direct naar inhoud van 4.5 Gemeentelijk beleid
Plan: Usseler Es 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20070132-0004

4.5 Gemeentelijk beleid

Het ruimtelijk beleid van de gemeente Enschede is in verschillende beleidsstukken vastgelegd. In deze paragraaf wordt ingegaan op de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie Enschede 2015, de Herijking Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie - Binnenstadvisie - Mobiliteitsvisie (2009), de Toekomstvisie Enschede 2020, de Kantorennota, Beleid m.b.t. Bedrijventerreinen, het Detailhandelsbeleid (Detailhandelsstructuurvisie), het Groenstructuur Actieplan (GRAP), het Mobiliteitsplan 1996-2015, de Gids Buitenkans, en het Masterplan Enschede West (2009).

4.5.1 Ruimtelijke ontwikkelingsvisie Enschede 2015

De nota "Enschede biedt ruimte voor de toekomst" is een ruimtelijke ontwikkelingsvisie tot 2015, met een doorkijk tot 2030. De visie biedt een kader voor duurzame ontwikkelingen op de lange termijn. Deze ruimtelijke ontwikkelingsvisie is tot stand gekomen in nauwe wisselwerking met de Toekomstvisie Enschede 2010, die het integrale programma voor de economische, fysieke en sociale structuurversterking van de stad voor de komende jaren omvatte. De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2015 is door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld op 3 juli 2001. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie (Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2015-2030), die zal worden vastgesteld als structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening. De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Enschede 2015 heeft de volgende hoofddoelstellingen:

  • het ombuigen van de scheefheid in de bevolkingssamenstelling: de ondervertegenwoordiging van hoge inkomensgroepen;
  • het versterken van de kernkwaliteiten van de stad: Enschede groene woonstad, moderne werkstad en Euregionale voorzieningenstad;
  • het waarborgen van een duurzame ontwikkeling.

Deze doelstellingen voor de lange termijn zijn nader uitgewerkt en geconcretiseerd in een aantal bouwstenen voor de ruimtelijke ontwikkelingsvisie. Voor de toekomst moet het vizier vooral worden gericht op versterking en herinrichting (herstructurering) van het bestaande stedelijke gebied. Zowel in het binnensingelgebied als in een aantal wijken daarbuiten zullen ingrijpende veranderingen plaatsvinden om Enschede als woon- en werkstad aantrekkelijk te houden. Vanuit dit perspectief moeten plannen die voor de komende tijd op het programma staan zoveel mogelijk in de bestaande stad worden gerealiseerd. Het bestaande stedelijke gebied kent globaal drie ringen of gordels: het binnensingelgebied, de voornamelijk vooroorlogse stadsdelen en de naoorlogse stadsdelen. In de toekomst zullen deze ringen door selectieve ingrepen nog meer worden aangescherpt en verrijkt.

De visie is op 3 juli 2001 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld, met uitzondering van de voornoemde aanwijzing van Usseler Es (noordelijke deel). De besluitvorming Usseler Es (noordelijke deel) is op dat moment aangehouden in verband met de afwikkeling met de daarop betrekking hebbend referendum, dat door de "Vereniging tot Behoud van Usselo en de Usseleres" is aangevraagd (zie ook: paragraaf Gevolgd proces van de locatiekeuze 2.2.1). Op 20 november 2001 heeft de gemeenteraad besloten tot aanwijzing van het Usseler Es (noordelijke deel) als (zoek)locatie voor een nieuw 'modern gemengd bedrijventerrein' in het kader van de RO-visie.

4.5.2 Herijking Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie - Binnenstadsvisie - Mobiliteitsvisie

D.d. 22 juni 2009 is de "Herijking Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, Binnenstadsvisie en Mobiliteitsvisie 'Meer kwaliteit en realistische doelen..'" vastgesteld door de gemeenteraad. De visie biedt richting en leidraad, uitdaging en ruimte voor het ontwikkelen van bijzondere projecten. Het ligt in de bedoeling om in de tweede helft van 2009 de visie te vertalen in een structuurvisie, op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Volgens de Herijking Ruimtelijke Ordeningsvisie kan het buitengebied van Enschede helpen specifieke woonwensen binnen het 'groen wonen' te realiseren. Voor de woonconsument die niet de wijken en buurten wil opzoeken (zoals Vaneker, Brunink, of Eschmarke), maar wel groen wil wonen en een middeldure of dure woning zoekt kan het buitengebied ruimte bieden. De nadruk ligt hierbij op 'kan', omdat het buitengebied kwetsbare plekken kent waar de gemeente geen nieuwe woningen wenst. Maar er zijn ook plekken in het buitengebied die kwaliteit missen en een impuls kunnen gebruiken. Woningen zullen solitair of in kleine plukjes onder de voorwaarden van de Gids Buitenkans gepland kunnen worden. De visie Wonen is:

  • realisatie van gemiddeld 600 woningen per jaar, waarvan circa 200 vervanging, in de periode 2010-2025;
  • waarvan 60% (circa 5.500) in stedelijk wonen en 40% (circa 3.500) in groene wonen;
  • levensloopbestendige en energie-arme woningen bouwen voor een duurzaam woningarsenaal;
  • realisatie van 500 - 1.000 woningen in groene milieus in de bestaande stad en circa 1.500 in de Eschmarke, Brunink, en Vaneker;
  • realisatie van maximaal 500 woningen in de stadsrand / het buitengebied in de periode 2010 - 2018 met inachtneming van de criteria uit de Gids Buitenkans en de methode landschapsbouw, zonder de verplichting om grootschalige natuurontwikkeling van 10 ha, maar gericht op het versterken van de landschappelijke kwaliteit.

