direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oxersteeg 33, 35 en 37
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P394-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Aanleiding voor dit bestemmingsplan:

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de huidige feitelijk aanwezige situatie in het plangebied Oxersteeg 33, 35 en 37 vastgelegd. In het ''bestemmingsplan buitengebied, 1e herziening'', is per abuis geen bouwvlak opgenomen voor de boerderij (bouwjaar 1900) aan de Oxersteeg 37, maar de boerderij heeft wel de aanduiding 'karakteristiek'. Het bouwvlak dat op de locatie van de boerderij had moeten liggen, is gesitueerd naast de boerderij gedeeltelijk op het perceel van Oxersteeg 33 en dit moet worden gecorrigeerd.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

1.2.1 Ligging

Het plangebied betreft de percelen Oxersteeg 33, 35 en 37. Het plangebied is gelegen ten zuiden van Bathmen en ten zuiden van de A1.

In het volgende figuur is de globale ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P394-VG01_0001.png"

De begrenzing van het plangebied "Oxersteeg 33, 35 en 37" is in het volgende figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P394-VG01_0002.png"

1.3 Geldend bestemmingsplan

De vigerende juridisch-planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan ''Buitengebied Deventer, 1e herziening'' vastgesteld op 03-01-2017'.

Fragment verbeelding bestemmingsplan ''Buitengebied Deventer, 1e herziening''

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P394-VG01_0003.png"

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de randvoorwaarden zoals milieu-aspecten en waterhuishouding. In hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd, juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Aan de hand van een beschrijving van de historie en de ruimtelijke en functionele structuur, wordt in dit hoofdstuk de huidige en toekomstige situatie in het plangebied beschreven.

2.2 Beschrijving huidige situatie

De vigerende juridisch-planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan ''Buitengebied Deventer, 1e herziening'' vastgesteld op 01-03-2017. Op het perceel aan de Oxersteeg 37 staat een boerderij (bouwjaar 1900) met bijgebouwen. De boerderij heeft geen bouwvlak, maar heeft wel de aanduiding 'karakteristiek'. Het bouwvlak dat op de locatie van de boerderij aan de Oxersteeg 37 had moeten liggen, is gesitueerd naast de boerderij gedeeltelijk op het perceel van Oxersteeg 33. Dit moet worden gecorrigeerd. Op de percelen Oxersteeg 33 en Oxersteeg 35 staan in totaal twee woningen met bijgebouwen. Deze twee woningen hebben een gezamenlijk bouwvlak.

2.3 Beschrijving toekomstige situatie

Met dit bestemmingsplan wordt de huidige feitelijk aanwezige situatie in het plangebied Oxersteeg 33, 35 en 37 vastgelegd. Dit betekent dat de boerderij aan de Oxersteeg 37 een bouwvlak krijgt en dat de boerderij met bijbehorende tuin de bestemming 'Wonen' krijgt. Het bouwvlak van Oxersteeg 37 zal ook de aanwezige bijgebouwen omvatten. De woningen aan de Oxersteeg 33 en 35 met bijbehorende gebouwen krijgen, net als in de huidige situatie, een gezamenlijk bouwvlak. Het bouwvlak zal ook over de aanwezige bijgebouwen van Oxersteeg 33 en 35 omvatten. Voor Oxersteeg 33 en 35 wordt de huidige feitelijk aanwezige situatie vastgelegd in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante beleid.

3.2 Europees- en rijksbeleid

Bij het vaststellen van dit bestemmingsplan zijn geen rechtsreekse Europese en nationale ruimtelijke belangen betrokken.

3.3 Provinciaal en (boven)regionaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel (2017)

De 'Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' en de 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' worden elk jaar bijgewerkt. Dit gebeurt in een jaarlijkse actualisatieronde. Het gaat om alle eerder vastgestelde wijzigingen in het beleid die nog moeten worden doorvertaald in de Omgevingsvisie en/of Omgevingsverordening. Ook worden omissies hersteld. Op 13 november 2019 hebben Provinciale Staten de Actualisatie 2018/2019 vastgesteld. Op 1 december 2019 zijn deze aanpassingen van en de Omgevingsverordening in werking getreden.


