direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parapluherziening particuliere zonnepanelen Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P392-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Gemeente Deventer heeft de ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn. Hiertoe moet er geïnvesteerd worden in duurzame energie. Om dit te bewerkstelligen heeft de gemeenteraad in 2019 de Uitgangspunten zonneparken Deventer vastgesteld. Het gaat dan om grootschalige zonnevelden in het buitengebied. Eén van de uitgangspunten is dat vanwege de grote impact van zonnevelden, de gemeenteraad moet besluiten omtrent het wijzigen van het planologische regime. Dit betekent in de meeste gevallen een bestemmingsplanherziening.

In gevallen waarin het niet gaat om een grootschalig, bedrijfsmatig zonneveld, maar om een initiatief van een particulier om zonnepanelen nabij zijn woning te realiseren, kan de benodigde bestemmingsplanherziening een (te) groot financieel bezwaar zijn.

Met het voorliggende bestemmingsplan worden alle in het buitengebied van de gemeente Deventer geldende bestemmingsplannen voorzien van een afwijkingsbevoegdheid, die het mogelijk maakt om relatief snel en goedkoop, maar met de nodige waarborgen omkleed, kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen te realiseren.

Het 'Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen' dat het gehele stedelijke gebied omvat en het bestemmingsplan 'Chw A1 Bedrijvenpark 2020' worden niet meegenomen in dit bestemmingsplan, omdat deze bestemmingsplannen een andere plansystematiek hebben. Dit jaar bij de jaarlijkse herziening van het 'Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen' krijgt dat plan ook een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor kleine particulier initiatieven voor zonnepanelen. Het bestemmingsplan 'Chw A1 Bedrijvenpark 2020' biedt al genoeg ruimte voor zonnepanelen en in het plan heeft het thema duurzaamheid een centrale plaats.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het buitengebied van de gemeente Deventer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P392-VG01_0001.png"

Figuur 1. Afbeelding plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied (buitengebied) vigeren op dit moment een groot aantal bestemmingsplannen en wijzigingsplannen. Deze plannen staan weergegeven in bijlage 1 Lijst bestemmingsplannen. Deze vigerende plannen blijven onverkort van kracht, ook als het parapluplan wordt vastgesteld en rechskracht verkrijgt. De regels van het bestemmingsplan “Parapluherziening particuliere zonnepanelen buitengebied” zijn ofwel een aanvulling op de regels van de geldende bestemmingsplannen of een vervanging van de daarin opgenomen regels met betrekking tot particuliere initiatieven voor zonnepanelen. De plannen worden voorzien van binnenplanse afwijkingsbevoegdheden om zonnepanelen op de grond bij woningen, en ten dienste van woningen, toe te staan.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in Hoofdstuk 2 Planbeschrijving een beschrijving van het plangebied. In Hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de zogenaamde randvoorwaarden zoals milieuaspecten en waterhuishouding. In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de planopzet. Ten slotte wordt in hoofdstuk Hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Met dit paraplubestemmingsplanherziening, worden alle bestemmingsplannen in het buitengebied van de gemeente Deventer (zie bijlage 1 Lijst bestemmingsplannen) voorzien van binnenplanse afwijkingsbevoegdheden om zonnepanelen op de grond bij woningen, en ten dienste van woningen, toe te staan.

Voor zonnepanelen op daken hoeft niets geregeld te worden; deze zijn omgevingsvergunningvrij (tenzij het om een monument gaat) en hoeven daarom niet aan het bestemmingsplan te voldoen. Zonnepanelen bij woningen zijn overigens niet per definitie in strijd met het bestemmingsplan; in de regel zal er geen strijd met het bestemmingsplan zijn als zonnepanelen worden geplaatst binnen het bouwvlak van een woning en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.

De afwijkingsbevoegdheid van dit bestemmingsplan ziet dus op situaties waarin het dak en het bouwvlak geen ruimte bieden voor zonnepanelen. In die gevallen kan gekeken worden naar omliggende gronden. Dit kunnen ook gronden zijn met een andere bestemming dan ‘Wonen’.

