direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bathmenseweg 53
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.W024-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Algemeen

Bij de gemeente Deventer is op 21 oktober 2016 een aanvraag om wijziging van het bestemmingsplan ontvangen. De aanvraag voorziet in het veranderen van het agrarische bouwvlak en toevoeging van de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' op het perceel Bathmenseweg 53 in Lettele.

In de volgende figuur is de ligging van het plangebied met een rode cirkel aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W024-VG01_0001.png"

Globale ligging plangebied 'Bathmenseweg 53'

Plangbied

Het perceel Bathmenseweg 53 ligt midden in het agrarisch gebied dat gelegen is in een driehoek van wegen namelijk de Spanjaardsdijk, Bathmenseweg en Butersdijk. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Diepenveen, sectie K, nummer 885.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W024-VG01_0002.png"

Kadastrale kaart van de Bathmenseweg 53 

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W024-VG01_0003.png"

Luchtfoto Bathmenseweg 53

Planologische regiem

Voor bovengenoemd perceel geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' vastgesteld op 9 maart 2016. Het beoogde plan is in strijd met dit bestemmingsplan. Het perceel heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', waar een intensieve veehouderij alleen mogelijk is ter plaatse van de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Ter plekke ontbreekt deze aanduiding. Daarnaast wordt een nagenoeg geheel nieuw erf gecreëerd ten westen van de boerderij. Dit is in strijd met de geldende regels van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' geeft het college de mogelijkheid het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid voorziet in het wijzigen van de omvang van het bouwvlak en de mogelijkheid om om te schakelen van een agrarisch bedrijf naar een intensieve veehouderij. Het voorliggende initiatief voldoet aan de voorwaarden van deze wijzigingsbevoegdheid, waardoor medewerking aan dit initiatief mogelijk is.

In artikel 4.8.4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' zijn de voorwaarden opgenomen voor het vergroten en wijzigen van agrarische bouwvlakken en in artikel 4.8.2 de omschakeling naar een intensieve veehouderij.

Regels vergroten en wijzigen van agrarische bouwvlakken:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover het een bestaand agrarisch bedrijf betreft;
  • c. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom:
    • 1. sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoren; en
    • 2. ter plaatse van gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1, uitbreiding op gronden zonder die bestemming niet mogelijk is.
  • d. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • f. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' geldt;
  • g. bouwvlakken ten behoeve van de intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' mogen worden vergroot tot ten hoogste 1,5 ha;
  • h. het bepaalde onder e is niet van toepassing op gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' gelegen in LOG. Hier geldt dat uitsluitend bedrijven, ouder dan 5 jaar, voorzien van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mogen vergroten tot 2 ha;
  • i. indien het bouwvlak vergroot wordt tot 1,5 ha dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder g niet onevenredig worden aangetast; op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1, dient met het inrichtingsplan tevens aangetoond te worden dat met realisatie van het inrichtingsplan de karakteristiek van de es(sen) als geheel versterkt wordt;
  • j. indien het bouwvlak tot meer dan 1,5 ha vergroot wordt, dient door middel van een inrichtingsplan te worden aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.

Toetsing aan de wijzigingsbevoegdheid:

  • a. De huidige opstallen zijn niet bruikbaar voor de bedrijfsopzet die de initiatiefnemer voor ogen heeft. Aangezien de geitenhouderij ook zal zijn aan te merken als een intensieve veehouderij, is toekenning van de aanduiding 'intensieve veehouderij' noodzakelijk. Dit is alleen mogelijk in het landbouwontwikkelingsgebied (LOG). Daarom is een wijziging van het bouwvlak noodzakelijk.
  • b. Er is sprake van een bestaand bedrijf op de locatie. Daarbij is niet relevant dat het bedrijf momenteel niet functioneert, aangezien het nog over gebouwen en grond beschikt om weer te gaan functioneren.
  • c. De bedrijfsvoering van het bedrijf is vanwege zijn opzet en aard niet mogelijk binnen de huidige voorwaarden. Om medewerking te kunnen verlenen aan het verzoek is het noodzakelijk dat het bouwvlak van vorm verandert.
  • d. Op basis van onderzoeken is gebleken dat de wijziging milieuhygiënisch inpasbaar is.
  • e. Het nieuwe bouwvlak bedraagt maximaal 1,5 ha.
  • f. N.v.t.
  • g. N.v.t.
  • h. N.v.t.
  • i. Het nieuwe erf wordt voorzien van enkele kwaliteitsimpulsen, om een goede landschappelijke inpassing te waarborgen. De aanleg en instandhouding daarvan wordt als voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen.
  • j. N.v.t.

Regels omschakeling naar intensieve veehouderij:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een intensieve veehouderij, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardige intensieve veehouderij;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast op gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. de afstand tot omliggende bouwvlakken bedraagt ten minste 100 m;
  • d. de afstand tot de bebouwde kom bedraagt ten minste 500 m;
  • e. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt na planwijziging ten hoogste 1,5 ha;
  • f. in het landbouwontwikkelingsgebied Lettele is er ruimte voor ten hoogste 1 nieuwe intensieve veehouderij, peildatum voor nieuwvestiging is 23 december 2008;
  • g. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.

Toetsing aan de wijzigingsbevoegdheid:

  • a. Het bedrijf zal maximaal 2.000 geiten huisvesten, waarvan ca. 1.600 melkgeiten en ca. 400 lammeren. De nieuwe bedrijfsbebouwing heeft een oppervlakte van ca. 6.500 m2. Daarmee is het bedrijf naar aard en omvang aan te merken als een volwaardige intensieve veehouderij. In de systematiek van het bestemmingsplan “Buitengebied Deventer, 1e herziening” is sprake van een volwaardig bedrijf bij een grootte vanaf 70 nge. De beoogde geitenhouderij heeft een grootte van 174 nge.
  • b. Na toepassing van de vormverandering van het huidige bouwvlak ligt het nieuwe bouwvlak binnen het landbouwontwikkelingsgebied.
  • c. Na wijziging bedraagt de afstand tot het dichtstbijgelegen bouwvlak 100 meter.
  • d. De afstand tot de kern Lette bedraagt meer dan 1 kilometer.
  • e. Het nieuwe bouwvlak bedraagt maximaal 1,5 ha.
  • f. Met deze functiewijziging wordt de ruimte voor 1 nieuwe intensieve veehouderij met als peildatum voor nieuwvestiging 23 december 2008 ingevuld.
  • g. Het nieuwe erf wordt voorzien van enkele kwaliteitsimpulsen, om een goede landschappelijke inpassing te waarborgen. De aanleg en instandhouding daarvan wordt als voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen.

