direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wetermansweg 6 6a
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P395-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening" is voor de percelen Wetermansweg 6 en 6a Diepenveen abusievelijk een agrarische bestemming opgenomen. In 1997 heeft de voormalige gemeente Diepenveen met succes een procedure doorlopen om hier een woonbestemming aan toe te kennen. De eigenaren wensen het herstel van die woonbestemming. De gemeente Deventer voorziet bij wijze van schadevergoeding in natura hierin met onderhavige bestemmingsplanherziening.

De compensatie in natura bestaat uit een bestemmingsplanherziening die ziet op het aanpassen van de agrarische bestemming naar een woonbestemming ten dienste van één burgerwoning, bestemd voor het gebruik door één huishouden. Dat wil zeggen dat de woonbestemming wordt toegekend aan de percelen Wetermansweg 6a en 6 samen, waarbij voor beide percelen samen één woning wordt toegestaan. Indien deze woning voor twee huishoudens zal worden gebruikt, dan kan dat alleen door middel van een samenwoonvorm. Deze partiële herziening "Wetermansweg 6 6a" biedt ten minste dezelfde gebruiks- en bouwmogelijkheden die werden toegestaan in het wijzigingsplan van 1997.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

1.2.1 Ligging

In het buitengebied van de gemeente Deventer, net ten noorden van de stad, liggen aan de Wetermansweg de percelen Wetermansweg 6 en 6a. In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P395-OW01_0001.jpg" Figuur 1. Globale ligging plangebied "Wetermansweg 6 6a"

Het plangebied "Wetermansweg 6 6a" wordt globaal begrensd: door de omvang van beide percelen:

  • aan de westzijde door de Wetermansweg;
  • aan de zuidzijde door het verloop van de perceelsgrens van Wetermansweg 6a;
  • aan de noordzijde door de perceelsgrens van Wetermansweg 6;
  • aan de oostzijde door de begrenzing van beide percelen Wetermansweg 6 en 6a.

De begrenzing van het plangebied "Wetermansweg 6 6a" is in de volgende figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P395-OW01_0002.jpg"

figuur 2. Begrenzing plangebied "Wetermansweg 6 6a"

1.3 Geldend bestemmingsplan

In het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening" (vastgesteld op 1 maart 2017) is de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden" opgenomen. Voorts gelden, afhankelijk van de locatie de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 3", "Waarde - Archeologie 4" en "Waarde - Archeologie 5" en is sprake van een bouwvlak en de gebiedsaanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied".

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P395-OW01_0003.jpg"

Figuur 3. Uitsnede vigerend bestemmingsplan (bron:www.ruimtelijkeplannen.nl).

De agrarische bedrijfsvoering is in de jaren '90 beëindigd en sindsdien wordt er gewoond. Het is niet reëel te verwachten dat hier opnieuw een agrarische bedrijfsvoering terugkomt. In 1997 werd door de toenmalige gemeente Diepenveen al bouwvergunning verleend voor het vergroten van de woning ten behoeve van een samenwoonvorm. Dat was mogelijk nadat de gemeenteraad van Diepenveen op 2 juli 1997 hiertoe een wijzigingsplan ex artikel 11 WRO had vastgesteld.

Op 6 juni 2012 heeft de gemeente Deventer het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer" vastgesteld. Hierbij is de eerdere bestemmingsplanwijziging door de toenmalige gemeente Diepenveen kennelijk over het hoofd gezien, want de locatie Wetermansweg 6 (en sinds 2005 ook 6a) kreeg weer een agrarische bestemming (met de mogelijkheid van één bedrijfswoning). Ook in het bestemmingsplan Buitengebied Deventer, 1e herziening (vastgesteld 9 maart 2016) is de agrarische bestemming opgenomen.

Ter plaatse zou echter de regeling wenselijk zijn die uitgaat van de rechten uit het Wijzigingsplan ex artikel 11 WRO dat op 2 juli 1997 is vastgesteld door de raad van de (toenmalige) gemeente Diepenveen. De bestemming op de onderhavige gronden werd toen gewijzigd van ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarde’ naar ‘Woondoeleinden-W’ met als doel het veranderen en vergroten van de voormalige agrarische bedrijfswoning mogelijk te maken om bewoning doormiddel van een samenwoonvorm van twee huishoudens mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P395-OW01_0004.jpg"  

Figuur 4. Uitsnede uit het Wijzigingsplan 1997 van de gemeente Diepenveen.

Het wijzigingsplan bevat geen voorschriften, maar enkel een plankaart en een toelichting. Dit betekent dat de regels uit het moederplan, het bestemmingsplan "Buitengebied, gemeente Diepenveen 1994" onveranderd van toepassing bleven. De toelichting van het wijzigingsplan geeft aan dat het wijzigingsplan ziet op het veranderen en vergroten van de agrarische bedrijfswoning om zodoende bewoning door twee huishoudens mogelijk te maken. De woning dient te voldoen aan de voorschriften van de bestemming "Woondoeleinden" zoals benoemd in artikel 27 van het bestemmingsplan “Buitengebied, gemeente Diepenveen 1994”.

De bestemming ‘Woondoeleinden-W’ (artikel 27)

Deze gronden zijn bestemd voor woningen met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen en verhardingen.

Op deze gronden mag binnen het bestemmingsvlak als hoofgebouw uitsluitend ten hoogste het op de kaart aangegeven aantal woningen aaneengesloten worden gebouwd.

De goot- en bouwhoogte en grondoppervlakte van de woning bedraagt maximaal de vergunde situatie conform de verleende bouwvergunning d.d. 29 oktober 2017.

Bij de woning mogen bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2. Maximaal 40% van het bestemmingsvlak mag bebouwd worden.

De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt maximaal 2,5 meter.

Voor gebouwen is een kap verplicht met een minimale en maximale dakhelling van 12 en 50 graden.

De goothoogte van een aangebouwd bijgebouw bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning.

De hoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter met uitzondering van pergola’s tot maximaal 2,5 meter hoog.

( er is geen aanduiding op de kaart van het wijzigingsplan opgenomen voor meerdere woningen, zodat er ten hoogste 1 woning aanwezig mag zijn).

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de randvoorwaarden zoals milieu-aspecten en waterhuishouding. In hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd, juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Aan de hand van een beschrijving van de historie en de ruimtelijke en functionele structuur, wordt in dit hoofdstuk de huidige situatie in het plangebied beschreven.