De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

In de omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. Het uitvoeringsinstrument dat aan de Omgevingsvisie is gekoppeld, is de Omgevingsverordening Overijssel 2017 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie juridisch planologisch geregeld. Dit betreft geen nieuwe ontwikkeling en daarom zijn bovenstaande aspecten niet van toepassing.

Conclusie:

Het bestemmingsplan is niet in strijd met de Omgevingsvisie Overijssel (2017).

3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel (2017)

De Omgevingsverordening Overijssel 2017 is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei 2017 van kracht. Het ontwerp van de Actualisatie Omgevingsverordening 2018/2019 is op 13 november 2019 door de Provinciale Staten vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 1 december 2019 in werking getreden. Het plan is getoetst aan deze actualisatie. De Omgevingsverordening dient als waarborg voor een deel van het beleid dat is neergelegd in de Omgevingsvisie. De Omgevingsverordening telt daarnaast ook als Milieuverordening, Waterverordening en Verkeersverordening. Ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit zijn rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden. Het betreft de volgende artikelen uit de verordening:


Artikel 2.1.2: Principe van concentratie. Nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, voldoen in eerste instantie aan de lokale behoefte.

Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Voor nieuwe ontwikkelingen met extra ruimtebeslag in de groene omgeving moet aannemelijk worden gemaakt dat in bestaand bebouwd gebied geen ruimte meer (te maken) is.

Artikel 2.1.4: Toekomstbestendigheid. Als provinciale belangen in het geding zijn, moet aannemelijk gemaakt worden dat permanente nieuwe ontwikkelingen toekomstbestendig zijn.

Artikel 2.1.5: Ruimtelijke kwaliteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Daarbij moet het Uitvoeringsmodel worden toegepast dat in de Omgevingsvisie is neergelegd.

Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie juridisch planologisch geregeld. Dit betreft geen nieuwe ontwikkeling en daarom zijn bovenstaande aspecten niet van toepassing.

Conclusie:

Het bestemmingsplan is niet in strijd met de Omgevingsverordening Overijssel (2017).

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Deventer

De Omgevingsvisie Deventer is op 18 december 2019 door de gemeenteraad van Deventer vastgesteld. De afgelopen jaren is er veel veranderd binnen het fysiek ruimtelijke domein, denk aan demografische ontwikkelingen, klimaat en energietransitie en een toenemende en veranderende mobiliteit. Het werk met oude statische structuurplannen wordt verruild door een dynamische Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie is een richtinggevend koersdocument binnen de nieuwe Omgevingswet die vanaf 2022 inwerking zal treden. De Omgevingsvisie geldt voor het hele grondgebied van de gemeente.

De Omgevingsvisie van Deventer is in samenwerking met verschillende stakeholders tot stand gekomen en biedt een handelingsperspectief voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente. Daarnaast toont de Omgevingsvisie de ambities en ontwikkelrichtingen op maatschappelijke thema's voor de verschillende deelgebieden binnen de stad, het buitengebied en alle dorpen.

De omgevingsvisie heeft drie kernuitgangspunten:

  • Het noaberschap de inclusiviteit meegeven die we willen: iedereen telt mee, iedereen doet mee;
  • Innovatiever zijn dan ooit tevoren; een slimme, schone economie in leren en werken;
  • Verduurzaming op met name de thema's energie en klimaat.

Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie juridisch planologisch vastgelegd. Dit betreft geen nieuwe ontwikkeling en daarom zijn bovenstaande aspecten niet van toepassing.

Conclusie:

Dit bestemmingsplan is niet in strijd met de Omgevingsvisie Deventer.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Archeologie / cultuurhistorie en monumenten

4.1.1 De verwachtingswaarden

De beleidskaart van de gemeente Deventer kent acht verschillende waarden en hanteert per waarde bepaalde vrijstellingsgrenzen.

