandel en/of horeca;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaats vindt van de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
    • 2. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen of complexen garageboxen voor bewoning.
7.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  • a. lid 7.1, onder b, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in bijlage 1 van deze regels, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 7.1, onder b, op die locatie toegestane bedrijven;
  • b. lid 7.4, onder a, ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis tot een maximaal vloeroppervlak van 49% van het totale vloeroppervlak van de woning met bijgebouwen;
  • c. lid 7.4, onder a, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, dat is genoemd in categorie 2 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1).

De in dit lid genoemde ontheffingen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. het verwijderen van de aanduiding “bedrijf", indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende tenminste een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
  • b. het toevoegen van de aanduiding “dienstverlening”, ten behoeve van de vestiging van een dienstverlenend bedrijf als bedoeld in de hoofdrubriek Dienstverlening van bijlage 1;