Volgens de visiekaart op blz. 26 is het gebied de Usseler Es als werkterrein met de aanduiding C aangewezen. De indeling ABCD van bedrijventerreinen van 15 ha en meer is als een nieuwe methodiek aangewezen in het Masterplan Enschede-West. Bij A en B bedrijven ligt het accent op productiviteit, bij C en D bedrijven ligt het accent op imago en werknemers. De visie werken is:

  • Bedrijventerreinen beheren en ontwikkelen conform de ABCD-indeling;
  • Nieuwe bedrijventerreinen en categorie C ontwikkelen;
  • ABCD-methodiek regionaal uitdragen;
  • Werken aan huis meer mogelijkheden bieden.

Voor het Groen biedt de Herijking Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie nieuwe kansen. Daar waar de ruimte en de rust het toelaten en daar waar de recreanten het verwachten, daar wil de gemeente ruimte bieden aan nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding. Met op een beperkt aantal plekken mogelijk nieuwe bebouwing indien er geen bebouwing beschikbaar is of beschikbaar kan worden gemaakt. De gemeente wil hierbij de criteria van de Gids Buitenkans de leidraad laten zijn zonder de verplichting van grootschalige natuurontwikkeling, maar wel met de eis om tot een verrijking van het landschap te komen. De visie op Groen is:

  • Definiëren van de Lokale Ecologische Hoofdstructuur;
  • Ontwikkelen kansrijke blauwe aders;
  • Ontwikkelen 'zonstructuur': radiaal netwerk van langzaam verkeersroutes over bestaande wegen die aantakken op het 'rondje Enschede' en eindigen in attractiepunten;
  • Attractiepunten langs 'zonstructuur' en 'rondje Enschede' mogelijk maken door middel van rood voor groen;
  • Realisatie van PR2: Park, Ride en Recreation.

4.5.3 Toekomstvisie Enschede 2020

D.d. 17 december 2007 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld. Er dient volgens deze Toekomstvisie voor worden gezorgd, dat Enschede in 2020:

  • Een zeer sterke centrumpositie heeft in de Euregio met grootstedelijke allure en top culturele uitstraling;
  • Een zeer sterke werkgelegenheidsfunctie heeft in de Euregio en een goed opgeleide beroepsbevolking;
  • Groen en duurzaam onlosmakelijk verbonden heeft met het leven in Enschede;
  • Sociale stijging en binding heeft gerealiseerd voor haar bewoners;
  • Het imago heeft van Europese kennisstad.

De Toekomstvisie Enschede 2020 beoogt richting te geven aan het gemeentelijk beleid tot 2020. Dat betekent, dat zij in ieder geval aan twee kenmerken moet voldoen: zij moet richting geven en zij moet inspireren. Meer concreet geeft zij jaarlijks richting aan het opstellen van de Kadernota, die weer richting geeft aan het opstellen van de programmabegroting. Ofwel: het is de top van de gemeentelijke beleidspiramide. Een top die tot 2020 behouden blijft, waarbij de basis jaarlijks wordt gewijzigd.

De Raad heeft op 2 juli 2007, de Kadernota 2008 vastgesteld. Deze is uitgewerkt in de programmabegroting 2008-2011, die op 12 november 2007 is vastgesteld. In beide documenten werken veel van de ambities uit deze Toekomstvisie door. De debatten over de Toekomstvisie waren immers volop aan de gang ten tijde van het opstellen van de Kadernota. De drie strategische opgaven die in deze documenten uitgewerkt zijn: Enschede werkt, Stad Enschede en Ons Enschede. Deze zijn dan ook de eerste belangrijke stappen in de realisatie van de Toekomstvisie.

4.5.4 Horecabeleid

In juli 2005 heeft de Raad het horecabeleid van de Gemeente Enschede vastgesteld. Het Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015 vormt een beleidskader voor een goede ruimtelijke en economische ontwikkeling van de Enschedese horeca. Het Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015:

  • beschrijft op hoofdlijnen het toekomstige horecabeleid in de Gemeente Enschede en geeft aldus aan waar de gemeente zich de komende jaren op richt als het gaat om het realiseren van ambities in de horeca;
  • zorgt voor inbedding van de bestaande horeca en biedt gemeente én ondernemers een toetsingskader voor nieuwe horecaontwikkelingen en –initiatieven;
  • dient als basis voor de uitwerking van bestemmingsplannen (input voor gemeentelijke bestemmingsplannen en toetsingskader voor de provincie).

In de nota zijn de volgende nadere keuzes verwerkt:

  • de versterking van de (binnen)stad als euregionaal uitgaanscentrum door aanwijzing van gebieden waar bestaande en nieuwe marktpartijen voldoende ruimte krijgen om een (ver)nieuw(end) horeca-aanbod te introduceren;
  • de bundeling van horecabedrijvigheid in een aantal krachtige clusters, waarbij planologisch onderscheid is gemaakt tussen horecaconcentratiegebied, horecaontwikkelingsgebied, horecaconsolidatiegebied en sterlocaties. Concreet krijgt de horeca de komende jaren ruimte voor ontwikkeling op de volgende locaties: Oude Markt e.o., Muziekkwartier, Van Heekplein, Roombeek, Boekelo/Rutbeek e.o.;
  • de beperking van mogelijke overlast voor aanpalende overige functies;
  • de verruiming van de openingstijden in horecaconcentratiegebied en de overige binnenstad.