Uiteraard moet rekening gehouden worden met alle ruimtelijk relevante belangen, bijvoorbeeld goede landschappelijke inpassing. Verder wordt, net als bij de grote zonnevelden, de eis gesteld dat een participatietraject doorlopen wordt. De reikwijdte van dat traject kan uiteraard worden afgestemd op de omvang van het zonne-initiatief.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees en Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. Voor dit bestemmingsplan is nationaal belang 2 van toepassing, ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie. De ambitie is dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en dat de energietransitie ver gevorderd is.

Fossiele bronnen (gas, kolen) voorzien in de komende decennia voor een groot deel in de energiebehoefte van ons land. Maar deze bronnen zijn eindig. Het schaarser worden van fossiele brandstoffen, CO2-uitstoot, geopolitieke verhoudingen en een gelijktijdige verdere groei van de energievraag maakt het noodzakelijk om de aanwezige capaciteit aan energie op Europese schaal beter te benutten en ruimte te geven aan de transitie naar andere energiebronnen (wind, zon, biomassa, bodemenergie, geothermie) en -productiemethoden (kernenergie) in combinatie met het werken aan energiebesparing en energierecycling. Het aandeel van duurzame energie in de totale energievoorziening moet omhoog en zij hebben relatief veel ruimte nodig.

De afwijkingsmogelijkheid die dit bestemmingsplan biedt om kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen mogelijk te maken kan, op een kleine en gemeentelijke schaal, een bijdrage leveren aan het behalen van de ambitie op het gebied van de energietransitie.

Conclusie:

Het bestemmingsplan draagt, weliswaar op een kleine en gemeentelijke schaal, bij aan de ambities uit de SVIR m.b.t. de energietransitie.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In het Barro, beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied en Duurzame verstedelijking.

Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. In het plangebied zijn geen onderwerpen uit het Barro van toepassing waar rekening mee moet worden gehouden in het onderhavig bestemmingsplan.

Conclusie:

Het bestemmingsplan vormt geen belemmering voor de nationale belangen zoals opgenomen in het Barro.

3.2 Regionaal en Provinciaal beleid

3.2.1 Inleiding

In deze paragraaf wordt ingegaan op het provinciaal beleid. Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de ´Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden. De Omgevingsvisie en de 'Omgevingsverordening Overijssel' worden elk jaar bijgewerkt. Dit gebeurt in een jaarlijkse actualisatieronde. Eerder vastgestelde beleidswijzigingen worden dan verwerkt.

3.2.2 Omgevingsvisie Overijssel 2017

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

In de omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. Het uitvoeringsinstrument dat aan de Omgevingsvisie is gekoppeld is de Omgevingsverordening Overijssel 2017 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Een bespreking van het Uitvoeringsmodel en de beleidskeuzes van de provincie komt aan de orde in paragraaf 3.2.3 Omgevingsverordening Overijssel (2017).

Conclusie:

Met het voorliggende bestemmingsplan kan, weliswaar op een kleine en lokale schaal, een bijdrage worden geleverd aan het halen van de provinciale doelstellingen op het gebied van de energietransitie en opwekking van hernieuwbare energie.

3.2.3 Omgevingsverordening Overijssel (2017)

De Omgevingsverordening Overijssel 2017 dient als waarborg voor een deel van het beleid dat is neergelegd in de Omgevingsvisie. De Omgevingsverordening telt daarnaast ook als Milieuverordening, Waterverordening en Verkeersverordening. Eén van de centrale ambities van de Omgevingsverordening is het realiseren van een betrouwbare, duurzame en betaalbare energievoorziening met beperking van uitstoot van broeikasgassen.

Ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit zijn rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden. Het betreft onder meer de volgende artikelen uit de verordening:

  • Artikel 2.1.2: Principe van concentratie:

Nieuwe ontwikkelingen voldoen in eerste instantie aan de lokale behoefte;

  • Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik:

Voor nieuwe ontwikkelingen met extra ruimtebeslag in de groene omgeving moet aannemelijk worden gemaakt dat in bestaand bebouwd gebied geen ruimte meer (te maken) is;

  • Artikel 2.1.4: Toekomstbestendigheid:

Als provinciale belangen in het geding zijn, moet aannemelijk gemaakt worden dat permanente nieuwe ontwikkelingen toekomstbestendig zijn.