Vrijstellingen
De dieptevrijstelling is de diepte tot waarop werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden mogen worden uitgevoerd. Over het algemeen geldt een vrijstellingsdiepte van 0,5 meter. Alleen voor die locaties waar sporen zich naar alle waarschijnlijkheid direct onder maaiveld bevinden, wordt een diepte vrijstelling van slechts 0,3 m gehanteerd. Dit geldt voor de binnenstad en voor hele kwetsbare gebieden in het overige gebied van de gemeente.

De oppervlaktevrijstellingsgrens is in de Monumentenwet op 100 m² gesteld. Hiervan kan echter onderbouwd naar boven en beneden worden afgeweken. Voor bijvoorbeeld de binnenstad is deze grens aantoonbaar te ruim. Daarom worden voor de binnenstad verschillende, veelal striktere grenzen gehanteerd. In het buitengebied worden in veel gevallen juist ruimere vrijstellingsgrenzen toegepast. De onderbouwing van de gehanteerde vrijstellingsgrenzen is beschreven in het rapport 'Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie. Van verwachting naar beleid'.

De beleidskaart van de gemeente Deventer kent acht verschillende waarden die lopen van waarde 0 tot 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P394-VG01_0004.png"

Gebieden met Waarde 0 zijn gebieden waar geen rekening (meer) hoeft te worden gehouden met archeologische resten, omdat de bodem volledig is verstoord. De overige waarden zijn gebaseerd op de kans dat archeologische resten worden gevonden. Bij waarde 1 is de kans op archeologische resten het kleinst. Bij waarde 7 is die kans het grootst. Bij een kleine kans kunnen meer werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd dan bij een grote kans.

In de tabel van de beleidskaart komen 3 soorten archeologische voorwaarden voor:

  • Onderzoek; als de tabel 'Onderzoek' voorschrijft, wordt eerst een bureaustudie uitgevoerd. Deze bureaustudie bepaalt of en in welke vorm verder onderzoek nodig is.
  • Melding: als de tabel 'Melding' voorschrijft betekent dit dat aan de werkzaamheden een meldingsplicht wordt verbonden.
  • Geen; als de tabel 'Geen' aangeeft worden geen voorwaarden gesteld aan werkzaamheden in de grond.


De tabel met de beleidswaarden is vertaald in de regels en op de verbeelding van het bestemmingsplan. De beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie, zoals die in dit bestemmingsplan zijn gehanteerd.

4.1.2 Archeologie

De beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie', zoals die in het bestemmingsplan zijn gehanteerd. De tabel met de beleidswaarden is vertaald in de regelgeving van dit bestemmingsplan.

In het bestemmingsplan zijn dubbelbestemmingen 'Waarde Archeologie' opgenomen voor de gebieden die op de beleidskaart een beleidswaarde 2 of hoger kennen. De onderscheiden dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' kennen veelal dezelfde opbouw maar variëren in de gehanteerde vrijstellingsgrenzen:

Waarde - Archeologie 2
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 1.000 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 1000 m² en 2.500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Waarde - Archeologie 3
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 200 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 200 m² en 500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Waarde - Archeologie 4
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 4' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 100 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 100 m² en 200 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

4.1.3 Cultuurhistorie

In Bijlage 6 Karakteristieke panden staan alle karakteristieke panden die er zijn in de gemeente Deventer. In dit bestemmingsplan betreft het alleen de boerderij aan de Oxersteeg 37, maar voor het gemak is de volledige Bijlage 6 Karakteristieke panden uit het bestemmingsplan Buitengebied Deventer, 1e herziening opgenomen. Bij karakteristieke panden gaat het om het behoud van een beeld, waarbij het object onderdeel is van een context die van belang is.

Conclusie:

De aanwezigheid van het karakteristieke pand aan de Oxersteeg 37 vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.1.4 Rijks- en Gemeentelijke monumenten

In Bijlage 7 Monumenten staan alle monumenten die er zijn in de gemeente Deventer. In het plangebied zijn geen monumenten gelegen.