2.2 Beschrijving huidige situatie

In de huidige situatie is sprake van bebouwing en bewoning op twee kadastrale percelen; Wetermansweg 6 en 6a. Op deze percelen bevinden zich hoofdgebouwen en bijgebouwen en als tuin ingerichte gronden. De erven zijn met beplanting omheind. Aan drie zijden rondom deze percelen bevinden zich onbebouwde agrarische gronden (weiden), die in beheer zijn bij Stichting IJssellandschap. Ten westen van de percelen bevindt zich de Wetermansweg. Figuur 5 toont de situatie bij verticale projectie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P395-OW01_0005.jpg"

Figuur 5. Luchtfoto uit 2020 van het plangebied (bron: Geoweb gemeente Deventer).

2.3 Beschrijving toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan beoogt de situatie te herstellen, zoals deze - juridisch gezien - gold nadat de voormalige gemeente Diepenveen hiervoor de bestemmingen Wonen had vastgesteld in 1997 en hetgeen abusievelijk niet door de gemeente Deventer is overgenomen bij de actualisering van haar bestemmingsplan Buitengebied in 2012, noch de eerste herziening in 2017.

De compensatie in natura bestaat uit onderhavige bestemmingsplanherziening die ziet op het wijzigen van de agrarische bestemming naar een woonbestemming ten dienste van één burgerwoning, bestemd voor het gebruik door één huishouden. Dat wil zeggen dat de woonbestemming wordt toegekend aan de percelen Wetermansweg 6a en 6 samen, waarbij voor beide percelen samen één woning wordt toegestaan. Indien deze woning voor twee huishoudens zal worden gebruikt, dan kan dat alleen door middel van een samenwoonvorm. Hierbij zijn inwoonsituaties zijn toegestaan. Dit houdt in dat er meer mensen bij in wonen, maar dat onverminderd sprake is van één huishouden (want daar is een woning voor bedoeld).

De feitelijke inrichting van de erven behoeft geen aanpassing.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Europees- en rijksbeleid

3.2.1 Nationale omgevingsvisie (2020)

Op 11 september 2020 zijn de Nationale Omgevingsvisie en bijbehorende Uitvoeringsagenda vastgesteld door de Tweede Kamer. Deze geven richting aan een duurzaam perspectief voor onze fysieke leefomgeving met een perspectief tot 2050. Er zijn 21 nationale belangen vermeld. Daarbij gelden deze vier prioriteiten:

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

2. Duurzaam economisch groeipotentieel

3. Sterke en gezonde steden en regio's

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijke gebied.

Verder zijn er 5 landsdelen ingesteld voor verdere samenwerking en zijn enkele Novi-gebieden aangewezen die meer aandacht krijgen. Tweejaarlijks wordt de vooruitgang gemonitord.

Deventer behoort tot landsdeel Oost en bevat geen Novi-gebied. Het terugbrengen van de woonbestemming op deze percelen raakt geen nationale belangen. Dit Rijksbeleid vormt voor onderhavige herziening dan ook geen belemmering.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden, aangevuld met diverse wijzigingen, waaronder de wijziging van 18 mei 2016 voor de Grote Rivieren. In het Barro, beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Voor Deventer kan het om de volgende belangen gaan:

  • a. Rijksvaarwegen;
  • b. Grote rivieren,
  • c. Defensie,
  • d. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
  • e. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen,
  • f. Natuurnetwerk Nederland;
  • g. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.

Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen (wijzigingsplannen daarbij inbegrepen). Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De ladder duurzame verstedelijking is voor dit plan niet van toepassing.

In de hele gemeente Deventer is sprake van een radarverstoringsgebied. In artikel 2.6.9 van het Barro is bepaald dat bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een radarverstoringsgebied voor een radarstation, geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. In Deventer gelden twee maximale hoogten: 114 en 118 meter boven NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P395-OW01_0006.png"

Figuur 6. Overzicht radarverstoringsgebieden

Deze bestemmingsplanherziening heeft geen invloed op het radarverstoringsgebied en er hoeven geen specifeke regels in het bestemmingsplan opgenomen te worden.

3.2.3 Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst vinden we belangrijk in Europa. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 in werking getreden en vraagt aan alle lidstaten om resultaten te boeken met het schoonhouden en schoonmaken van het water in stad en land (chemisch kwaliteitsdoel) en het beschermen en ontwikkelen van natuur (ecologisch kwaliteitsdoel). De gemeente Deventer valt onder het deelstroomgebied Rijn-Oost. In 2015 is het stroomgebiedbeheerplan vastgesteld, waarin de doelen, maatregelen en kosten zijn beschreven om aan het gewenste kwaliteitsniveau voor water te voldoen.

Voor deze bestemmingsplanherziening heeft dit geen concrete consequenties.

3.2.4 Conclusie Europees- en rijksbeleid

Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan Wetermansweg 6 6a voldoet aan de regels en voorwaarden die gesteld worden op rijksniveau.

3.3 Provinciaal en (boven)regionaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel (2017)

De Omgevingsvisie Overijssel 2017 "Beken kleur" is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei 2017 van kracht. De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel.

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

In de omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. Het uitvoeringsinstrument dat aan de Omgevingsvisie is gekoppeld is de Omgevingsverordening Overijssel 2017 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Een bespreking van het Uitvoeringsmodel en de beleidskeuzes van de provincie komt aan de orde in de volgende paragraaf (Omgevingsverordening Overijssel).

3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel (2017)

De Omgevingsverordening Overijssel 2017 is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei 2017 van kracht. De Omgevingsverordening dient als waarborg voor een deel van het beleid dat is neergelegd in de Omgevingsvisie. De Omgevingsverordening telt daarnaast ook als Milieuverordening, Waterverordening en Verkeersverordening.

Ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit zijn rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden. Het betreft de volgende artikelen uit de verordening:

  • Artikel 2.1.2: Principe van concentratie. Nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, voldoen in eerste instantie aan de lokale behoefte;
  • Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Voor nieuwe ontwikkelingen met extra ruimtebeslag in de groene omgeving moet aannemelijk worden gemaakt dat in bestaand bebouwd gebied geen ruimte meer (te maken) is;
  • Artikel 2.1.4: Toekomstbestendigheid. Als provinciale belangen in het geding zijn, moet aannemelijk gemaakt worden dat permanente nieuwe ontwikkelingen toekomstbestendig zijn;
  • Artikel 2.1.5: Ruimtelijke kwaliteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Daarbij moet het Uitvoeringsmodel worden toegepast dat in de Omgevingsvisie is neergelegd.
  • Artikel 2.1.6: Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

Bovenstaande aspecten worden hieronder verder besproken, ook al is feitelijk geen sprake van een ontwikkeling, maar conserveren.

Principe van concentratie

De bebouwing en tuinen blijven geconcentreerd aanwezig binnen het vlak dat in het verleden hiertoe voor wonen is bestemd.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Er is geen sprake van een ontwikkeling, dus geen sprake van toename van ruimtebeslag.

Toekomstbestendigheid

De juridische situatie wordt hersteld naar het wonen.

Ruimtelijke kwaliteit: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus. Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar de ontwikkeling past en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden. De volgende niveaus komen aan de orde: 1. Generieke beleidskeuzes (of); 2. Ontwikkelingsperspectieven (waar); 3. Gebiedskenmerken (hoe).

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P395-OW01_0007.jpg"

1. Of - Generieke beleidskeuzes

Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties - en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten - te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes vastgelegd. De Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema's en locaties. Dit zijn:

  • integraliteit
  • toekomstbestendigheid
  • concentratiebeleid
  • (boven)regionale afstemming
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Het initiatief is integraal beoordeeld.

Gebiedsspecifieke beleidskeuzes

Vanwege zwaarwegende publieke belangen zijn in de omgevingsvisie ook een aantal specifieke gebieden aangewezen waar gebiedsspecifieke beleidskeuzes gelden.

Het plangebied maakt in dat kader geen deel uit het Natuurnetwerk Nederland (NNN), een Nationaal Landschap of een waterwingebied. Het ligt wel in een grondwaterbeschermingsgebied en binnen de 'boringsvrijezone Salland diep'.

In de omgevingsverordening zijn voor dit gebied specifieke regels opgenomen. In artikel 2.13.3 is vastgelegd dat binnen deze gebieden alleen functie worden toegelaten die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening. In artikel 2.13.4 en 2.13.5 is vervolgens bepaald dat ook niet-risicovolle functie in deze gebieden worden toegelaten mits aan het stand-still principe wordt voldaan. De activiteiten die op grond van dit bestemmingsplan worden toegelaten kunnen worden aangemerkt als niet-risicovolle functies. De omvang van de activiteiten is immers beperkt. Op basis van de methodiek gebiedsgerichte grondwaterbescherming is bepaald dat wordt voldaan aan het stand-still principe.

Het plangebied ligt in de 'boringsvrije zone Salland Diep' in het kader van de drinkwatervoorziening. In het plangebied is het met name van belang rekening te houden met de ligging in het diepe watervoerende pakket in Salland. Het diepe waterhoudende pakket in Salland bevat water van een uitstekende kwaliteit. Teveel water uit dit pakket onttrekken leidt echter tot het optrekken van de zoet/zout grens in de ondergrond. Onttrekkingen uit dit pakket worden alleen toegestaan voor drinkwater en voor industriële toepassingen met hoogwaardige doelen. Met het oog op deze kenmerken kan er alleen sprake zijn van bodemenergiesystemen in het ondiepe pakket (tot 50 m diepte). Hierop is een uitzondering mogelijk voor het installeren van een bodemenergiesysteem, indien op basis van een boring ter plaatse van de voorgenomen activiteit wordt aangetoond dat de slecht doorlatende laag dieper ligt dan vijftig meter onder het maaiveld en de activiteit wordt uitgevoerd tot maximaal de diepte waarop de top van de slecht doorlatende laag is aangetroffen. Voor de exacte bepalingen wordt verwezen naar de Omgevingsverordening Overijssel (Omgevingsverordening Overijssel, paragraaf 3.2.3. Boringsvrije zones, artikel 3.2.3.1. en verder).

Op basis van de ligging in de 'boringsvrije zone Salland diep' geldt er een verbod op lozingen en het installeren van een bodemenergiesysteem dieper dan 50 meter onder maaiveld. Daar is in voorliggende situatie geen sprake van. De ligging in de 'boringsvrije zone Salland diep' vormt dan ook geen belemmering voor voorliggend plan.

In het kader van de waterveiligheid maakt het plangebied geen deel uit van een primair watergebied en binnen het plangebied zijn geen essentiële waterlopen gelegen.

Het plan ligt achter een dijktraject, Dijktraject 53-1 Salland. Dit is een gebied met risico op overstroming. Voor het plangebied geldt dat er enige urgentie is om beschermende maatregelen te nemen aangezien het gebied van overstroming en veiligheid. zie hiervoor paragraaf 4.6 Waterhuishouding. Nabij het plangebied is ook een gasleiding gelegen.Het gaat om een aardgastransportleiding met een diameter van ten minste 159 mm, ten hoogste 324 mm en een druk van ten hoogste 40 bar. In de provinciale verordening zijn echter geen regels meer opgenomen over buisleidingen. Het besluit externe veiligheid buisleidingen beschermt de belangen van alle buisleidingen rechtsstreeks en in voldoende mate.

Thema specifieke beleidskeuzes

Naast gebiedsspecifieke beleidskeuzes heeft de provincie ook ten aanzien van een aantal specifieke thema's beleidskeuzes gemaakt en regels op gesteld. Het conserveren van de woningen ter plaatse past hier binnen.

Conclusie

Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het wonen past binnen de generieke beleidskeuzes van de provincie. In de navolgende stappen wordt nader ingegaan op de wenselijkheid van het wonen op deze locatie en de landschappelijk inpasbaarheid.

2. Waar - Ontwikkelingsperspectieven

De beleidsambities van de provincie zijn verwoord in de ontwikkelingsperspectieven. Voor het plangebied geldt het volgende ontwikkelingsperspectief: ''Wonen en werken in een kleinschalig mixlandschap". Het beleid richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. De ontwikkelingsmogelijkheden voor landbouw wil de Provincie verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem. Schaalvergroting en energieopwekking kan niet overal vanwege de reeds aanwezige functies in de omgeving. Daarbij zijn er kansen voor andere functies die de kenmerkende cultuurhistorie, natuur en landschap ondersteunen. Het wonen past op deze locatie binnen dit ontwikkelingsperspectief. Het plangebied en omgeving zijn ook aangewezen als 'stadsrandgebieden'. Het wonen is daarbinnen een passende functie.