  • Artikel 2.1.5: Ruimtelijke kwaliteit, Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel:

Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Daarbij moet het Uitvoeringsmodel worden toegepast dat in de Omgevingsvisie is neergelegd. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus. Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is (Generieke beleidskeuzes), waar de ontwikkeling past (Ontwikkelingsperspectieven) en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden (Gebiedskenmerken).

Figuur 2: Uitvoeringsmodel Provincie Overijssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P392-VG01_0002.png"

1a. Of - Generieke beleidskeuzes 

Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes vastgelegd. Een aantal beleidskeuzes is van toepassing op nagenoeg alle thema's en locaties. Dit zijn:

  • Integraliteit;
  • Concentratiebeleid;
  • Toekomstbestendigheid;
  • Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik;
  • (Boven) Regionale afstemming.

1b. Of - Gebiedsspecifieke beleidskeuzes

Vanwege zwaarwegende publieke belangen zijn in de omgevingsvisie ook een aantal specifieke gebieden aangewezen waar gebiedsspecifieke beleidskeuzes gelden. Deze gebiedsspecifieke aspecten hebben betrekking op het Natuurnetwerk Nederland (NNN), Nationale Landschappen, waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, intrekgebieden en de boringsvrije zones.

2. Waar - Ontwikkelingsperspectieven

In het kader van het sturen op ruimtelijke kwaliteit moet in het bestemmingsplan aandacht besteed worden aan het ontwikkelingsperspectief dat voor het betreffende gebied van toepassing is. De provincie heeft in zes ontwikkelingsperspectieven op hoofdlijnen haar beleidsambities neergelegd ten aanzien van de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkelingen die leiden tot claims op de fysieke leefomgeving.

3. Hoe - Gebiedskenmerken

Onder gebiedskenmerken verstaat de provincie de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken de provincie van belang vindt en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

Bij elk gebiedskenmerk worden normerende of richtinggevende uitspraken gedaan. Deze uitspraken moeten, voor zover zij zich daarvoor lenen, worden vertaald in de bestemmingsplanregeling.

De gebiedskenmerken zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. De natuurlijke laag (in en op de bodem);
  • 2. De stedelijke laag (bebouwing en infrastructuur);
  • 3. De laag van het cultuurhistorisch landschap (grootschalig gebruik en inrichting van de bodem);
  • 4. De laag van de beleving (beleving, toerisme, cultuurhistorie en landgoederen).

Toetsing

1a. OF, Generieke beleidskeuzes

Hieronder worden de artikelen behandeld die van belang zijn bij de afwegingen in de eerste fase “Of - generieke beleidskeuzes”.

  • Artikel 2.1.2: Principe van concentratie:

De kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen zijn geen stedelijke ontwikkeling zoals is bedoeld in artikel 2.1.2, maar het voorliggende bestemmingsplan is wel in lijn met het principe van concentratie. Zonnepanelen moeten bijvoorbeeld bij een woning gesitueerd worden en de aard en de schaal van de zonnepanelen moeten aantoonbaar in relatie staan tot de energiebehoefte van de bijbehorende woning.

  • Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

De gemeente Deventer vindt het belangrijk dat er zuinig en zorgvuldig gebruik wordt gemaakt van de beschikbare ruimte en daarom is het in eerste instantie de bedoeling dat zonnepanelen op de daken van woningen of binnen het bouwvlak worden aangebracht. De afwijkingsbevoegdheid van dit bestemmingsplan is bedoeld voor situaties waarin het dak en het bouwvlak geen ruimte bieden voor zonnepanelen. In die gevallen kan gekeken worden naar omliggende gronden, mits aan de nodige waarborgen wordt voldaan. Bijvoorbeeld moet aangetoond worden dat het aanbrengen van zonnepanelen op het dak en binnen het bouwvlak uit financieel, bouwkundig, landschappelijk of stedenbouwkundig oogpunt redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort. Ook mogen de bestaande natuurwaarden, cultuurhistorische waarde en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast. Verder moeten de zonnepanelen landschappelijk worden ingepast. Dit bestemmingsplan bevat voldoende waarborgen om ervoor te zorgen dat er zuinig en zorgvuldig met de beschikbare ruimte wordt omgegaan.