Horeca aanbod Stadsdeel West

De Usseler Es is gelegen in Stadsdeel West. In dit Stadsdeel, dat ook de kernen Boekelo en Usselo omvat, zijn samen 44 horecabedrijven geregistreerd met een gezamenlijk verkoopoppervlak van 5.700 m². In vergelijking met de andere stadsdelen vinden we hier naast het omvangrijke en op de wijk gerichte aanbod fastfood meer bedrijven in de restaurantsector en relatief wat minder in de drankensector.

Horeca West   Aantal bedrijven   Verkoopoppervlak  
Drankensector   17   2.217 m2  
Fastfoodsector   15   744 m2  
Restaurantsector   11   1.529 m2  
Hotelsector   1   1.212 m2  
     
Totaal horeca   44   5.702 m2  

Figuur 12: Horecabedrijven Stadsdeel West (Bron: Bedrijfschap Horeca en Catering, juni 2004)

Horecabeleid Stadsdeel West

Horeca kan een bijdrage leveren aan de leefbaarheid en levendigheid van de dagelijkse leefomgeving. In het nieuwe horecabeleid wordt dan ook ingezet op behoud van het bestaande aanbod horecavoorzieningen in buurten en wijken. Uit oogpunt van beheersbaarheid (beperking overlast) en de keuze voor de ontwikkeling van een beperkt aantal krachtige horecaclusters wordt een verdere uitbreiding van het aanbod in woonbuurten en -wijken in zijn algemeenheid niet voorgestaan. Gezien het redelijk omvangrijke aanbod horeca in het Stadsdeel West is er geen aanleiding van deze algemene beleidslijn af te wijken. Net als voor de detailhandel geldt wel dat de kansen op behoud en kwaliteitsversterking van het (bestaande) horeca-aanbod het grootst zijn bij concentratie in perspectiefvolle buurt- en wijkcentra.

In Stadsdeel West is de omgeving Boekelo/Rutbeek één van de gebieden die in het Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015 is aangewezen als horecaontwikkelingsgebied. Mits ruimtelijk inpasbaar, wordt hier ruimte geboden aan nieuwe horeca, passend bij het toeristisch profiel van het gebied: maaltijdverstrekkers, hotels en pensions e.d.

De Usseler Es zal worden ontwikkeld tot bedrijventerrein. Deze locaties zijn in het horecabeleid geen primaire vestigingslocatie voor horecagelegenheden. Op basis van bestuurlijke afweging blijft het wel mogelijk van deze algemene beleidslijn af te wijken.

4.5.5 Beleid bedrijventerreinen

De ruimtelijke ontwikkeling van Enschede is gericht op het versterken van Enschede als “Moderne werkstad”, ”Groene woonstad” en “Euregionale voorzieningenstad“. Duurzaamheid en leefbaarheid worden gewaarborgd door prioriteit te geven aan inbreiding en herstructurering van het bestaand stedelijk gebied en aan functiemenging. Dit zijn kernpunten uit de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie (2001).

Ondanks het feit dat in Enschede steeds meer mensen werkzaam zijn in de zakelijke en publieke dienstverlening blijven industrie, bouw, groothandel en logistiek belangrijke ruimtevragers. Het faciliteren van de ruimtebehoefte van deze bedrijven past in het gemeentelijke tweesporenbeleid om naast nieuwe werkgelegenheid ook de bestaande werkgelegenheid te behouden en te stimuleren, en maakt onderdeel uit van het Grote Steden Beleid (GSB-III-convenant).

Met het begrotingsprogramma's "Economische Ontwikkeling" en het programma "Enschede werkt" wordt het creëren van fysieke ruimte voor bedrijvigheid hoog op de agenda gezet. Hierbij geldt, dat inbreiding boven uitbreiding gaat. Het gaat dan om herstructurering, binnenstedelijke terreinen, variatie in kavels/terreinen en om de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. In deze visie staat Enschede niet alleen, ook het Rijk en de provincie geven hieraan prioriteit. De gemeente volgt met haar inbreidingsbeleid tevens de zogenoemde SER-ladder [Ministerie VROM, Samenwerkingsagenda Mooi Nederland: voor bebouwing buiten de bebouwde kom fungeert de zogenoemde SER-ladder (Ruimtelijk Economisch Beleid, 1999) voor een selectief en doelmatig ruimtegebruik als leidraad].

Ruimte voor modern gemengde bedrijvigheid is nodig voor het uitvoeren van de Toekomstvisie (2007). Passend binnen de doelstellingen 'Faciliteren bedrijfsvestiging en -uitbreiding' en 'Ruimte voor doorgroeiers' gaat de gemeente voor 'behoud van het bestaande' en 'ruimte geven aan vernieuwing'. Het uiteindelijke doel is dat er ruimte wordt geboden aan groei van bedrijven zodat er (nieuwe) arbeidsplaatsen ontstaan in de stad/regio. Uit een recent onderzoek van het Ruimtelijk Plan Bureau [thans Planbureau voor de Leefomgeving] (RPB, 2007) blijkt, dat 94% van de verhuizende bedrijven verplaatsen binnen de regio en 75% binnen de gemeente. Belangrijker nog is dat een verhuisd bedrijf 1,5-2 maal zo snel groeit in werkgelegenheid als een niet-verhuizend bedrijf. Voor de groei van de werkgelegenheid is een verhuisd bedrijf dus net zo belangrijk als een nieuwe bedrijfsvestiging als het gaat om werkgelegenheidsgroei. Om goed te kunnen inspelen op de vraag naar locaties voor bedrijventerrein moet gezorgd worden voor voldoende (kwantitatief en kwalitatief) aanbod.

