direct naar inhoud van Artikel 8 Maatschappelijk - Religie
Plan: Usseler Es 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20070132-0004

Artikel 8 Maatschappelijk - Religie

8.1 Bestemmingsomschrijving

  • a. De voor “Maatschappelijk - Religie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. levensbeschouwelijke voorzieningen;
    • 2. congres- en vergaderaccomodaties;
    • 3. het wonen, indien en voorzover op grond van lid 8.2.2 van deze regels de bouw van een bedrijfswoning (dienstwoning) is toegestaan;
    • 4. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, kunstobjecten, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

  • b. De gronden zijn tevens bestemd voor de ondergrondse winning van zout.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen
  • a. op de voor “Maatschappelijk - Religie” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 8.1;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage" mag het bebouwingspercentage niet worden overschreden.

8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” mag de bouwhoogte niet worden overschreden;
  • c. voor hoofdgebouwen geldt een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen van 3 meter;
  • d. per bouwvlak is de bouw van één bedrijfswoning (dienstwoning) toegestaan op de plaats waar de aanduiding "bedrijfswoning" is aangegeven. De inhoud daarvan mag ten hoogste 750 meter³, de bouwhoogte mag maximaal 9 meter, en de goothoogte mag maximaal 4 meter bedragen; de bedrijfswoning (dienstwoning) moet met een kap worden gebouwd.

8.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag in totaal maximaal 250 meter2 bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 4,00 meter bedragen.

8.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

8.2.5 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1; 8.2.2, 8.2.3 en 8.2.4 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. nutsvoorzieningen mogen tevens buiten het bouwvlak worden gebouwd.

8.2.6 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 8.2.1, 8.2.2, 8.2.3, 8.2.4 en 8.2.5 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.

8.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, en de (goot)hoogte van bebouwing;
    • 2. de aard, hoogte en de situering van erf- en terreinafscheidingen.

  • b. De in lid 8.3, onder a, genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam grondgebruik;
    • 4. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
    • 5. ten behoeve van de sociale veiligheid;
    • 6. in verband met de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
    • 7. ten behoeve van de milieusituatie;
    • 8. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 8.2.2, onder c, en toestaan dat de afstand tussen hoofdgebouwen en de perceelsgrenzen minder dan 3 meter mag bedragen.
    • 2. lid 8.2.2, onder d, voor het toestaan van een hogere goothoogte voor een bedrijfswoning (dienstwoning) tot maximaal 6 meter;
    • 3. lid 8.2.4, onder c, voor een bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 meter.

  • b. De afwijkingen, zoals genoemd in lid 8.4, onder a, worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de brandveiligheid, de externe veiligheid, en de rampenbestrijding;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een horecabedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.