  • Artikel 2.1.4: Toekomstbestendigheid:

Duurzame energie is toekomstbestendig en een positieve ontwikkeling voor toekomstige generaties, zoals bedoeld in artikel 2.1.4 'Toekomstbestendigheid'. Door meer gebruik te maken van duurzame energie wordt de CO2-uitstoot verminderd en er wordt minder gebruik gemaakt van fossiele brandstoffen die op een gegeven moment uitgeput dreigen te raken. De kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen, waar het voorliggend bestemmingsplan voor bedoeld is, zijn toekomstbestendig.

  • Artikel 2.1.8 'Kwaliteitsimpuls zonnevelden'

In Artikel 2.1.8 staat dat uit het oogpunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik willen wij zonnepanelen en andere vormen van opwekking van zonne-energie zoveel mogelijk combineren met andere functies, bij voorkeur met bebouwing. Daarom is de eerste trede van onze zonneladder dat zonnepanelen in principe geplaatst worden op gronden die bebouwd zijn (dus op daken) of bebouwd kunnen worden (zoals braakliggende bedrijventerreinen). Artikel 2.1.8 'Kwaliteitsimpuls zonnevelden' gaat eigenlijk niet over kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen, maar wel kan gesteld worden dat aan de principes van dit artikel wordt voldaan. Met dit bestemmingsplan blijft het zo dat eerst moet worden gekeken of zonnepanelen op daken kunnen worden geplaatst van de woningen of binnen het bouwvlak. Pas als aangetoond wordt dat dit echt niet mogelijk is, mogen zonnepanelen rondom de woningen worden geplaatst, mits aan de nodige waarborgen wordt voldaan. Op deze manier wordt de opwekking van zonne-energie zoveel mogelijk gecombineerd met de functie wonen.

1b. OF, gebiedsspecifieke beleidskeuzes

  • Boringsvrije zone Salland Diep:

Voor specifieke gebieden in Overijssel geldt dat niet alle initiatieven mogelijk zijn. Dit heeft te maken met zwaardere publieke belangen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het veilig stellen van drinkwater, bescherming tegen overstromingen en wateroverlast, het behoudt van plant- en diersoorten (biodiversiteit), de bescherming van zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en het berken van risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het is niet toegestaan bodemingrepen te doen ten behoeve van het plaatsen van zonnepanelen die onevenredige negatieve gevolgen hebben voor de zoetwatervoorraad. De eventuele bodem ingrepen mogen niet in strijd zijn met de Omgevingsverordening Overijssel (2017).

  • Overstroombaargebied – Watergebiedsbescherming (gedeelte buitengebied)

Een gedeelte van het plangebied valt onder het overstroombaar gebied. In zijn algemeenheid hebben kleinschalige initiatieven voor particuliere zonnepanelen geen invloed op het overstromingsgevaar. Alle enkel- en dubbelbestemmingen van de onderliggende bestemmingsplannen blijven ongewijzigd. In de onderliggende bestemmingsplannen binnen het plangebied zijn een aantal dubbelbestemmingen opgenomen die o.a. het doel hebben de bescherming tegen overstromingsgevaar te borgen. Het is uiteraard niet toegestaan ingrepen te doen in de ondergrond die leiden tot een onevenredig verhoogd risico op overstromingen en de eventuele ingrepen mogen niet in strijd zijn met de Omgevingsverordening Overijssel (2017). De bescherming tegen overstromingen is voldoende gewaarborgd met het voorliggende paraplubestemmingsplan.

2. Waar – Ontwikkelingsperspectieven

De beleidsambities van de provincie zijn verwoord in de ontwikkelingsperspectieven. Het plangebied betreft het gehele buitengebied van de gemeente Deventer. Een gedeelte van het buitengebied valt in het ontwikkelperspectief 'Natuurnetwerk Nederland (NNN)' (zie figuur 3). Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De realisatie van natuurdoelen gaat zo veel mogelijk samen met het versterken van de landbouw, de regionale economie en de wateropgaven. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuur- en landbouwgebieden met hoge natuurwaarden. Het natuurnetwerk van Overijssel maakt hier deel vanuit. Binnen dit natuurnetwerk liggen natuurgebieden die vanwege de hoge natuurwaarden (inter)nationale bescherming genieten, waaronder de Nationale Parken en een groot deel van de Natura 2000-gebieden. Naast de bestaande natuurgebieden bestaat het NNN in Overijssel deels uit gebieden die nog omgevormd moeten worden tot natuur.