De gemeenteraad heeft op 14 mei 2007 vastgesteld dat er, om aan alle bedrijven ruimte te kunnen bieden, een gevarieerd aanbod aan bedrijventerreinen moet worden ontwikkeld: grootschalige bedrijven vanaf 2 hectare gaan naar het XL Businesspark, middelgrote bedrijven met relatief hoge werkgelegenheid gaan naar de Josink Es, Euregio en de Usseler Es, kleinere en/of wijkgebonden bedrijven en starters naar binnenstedelijke werklocaties op een voor hen geschikte plaats met voor hen geschikte voorwaarden (o.a. toegestane milieucategorie, wonen bij het bedrijf). Met deze indeling worden ook de groene randen van de stad ontzien. Helaas verdwijnen de laatste jaren om diverse redenen steeds meer binnenstedelijke werklocaties. Om dit actief tegen te gaan is het "Beleid Binnenstedelijke Bedrijventerreinen" vastgesteld. Dit beleid is tweeledig: enerzijds wordt gezocht naar nieuwe binnenstedelijke locaties voor bedrijvigheid. Anderzijds wordt het verdwijnen van bestaande terreinen actief tegen gegaan. In hoofdlijnen betekent dit, dat in elke ruimtelijke afweging van functionele (her)ontwikkeling van een locatie de functie werken nadrukkelijk als optie wordt meegenomen. Uitgangspunt daarbij is dat inbreiding voor uitbreiding gaat. Daarnaast zal bij de afweging van de (her)ontwikkeling van een binnenstedelijk bedrijventerrein (vanaf 1,5 ha) het behoud van de werkfunctie als uitgangspunt worden genomen. Een speciaal hiervoor ontwikkelde locatiescan dient hierbij als hulpmiddel. Voor zover dit nog niet is gebeurd zal het beleid in de bestemmingsplannen worden vastgelegd.

In mei 2008 hebben Burgemeester en Wethouders besloten dat de resultaten van het rapport "Kwaliteitsmatch vraag en aanbod bedrijventerreinen Enschede" van Ecorys meegenomen moet worden in de nadere uitwerking RO-visie, Masterplan-West, bestemmingsplannen et cetera. Het ingeschatte tekort van 10 ha moet worden opgelost door nader uit te werken maatregelen voor zuinig grondgebruik, regionale afstemming, ontwikkeling van de Kop Marssteden en het zoeken van locaties in de stad (binnenstedelijke terreinen, functiemenging). Daarnaast zal door regelmatig de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte en aanbod te herijken een tijdige bijstelling van het aanbod kunnen plaatsvinden.

4.5.6 Kantorennota

In oktober 2002 is door de Raad het kantorenbeleid van de gemeente Enschede vastgesteld. In de Kantorennota 2002 – 2010 staan randvoorwaarden voor een duidelijk en aansprekend kantorenbeleid. De belangrijkste uitgangspunten voor het kantorenbeleid zijn:

  • Het ontwikkelen van een aantrekkelijk investerings- en ontwikkelingsklimaat. Dat betekent dat de gemeente een visie heeft op de kantorenmarkt. Marktpartijen die investeren in kantoorontwikkelingen waarderen dit. Ook verwachten zij inzicht in actuele marktontwikkelingen. Uiteindelijk biedt dit hen meer zekerheid en vertrouwen in investeringen die zij plannen in Enschede. Juist in de huidige situatie is het belangrijk dat de gemeente een consistente visie uitstraalt;
  • Het aanbieden van de juiste hoeveelheid kantoorlocaties van de juiste kwaliteit die aansluit bij de marktvraag;
  • Voorkomen van versnipperde ontwikkelingen. De markt wil namelijk krachtige kantoorlocaties die een duidelijke aantrekkelijkheid en positie hebben;
  • De kantoorontwikkeling van Enschede in breder regionaal kader plaatsen. In de toekomst zal de netwerkstad opereren als één kantorenmarkt.

Dit beleid houdt in, dat het aanbod van kantorenlocaties qua hoeveelheid en kwaliteit goed dient aan te sluiten op de marktvraag, maar dat ook leegstand wordt voorkomen in tijden van laagconjunctuur. Op deze manier zorgt de gemeente voor een markt waar vastgoedpartijen graag in investeren. Het nieuwe beleid beschrijft de gewenste omvang, fasering, segmentering en positionering van de verschillende kantorenlocaties in Enschede. Enschede heeft hiermee een kantorenbeleid, dat gericht is op de toekomst en op een goede verhouding tussen vraag en aanbod. Vanwege dreigend overaanbod zet Enschede in op drie krachtige kantorenlocaties te weten de directe stationsomgeving, Zuiderval en het Business & Sciencepark.

De voornamelijk regionale zakelijke dienstverlening (zonder baliefunctie) bevindt zich aan de singels en betreft over het algemeen de meer representatieve locaties. De kleinschalige zakelijke dienstverlening (eigenaar/gebruikers) is vooral te vinden aan de singels en uitvalswegen.

Kleinschalige kantoorontwikkelingen in de wijk worden zoveel mogelijk beperkt. Daar waar het wel wordt toegestaan mag de ontwikkeling niet concurrerend zijn met de formele kantorenlocaties. Daarom wordt een tweetal normen gehanteerd. Zo mogen kantoren aan singels en uitvalswegen niet groter zijn dan 350 m² bvo (of 15-20 werkzame personen) en moet er bovendien al sprake zijn van enige concentratie van kantooractiviteiten. Wanneer er geen sprake is van geconcentreerde ontwikkeling of wanneer het een ontwikkeling in de wijk betreft, geldt de norm van 150 tot 200 m² bvo per gebouw (of 5-10 werkzame personen).