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt de wijziging van het bouwvlak en het omschakelen naar een intensieve veehouderij mogelijk gemaakt.

Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven, de uitgangssituatie op de locatie en het voorgenomen (bouw)plan. In hoofdstuk 3 volgt de ruimtelijke onderbouwing. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voor dit plan relevante beleidskaders en de zogeheten randvoorwaarden zoals archeologie, water en milieuhygiënische aspecten. Op basis van deze onderbouwing wordt duidelijk gemaakt waarom de voorgenomen ontwikkeling acceptabel is. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de planopzet en de juridische aspecten nader toegelicht. Hoofdstuk 5 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Huidige situatie

Het plangebied wordt gevormd door het perceel Bathmenseweg 53.

Door middel van een oprijlaan die verbonden is met de Bathmenseweg wordt het perceel bereikt. Het erf is met de achterkant naar de Bathmenseweg gekeerd. Op het erf staat een Sallandse tweedelige hallenboerderij uit het begin van de 20e eeuw. Het is een compact erf met enkele bijbehorende agrarische opstallen, zoals een jongveestal, een ligboxenstal, wat kleinere bouwwerken en kuilvoerplaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W024-VG01_0004.png"

Luchtfoto van de bestaande situatie

Toekomstige situatie

Het erf is in vergelijking met de huidige situatie aan de andere zijde van de boerderij komen te liggen. De bestaande bebouwing heeft plaatsgemaakt voor een nieuw erf met moderne stallen met kuilvoerplaten. Het nieuwe erf wordt landschappelijk ingepast en voorzien van verschillende kwaliteitsimpulsen:

  • 1. sloop van drie schuren: ligboxenstal, varkensschuur en kapschuur;
  • 2. behoud van de hooiberg;
  • 3. behoud en herstel van de bestaande laanbeplanting door aanplant van 19 stuks Inlandse eiken;
  • 4. aanplant van 90 m1 houtsingel met een breedte van 5 meter;
  • 5. aanleg van nieuwe natuur in de vorm van een 1340 m2 groot eiken/elzenbos wat tevens als waterretentie dient;
  • 6. behoud van de bestaande inzaksloot met lint van eikenbomen.

Het in Bijlage 1 opgenomen landschapsplan is een weergave van de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W024-VG01_0005.png"

Plattegrond van het nieuwe erf

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke onderbouwing

Inleiding

Om te beoordelen of de in het vorige hoofdstuk beschreven (ruimtelijke) ontwikkeling mogelijk en wenselijk is, is deze getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Ook is het plan getoetst aan de wettelijk vastgestelde milieukwaliteitseisen en wet- en regelgeving op het gebied van erfgoed. Tevens zijn de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de waterhuishouding (de watertoets) en de mobiliteit beoordeeld en afgewogen.

3.1 Beleidskaders

Rijksbeleid

Bij het vaststellen van dit wijzigingsplan zijn geen rechtstreekse Europese en nationale ruimtelijke belangen betrokken. De algemene beleidsrichtlijnen van het Europees en rijksbeleid, o.a. de Nota Ruimte, worden nader uitgewerkt in provinciaal en gemeentelijk beleid en om die reden niet nader behandeld.

Provinciaal beleid

De beleidsrichtlijnen uit de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening zijn verwerkt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' en daarmee ook in de 1e herziening. In beide bestemmingsplannen zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maakt het bouwvlak te vergroten en te wijzigen en om te schakelen naar een intensieve veehouderij.

Deze wijzigingsbevoegdheden sluit aan op bij provinciale ambitie om agrarische bedrijvigheid onder bepaalde voorwaarde te faciliteren.

Geen ligging in een intrekgebied van een drinkwaterwinning of binnen een dijkring

Het plangebied ligt buiten een intrekgebied van een drinkwaterwinning en buiten een dijkring. Derhalve is het provinciale beleid met betrekking tot deze thema's niet van toepassing.

Ligging binnen boringsvrije zone

Wel ligt het plangebied in de 'boringsvrije zone Diep pakket Salland' in het kader van de drinkwatervoorziening. In het plangebied is het met name van belang rekening te houden met de ligging in het diepe watervoerende pakket in Salland. Het diepe waterhoudende pakket in Salland bevat water van een uitstekende kwaliteit. Teveel water uit dit pakket onttrekken leidt echter tot het optrekken van de zoet/zout grens in de ondergrond. Onttrekkingen uit dit pakket worden alleen toegestaan voor drinkwater en voor industriële toepassingen met hoogwaardige doelen. Met het oog op deze kenmerken kan er alleen sprake zijn van bodemenergiesystemen in het ondiepe pakket (tot 50 m diepte). Hierop is een uitzondering mogelijk voor het installeren van een bodemenergiesysteem, indien op basis van een boring ter plaatse van de voorgenomen activiteit wordt aangetoond dat de slecht doorlatende laag dieper ligt dan vijftig meter onder het maaiveld en de activiteit wordt uitgevoerd tot maximaal de diepte waarop de top van de slecht doorlatende laag is aangetroffen. Voor de exacte bepalingen wordt verwezen naar de Omgevingsverordening Overijssel (Omgevingsverordening Overijssel, paragraaf 3.2.3. Boringsvrije zones, artikel 3.2.3.1. en verder).

Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' en 'Buitengebied Deventer, 1e herziening'

In de bestemmingsplannen 'Buitengebied Deventer' en 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' is de zonering op basis van het Reconstructieplan opgenomen. Het Reconstructieplan is een ruimtelijk plan voor het buitengebied, waarin na een brede afweging met name uitspraken worden gedaan over de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij. In de bestemmingsplannen Buitengebied zijn de zoneringen conform het reconstructieplan opgenomen. De reconstructie kent een zonering in drie gebieden:

  • landbouwontwikkelingsgebieden (de zogenaamde LOG's);
  • verwevingsgebieden;
  • extensiveringsgebieden.

Het beleid in de landbouwontwikkelingsgebieden is gericht op ontwikkelingsruimte voor met name de intensieve veehouderij. Nieuwvestiging is hier onder voorwaarden mogelijk.

In verwevingsgebieden is alleen ontwikkelingsruimte voor bestaande intensieve veehouderijen. Uitbreiden op bestaande bouwvlakken is in bepaalde mate mogelijk. Extra uitbreidingsruimte is mogelijk op zogenaamde sterlocaties. Hiervoor moet aan een aantal duurzaamheidsvoorwaarden worden voldaan.

Het beleid in de extensiveringsgebieden is gericht op het opheffen, dan wel verplaatsen van intensieve veehouderijen. De extensiveringsgebieden liggen in de nabijheid van bebouwingsconcentraties en natuur- en bosgebieden. De milieuhinder van intensieve veehouderijen is hier dusdanig, dat het beleid gericht is op sanering van de intensieve veehouderij. In Deventer zijn alle intensieve veehouderijen verplaatst uit de extensiveringsgebieden.

De zonering ligt vast in het Reconstructieplan en de provinciale omgevingsverordening en is destijds vertaald in de partiële herziening Intensieve veehouderij. Voor het Reconstructiebeleid in het bestemmingsplan Buitengebied zijn de LOG-visie, het Reconstructieplan en de Partiële herziening leidend geweest. Voor de LOG's geldt een nuancering. In de door de gemeente opgestelde LOG-visies wordt ingezoomd op de concrete ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande en nieuw te vestigen intensieve veehouderijen. Bij de uitwerking van de LOG-visies blijkt dat de mogelijkheden voor uitbreiding beperkt zijn. In de LOG-visies wordt een beeld gegeven van de reële ontwikkelingsmogelijkheden voor vestiging, omschakeling en uitbreiding van intensieve veehouderijen.

De zonering uit het Reconstructieplan heeft ook gevolgen voor andere vormen van landbouw en andere functies.

Grondgebonden landbouw kan zich in de extensiverings- en verwevingsgebieden op normale wijze ontwikkelen. Ook nieuwvestiging is hier mogelijk. Om in de LOG's voldoende ontwikkelingsruimte aan de intensieve veehouderij te kunnen bieden, is nieuwvestiging van grondgebonden bedrijven binnen de LOG's alleen mogelijk, voor zover dit geen beperkingen tot gevolg heeft voor de intensieve veehouderij.

Om de intensieve veehouderij in de LOG's niet te beperken, zijn ontwikkelingsmogelijkheden voor overige functies in de LOG's beperkt en alleen onder voorwaarden toelaatbaar.

Ook de ontwikkelingen die in het kader van de reconstructie plaatsvinden, zijn onderhevig aan een kwaliteitstoets, waarvoor het landschapsontwikkelingsplan het kader biedt.

Het voorliggende wijzigingsplan past binnen dit beleid.

3.2 Cultuurhistorie en monumenten

Op grond van de wet Modernisering Monumentenzorg (de MoMo), die per 1 januari 2012 van kracht is geworden, moet een goede ruimtelijke onderbouwing een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Gemeentelijke en/of Rijksmonumenten

Op het erf Bathmenseweg 53 zijn geen monumenten aanwezig.

Cultuurhistorische waarden

In september 2009 heeft het Oversticht in opdracht van de gemeente Deventer het buitengebied onderzocht op de aanwezigheid van karakteristieke panden. Het pand Bathmenseweg 53 is daarbij als 'karakteristiek' aangemerkt. In de beoordeling wordt het perceel als volgt weergegeven:

adres   postcode   plaats   relatie met land-
schap  
erf-
structuur
 
erf-
inrichting
 
streekeigen-heid
 
herken-baarheid   gaaf heid
 
arch.-/ cult.hist
 
totaal
 
eind
oordeel
 
Bathmense-
weg 53  
7434PX   Lettele   *   *   *   *   *   *     7   1  

Het eindoordeel 1 staat gelijk aan de beoordeling 'karakteristiek'.

Conclusie

Bij de beoordeling van het verzoek en de verdere uitwerking daarvan is rekening gehouden met deze karakteristieke waarden en is het nieuwe erf zo goed mogelijk ontworpen, zodat de aansluiting met de bestaande kwaliteiten zo goed mogelijk is.

3.3 Archeologie

3.3.1 Inleiding

De archeologische verwachting voor de gemeente Deventer is gebaseerd op de landschappelijke en bodemkundige kenmerken van bekende archeologische vindplaatsen. Een uitgebreide onderbouwing van de fysisch geografische bouwstenen van de archeologische verwachtingswaarden is te vinden in: Willemse, N.W., L.J. Keunen, L.M.P. van Meijel & T. Bouma, 2013. …Die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn… Fysisch- en historisch-geografische bouwstenen voor een archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer (RAAP Rapport 2571), Weesp.

Vanaf de late middeleeuwen is het verband tussen landschappelijke mogelijkheden en locatiekeuze minder goed puur fysisch geografisch te verklaren, omdat de mens er steeds meer in slaagt de natuur naar zijn hand te zetten. Vanaf deze periode zijn historische bronnen zoals kaarten en geschriften beschikbaar, waardoor veel elementen goed kunnen worden gelokaliseerd.

Op de archeologische verwachtingskaart zijn recente archeologische en historische onderzoeksgegevens gecombineerd met de fysisch geografische verwachting ter plekke. Ook bekende verstoringen zijn weergegeven op de archeologische verwachtingskaart. Dit beleidsadvies is opgenomen in Bijlage 2.