Figuur 3: Ligging Natuurnetwerk Nederland in en om het plangebied (bron: Omgevingsverordening Overijsel 2017).

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P392-VG01_0003.png"

3. Hoe - Gebiedskenmerken

In het provinciale beleid zijn voor alle gebieden gebiedskenmerken aangegeven. Het beleid voor deze gebiedskenmerken is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de provinciale verordening. Hierin is bepaald dat inzichtelijk moet worden gemaakt dat voldaan wordt aan dit beleid. Wanneer in het beleid normerende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze normerende uitspraken. Wanneer in het beleid richtinggevende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze richtinggevende uitspraken.

De gebiedskenmerken zijn opgenomen in verschillende lagen; de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de laag van de beleving. Op basis van deze kenmerken is er ingezoomd op het plangebied en gekeken welke specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven (normerend en richtinggevend) voor dit bestemmingsplan van toepassing zijn.

Natuurlijke laag

De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische en biotische processen inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Van oudsher bestaat er een sterke samenhang tussen het natuur- en watersysteem. Vervolgens heeft de natuurlijke laag plek en betekenis gekregen in het menselijke occupatieproces. Lange tijd is de natuurlijke laag sturend geweest voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. Mensen vestigden zich op de droge plekken en wegen werden aangelegd bij goed doorwaadbare plekken in de beek. Pas de laatste eeuw is deze samenhang door technische mogelijkheden verminderd en zijn de kwaliteiten van de natuurlijke laag aangetast. Het beter afstemmen van de ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan voorkomen en ervoor zorgen dat natuurlijke kwaliteiten weer medebepalend worden.

Echt natuurlijk landschap is geheel verdwenen. De natuurlijke laag is grotendeels ontgonnen en als landbouwgrond in cultuur gebracht. De steeds diepere drooglegging en snelle afwatering en de bemesting hebben de natuurlijke kwaliteiten onder druk gezet. Bovendien heeft de verstedelijking het areaal natuurlijk landschap verder teruggedrongen. Al met al is de omvang, diversiteit en kwaliteit van natuurlijke milieus sterk achteruitgegaan. De natuurlijke laag heeft een andere plek en betekenis gekregen in het occupatieproces. Anno 2016 is een relatief natuurlijk landschap nog aanwezig op ruim één tiende van het oppervlak van Overijssel in de gedaante van natuurgebieden. Met de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en wateropgaven wordt dit proces van krimp van het areaal nu gekeerd.

Het plangebied ligt op een dekzandvlakte. De dekzandvlaktes beslaan een groot gedeelte van het oppervlak van de provincie. In de occupatiegeschiedenis zijn de dekzandvlaktes voor het overgrote deel in cultuur gebracht als essenlandschap, oude hoevenlandschap en heideontginningslandschap. Kenmerkend reliëf is op veel plaatsen vervlakt, bijvoorbeeld door egalisatie ten behoeve van de landbouw.

Toetsing:

Een omgevingsvergunning voor kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen kan alleen worden verleend indien de bestaande natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast. Hiermee zijn de kwaliteiten van de natuurlijke laag voldoende beschermd.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

(Het ''landbouw-landschap'' is beeldbepalend in Overijssel. Het aanzien van bijna driekwart van het oppervlak van de provincie wordt bepaald door het agrarische cultuurlandschap. Het vormt voor veel inwoners hun woonomgeving of werkomgeving en voor nog meer mensen de omgeving waarin ze hun vrije tijd fietsend, wandelend en varend doorbrengen. Het herkennen, koesteren en verder uitbouwen van de dragende structuren vanhet agrarische cultuurlandschap is de leidraad van de provincie Overijssel.

De verschillende onderdelen van het agrarisch cultuurlandschap worden tot grotere ensembles verenigd en bijeengehouden door een aantal karakteristieke structuren: de wegenstructuur, de structuur van waterlopen, de bebouwingslinten en de nederzettingsvormen, het web van verspreide hoeven met onderlinge verbindingslijnen en de landschappelijke met landschapselementen. Door het voortborduren op die dragende structuren worden samenhang en karakter versterkt. Een aantal ontwikkelingen, zoals grote stallen voor de melkveehouderij en de intensieve veehouderij die ongeacht het landschapstype eenzelfde uitstraling hebben, kunnen een sterk nivellerende werking hebben. Door nieuwe initiatieven zorgvuldig en royaal in te passen en aan te sluiten op de dragende structuren kan dit worden vermeden en kunnen nieuwe kwaliteiten ontstaan.