Op de Usseler Es zullen geen zelfstandige kantoren worden bestemd. In principe mag slechts 50 % van het bestemmingsvlak worden bestemd voor kantoren ten behoeve van de op de percelen bevindende bedrijven. Slechts op de noordzijde van de Bolling mag 70% van de bedrijfskavel voor kantoren worden bestemd. Dit is de leidraad voor de juridische regeling van de kantoorfunctie binnen het plangebied Usseler Es.

Slechts bij de bestaande erven in de kransen die de bestemming "Bedrijf - Erf" hebben gekregen, worden kleinschalige zelfstandige kantoren tot maximaal 300 m² toegestaan.

4.5.7 Detailhandelsbeleid

Op 14 juni 2004 heeft de gemeenteraad de detailhandelsstructuurvisie vastgesteld. In deze visie wordt voor de toekomstige ruimtelijk-economische structuur uitgegaan van de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1. Binnenstad behouden en versterken als (Eu)regionaal recreatief winkelcentrum;
  • 2. Eigentijdse voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen evenwichtig verdelen op wijkniveau;
  • 3. Gericht bezochte (volumineuze) detailhandel met een bovenlokaal verzorgende functie zoveel mogelijk concentreren, met waar nodig afstemming op regionaal niveau.

In het kader van dit bestemmingsplan worden de uitgangspunten 1, 2 en 3 hier nader toegelicht. Daarna volgt een vertaling van het detailhandelsbeleid naar het plangebied Usseler Es.

Ad 1 Binnenstad behouden en versterken als (Eu)regionaal recreatief

winkelcentrum

De binnenstad van Enschede is het belangrijkste recreatieve winkelgebied van de (Eu)regio. Vanzelfsprekend is deze positie niet. Ontwikkelingen in omliggende centra en veranderende consumentenvoorkeuren, kunnen leiden tot ander winkelgedrag. De uitgangspositie voor Enschede is goed. Er wordt voorzien in een ruim aanbod in modische en overig recreatieve branches. Landelijke trekkers (Bijenkorf, V&D, H&M, Hema) en andere filiaalbedrijven zijn volop aanwezig. Zij zijn de basis voor zelfstandige en meer bijzondere speciaalzaken.

Ad 2. Eigentijdse voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen evenwichtig

verdelen op wijkniveau

Dagelijkse boodschappen

In de detailhandelsstructuurvisie wordt uitgegaan van een zo aantrekkelijk en compleet mogelijk aanbod voor dagelijkse boodschappen in de directe woonomgeving. De mogelijkheden hiervoor worden bepaald door het draagvlak in de wijk (aantal inwoners) en het concurrerende aanbod in de omgeving. Aan een compleet en goed functionerend boodschappencentrum op wijkniveau kan een aantal randvoorwaarden worden gesteld:

  • 1. twee eigentijdse full service supermarkten (> 1.000 vierkante meter vvo), die zich qua marktsegment van elkaar onderscheiden;
  • 2. compleet aanbod speciaalzaken in de dagelijkse sector;
  • 3. overzichtelijke opzet met minimale loopafstanden tussen winkels onderling en tussen winkels en parkeren;
  • 4. goede bereikbaarheid en voldoende parkeergelegenheid;
  • 5. verzorgde en eigentijdse uitstraling van het winkelgebied en de winkels.

Om aan dergelijke randvoorwaarden te kunnen voldoen, is in een stedelijk gebied als Enschede een primair verzorgingsgebied nodig van minimaal (circa) 10.000 inwoners. In de omliggende kleinere kernen kan het verzorgingsgebied iets kleiner zijn (circa 8.000) inwoners.

Ad. 3. Gericht bezochte (volumineuze) detailhandel met een bovenlokaal

verzorgende functie zoveel mogelijk concentreren, met waar nodig

afstemming op regionaal niveau.

Woninginrichting: Meubelen zijn keuzegevoelige aankopen, waar men gericht naar op zoek gaat. De consument wil zich goed kunnen oriënteren, alvorens tot een aankoop over te gaan en is bereid daar een grotere afstand voor af te leggen. Het aanbod in de woninginrichting wordt in toenemende mate geclusterd in grote regionale themacentra. Schuttersveld is dé concentratie voor woninginrichting in Enschede. In de toekomst behoudt de woonboulevard in Enschede primair een functie voor de eigen kern.

Bouwmarkten: Winkels in doe-het-zelfartikelen functioneren grotendeels solitair en hebben een relatief klein verzorgingsgebied (wijkniveau). Enschede heeft op dit moment een goede ruimtelijke spreiding van bouwmarkten over de hele stad. Wijziging van deze structuur is niet nodig.

ABC-branches: Volumineuze artikelen als auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen en brand en explosiegevaarlijke stoffen passen in de regel niet binnen winkelgebieden. Dit type detailhandel kan het beste plaatsvinden op bedrijventerreinen. Afgezien van de autobranche (vergelijken) is er vanuit functionele optiek geen aanleiding om te komen tot een clustering van dit type detailhandel.