3. Hoe - Gebiedskenmerken

Onder gebiedskenmerken verstaat de provincie de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken de provincie van belang vindt en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

Bij elk gebiedskenmerk worden normerende of richtinggevende uitspraken gedaan. Deze uitspraken moeten, voor zover zij zich daarvoor lenen, worden vertaald in de bestemmingsplanregeling.

De gebiedskenmerken zijn als volgt ingedeeld:

  • de natuurlijke laag;
  • de laag van het cultuurhistorisch landschap;
  • de stedelijke laag;
  • de laag van de beleving.

1. Natuurlijke laag

In de natuurlijke laag heeft het plangebied het kenmerk Dekzandvlakte en ruggen.

2. Laag van het cultuurhistorisch landschap

In de laag van het agrarisch cultuurlandschap heeft het plangebied de kenmerken ' Oude Hoevenlandschap'. Hier is bebouwing langs de randen van de oude essen mogelijk. De openheid van de es zelf is behoudenswaard. Initiatieven in zo'n kleinschalig landschap dragen bij aan de heersende landschappelijke en natuurlijke structuren, onder meer met erfbeplanting.

3. Stedelijke laag

Het plangebied ligt in het informele trage netwerk en valt onder 'verspreid liggende bebouwing' en 'stads- en dorpsranden'.

4. Laag van de beleving

Gebied van de donkerte, IJssellinie inundatieveld. Vanwege onderhavige bestemmingsplanherziening is er geen sprake van een toename van woningen en/of bebouwing.

Conclusie provinciaal beleid

Het bestemmingsplan is niet in strijd met het provinciaal beleid.

3.3.3 Waterbeheerplan Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016-2021

Waterschappen hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Wettelijk vastgelegde taken zijn onder andere:

  • een goede bescherming tegen hoogwater: Overstromingen, wateroverlast of droogte voorkomen of beperken.
  • een goed functionerend regionaal watersysteem: Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het water in de volle breedte.
  • het zuiveren van afvalwater: In het waterbeheerplan wordt beschreven hoe het waterschap deze taken wil uitvoeren in de periode 2016-2021. Ook worden in het plan de benodigde maatregelen voorgesteld. Het waterbeheerplan geeft vooral de koers aan voor de komende jaren.

Conclusie

In de watertoets wordt ingegaan op de aspecten die genoemd zijn in het Waterbeheerplan, zoals welk overstromingsrisico in het plangebied geldt, en welk (oppervlakte)water in het plangebied aanwezig is. De watertoets is in het uitwerkingsplan verwerkt in de waterparagraaf. Deze watertoets wordt uitgevoerd in overleg met het waterschap en is daarmee in overeenstemming met het beleid van het waterschap.

3.3.4 Conclusie provinciaal en (boven)regionaal beleid

Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. Met genoemd beleid dient met name bij nieuwe ontwikkelingen in het onderhavige plangebied rekening te worden gehouden. Ook is het provinciale beleid mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op onderhavig bestemmingsplan.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Deventer (2019)

In december 2019 heeft de gemeenteraad van Deventer de Omgevingsvisie Deventer vastgesteld. De Omgevingsvisie vervangt het Structuurplan Deventer 2025 en loopt vooruit op de invoering van de Omgevingswet. Onder de Omgevingswet is het verplicht een omgevingsvisie te hebben.

De Omgevingsvisie is in samenspraak met een groot aantal betrokkenen opgesteld. De visie gaat niet alleen over traditionele ruimtelijke onderwerpen zoals bouwen, verkeer en water, maar ook over ecologie, gezondheid en duurzaamheid. De omgevingsvisie bekijkt die onderwerpen niet apart, maar in onderlinge samenhang.

In de Omgevingsvisie wordt geconstateerd dat circa twee derde van het grondgebied va de gemeente in agrarisch gebruik is. Daarmee is de agrarische sector de grootste ‘beheerder’ van het buitengebied. Agrarische ondernemers moeten zich kunnen blijven ontwikkelen om levensvatbaar te blijven passend binnen het karakter en de schaal van het Sallandse landschap. Waardevast ondernemen is hiermee meer dan het bedrijfseconomisch belang.

Ten aanzien van sociaal-economisch beleid is een vitaal landelijk gebied een nieuw speerpunt. Een groot deel van het Deventer grondoppervlak heeft namelijk een agrarische bestemming en wordt ingezet voor de voedselproductie. Agrarische gezinsbedrijven moeten zich kunnen blijven ontwikkelen om levensvatbaar te blijven, passend binnen het karakter en de schaal van het Sallandse landschap.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het reeds aanwezige wonen geconsolideerd.

3.4.2 Milieu- en duurzaamheidsbeleid Deventer

Duurzaamheid

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaat-en energieneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid "Op weg naar een duurzaam evenwicht" vastgesteld. Deze periode is verlengd tot 2018. In april 2016 heeft de raad de doelstelling energieneutraal 2030 herbevestigd en besloten dat tot 2018 de uitvoeringsagenda duurzame energie het kader is. De beleidsprioriteit duurzame mobiliteit is aan 8 beleidsprioriteiten toegevoegd. De focus ligt naast duurzame mobiliteit ook op verduurzaming bestaande woningbouw en verduurzaming bedrijven en kantoren. Daarnaast zijn er beleidsprioriteiten over energieneutrale nieuwbouw en gebiedsontwikkeling, partnerschappen, duurzame energiebronnen (zon, wind en biomassa) en de eigen bedrijfsvoering.

De uitvoeringagenda is de leidraad om in samenspraak met externe partners de doelstelling te realiseren. De sleutel zit in samenwerken, partnerschappen en verbinding leggen met economie, innovatie, arbeidsmarkt, wonen en cultuur. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren, de ruimte geven, daarvoor lobbyen en marketing stimuleren.

De lijst "Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau" uit de VNG - publicatie "Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw" is voor duurzaamheid een bruikbare "Checklist" met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden. In het kader van duurzaam bouwen verdient een aantal aspecten bij de ontwikkeling van het woongebied bijzondere aandacht. Voor zover deze aspecten nog niet in het voorgaande zijn beschreven gaat het om onderstaande aspecten.