Toetsing:

Dit bestemmingsplan is van de nodige waarborgen voorzien en daarmee is voldoende geborgd dat het agrarisch cultuurlandschap niet onevenredig wordt aangetast. De zonnepanelen moeten landschappelijk worden ingepast. Tevens mogen de bestaande natuurwaarden, cultuurhistorische waarde en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

Stedelijke Laag

In de stedelijke laag is de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk ordenend principe. Efficiëntie en nabijheid zijn belangrijke vestigingsoverwegingen. Daarbij wordt kwaliteit, eigenheid en onderscheidend vermogen van de regio steeds belangrijker. Binnen de stedelijke laag sprake is van Verspreide bebouwing en Informele trage netwerk.

Agrarische erven hebben van oudsher een hele sterke binding met het landschap. Vanuit het erf werden de omliggende gronden in cultuur gebracht en vervolgens eeuwenlang bewerkt. Bijzonder is dat elk landschap zijn eigen erftype heeft. De opbouw, erfbebouwing, erfbeplantingen en relaties met de omliggende gronden zijn specifiek voor het betreffende landschapstype, alsof in het erf de genen van het landschap besloten liggen. Bij de transformatie van erven in het landelijk gebied vervalt vaak de vanzelfsprekende samenhang tussen erf en landschap.

Toetsing:

De kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen moeten landschappelijk worden ingepast en daarmee worden de aanwezige kwaliteiten van de stedelijke laag voldoende beschermd.

Laag van de beleving

De laag van de beleving is het domein van de belevenis, betekenis en identiteit. De laag van de beleving voegt eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken, en recreatieve routes, maar benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Het belevingsaspect en identiteit worden steeds belangrijker pijlers van ruimtelijke kwaliteitsbeleid.

Toetsing:

Het voorliggende bestemmingsplan is van de nodige waarborgen voorzien en daarmee zijn de kwaliteiten van het buitengebied op het gebied van de 'Laag van de beleving' voldoende beschermd. De zonnepanelen moeten bijvoorbeeld landschappelijk worden ingepast.

Conclusie Omgevingsverordening Overijssel 2017

Met het voorliggende bestemmingsplan kan, weliswaar op een kleine en lokale schaal, een bijdrage worden geleverd aan het halen van de provinciale doelstellingen op het gebied van de energietransitie en opwekking van hernieuwbare energie. Verder is het bestemmingsplan voorzien van de nodige waarborgen waarmee de aanwezige kwaliteiten die zijn benoemd in de Omgevingsverordening voldoende worden beschermd.

3.2.4 Handreiking zonnevelden 2019

De 'Handreiking zonnevelden' is een hulpmiddel voor initiatiefnemers, omwonenden van een zonneveld en voor gemeenten om hen te ondersteunen bij de ruimtelijke afweging voor zonnevelden, bij het ontwerp van een kwalitatief goed zonneveld en bij het gesprek over het realiseren van voldoende en passende kwaliteit. De Omgevingsverordening Overijssel 2017 is het vertrekpunt voor deze handleiding. Artikel 2.1.8 van de provinciale Omgevingsverordening verplicht de toepassing Kwaliteitsimpuls zonnevelden, waaronder de zonneladder.

In de handreiking staan vier principes van het provinciaal kwaliteitsbeleid en een zonneladder:

  • Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
  • Inpassen in of bijdragen aan het landschap
  • Beperken en compenseren van de effecten op landschap en ecologie
  • Evenwichtige verdeling van lusten en lasten door realisatie van maatschappelijke meerwaarde

Met de zonneladder geeft de provincie haar voorkeursvolgorde voor locaties voor zonne-energie installaties. Alle typen locaties en opstellingen zijn nodig om de energieopgave te realiseren, waarbij zoveel mogelijk stedelijk gebied (waaronder daken), erven en stads- en dorpsranden worden benut om het beslag op agrarische grond zo beperkt mogelijk te houden. Zonnevelden in het landelijk gebied zijn bij voorkeur onderdeel van gebiedsontwikkelingen of krijgen een multifunctionele invulling met andere opgaven in de groene ruimte.