3.3.2 Het archeologiebeleid en de regels in dit bestemmingsplan

De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Deventer. De gemeenteraad heeft de beleidsvrijheid om de beleidsgrenzen te bepalen. Voorwaarde is dat deze grenzen voldoende zijn onderbouwd.

Het archeologiebeleid is op 28 januari 2015 door de raad vastgesteld in de vorm van een beleidskaart en een onderbouwing, zie hiervoor: Vermeulen, B., 2015. Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie. Van verwachting naar beleid (Interne Rapportages Archeologie Deventer 74), Deventer. Archeologisch onderzoek kan leiden tot aanpassing van de beleidswaarden van een gebied. De beleidskaart wordt zo nodig tussentijds geactualiseerd, op basis van de selectiebesluiten van het bevoegd gezag.

De archeologische beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie, zoals die in het bestemmingsplan zijn gehanteerd. In dit bestemmingsplangebied geldt de beleidswaarden '3' en '4' (zie onderstaande afbeelding).

De beleidswaarden zijn vertaald in de regels van dit bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn dubbelbestemmingen Waarde Archeologie opgenomen voor de gebieden die op de beleidskaart een beleidswaarde 2 of hoger kennen. Er is voor gekozen om aan gebieden met beleidswaarde 'Archeologie 1' geen dubbelbestemming toe te kennen.

Waarde - Archeologie 3

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 200 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 200 m² en 500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Waarde - Archeologie 4

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 4' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 100 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 100 m² en 200 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

3.3.3 Uitsnede beleidskaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W024-VG01_0006.png"

Het bestemmingsplangebied op de archeologische beleidskaart 2015

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W024-VG01_0007.png"

3.4 Milieu-aspecten

Beleid

In het gemeentelijk milieubeleid staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Belangrijke uitgangspunten zijn:

  • behoud van bestaande milieukwaliteiten, verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen (ruimtelijke ontwikkeling en milieu);
  • een duurzame ontwikkeling en betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ondernemers staat centraal (economische ontwikkeling en milieu);
  • de betrokkenheid van de burger (maatschappelijke ontwikkeling en milieu).

Met name de eerste twee uitgangspunten zijn van belang bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Om te oordelen of het voorliggende wijzigingsplan geen negatieve invloed heeft op de bestaande milieukwaliteit en voldoet aan de wettelijke normen die zijn vastgesteld in de milieuwetgeving, zijn de volgende milieukundige aspecten beoordeeld:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • vergewisplicht (vorm vrije m.e.r.-beoordeling);
  • amoniak;
  • fijn stof;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • geurhinder;
  • risico/externe veiligheid;
  • ecologie;
  • gezondheid;
  • duurzaamheid.

Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds.

Het plangebied betreft een agrarisch perceel op geruime afstand van woningen van derden. De bedrijfswoning behorend bij het perceel ligt op voldoende afstand van andere bedrijven en belemmerd deze niet. Er wordt voldaan aan de VNG richtafstanden volgens de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering en voor bepaalde aspecten is specifiek onderzoek uitgevoerd, waar in onderstaande alinea's nader op wordt ingegaan.

Vergewisplicht (vorm vrije m.e.r.-beoordeling)

De LOG visie Lettele is leidend geweest voor het bestemmingsplan Buitengebied Deventer uit 2012 en het daarvoor uitgevoerde plan-MER, waarbij ook de geformuleerde wijzigingsbevoegdheden milieutechnisch in beeld zijn gebracht. In die zin is het niet noodzakelijk voor de eventuele wijziging een nieuwe plan-MER procedure te voeren.

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen me.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D van het Besluit m.e.r. ligt, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. Gemeenten moeten daarom ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.

Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling

Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.

Drempelwaarden Lijst D

In de drempelwaarden lijst D is opgenomen (onder D14) dat bij de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren, een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op o.a. meer dan 2000 geiten. Voorliggend plan wordt deze drempel niet overschreden.

Gevoelig gebied

In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Het plangebied ligt buiten beschermde Natura 2000-gebieden en buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied ligt volgens de provinciale omgevingsverordening niet binnen een drinkwatervoorziening, maar wel binnen een boringsvrije zone. Het normale agrarische gebruik vormt geen belemmering voor de boringsvrije zone. Daarnaast behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument is gelegen.

Milieugevolgen

In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk worden de verschillende milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling geen sprake zal zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen en daarom is het niet noodzakelijk een m.e.r.- beoordeling uit te voeren.

Ammoniak

Het voorgestelde plan, zal moeten voldoen aan eisen ten aanzien van ammoniak. Aan de Wet ammoniak en veehouderij (Wav), het Besluit emissiearme huisvesting, de IPPC-beleidslijn en Best Beschikbare Technieken zal moeten worden voldaan. Gezien de ligging van het plangebied buiten 'zeer kwetsbare gebieden' i.r.t. Wav of 250 m daaromheen zal het plan in lijn zijn met de Wav. De overige zaken zullen moeten beoordeeld worden bij de aanvraag om omgevingsvergunning.

Fijn stof

Voor de plannen is een ISL3a luchtkwaliteit berekening bijgevoegd. Deze is opgenomen in Bijlage 3. Volgens deze berekening blijft de fijn stof emissie op de omliggende woningen binnen de wettelijke normen.

Geluid

Gezien de feitelijke afstanden naar woningen van derden gerelateerd aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, wordt verwacht dat er een bedrijfsvoering op te zetten is, die niet tot een onacceptabele geluidhinder naar de omgeving toe leidt. Dat geen akoestisch onderbouwing noodzakelijk is voor de ruimtelijke onderbouwing sluit niet uit dat op een later moment, bijvoorbeeld naar aanleiding van de melding Activiteitenbesluit, het alsnog nodig kan blijken dat er een akoestische onderbouwing vereist is.

Bodem

Het huidige agrarisch perceel is onderzocht om te bepalen of de grond gescikt is voor de nieuwe functie.