Bouwrijpmaken

Bij het bouw- en woonrijp maken wordt zo veel mogelijk met een gesloten grondbalans gewerkt. Het toekomstig peil wordt bepaald in samenhang met het nog op te stellen waterhuishoudkundig plan, de vereiste drooglegging, het rioleringsplan en de werkzaamheden in het kader van het bouwrijp maken (vrijkomende grond uit de cunetten en de bouwputten). Uitgangspunt hierbij is zo weinig mogelijk grond en zand aan te voeren. Dit ter beperking van de milieubelasting, die met het transport van grond samenhangt. In de uitwerking van de bestekken voor het bouwrijp maken wordt dit verwerkt.


Flexibiliteit en levensloop bestendig bouwen

Door toepassing van een woningbouwsystematiek geënt op flexibel en duurzaam bouwen in combinatie met een consumentgericht ontwikkel- en bouwproces, zullen de te realiseren woningen een grote mate van flexibiliteit ten aanzien van mogelijke woonprogramma's bezitten. Door de blijvende flexibiliteit wordt de levensloopbestendigheid van de woningen geoptimaliseerd met een duidelijke toekomstwaarde. De criteria van levensloopbestendigheid worden in gezet bij de uitwerking van de woningen in het plan.

Energie

Energiekosten gaan een steeds belangrijkere rol spelen, voor de ontwikkel- en beheerkosten voor vastgoed. Ook de (toekomstige) huizenbezitters en bedrijven zijn zich hiervan bewust en zullen dit laten meewegen. Het is vanuit de beleidsprioriteit energieneutrale nieuwbouw/gebiedsontwikkeling noodzakelijk inzicht te krijgen in het toekomstig energieverbruik van het te ontwikkelen vastgoed. Dit kan inzichtelijk gemaakt worden met b.v. een BREAAM quickscan. Met dit systeem kan ook in beeld gebracht worden welke duurzaamheidsmaatregelen efficiënt zijn. Om energieneutraliteit te bewerkstelligen kunnen o.a. de volgende maatregelen overwogen worden:

  • zoveel mogelijk gebruik maken van passieve zonne-energie (oriëntatie);
  • overweeg het gebruik van actieve zonne-energie;
  • overweeg het gebruik van collectieve warmtelevering;
  • compacte (woning-)ontwerpen;
  • materiaal toepassingen (vernieuwbare materialen).


Na ontwikkeling kan met dit systeem de nieuwbouw ook gecertificeerd worden met een Europese erkenning. De gemeente wil de ontwikkelende partij graag helpen meedenken in dit proces.

Meer informatie over het gemeentelijke duurzaamheidbeleid is te vinden op de gemeentelijke website via: http://www.deventer.nl/duurzaamheid.

Voorliggend bestemmingsplan betreft geen ontwikkeling.

3.4.3 Werkwijze ecologie (2013)

In december 2013 heeft de gemeenteraad de "Werkwijze voor beleid en uitvoering van de ecologie in Deventer" vastgesteld. Hierin is beschreven dat Deventer rijk is aan soorten, vanwege de landschappelijke overgang van natte uiterwaarden bij de IJssel naar de droge dekzandruggen in het oosten. Deze soortenrijkdom bevindt zich zowel in het buitengebied als in het stedelijk gebied. Daarbij zijn enkele gebieden aangemerkt als Natura 2000-gebied of Nationaal Natuurnetwerk (voormalige EHS), maar ook daarbuiten bevinden zich lanen, oud bos, weteringen, oude rivierarmen, etc. Het beleid is erop gericht om de bestaande waarden te beschermen en zo mogelijk te verbeteren. Geconstateerd is dat de trends van co-creatie en schaalverkleining aanknopingspunten bevatten om het beleid ten uitvoering te brengen. 

De gemeente neemt zelf initiatief of verleent medewerking aan verbetering door herinrichting of beheer, ontplooit soortgerichte activiteiten, faciliteert vrijwilligers van groene organisaties, heeft een Adviesraad Natuur en Milieu ingesteld, hanteert criteria voor de natuurtoets, houdt inzicht in de aangetroffen soorten door het bijhouden van een eigen databank en verzorgt educatie (via milieueducatiecentrum De Ulebelt).

Ecologische inbreng bij ontwikkelingen is vooraf verplicht in de vorm van een dialoog, waarbij nadrukkelijk gebruik wordt gemaakt van de kennis die aanwezig is bij diverse groeperingen en binnen de gemeente (natuurambassadeurs). Bovendien wordt jaarlijks een schouw gemaakt om de stand van de ecologische waarden te monitoren. De strategie gaat uit van het stellen van prioriteiten voor enkele soorten als "ambassadeur". Zo zijn de Das, de Gierzwaluw, Huismus en Muurplant als soortenambassadeur benoemd, net als de Gevlekte Rietorchis. Tot slot is er een lijst opgenomen van 20 tinten groen, waarin de ontplooiingskansen staan benoemd bij de ontwikkeling en het beheer in de gemeente.

In dit bestemmingsplan betreft enkel consolidatie van een bestaande situatie. Hiervoor is geen onderzoek nodig.

3.4.4 Beleidsnota Beroep en bedrijf aan huis (2007)

De beleidsnota 'Beroep en Bedrijf' aan huis biedt duidelijkheid over wanneer het wel en wanneer het niet mogelijk is een bedrijf of beroep aan huis te hebben. Het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten thuis kan een positieve uitstraling hebben op de woonomgeving; het kan de wijk of buurt verlevendigen. In sommige gevallen kan het echter ook ongewenste situaties met zich meebrengen. Zo kan een bepaalde activiteit bijvoorbeeld een ongewenste verkeersaantrekkende werking hebben of voor anderen overlast met zich mee brengen. Onderstaande criteria zijn ter voorkoming van deze ongewenste situaties.

Een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan indien:

  • het ondergeschikt is aan de woonfunctie: max. 35 % van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt tot een maximum van 50 m2;
  • er mag geen onevenredige hinder en overlast worden veroorzaakt;
  • de persoon die de activiteit uitoefent moet tevens bewoner van het huis zijn;
  • er mag geen horeca, detailhandel of groothandel plaatsvinden;
  • uitsluitend categorie 1 bedrijven (volgens VNG-brochure "bedrijf en milieuzonering") zijn toegestaan;
  • er mag geen duidelijk waarneembare nadelige invloed zijn op de verkeerssituatie.