De Overijsselse Zonneladder

De Overijsselse zonneladder en aanpak kent drie treden. Een multifunctionele invulling van een zonneveld in de groene ruimte is uitgangspunt (trede 1 'Stimuleren' en 2 'Combineren'). Pas als gemeente en initiatiefnemer hebben verkend en gemotiveerd dat trede 1 en 2 niet mogelijk zijn, dan komen monofunctionele zonnevelden (trede 3) aan de orde. Goede landbouwgrond wordt daarbij ontzien.

Trede 1. Stimuleren van:

  • Productie van zonne-energie op daken in bebouwd gebied: woningen, bedrijven, agrarische gebouwen, etc.
  • Gebruik van te bebouwen gebieden of bruikbare restruimte: ongebruikte gronden, bedrijventerreinen, boven parkeerterreinen en geluidswallen.
  • Kleine, goed ingepaste velden op agrarische erven (tot ca. 2 ha).
  • Kleine, goed ingepaste zonnevelden van lokale initiatieven in stads- en dorpsranden (tot ca. 2 ha).

Trede 2. Combineren met:

  • Gebiedsopgaven in stads- en dorpsranden en in de groene omgeving zoals klimaat- maatregelen (waterberging en tegengaan bodemdaling), extensivering van landbouw, herstel landschap en biodiversiteit, etc.
  • Gebiedsontwikkeling in de groene omgeving, waarbij zonnevelden aansluiten op andere gebiedsontwikkelingen of een energielandschap vormen. Door opgaven met elkaar te verbinden wordt het mogelijk lokale maatschappelijke en sociale doelen te incorporeren in de gebiedsontwikkeling. Dit op basis van de 80-20 referentie: 80% ruimte voor het panelenveld en 20% ruimte voor groen en/of water.

Trede 3. Limiteren van:

  • Monofunctionele zonnevelden op agrarische grond of op water, primair gericht op produceren van duurzame energie. Dit op basis van de 80-20 referentie: 80% ruimte voor het panelenveld en 20% ruimte voor groen en/of water. Omdat meervoudig ruimtegebruik ontbreekt, wordt dit gecompenseerd met investeringen in maatschappelijke opgaven buiten het project. Bij locatiekeuzes worden goede landbouwgronden ontzien.

Toetsing

Dit bestemmingsplan sluit aan bij de essentie van het beleid van de 'Handreiking zonnevelden', ook al is de handleiding bedoeld voor zonnevelden en niet voor kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen.

Dit bestemmingsplan is bijvoorbeeld voorzien in de nodige waarborgen om te zorgen voor zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. De zonnepanelen worden landschappelijk ingepast. De bestaande natuurwaarden, cultuurhistorische waarde en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Ook mag het woongenot op en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig wordt aangetast.

Dit bestemmingsplan is in lijn met de doelstellingen van de Overijsselse zonneladder. In eerste instantie is het de bedoeling zonnepanelen op daken van woningen of binnen het bouwvlak te plaatsen. Hier wordt alleen van afgeweken indien voldoende aangetoond is dat het aanbrengen van zonnepanelen op het dak en binnen het bouwvlak uit financieel, bouwkundig, landschappelijk of stedenbouwkundig oogpunt redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort. Als dit voldoende is aangetoond en ook aan de andere voorwaarden wordt voldaan mogen de zonnepanelen rondom de huizen worden gesitueerd en daarmee wordt goede landbouwgrond zoveel mogelijk ontzien.

Het voorliggende bestemmingsplan kan, op een kleine en gemeentelijke schaal, een bijdrage leveren aan het halen van de provinciale doelstelling voor de opwekking van hernieuwbare energie.

Conclusie Handreiking zonnevelden 2019

Dit bestemmingsplan sluit aan bij de essentie van het beleid van de 'Handreiking zonnevelden' en kan, weliswaar op kleine schaal, een bijdrage leveren aan de provinciale doelstelling voor de opwekking van hernieuwbare energie.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Deventer (2019)

Als opvolger van het structuurplan heeft de gemeente Deventer op 18 december 2019 de Omgevingsvisie vastgesteld.