Achtergrondinformatie

Op basis van het historisch bodembestand was op de locatie een voormalige sloot aanwezig. Het blijkt dat deze watergang in 1970 is gedempt door het waterschap. Het dempingsmateriaal is het zand dat is vrijgekomen bij het graven van het nieuwe traject van de Soestwetering (gebiedseigen grond). Op de locatie zelf heeft een bovengrondse dieseltank gestaan.

Bodemonderzoek

Ter plaatse van de geplande uitbreiding van het bouwblok en de voormalige bovengrondse dieseltank is een verkennend bodemonderzoek (Aveco de Bondt, 12 oktober 2016, projectnummer 15093122) uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. De uitvoering van het bodemonderzoek voldoet aan de kwaliteitseisen uit het Besluit bodemkwaliteit.

De belangrijkste resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek zijn onderstaand per deellocatie weergegeven.

Voormalige bovengrondse tank

  • zintuiglijk zijn zwakke bijmengingen met baksteen aangetroffen;
  • zintuiglijk en analytisch zijn in de grond geen oliecomponenten aangetroffen;
  • in het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan barium, nikkel en xylenen aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de streefwaarden en blijven beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek. Van de overig geanalyseerde parameters zijn geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden.

Uitbreiding bouwvlak

  • ter plaatse van de uitbreiding van het bouwblok zijn zintuiglijk geen bijzonderheden aangetroffen;
  • in de bovengrond is lokaal een licht verhoogd gehalte aan cadmium aangetoond. Het aangetoonde gehalte overschrijdt de achtergrondwaarde en blijft beneden de toetsingswaarde voor nader onderzoek. Van de overig geanalyseerde parameters zijn geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden;
  • in de ondergrond zijn, van de geanalyseerde parameters, geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden;
  • in het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan barium en xylenen aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de streefwaarden en blijven beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek. Van de overig geanalyseerde parameters zijn geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden

Conclusie

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek is de locatie geschikt voor het huidige en toekomstige gebruik.

Geurhinder

Het aspect agrarische geur is met V-Stacks vergunningen en een V-Stacks gebied berekening in beeld gebracht. De berekeningen zijn opgenomen in Bijlage 5. Die berekeningen geven aan dat ruim onder de gestelde normen wordt gebleven en het plan cumulatief geen onacceptabele bijdrage levert aan de geurbelasting in de omgeving.

Externe veiligheid

Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied externe veiligheid van een hogedruk aardgasleiding. Omdat er geen extra woningen of andere kwetsbare bestemmingen worden toegevoegd, zal het groepsrisico niet wijzigen. Met situering van het bouwvlak zal de bebouwingsvrije vrijwaringzone nabij de gasleiding in acht genomen moeten worden. Dit wordt geborgd door een dubbelbestemming op te nemen, waarbij bepaald is dat bebouwing niet mag worden opgericht.

Ecologie

De uitgevoerde ecologische quickscan is opgenomen als Bijlage 6. Het aspect ecologie is onderverdeeld in een gebieds- en een soortbescherming.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Nationale Natuur Netwerk (NNN) Overijssel (= vroeger Ecologische Hoofdstructuur geheten). Het dichtstbijzijnde onderdeel hiervan is de Oostermaat dat op ongeveer 800 m afstand ligt. Het beoogde agrarische bedrijf is niet van invloed op de natuur en landschapswaarden in de Oostermaat. Aanpalend aan de veehouderij ligt de Soestwetering. In de oevers hiervan is ruimte om ecologisch waarden een kans te geven. Er zal een bufferzone van vijf meter breed langs de Soestwetering aangehouden worden om de oevers te ontzien.

Soortbescherming

Het plangebied is onderzocht op de aanwezigheid van beschermde soorten. Het erf en de te slopen stallen zijn niet tot nauwelijks geschikt als verblijfplaats voor beschermde soorten als planten, uilen en/of vleermuizen en deze zijn er ook niet geconstateerd. Van de Steenmarter is geen enkel spoor gevonden. Kortom beschermde soorten zijn niet aanwezig waardoor geen ontheffing inzake de Natuurbeschermingswet 2017 aangevraagd hoeft te worden. Wel is het zo dat het broeden van vogels niet verstoord mag worden. De sloop zal daarom zoveel mogelijk buiten het broedseizoen (15 maart – 15 juli) gepland moeten worden.

Natuurbeschermingswet/Natura 2000

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Sallandse Heuvelrug die op ongeveer zeven kilometer afstand ligt. Voor de veehouderijactiviteiten zal de initiatiefnemer moeten beschikken over een toereikende Natuurbeschermingswetvergunning. De aanvrager heeft hier reeds contact over met het bevoegd gezag provincie Overijssel. De programmatische aanpak stikstof (PAS) is bepalend of er voldoende ontwikkelmogelijkheden bestaan voor het plan. Hiervoor is met een Aerius berekening de stikstofdepositie op kwetsbare natuur in beeld gebracht. De provincie zal het plan moeten vergunnen vanuit de Natuurbeschermingswet. De stikstofbelasting vanuit het beoogde agrarische bedrijf op het Natura 2000-gebied de Sallandse Heuvelrug is als Bijlage 7 opgenomen. Op basis hiervan wordt gesteld dat er voldoende ontwikkelruimte is en dat het plan uitvoerbaar is.

Gezondheid

Gezondheidsrisico's voor de volksgezondheid vanwege veehouderijen hebben maatschappelijk volop de aandacht. Ten aanzien van geitenhouderijen is inmiddels een verband gelegd naar een verhoogd risico voor het ontstaan van Q-koorts van geitenhouderijen. Vanuit het voorzorgprincipe heeft de GGD een minimale adviesafstand van 250 meter aanbevolen tussen veehouderijen en woningen van derden. Aan deze adviesafstand kan voor dit plan worden voldaan. Daarnaast heeft de GGD geadviseerd over de plannen en komt tot de slotconclusie: De locatie is gunstig gelegen in het buitengebied van Lettele. Binnen 250 m. van het bedrijf liggen geen burgerwoningen. Het moet voor de ondernemer goed mogelijk zijn om een zodanige vergunningaanvraag te doen dat er een minimale hinder voor de omgeving is, de kans op infectieziekten heel klein is en de emissie aan stoffen zo laag mogelijk is. Als de ondernemer zo zijn aanvraag opstelt, ziet de GGD geen reden om een dergelijke vergunningaanvraag af te wijzen.