In afwijking van het verbod op horeca mag binnen de woonbestemming onder bepaalde voorwaarden wel een Bed & Breakfast voorziening worden gerealiseerd. Naast bovenstaande criteria geldt dat er sprake moet zijn van een toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid, waarbij het zelfstandig functioneren als wooneenheid dient te worden uitgesloten, het authentieke uiterlijke of de verschijningsvorm van de woningen dient te worden gehandhaafd en het maximaal aantal bedden ten dienste van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid is 4.

Het bovenstaande geldt voor reguliere woningen en agrarische bedrijfswoningen. De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn mede opgesteld aan de hand van de Beleidsnota Beroep en Bedrijf aan huis.

3.4.5 Conclusie gemeentelijk beleid

Het plan is niet in strijd met gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Landschap

Dit plan beoogt een bestaande situatie positief te bestemmen. Er is geen sprake van een ontwikkeling of herinrichting. De locatie is voldoende landschappelijk ingepast vanwege het aanwezige groen in de tuinen en om de kavels.

4.2 Cultuurhistorie

In het plangebied zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig. De cultuurhistorische waarde van het erf is daarmee beperkt. Het erf is ook niet opgenomen in de lijst van Karakteristieke panden bij het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening". Dit plan is niet van invloed op het al dan niet kunnen behouden van eventuele cultuurhistorische waarden.

4.3 Archeologie

De archeologische verwachting voor de gemeente Deventer is gebaseerd op de landschappelijke en bodemkundige context van bekende archeologische vindplaatsen. Een uitgebreide onderbouwing van de fysisch geografische bouwstenen van de archeologische verwachtingswaarden is te vinden in het RAAP- rapport 2571: “…Die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn… Fysisch- en historische bouwstenen voor een archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer”.

Vanaf de late middeleeuwen is het verband tussen landschappelijke mogelijkheden en locatiekeuze minder goed in een model te vatten, omdat de mens er steeds meer in slaagt de natuur naar zijn hand te zetten. Juist voor deze periode zijn historische bronnen, zoals kaarten, beschikbaar, waardoor veel elementen goed kunnen worden gelokaliseerd. Op de archeologische verwachtingskaart zijn recente archeologische en historische onderzoeksgegevens gecombineerd met de fysisch geografische verwachting ter plekke. Ook bekende verstoringen zijn weergegeven op de archeologische verwachtingskaart.

Het archeologiebeleid en de regels in dit bestemmingsplan

De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Deventer. Dit archeologiebeleid is op 28 januari 2015 door de raad vastgesteld in de vorm van een beleidskaart en een onderbouwing (zie hiervoor: Vermeulen, B., 2015). Het archeologiebeleid wordt zo nodig tussentijds geactualiseerd, om de door het bevoegd gezag in een selectiebesluit vrijgegeven gebieden op de beleidskaart op te nemen.

De archeologische beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2', ‘Waarde – Archeologie 3’, ‘Waarde – Archeologie 4’ en 'Waarde - Archeologie 5', zoals die in het bestemmingsplan buitengebied zijn gehanteerd. In dit bestemmingsplan gelden de waarden 3, 4 en 5.

Waarde - Archeologie 3

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 200 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 200 m² en 500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overgrlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Waarde - Archeologie 4

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 4' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 100 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 100 m² en 200 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overgelegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Waarde - Archeologie 5

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 5' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 10 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 10 m² en 40 m² dieper dan 0,3 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 40 m² en dieper dan 0,3 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overgelegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

4.4 Milieu-aspecten

Het onderhavige bestemmingsplan is getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • 1. bedrijven en milieuzonering;
  • 2. geluid;
  • 3. bodemkwaliteit;
  • 4. luchtkwaliteit;
  • 5. risico/veiligheid;
  • 6. ecologie;
  • 7. stikstofdepositie;
  • 8. m.e.r.-beoordeling.
4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

In de ruimtelijke ordening worden milieuhinderlijke en hinderlijke functies van elkaar gescheiden door het hanteren van richtafstanden. De systematiek is vervat in de brochure Bedrijven en milieuzonering van de VNG (2009) en betreft de hinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Tevens worden indices gegeven voor aspecten verkeer, visueel, bodem en lucht. Zo gelden in het kader van milieuzonering afstanden tussen agrarische bedrijven en reguliere woningen.

In onderhavig plan gaat het echter niet om het situeren van nieuwe functies ten opzichte van elkaar, maar om het herstellen van de vorige planologische situatie. Dit houdt in dat het regulier wonen hier in het verleden al was toegestaan. Bovendien wordt ter plaatse al jaren gewoond. Om die redenen kan ervan worden uitgegaan dat de agrarische bedrijven vanwege de richtafstanden niet verder worden belemmerd in hun mogelijkheden dan al het geval was. Evenmin is om deze reden te verwachten dat de hinder ter plaatse van de woningen het woon- en leefklimaat belemmert.

Volledigheidshalve is hier wel al te vermelden dat door de VNG in mei 2019 de handreiking milieuzonering Nieuwe stijl is gepubliceerd, waarmee wordt voorgesorteerd op de verbrede reikwijdte en beoordelingssystematiek bij ruimtelijke plannen onder de Omgevingswet. Deze handreiking vervangt de VNG handreiking 2009. In paragraaf 1.4 van de handreiking milieuzonering nieuwe stijl is aangegeven dat, voor zover de huidige bestemmingsplannen nog van kracht zijn, bij inpassing van een (bedrijf-) activiteit de huidige systematiek (VNG 2009) nog kan worden gebruikt.

Het agrarisch bedrijf Wetermansweg 8 is het meest nabij gelegen. Deze is in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Deventer 1e herziening niet aangeduid voor specifieke (meer hinderlijke) agrarische bedrijfsvorm, zodat hiervoor in principe 30 meter als richtafstand kan worden gehanteerd. De werkelijke afstand tussen de woonbestemming en het naastgelegen agrarisch bouwvlak is meer dan 33 meter.

Het transformatorstation in Deventer-Noord ligt op ca 82 m afstand. Op kortere afstand liggen reeds bestaande woningen. Aangezien daar een goed woon- en leefklimaat mogelijk is, mag ervan worden uitgegaan dat dit ook voor de Wetermansweg 6 en 6a geldt.