Conclusie:

Op het gebied van monumenten zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.2 Milieu-aspecten

Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie juridisch planologisch vastgelegd en dit betreft geen nieuwe ontwikkeling. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • risico/veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.

Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie juridisch planologisch vastgelegd. De afstand tot de A1 blijft hetzelfde. Middels dit bestemmingsplan zal alleen maar in beperkte mate extra ontwikkelingsruimte ontstaan en daarom zijn bovenstaande milieuaspecten niet van toepassing.

Conclusie:

De milieuaspecten vormen geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.3 Waterhuishouding

Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Ruimtelijke plannen en besluiten kunnen gevolgen hebben op de waterhuishouding. Voorbeelden hiervan zijn een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, etc. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij ruimtelijke plannen en besluiten.

Met dit bestemmingsplan wordt een bestaande situatie juridisch planologisch vastgelegd. Dit plan betreft geen nieuwe ontwikkeling en heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding.

Met dit bestemmingsplan wordt een bestaande situatie juridisch planologisch vastgelegd. Middels dit bestemmingsplan zal alleen maar in beperkte mate extra ontwikkelingsruimte ontstaan en heeft geen gevolgen op het gebied van waterhuishouding.

Conclusie:

Op het gebied van waterhuishouding zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.4 Verkeer en parkeren

Met dit bestemmingsplan wordt huidige feitelijk aanwezige situatie vastgelegd en er zijn geen veranderingen ten aanzien van verkeer en parkeren. Op het gebied van verkeer en parkeren zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Planopzet en juridische aspecten

5.1 Planopzet

Dit bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding, planregels en een toelichting en vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de digitale verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld die zijn opgenomen in de planregels.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat de Inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.

Hoofdstuk 2. bevat de Bestemmingsregels. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling.

Tenslotte bevat hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

5.2 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

  • 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan

De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.

  • 4. Actief handhavingsbeleid

Er  moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.

Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 6.3 en 6.4 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriele regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Het onderhavige bestemmingsplan wordt de bestaande situatie juridisch planologisch vastgelegd en dit betreft geen nieuwe ontwikkeling. Middels dit bestemmingsplan zal slechts een beperkte nieuwe ontwikkelingsruimte ontstaan voor de reeds aanwezige functies. Hetgeen aan uitbreiding nog mogelijk is, is onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan en blijft binnen het gestelde in 6.2.1 Bro.


Concluderend kan gesteld worden dat binnen het plan Oxersteeg 33, 35 en 37 geen sprake is van aangewezen bouwplannen, waardoor de gemeente niet in de mogelijkheid en verplicht is om eventuele kosten te verhalen en er derhalve geen verplichting is om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Het bestemmingsplan heeft, uitgezonderd de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan, geen financiële consequenties voor de gemeente. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

6.3 Resultaten inspraak

In artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan zal conform artikel 3.8 lid 1 Wro gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. Een ieder wordt hiermee in de gelegenheid gesteld om te reageren op het ontwerpbestemmingsplan. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden de binnengekomen zienswijzen samengevat en van een antwoord worden voorzien. De nota de 'Nota Zienswijzen bestemmingsplan Oxersteeg 33, 35 en 37' is als bijlage toegevoegd aan het vaststellingsbesluit. 

6.4 Resultaten vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

  • Rijk:

Omtrent het vooroverleg met het Rijk kan gemeld worden dat voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn.

  • Provincie:

De afspraak met de provincie Overijssel is dat alle bestemmingsplannen in het buitengebied aan de provincie worden voorgelegd en daarom is de provincie is in het kader van het vooroverleg benaderd om een reactie te geven op het voorontwerp bestemmingsplan. De provincie Overijssel heeft bevestigd dat dit een plan zonder provinciaal belang is en heeft aangegeven dat vooroverleg in het vervolg van deze procedure niet nodig is.

  • Waterschap:

Het waterschap heeft aangegeven dat er geen belemmeringen zijn op het gebied van de waterhuishouding.