Verder is in juni 2017 het rapport gepubliceerd van het onderzoek "Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (aanvullende studies). Analyse van gezondheidseffecten, risicofactoren en uitstoot van bio-aerosolen". De in dit rapport getrokken conclusies hebben mede betrekking op geitenhouderijen. Deze conclusies zijn onvoldoende duidelijk om richting te geven in de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van dit wijzigingsplan. Het rapport geeft dan ook geen aanleiding om geen medewerking te verlenen aan het plan.

Duurzaamheid

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaat-en energieneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid “Op weg naar een duurzaam evenwicht” vastgesteld. Deze periode is verlengd tot 2018. In april 2016 heeft de raad de doelstelling energieneutraal 2030 herbevestigd en besloten dat tot 2018 de uitvoeringsagenda duurzame energie het kader is. De beleidsprioriteit duurzame mobiliteit is aan 8 beleidsprioriteiten toegevoegd. De focus ligt naast duurzame mobiliteit ook op verduurzaming bestaande woningbouw en verduurzaming bedrijven en kantoren. Daarnaast zijn er beleidsprioriteiten over energieneutrale nieuwbouw en gebiedsontwikkeling, partnerschappen, duurzame energiebronnen (zon, wind en biomassa) en de eigen bedrijfsvoering.

De uitvoeringagenda is de leidraad om in samenspraak met externe partners de doelstelling te realiseren. De sleutel zit in samenwerken, partnerschappen en verbinding leggen met economie, innovatie, arbeidsmarkt, wonen en cultuur. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren, de ruimte geven, daarvoor lobbyen en marketing stimuleren.

De lijst ”Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau” uit de VNG - publicatie ”Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw” is voor duurzaamheid een bruikbare ”Checklist” met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden. In het kader van duurzaam bouwen verdient een aantal aspecten bij de ontwikkeling van het woongebied bijzondere aandacht. Voor zover deze aspecten nog niet in het voorgaande zijn beschreven gaat het om onderstaande aspecten.

Bouwrijpmaken

Bij het bouw- en woonrijp maken wordt zo veel mogelijk met een gesloten grondbalans gewerkt. Het toekomstig peil wordt bepaald in samenhang met het nog op te stellen waterhuishoudkundig plan, de vereiste drooglegging, het rioleringsplan en de werkzaamheden in het kader van het bouwrijp maken (vrijkomende grond uit de cunetten en de bouwputten). Uitgangspunt hierbij is zo weinig mogelijk grond en zand aan te voeren. Dit ter beperking van de milieubelasting, die met het transport van grond samenhangt. In de uitwerking van de bestekken voor het bouwrijp maken wordt dit verwerkt.

Flexibiliteit en levensloop bestendig bouwen

Door toepassing van een woningbouwsystematiek geënt op flexibel en duurzaam bouwen in combinatie met een consumentgericht ontwikkel- en bouwproces, zullen de te realiseren woningen een grote mate van flexibiliteit ten aanzien van mogelijke woonprogramma's bezitten. Door de blijvende flexibiliteit wordt de levensloopbestendigheid van de woningen geoptimaliseerd met een duidelijke toekomstwaarde. De criteria van levensloopbestendigheid worden in gezet bij de uitwerking van de woningen in het plan.

Energie

Energiekosten gaan een steeds belangrijkere rol spelen, voor de ontwikkel- en beheerkosten voor vastgoed. Ook de (toekomstige) huizenbezitters en bedrijven zijn zich hiervan bewust en zullen dit laten meewegen. Het is vanuit de beleidsprioriteit energieneutrale nieuwbouw/gebiedsontwikkeling noodzakelijk inzicht te krijgen in het toekomstig energieverbruik van het te ontwikkelen vastgoed. Dit kan inzichtelijk gemaakt worden met b.v. een BREAAM quickscan. Met dit systeem kan ook in beeld gebracht worden welke duurzaamheidsmaatregelen efficiënt zijn. Om energieneutraliteit te bewerkstelligen kunnen o.a. de volgende maatregelen overwogen worden:

  • zoveel mogelijk gebruik maken van passieve zonne-energie (oriëntatie);
  • overweeg het gebruik van actieve zonne-energie;
  • overweeg het gebruik van collectieve warmtelevering;
  • compacte (woning-)ontwerpen;
  • materiaal toepassingen (vernieuwbare materialen).

Na ontwikkeling kan met dit systeem de nieuwbouw ook gecertificeerd worden met een Europese erkenning. Wij willen de ontwikkelende partij graag helpen meedenken in dit proces.

Meer informatie over het gemeentelijke duurzaamheidbeleid is te vinden op de gemeentelijke website via: http://www.deventer.nl/duurzaamheid.

3.5 Leidingen en kabels

Er bevinden zich in en nabij het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen, waarmee in het kader van dit wijzigingsplan rekening gehouden dient te worden.

3.6 Waterhuishouding

Watertoetsproces
De watertoets is een wettelijke verplichting voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene) ruimtelijke plannen en besluiten met als doel negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten.

Via www.dewatertoets.nl is het Waterschap Drents Overijsselse Delta op de hoogte gebracht van het plan. Er is vanwege de ligging in een beekdalsysteem sprake van een waterbelang. Op basis daarvan volgt de normale watertoets. De normale procedure houdt in dat het waterschap een watertoetsdocument heeft opgesteld met daarin de volgende onderdelen:

  • 1. Korte omschrijving van de bestaande waterhuishouding;
  • 2. Uitgangspunten en toetsingscriteria voor het plan;
  • 3. Vervolg watertoets en beoordeling.