Overige gericht bezochte branches: Voor de overige winkels voor gerichte aankopen (fietsen, bruin- en witgoed, et cetera) geldt dat deze zich in toenemende mate ontwikkelen in de richting van recreatieve branches. Grootschalige formules als Mediamarkt en Beversport richten zich op recreatief winkelend publiek (leisure) en hebben weinig meer te maken met de traditionele witgoed- of tentenwinkel met vooral volumineuze artikelen. Dergelijke publiekstrekkers hebben grote toegevoegde waarde voor de (eu)regionale recreatieve winkelfunctie van Enschede. Koppeling aan de binnenstad heeft dan ook de voorkeur.

Op basis van de bestemmingsplannen zijn op dit moment al redelijk veel locaties aanwezig in Enschede waar één of meerdere perifere detailhandelsbranches zijn toegestaan. Deze branches zijn of positief benoemd in het bestemmingsplan (bestemming “tuincentrum”, “bouwmarkt” of “meubels”) of vestiging van deze branches wordt mogelijk gemaakt via een vrijstelling.

Detailhandel en het bestemmingsplan Usseler Es

In de nota van uitgangspunten voor de Usseler Es is bepaald dat detailhandel niet wordt toegestaan op de Usseler Es. In het bestemmingsplan wordt dan ook geen detailhandel toegestaan, behalve bij een reeds jaren bestaand bedrijf aan de Haaksbergerstraat nr. 858. Dit betreft een handel in tuinmachines e.d. Dit bedrijf wordt positief bestemd.

4.5.8 Groenstructuur-actieplan - GRAP

Op 27 juni 2005 heeft de gemeenteraad het Groenstructuur-actieplan (GRAP) 2006-2009 vastgesteld. Uniek aan dit plan is, dat het behalve een beleidsvisie ook een uitvoeringsprogramma is. Het GRAP initieert en stimuleert de uitvoering van groenprojecten in de stad Enschede. De ambitie om het groene karakter van Enschede verder te versterken blijft uitgangspunt. Het GRAP gaat in op de toekomst van het openbaar groen op stedelijk niveau en de relatie van het groen met het omringende landschap. Gekeken is hierbij naar een drietal belangrijke functies die het groen in de stad kan hebben, te weten:

  • de gebruiksmogelijkheden;
  • de ecologische waarde;
  • de ruimtelijke kwaliteit en de structurerende betekenis.

Het behouden, versterken en ontwikkelen van deze functies is de doelstelling van het gemeentelijk groenbeleid voor de komende jaren.

Wiggen

Enschede kent een structuur van stedelijke vingers met groene wiggen, waardoor het buitengebied tot ver in de stad door loopt. De betekenis van de wiggen voor de stad is groot:

  • de wiggen zorgen voor structuur en afwisseling;
  • de wiggen garanderen een groot raakvlak tussen stad en buitengebied. Dit heeft een positieve invloed op de kwaliteit van de leefomgeving. Door de wiggen zijn natuur en landschap toegankelijk en worden recreatiemogelijkheden dicht bij huis geboden;
  • de wiggen brengen de natuur tot ver in de stad.

De doelstelling is om de wiggen te behouden en waar mogelijk te versterken of te ontwikkelen. Een invulling met kwalitatief hoogwaardige en duurzame groene bestemmingen en gebruiksmogelijkheden ten behoeve van bewegen, recreatie en spelen is hiervoor noodzakelijk. De stedelijke druk op de wiggen blijft echter een knelpunt. Om het landschappelijke karakter te behouden, wordt andere aanvullende bebouwing in de wiggen alleen toegestaan wanneer dit de beoogde groene invulling en de gebruiksmogelijkheden versterkt.

Stadsranden

Confrontaties tussen stad en land leveren naast beperkingen ook kansen op. Op sommige plekken moeten stadsranden beleefbaar en bruikbaar zijn. Andere plekken verdienen een helder vormgegeven grens of juist een diffuse overgang waarin de stad en het landschap met elkaar zijn verweven. Afhankelijk van de situatie kan de keuze worden gemaakt voor een bepaalde vormgeving van de rand. Onderscheidend is hierbij de overgang tussen 'binnen en buiten'. Twee uitersten zijn de harde rand (zowel visueel als functioneel een abrupte overgang) en de zachte rand (zowel visueel als functioneel een geleidelijke overgang van binnen naar buiten en vice versa). Ook de bestemming van de stad ter plaatse van de stadsrand is bepalend voor het type rand en dus voor de visie. Een stadsrandvisie voor een woonwijk verschilt bijvoorbeeld van een stadsrandvisie voor een bedrijventerrein. In het GRAP worden drie stadsranden onderscheiden: de woonrand, de werkrand en de gebruiksrand. Door gericht te investeren in de stadsrandzone wordt op tal van plekken het landschap vanuit de stad beter toegankelijk en beleefbaar.

4.5.9 Notitie Bomenbehoud Enschede

De bomen in Enschede bepalen in belangrijke mate de groene kwaliteit van de stad. Om deze kwaliteit in de toekomst te blijven waarborgen en te voorkomen dat beeldbepalende, monumentale en bijzondere bomen uit het stadsbeeld verdwijnen, verdienen deze bomen extra bescherming. In de notitie “Bomenbehoud Enschede”, op 9 september 2008 door burgemeester en wethouders van Enschede vastgesteld, worden de beschermingsmaatregelen nader uitgewerkt. Alleen een kapvergunningbeleid is niet voldoende om de groene kwaliteit in de stad te blijven waarborgen. Hiervoor zijn meer instrumenten nodig. Deze extra bescherming kan zowel in de vergunningverlenende sfeer, bij de toetsing van een kapvergunningaanvraag, als in een aantal aanvullende maatregelen. Voorbeelden van aanvullende maatregelen zijn het eerder in beeld brengen van bomen in projecten, door al in de ontwerpfase van de planontwikkeling de positie van bestaande bomen te markeren en deze in het ontwerp in te passen. Een andere mogelijkheid is de aanduiding van monumentale en specifieke bijzondere/waardevolle bomen in het bestemmingsplan. Ook kunnen beschermende maatregelen worden voorgeschreven in bestekken, indien in de nabijheid van bomen moet worden gewerkt. Het handhaven en sanctioneren, een actieve controle op illegale kap en beschadiging van bomen zal op een gestructureerde wijze worden aangepakt.