Conclusie bedrijven en milieuzonering

Bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het aangevraagde plan.

4.4.2 Geluid

Aangezien het bestaande woningen betreft in een ongewijzigde omgeving en het gaat om herstel van de vorige juridisch planologische situatie, is hiervoor geen nieuwe beoordeling van het aspect geluid nodig.

4.4.3 Bodem

Deze gronden kenden in het verleden een woonfunctie, die met onderhavig plan wordt hersteld aangezien geen sprake was van een agrarische bestemming. De bestaande woningen worden al langere tijd bewoond. In voldoende mate kan erop worden vertrouwd dat de bodemkwaliteit ter plaatse nog steeds voldoende is voor de woonfunctie. Er is geen nieuw bodemonderzoek nodig.

4.4.4 Luchtkwaliteit

Feitelijk gaat het om het corrigeren van de bestemming, die abusievelijk als agrarisch was opgenomen, naar wonen. Er is geen sprake van een toename van verkeersbewegingen. Van de grootschalige concentratie kaart (rivm) is af te lezen dat de achtergrondwaarden voor PM10 (stof) en PM2,5 (fijn stof) met ca. 14,5 en 8 ug/m3 ruimschoots voldoen aan de vereiste waarden.

Conclusie(s) luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit vormt geen belemmering. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen van titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.4.5 Geur

Conform de Regeling veehouderij en geurhinder zijn geuremissiefactoren en geurnomen van toepassing. Voor het houden van (melk)rundvee gelden vaste afstanden. De gemeente Deventer ligt in een concentratiegebied, waardoor voor geurgevoelige objecten in het buitengebied een geurnorm van 14 ouE/m3 als 98-percentiel van toepassing is (art. 3.115 Activiteitenbesluit).

In de toelichting bij de aanvraag is een berekening van de geurbelasting van omliggende geurgevoelige objecten toegevoegd (paragraaf 5.6). De resultaten van deze berekening staan in tabel 2 in het advies van de Omgevingsdienst.

De minimaal aan te houden afstand is 50 meter tot een veehouderij. De werkelijke afstand is ten minste 68 meter. Er wordt dus eveneens voldaan aan de afstandseisen tussen gevels conform art. 3.119 Activiteitenbesluit.

Conclusie

De geursituatie voldoet aan een aanvaardbaar geurhinderniveau en vormt geen belemmering voor het plan.

4.4.6 Externe veiligheid

Voor het inschatten van de veiligheid is gebruik gemaakt van de signaleringskaart externe veiligheid (Ipo). Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de magneetveldzone van een hoogspanningslijn 110 kv, binnen 80 m van een aardgasleiding en dus binnen het risicogebied van de aardgasleiding. Het betreft geen nieuwvestiging, maar voortzetting van een bestaand risico. Er zijn vluchtmogelijkheden van de bron af. De personendichtheid neemt vanwege dit bestemmingsplan niet toe. Nader onderzoek of maatregelen zijn niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P395-OW01_0008.jpg"

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

4.4.7 Ecologie

Er is feitelijk geen sprake van een ontwikkeling. Met dit bestemmingsplan is geen sprake van sloop en/of nieuwbouw gemoeid. Evenmin is sprake van een verandering van de feitelijke fysieke situatie of gebruik. Enkel de (juridische) bestemming wordt naar wonen hersteld. Om die reden is uit te sluiten dat hierdoor natuurwaarden in het geding komen.

4.4.8 Stikstofdepositie

Op grond van de Wet natuurbescherming moet getoetst worden of een plan significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden. Voor wat betreft stikstofdepositie gebeurt deze toetsing door met de AERIUS-calculator te berekenen of de stikstofdepositie van het voorgenomen plan toeneemt ten opzichte van de referentiesituatie.

De referentiesituatie voor een bestemmingsplan is de “feitelijk, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan” (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 januari 2020, zaaknummer 201706777/3/R2, overweging 6.1). Ter plaaste werd gewoond. Dat verandert met onderhavig bestemmingsplan niet. Het aantal huishoudens wordt feitelijk juist beperkt, dus is er geenszins sprake van een toename van depostie.

In de beoogdeanuit de Wet natuurbescherming staan daarmee geen bezwaren tegen het plan.

4.4.9 M.e.r.-beoordeling

Met onderhavig bestemmingsplan wordt enkel de woonbestemming teruggebracht op percelen die in het verleden deze bestemming al kenden en ook dusdanig in gebruik waren en zijn gebleven. Feitelijk verandert niets en maakt dit plan ook geen toename mogelijk. Nader onderzoek is niet nodig.

4.5 Leidingen en kabels

Het plan ligt niet binnen de indicatieve invloedszone van 50 m ten opzichte van de 110 kv hoogspanningsleiding Deventer-Olst. Bovendien gaat het om het behoud van een bestaande situatie. De situering van de leiding vormt geen belemmering voor deze bestemmingsplanherziening.

4.6 Waterhuishouding

Waterkwaliteit en - kwantiteit

Dit bestemmingsplan leidt niet tot een verandering.

Waterstaatswerken

In het plangebied zijn geen waterstaatswerken gelegen. Ten westen van het plangebied ligt de waterkerende dijk langs de IJssel.

Afstemming met het waterschap

Deze waterparagraaf is afgestemd met de beheerder, Waterschap Drents Overijssele Delta.

4.7 Verkeer en parkeren

Door het voorliggende bestemmingsplan verandert feitelijk niets. De bestemming wonen komt terug op deze gronden te liggen. Daarbij is het aantal huishoudens beperkt. Er is geen sprake van een toename van verkeersbewegingen. Op het erf is voldoende ruimte om in de parkeerbehoefte te voorzien.

Uit oogpunt van verkeer en parkeren is er geen bezwaar tegen het plan.

Hoofdstuk 5 Planopzet en juridische aspecten

5.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is grotendeels beheersgericht. Dat wil zeggen dat de aanwezige functies en aanwezige bebouwing worden bestemd zoals ze zijn, met de rechten zoals deze waren verkregen door bestemmingswijziging in 1997 door de gemeente toenmalige gemeente Diepenveen; voor het wonen ten behoeve van één huishouden, waarbij een samenwoonvorm is toegestaan.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. In § 5.2 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in § 5.3 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.