Dit document is opgenomen in als Bijlage 8. Deze uitgangspunten zijn verwerkt in het voorliggende plan. Naar aanleiding van het ontwerp wijzigingsplan heeft het waterschap aangegeven dat zijn opmerkingen voldoende zijn verwerkt en dat het daarom geen verdere opmerkingen heeft.

3.7 Mobiliteit

Bereikbaarheid

Het buitengebied van Deventer is grotendeels ingericht als 60-km gebied. De Bathmenseweg 53 is via een bestaande oprit ontsloten op de Bathmenseweg.

In vergelijking met de bestaande situatie neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het perceel naar verwachting toe. Dit zal echter niet leiden tot een dermate grote toename dat de wegen in het buitengebied hier niet op ingericht zijn. De planologische wijziging leidt dan ook niet tot problemen op het omliggende wegennet.

Parkeren

In het algemeen kan gesteld worden dat bij nieuw- en verbouw de parkeernormen uit het gemeentelijke parkeerbeleid van toepassing zijn. Deze parkeerbehoefte moet opgelost worden op het eigen terrein. Gezien de ruimte op het erf, leidt dit niet tot problemen.

3.8 Landschap

De locatie ligt op de grens van het Landbouwontwikkelingsgebied (LOG) Lettele. De grootschalige stallen zijn binnen het LOG gelegen. Het erf en de schuren zijn van een grotere schaal dan het kleinschalige omringende landschap. Daarom is een zorgvuldige landschappelijke inpassing extra belangrijk.

Qua hoofdopzet met oost-west gerichte bebouwing past het nieuwe erf op een logische wijze in het landschap. De landschappelijke richtingen, in dit geval de richtingen van de sloten, zijn leidend voor de situering van het nieuwe erf.

Gegeven de afmetingen van de gebouwen is de precieze situering zo gekozen dat:

  • er zo min mogelijk sprake is van visuele hinder, en
  • de landschappelijke kwaliteiten qua hoofdstructuur in stand gehouden worden.

Om ruimtelijk een goede inpassing te bereiken is een gepaste afstand aangehouden tot bestaande (kleinschalige) waardevolle ruimtelijke structuren en objecten. Dit geldt voor de afstanden tot de bestaande karakteristieke erfbebouwing en de bestaande sloten met eventuele aanwezige beplanting.

Richting het oosten (Bathmenseweg) vormt de bestaande sloot met markante rij bomen een groene afscherming. Dit waardevolle landschapselement verzacht de overgang naar de grootschalige nieuwe stallen.

Aan de zuidzijde van het nieuwe erf bevindt zich de relatief lage gootlijn van de zuidelijke nieuwe stal. Een nieuw bosje als groen hoekpunt aan de zuidwestzijde van het erf zorgt hier voor de landschappelijke inpassing. Het bosje is een tegenhanger van de oostelijke bestaande bomenrij langs de sloot, zonder dat het erf hier geheel 'dicht gezet' wordt met groen.

Aan de noordzijde van het erf wordt nieuwe afschermende erfbeplanting aangebracht.

Aan de westzijde wordt het beeld van het nieuwe erf landschappelijk ingekaderd door het bosje op de zuidelijke hoek en de erfbeplanting aan de noordzijde.

De stallen zijn eenvoudig en zorgvuldig vormgegeven en worden uitgevoerd in een rustige, donkere kleurstelling. Samen met de zorgvuldige landschappelijke inpassing als hierboven beschreven zorgt dit ervoor dat de stallen zo min mogelijk dominant overkomen ten opzichte van de groene omgeving.

De erfinrichting is getoetst aan het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Salland. In het LOP wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende landschapstypen. Voor het gebied van de Bathmenseweg 53 zijn het dekzandruggenlandschap en het weteringenlandschap relevant. Het historische erf is gelegen op de overgang tussen het dekzandruggenlandschap (gekenmerkt door de aanwezigheid van erven, open enken, bosjes en laanbeplantingen) en het weteringenlandschap (gekenmerkt door een meer open en nat karakter). Het inrichtingsplan speelt hier op in door de richtingen van het erf aan te laten sluiten op de aanwezige verkaveling. Het realiseren van een nat bosje (elzenbroek als waterberging en behoud van de aanwezige eikenbeplanting en sloot) sluit aan op de karakteristieken van het weteringenlandschap. Aan de zijde van het dekzandruggenlandschap wordt een nieuw landschapselement toegevoegd om de hogere delen te verdichten, hetgeen past bij het landschapstype. De zuidzijde van het erf is open gehouden om aan te sluiten bij het open karakter van het weteringenlandschap. Ook de in de buurt aanwezige beplantingselementen (boselementen langs de Butersdijk en de esrandbeplanting) zorgen voor een landschappelijke inpassing van deze ontwikkeling.

Het erf is dus voldoende landschappelijk ingepast, conform de uitgangspunten van het Landschapsontwikkelingsplan Salland.

Hoofdstuk 4 Planopzet en juridische aspecten

Dit wijzigingsplan is gericht op het mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling welke door middel van het toepassen van een wijzigingsbevoegd uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' mogelijk gemaakt kan worden.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek en de opzet van dit wijzigingsplan, welke in grote lijnen overeenkomt met het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening'.

Planopzet

Dit wijzigingsplan bestaat uit een analoge en digitale verbeelding, planregels en een toelichting. De digitale verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding is de bestemming aangegeven. Aan deze bestemming zijn bouwregels en planregels over het gebruik gekoppeld die zijn opgenomen in de planregels.

De toelichting

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit wijzigingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.

De planregels

De planregels zoals die in artikel 4 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' zijn opgenomen, zijn in dit wijzigingsplan gebruikt als basis. Het wijzigingsplan betreft een zelfstandig leesbaar bestemmingsplan waarbij het moederplan niet geraadpleegd hoeft te worden.