Beschermenswaardige bomen

Beschermenswaardige bomen zijn bomen, waarvan het beleid is om deze duurzaam in stand te houden, beeldbepalend zijn en optimaal hun functie (kunnen) vervullen. Deze bomen zijn op een bomenlijst geplaatst en zijn onder te verdelen in verschillende subcategorieën:

  • monumentale bomen; dit zijn bomen van unieke en zeer hoge waarde, de groene parels van Enschede.
  • structuur- en bijzondere/waardevolle bomen; dit zijn bomen die de openbare ruimte duidelijk ordenen, structuur en/of identiteit geven op stedelijke niveaus.
  • functionele bomen en boomgebieden; dit zijn bomen in parken (op stedelijk en buurtniveau), begraafplaatsen, landgoederen, aan te wijzen pleinen, houtsingels om industrieterreinen, bij sport- en speelgelegenheden en enkele bijzondere locaties.

In het bestemmingsplan "Usseler Es 2008" zijn geen bomen aanwezig die als monumentale boom konden worden bestemd. Uit een inventarisatie blijkt, dat er twee bomen binnen het plangebied aanwezig zijn die als monumentaal gekwalificeerd zouden kunnen worden. (Hoewel deze bomen formeel volgens het gemeentelijke beleid niet als waardevol worden aangemerkt, omdat deze bomen volgens de Boswet buiten de bebouwde kom staan). Eén van de twee bomen bevindt zich aan de oostzijde van de bolling vlak naast de geplande ringweg en de andere boom bevindt zich in de oostkrans op een plaats waar een deel van het nieuwe bedrijventerrein wordt aangelegd (infrastructuur e.d.). Deze bomen staan op een zodanige plaats (in of vlak naast geplande wegen), dat ze niet kunnen worden opgenomen in het bestemmingsplan als monumentale boom. De genoemde bomen worden gecompenseerd, doordat er vele nieuwe bomen zullen worden bijgeplant in het kader van de planontwikkeling van het plan Usseler Es.

4.5.10 Mobiliteitsplan Enschede 2004-2015

Het Mobiliteitsplan 2004-2015, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 4 oktober 2004, geeft op hoofdlijnen aan wat de gemeente nastreeft met haar mobiliteitsbeleid. In dit beleidsplan staat verwoord welke maatregelen er nodig zijn om Enschede nu en in de toekomst bereikbaar te houden. Het Mobiliteitsplan 2004-2015 is een actualisatie van het Mobiliteitsplan 1996-2005. Op basis van het vorige Mobiliteitsplan zijn vele maatregelen getroffen. Onder invloed van veranderde maatschappelijke inzichten ten aanzien van mobiliteit is er sprake van enkele gewijzigde accenten in het geactualiseerde Mobiliteitsplan. Het hoofddoel van het Mobiliteitsplan 2004-2015 is het op peil houden van de bereikbaarheid van Enschede-West en Enschede-Centrum, beide als economische kerngebieden van Enschede, alsmede het op peil houden van de leefbaarheid in de verblijfsgebieden, zowel binnen de bebouwde kom als in het buitengebied.

Centraal staat dat Enschede is gelegen aan de A35. Een goede doorstroming tussen deze stroomweg enerzijds en het westelijk stadsdeel en het centrum anderzijds is van groot belang. Ook de doorstroming op de singelring moet worden geoptimaliseerd. Naast investeringen in aanpassing van de auto-infrastructuur, maatregelen voor een betere benutting van bestaande infrastructuur en parkeermaatregelen, is ook het aanbieden van vervoersalternatieven voor de auto een belangrijk punt. Dit zou gerealiseerd moeten worden door het fietsroutenetwerk te vervolmaken en uit te breiden. Ook in de kwaliteit van het openbaar vervoer moet verder worden geïnvesteerd door de doorstroomassen voor 'Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)' uit te breiden en o.a. in te zetten op betrouwbare actuele reizigersinformatie en tariefexperimenten. Bij al deze maatregelen moet het begrip 'Ketenbenadering' in gedachten worden gehouden, waarmee wordt bedoeld dat de diverse vervoermodaliteiten elkaar in een verplaatsingsketen waar mogelijk moeten kunnen aanvullen (bijvoorbeeld P&R voorzieningen). Een ander belangrijk item is de verbetering van de leefbaarheid in woonbuurten door het verlagen van de snelheid van het autoverkeer en het ontmoedigen van sluipverkeer. Hierbij mag de bereikbaarheid van bedrijven en voorzieningen in de wijken en de doorstroming op de hoofdwegenstructuur niet uit het oog worden verloren. In het mobiliteitsbeleid speelt 'Duurzaam Veilig' een belangrijke rol. Volgens dit principe moet rekening worden gehouden met de feilbare weggebruiker: door een goede ruimtelijke inrichting moet verkeersveilig gedrag automatisch worden opgeroepen.

