direct naar inhoud van 7.4 Handhaving
Plan: Buitengebied Zuidoost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20080358-0003

7.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor de burger waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

7.4.1 Inventarisatie

Aan de ontwikkeling van het voorliggende bestemmingsplan is een inventarisatie vooraf gegaan, waarbij het feitelijke gebruik van de in het plan begrepen gronden in kaart is gebracht. De inventarisatie heeft plaatsgevonden aan de hand van dossieronderzoek, bestudering van luchtfoto's en veldbezoek.

De inventarisatie heeft een groot aantal gevallen aan het licht gebracht, waarbij het gebruik (in ruime zin) van de grond niet correspondeerde met hetgeen daaromtrent in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 was bepaald. Die gevallen, waarbij er afwijkingen van het bestemmingsplan zijn geconstateerd, zijn onder te verdelen in de navolgende categorieën:

  • a. Fouten in het voorgaande plan. In een aantal gevallen zijn de geconstateerde afwijkingen toe te schrijven aan onvolkomenheden bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan Buitengebied 1996. Wat bijvoorbeeld is vastgesteld, dat is dat de gastbestemming 'woning' in een aantal gevallen aan het verkeerde object op de topografische ondergrond is gekoppeld. De ontwikkeling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidoost' is aangegrepen om dit soort afwijkingen te corrigeren.
  • b. Bouwen zonder of in afwijking van de vergunning. In een aantal gevallen is geconstateerd dat zonder, of in afwijking van de bouwvergunning is gebouwd. Het gaat hierbij onder meer om de bouw van een bij een agrarisch bedrijf behorende dienstwoning en een zomerwoning. Ten aanzien van deze situaties is per geval beoordeeld of legalisatie mogelijk is. In dat kader zijn de situaties getoetst aan ruimtelijk beleid van gemeente, provincie en Rijk, en is gekeken naar de ruimtelijke consequenties van de bouw van het object en de gevolgen voor de ecologie/natuur. Bij de afweging is ook het belang betrokken dat met handhaving van het object is (zou kunnen zijn) gemoeid (evenredigheidstoets).
  • c. Overgangsrecht. In een aantal gevallen is geconstateerd dat weliswaar gebouwd is zonder bouwvergunning, maar dat het betreffende bouwwerk onder de beschermende werking valt van het thans vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1996. Deze constatering heeft met name plaatsgevonden bij een aantal veldschuren. In het voorliggende plan zijn deze objecten alsnog voorzien van een positieve bestemming, tenzij de staat van onderhoud aanleiding gaf voor de veronderstelling dat het betreffende object binnen de planperiode teloor zou kunnen gaan.
  • d. Afwijkend gebruik. In een aantal gevallen is geconstateerd dat -al dan niet bebouwde- gronden in afwijking van de bestemming worden gebruikt. Het gaat hierbij onder meer om bewoning van niet voor bewoning bestemde gebouwen en de aanleg van tennisbanen op gronden met een bosbestemming. Ook in deze gevallen is beoordeeld of legalisatie of handhaving mogelijk c.q. wenselijk is. In dat kader zijn de situaties getoetst aan ruimtelijk beleid van gemeente, provincie en Rijk, en is gekeken naar de ruimtelijke consequenties van het gebruik en de gevolgen voor de ecologie/natuur. Bij de afweging is ook het belang betrokken dat met handhaving van het gebruik is (zou kunnen zijn) gemoeid (evenredigheidstoets).

Ten aanzien van de onder b en d bedoelde gevallen, waarbij:

  • is gebouwd zonder of in afwijking van een bouwvergunning c.q. waarbij sprake is van een gebruik dat strijdig is met de bestemming en
  • vastgesteld is dat planologische inpassing van de met het huidige plan strijdige situatie onwenselijk is, zal het bestuur worden geadviseerd tot handhaving over te gaan.
7.4.2 Handhaafbaarheid van het plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan
  • 2. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk.
  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling
  • 4. Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. De planregels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de leesbaarheid, hanteerbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en handhaafbaarheid.
  • 5. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de planregels worden overtreden, moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

Een handhaafbaar bestemmingsplan is een bestemmingsplan dat zich goed leent voor het bereiken of het beschermen van gewenste beleidsdoelstellingen en is een goede basis voor eventuele sanctionerende maatregelen. Bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost” hebben, vanuit het oogpunt van effectieve handhaving bezien, de volgende vragen centraal gestaan:

  • Is in de planregels en de toelichting helder verwoord wat de gemeente wil?
  • Zijn de normen duidelijk?
  • Wat is de reden voor opgelegde beperkingen?
  • Is hiervoor voldoende maatschappelijk draagvlak?
  • Biedt het plan voldoende flexibiliteit om onnodige beperkingen te voorkomen?

Met het oog op de toets- en handhaafbaarheid van dit bestemmingsplan is in de planregels ondermeer aangegeven wat in ieder geval tot een gebruik in strijd met de bestemming moet worden verstaan, een algemeen verbod op gebruik in strijd met de bestemming is opgenomen in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening. Tevens is een eenduidige regeling opgenomen voor het medegebruik van woningen voor de uitoefening van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten en is bij afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zoveel mogelijk het afwegingskader aangegeven.