Enkelbestemmingen

In onderhavig wijzigingsplan is de volgende enkelbestemming opgenomen:

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

Binnen de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke productietakken rechtstreeks zijn toegestaan. In de huidige situatie komt het echter voor dat bedrijven een andere agrarische functie uitoefenen dan datgene wat in de betreffende zone is toegestaan, zoals bij intensieve veehouderijen het geval is. Daarom wordt voor dit bedrijf een specifieke functieaanduiding opgenomen.

Voor de aanwezige agrarische bedrijven zijn bouwvlakken opgenomen. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, de bijgebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen), te worden gesitueerd. Dit betekent dat ook mestopslag, paardenbakken, sleufsilo's, kuilplaten en teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak worden gesitueerd.

Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die over een of meerdere onderliggende bestemmingen 'heen vallen' en een heel specifiek (ruimtelijk) belang beogen te regelen. De regels van een dubbelbestemming gaan vóór die van de onderliggende bestemming(en). Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.

In onderhavig wijzigingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3

Op gronden met beleidswaarde 3 mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 200m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 200 m² en 500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 4

Op gronden met beleidswaarde 4 mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 100 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 100 m² en 200 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in apart hoofdstuk.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.

Artikel 8 Algemene bouwregels

Bestaande maten

Met deze regeling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 van de regels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen.

Herbouw (bedrijfs)woningen

In het kader van het bestemmingsplan is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit betekent dat de afstandsmaten van woningen tot wegen niet bekend zijn. Om deze reden is de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten uitgesloten. door middel van een algemene afwijkingsregel of een algemene wijzigingsbevoegdheid wordt herbouw mogelijk gemaakt.

Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen zijn afzonderlijke bouwregels opgenomen. Op deze manier wordt voorkomen dat ondergrondse bouwwerken vanaf het maaiveld zichtbaar zijn.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als dit niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze algemene gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten. Ook zijn prostitutiebedrijven en permanente bewoning van recreatiewoningen en plattelandkamers niet toegestaan.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

De reconstructiegebieden zijn opgenomen als gebiedsaanduiding. Zoals in dit hoofdstuk onder artikel 3 uitgelegd is, zijn de regels als gevolg van de Reconstructiewet opgenomen in de betreffende artikelen. In dit artikel is uitsluitend een verwijzing opgenomen naar deze betreffende artikelen om te kunnen voldoen aan de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan.

Het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied, hiervoor zijn enkele algemene regels opgenomen.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor één specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding. In dit bestemmingsplan zijn algemene afwijkingsregels opgenomen voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, de herbouw van woningen en de realisatie van kleinschalige windturbines.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Naast de algemene afwijkingsregels zijn er ook een aantal algemene wijzigingsregels. Concreet gaat het om:

  • woningsplitsing van een karakteristieke woning;
  • het realiseren van een woning in een karakteristiek bijgebouw;
  • verwijderen bestemming Waarde - Archeologie als uit nader onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • herbouw (bedrijfs)woningen.

De herbouw van (bedrijfs)woningen wordt, naast een algemene afwijkingsregel, ook via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Indien aangetoond kan worden dat aan de uiterste grenswaarde en de overige voorwaarden wordt voldaan, is herbouw buiten de bestaande fundamenten toegestaan. Hiervoor dient wel een 'verzoek hogere waarde' te worden aangevraagd. Omdat dit uitsluitend mogelijk is in het kader van een bestemmingsplan of wijzigingsbevoegdheid, is deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Overgangs- en slotregels

Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 14 Overgangsregels

Overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in lid 14.1. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders.

Overgangsrecht gebruik

Lid 14.2 betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Artikel 15 Slotregel

Hier staat de benaming van dit wijzigingsplan vermeld.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6 eerste lid, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, zowel economisch als maatschappelijk.

Economische uitvoerbaarheid

Voor de gemeente Deventer zijn aan de uitvoering van dit wijzigingsplan geen kosten verbonden. De ontwikkeling die door dit besluit wordt mogelijk gemaakt, is een particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van het project komen voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Ook de eventuele planschade die voortvloeit uit voorliggende ontwikkeling zal door de initiatiefnemer worden gedragen.

De enige kosten voor de gemeente Deventer zijn de begrote kosten voor de planvorming. Deze kosten kunnen worden doorberekend op grond van de Legesverordening.

Gelet op artikel 6.12, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening hoeft ten behoeve van dit wijzigingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Het voorliggende plan betreft de verbouw van een bestaand voormalig agrarische bedrijfsgebouw tot een enkele woning. Alleen bij de realisatie van ten minste 10 woningen is er sprake van een zogenaamd "aangewezen bouwplan' op grond van artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Er zijn hiermee geen omstandigheden die duiden op financiële onhaalbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Inspraak

Dit wijzigingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het plan is overeenkomstig het vastgesteld ruimtelijk beleid. Het past binnen de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening'. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerpwijzigingsplan.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Rijk:

Omtrent het vooroverleg met het Rijk kan gemeld worden dat voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn. Op 1 januari 2012 is de VROM-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft geen adviserende en coördinerende rol met betrekking tot de advisering op voorontwerp ruimtelijke plannen. Dit heeft als gevolg dat gemeenten na 1 januari 2012 geen gecoördineerd rijksadvies op een voorontwerpplan meer ontvangen. De VROM-Inspectie reageert vanaf januari inhoudelijk niet meer op nieuw toegezonden plannen.

Provincie:

Dit (bouw)plan valt formeel niet binnen de provinciale vrijstellingslijst van Gedeputeerde Staten van Overijssel. Het plan voldoet wel aan de uitgangspunten van het bestemmingsplan Buitengebied Deventer, waar de provincie mee heeft ingestemd. Desalniettemin wordt het plan in het kader van vooroverleg aan de provincie aangeboden.

Waterschap:

Zoals in paragraaf 3.6 is beschreven, is het Waterschap Drents Overijsselse Delta op 19 januari 2017 op de hoogte gebracht van het plan via de digitale watertoets. Er is sprake van een waterbelang. Daarom wordt het ontwerpbestemmingsplan aan het waterschap voorgelegd. Desgevraagd heeft het waterschap aangegeven geen opmerkingen meer te hebben op het plan.