5.2 Planopzet

5.2.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting belangrijk voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1. bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.

Hoofdstuk 2. bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, die specifiek voor die bestemming gelden.

Hoofdstuk 3. bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling.

Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

5.2.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Aangezien onderhavige bestemmingsplanherziening na vaststelling onderdeel uitmaakt van het moederplan, het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening", blijven de algemene regels uit Hoofdstuk 1, 3 en 4 van het moederplan letterlijk in stand en worden deze enkel voor de leesbaarheid van het plan in deze herziening overgenomen.

De artikelen 1 Begrippen en 2 Wijze van meten bevatten begripsomschrijvingen respectievelijk planregels omtrent de wijze van meten. Het voert te ver om hier uitgebreid bij alle begrippen stil te staan, maar wel verdienen enkele voor de dagelijkse gebruikspraktijk belangrijke begrippen aandacht. Het betreft hier met name de begrippen bestemmingsvlak, bouwvlak en bouwperceel. Tevens wordt ingegaan op de definitie van woning.

Bestemmingsvlak

Een bestemmingsvlak is een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. De bij een bestemming behorende planregels gelden afzonderlijk voor elk bestemmingsvlak met die bestemming.

Bouwvlak

Een bouwvlak is een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegestaan. Hoofdregel is dat buiten het bouwvlak geen gebouwen mogen worden opgericht, maar uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Woning

Een woning is gedefinieerd als een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Een samenwoonvorm is daarbij toelaatbaar.

5.2.3 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Algemeen

De planregels komen overeen met het huidig gebruik van de grond en van de bebouwing, met die verstande dat de regels, zoals deze in 1997 door de gemeente Diepenveen zijn vastgesteld, zo veel mogelijk zijn gerespecteerd.

De planregels bij de bestemmingen hebben elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, met in het geval van de bestemming Wonen:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Enkelbestemmingen

Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving van de verschillende bestemmingen in dit bestemmingsplan per hoofdgroep.

De bestemming Wonen:

De grondgebonden woningen in het plangebied behoren tot de bestemming Wonen.

De planregels bieden onverminderd de mogelijkheid tot het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die over een of meerdere onderliggende bestemmingen 'heen vallen' en een heel specifiek (ruimtelijk) belang beogen te regelen. De regels van een dubbelbestemming gaan vóór die van de onderliggende bestemming(en). Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.

In deze bestemmingsplanherziening gaat het om de dubbelbestemmingen die de archeologische waarden beogen te beschermen. Binnen het plangebied is sprake van verschillende waarden; Waarde - Archeologie 3, 4 en 5. Voor elk van deze dubbelbestemmingen gelden specifieke regels. Vanaf bepaalde oppervlakten aan (bouw)werkzaamheden, is het nodig om archeologisch onderzoek te verrichten.

5.2.4 Hoofdstuk 3: Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk.

Aangezien onderhavige bestemmingsplanherziening na vaststelling onderdeel uitmaakt van het moederplan, het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening", blijven de algemene regels uit Hoofdstuk 1, 3 en 4 van het moederplan letterlijk in stand en worden deze enkel voor de leesbaarheid van het plan overgenomen.

Anti-dubbeltelregel:

Door wijziging in de begrenzing van het bouwperceel zouden regelingen die aan het bouwperceel zijn verbonden, kunnen worden ontdoken. De anti-dubbeltelregel verhindert dat.

Algemene bouwregels:

Bij vaststelling van het moederplan was het wenselijk om de aanvullende werking van de gemeentelijke Bouwverordening te beperken tot een aantal specifieke onderwerpen.

Deze bepaling bepaalt dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de gegeven bestemming. Deze bepaling is rechtstreeks overgenomen uit artikel 7.10 Wro. In de specifieke bestemmingen zijn als aanvulling hierop in bepaalde gevallen specifieke gebruiksregels opgenomen.

Algemene afwijkingsregels:

Deze beze bepaling voorziet in de mogelijkheid om onder voorwaarden mantelzorgwoningen mogelijk te maken, te voorzien in herbouw van de woning elders en bepaalde windturbines mogelijk te maken. Bovendien zijn de afwijkingsregels voor particuliere zonnepanelen overgenomen uit het ontwerp bestemmingsplan "Parapluherziening particuliere zonnepanelen".

5.2.5 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Overgangsrecht:

Deze bepaling regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond dat strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt.

Slotregel:

Hier staat de benaming van dit bestemmingsplan vermeld.

5.3 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

  • 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan

De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.

  • 4. Actief handhavingsbeleid

Er  moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.

Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 6.3 en 6.4 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriele regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een conserverend plan, waarbinnen de bebouwing reeds aanwezig is. Middels dit bestemmingsplan zal geen nieuwe ontwikkelingsruimte ontstaan voor de reeds aanwezige functies. Hetgeen aan uitbreiding nog mogelijk is, is onbenutte bouwruimte.

Concluderend kan gesteld worden dat binnen het plan Wetermansweg 6 6a geen sprake is van aangewezen bouwplannen, waardoor de gemeente niet in de mogelijkheid en verplicht is om eventuele kosten te verhalen en er derhalve geen verplichting is om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Voor de gemeente Deventer zijn aan zowel de opstelling als de uitvoering van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de begrote kosten voor de planvorming, geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

6.3 Resultaten inspraak

Gelet op de aard en omvang van deze bestemmingsplanherziening en het feit dat het geen ontwikkeling betreft, is het concept ontwerpbestemmingsplan enkel voorgelegd aan de belanghebbenden.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt op de wettelijk voorgeschreven wijze gepubliceerd en ter inzage gelegd, waarbij een ieder 6 weken in de gelegenheid is om zienswijzen kenbaar te maken. Deze worden samengevat en beantwoord in een Reactienota zienswijzen. Zienswijzen kunnen aanleiding zijn tot bijstelling van het plan. De Reactienota wordt eveneens ter vaststelling aan het bestuur aangeboden. Na vaststelling van het bestemmingsplan is wederom sprake van een inzagetermijn met beroepsmogelijkheid.

6.4 Resultaten vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Naast het wettelijk verplichte vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan ook naar overige instanties gestuurd die een belang kunnen hebben in of bij het nieuwe bestemmingsplan.