4.5.11 Gids Buitenkans

De Gids Buitenkans is d.d. 23 juni 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze gids is opgesteld om meer mogelijk te maken in het buitengebied en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren.

De Gids bestaat uit drie onderdelen:

  • 1. Een werkmethode, die aangeeft hoe initiatieven door de gemeente worden behandeld;
  • 2. Een hoofdstuk over ruimtelijke kwaliteit: hoe passen initiatieven het beste in het landschap;
  • 3. Beleidskaders voor een aantal onderwerpen, zoals "rood voor rood", nieuwe landgoederen, rood voor groen, en nieuwe functies in leegstaande agrarische bedrijfsgebouwen.


Stadsranden

Volgens de Gids Buitenkans (blz. 48) gaat er speciale aandacht uit naar het overgangsgebied van stad en land. De randen van de stad zijn belangrijk voor de beleving van Enschede, zowel van het buitengebied als van de stad zelf. Onder het begrip stadsrand wordt gevat alle plekken, waar de bebouwing overgaat naar het landschap, ook binnen de bebouwde kom, de zogenaamde groene wiggen. Hier liggen extra ruimtelijke knelpunten en opgaven, ook vanuit de stad. Het gaat om de intensivering van het recreatief gebruik en de recreatieve ontsluiting, de verbetering van de overgang stad-land en het creëren van een aantrekkelijke groene omgeving in de nabijheid van de stad. In een directe cirkel van 500 meter rondom de stad is het bouwen met de methode landschapsbouw gemakkelijker gemaakt dan in het overige buitengebied. Dit wordt hier "rood voor groen" genoemd. Terwijl in het overige buitengebied voor de aanleg van nieuw landgoed 10 of 15 ha nodig is, is dit voor "rood voor groen" in de stadsrand 5 ha. Voorwaarde hierbij is dan wel, dat er een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan het verwezenlijken van de doelstellingen voor de stadsrand. De kwaliteit van de stadsrand kan worden verbeterd door het creëren van sterke groene wanden die het stedelijke gebied aan het zicht onttrekken.

Voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (VAB)

Voor een "waardevolle schuur gelegen op een erf" zijn volgens de Gids Buitenkans de toegestane VAB-functies: wonen, werken, recreatie en toerisme, mits er geen aantasting van de karakteristieke waarden van de schuur en het karakter van het erf plaatsvinden. Een woon- of zorgfunctie wordt slechts dan toegekend, indien het een karakteristieke schuur betreft, met een bouwjaar eerder dan 1945, en met een minimale inhoud van 450 m³. De schuren die niet hergebruikt worden moeten afgebroken worden, tenzij zij van belang zijn voor het erfkarakter of een agrarische functie blijven houden. Na toekenning van een woon- of zorgfunctie wordt in het bestemmingsplan vastgelegd, dat de karakteristieke schuur niet mag worden uitgebreid en opgenomen dient te worden op de gemeentelijke monumentenlijst.

Afbraak gevolgd door nieuwbouw bij Voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (VAB)

Afbraak gevolgd door nieuwbouw op hetzelfde erf ten behoeve van een VAB-functie is mogelijk indien de ruimtelijke kwaliteit daarmee is gediend of wanneer dat noodzakelijk is vanwege functionele of bouwtechnische redenen. Sloop gevolgd door nieuwbouw moet in elk geval leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij kan de ruimtelijke kwaliteit vragen om een substantiële reductie van het bouwvolume. Afbraak van beeldbepalende, cultuurhistorische en karakteristieke gebouwen en van gebouwen die van essentieel belang zijn voor het karakter van een erf zijn niet toegestaan.

Woonfunctie

Een woonfunctie is mogelijk voor de bestaande dienstwoning en voor een waardevolle schuur op een erf, voorzover daardoor de karakteristieke waarden van die waardevolle schuur en het karakter van een erf niet worden aangetast. Het gehele waardevolle gebouw mag worden gebruikt voor een woonfunctie. Ook bij de dienstwoning mag het gehele gebouw, waarvan de dienstwoning deel uitmaakt, worden gebruikt voor de woonfunctie.

4.5.12 Masterplan Enschede-West

Het Masterplan Enschede-West (vastgesteld 30 maart 2009) bevat een visie op de ontwikkeling van Enschede West en de bedrijventerreinen die daar onderdeel van uitmaken. Daarnaast is een integrale projectenagenda opgenomen om de visie vorm te geven.

Waar de ondernemer vroeger een bedrijventerrein uitkoos om de soort bedrijvigheid, is de huidige reden voor vestiging vaak "eenzelfde uitstraling". Daarom is in het Masterplan Enschede-West met een nieuwe methodiek ingespeeld op de behoefte van bedrijven om het accent meer op productiviteit (A en B) of meer op imago en werknemers te leggen (C en D). (Deze indeling in ABCD-terreinen voor bedrijventerreinen vanaf 15 hectare is later in de RO-visie uitgebreid voor de gehele stad). De verhoudingen tussen de verschillende typen terreinen zijn niet veranderd. De conclusies blijven hetzelfde. Als we nieuwe terreinen nodig hebben zullen we dat in categorie C moeten ontwikkelen om met de vraag naar meer kwaliteit van de bedrijfsomgeving mee te gaan. De volgende stap is om deze methodiek regionaal toe te passen en de vraag naar kwaliteit van bedrijventerreinen regionaal te organiseren.

Het bedrijventerrein Usseler Es wordt gekwalificeerd als een categorie C bedrijventerrein en past dus in het Masterplan Enschede West.