De belangrijkste en urgentste opgaven die de gemeente in de visie benoemd zijn:

  • Het noaberschap de inclusiviteit meegeven die we willen: iedereen telt mee, iedereen doet mee;
  • Innovatiever zijn dan ooit tevoren; een slimme, schone economie in leren en werken;
  • Verduurzaming op met name de thema's energie en klimaat.

Naar aanleiding van de opgaven heeft de gemeente de volgende ambities geformuleerd:

  • meer zijn dan een historisch stadsfront aan de IJssel;
  • ook de overgang van ommeland naar stad is van belang, waarbij het platteland net zo vitaal moet worden als de bedrijvige binnenstad en de 'schil' daaromheen;
  • meer cultuurhistorische gelaagdheid aanbrengen door nieuwe functies en elementen toe te voegen bij het transformeren en hergebruiken met respect voor bestaande kwaliteiten;
  • meer Deventer stedelijkheid in het meer met elkaar verweven raken van wonen, werken en vrije tijd;
  • zichtbaarder economische vernieuwing en innovatie in de werkgebieden, zodat ze dragers worden van een duurzaam en innovatief werk- en opleidingsmilieu;
  • sterkere wisselwerking tussen platteland en stad voor een goede beschikbaarheid van rust, ruimte en voorzieningen;
  • een kwaliteitsimpuls voor duurzame mobiliteit op de Deventer schaal;
  • waardevast ondernemen binnen flexibiliteit (functiemenging) en duurzaamheid;
  • een vitale samenleving met een vestigingsklimaat dat meer inwoners en ondernemers aanspreekt, met de kwalitatief goede voorzieningen die daarbij horen. Onderdeel hiervan is een onderzoek naar woningbouw uitbreiding buiten de bebouwde kom;
  • handelen vanuit het perspectief van een ongedeelde samenleving met het aanbod dat daarbij hoort;
  • veiliger en gezonder leven;
  • een duurzame toekomst, met extra aandacht voor klimaatadaptatie, energietransitie en circulaire economie.

De gemeente zoekt met de Deventer samenleving naar ontwikkelkansen die bij de ambities horen.

In de Omgevingsvisie is per gebied een beschrijving opgenomen van de kwaliteiten en ambities. Het buitengebied van Deventer heeft op verschillende manieren betekenis: als productielandschap van de agrariër, drager van een groot palet aan cultuurhistorisch erfgoed, de leefomgeving van bijzondere planten en dieren, een onderscheidend woon- en/of werkmilieu, het verblijfsgebied van de toerist en het uitloopgebied voor de inwoners van de stad en dorpen. Door de eeuwen heen is het buitengebied voortdurend aangepast aan veranderende gebruik, zonder dat de karakteristieke verschillen tussen het rivieren, het oude hoevelandschap en de jonge ontginningslandschap verloren gingen. Ook de komende jaren is er ontwikkeling, zoals schaalvergroting, multifunctionele landbouw, onzekerheid ten aanzien van bedrijfsopvolging en landelijke druk door de energietransitie.

Met het voorliggende bestemmingsplan worden alle in het buitengebied van de gemeente Deventer geldende bestemmingsplannen voorzien van een afwijkingsbevoegdheid, die het mogelijk maakt om relatief snel en goedkoop, maar met de nodige waarborgen omkleed, kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen mogelijk te maken. De energietransitie is een belangrijke ambitie van de Omgevingsvisie en kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen kunnen een bijdrage leveren aan het behalen van deze ambitie.

Conclusie:

Dit bestemmingsplan levert een bijdrage aan het behalen van de genoemde ambitie m.b.t. de energie transitie in de Omgevingsvisie.

3.3.2 Uitgangspunten zonneparken Deventer (Maart 2019)

Gemeente Deventer heeft de ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn. Hiertoe moet er geïnvesteerd worden in duurzame energie. Om dit te bewerkstelligen heeft de gemeenteraad in 2019 de Uitgangspunten zonneparken Deventer vastgesteld. Het gaat dan om grootschalige zonnevelden in het buitengebied. In het beleidsdocument ''Uitgangspunten zonneparken Deventer'' staan voorwaarden voor de realisatie van zonneparken in de gemeente Deventer. Op basis van de uitgangspunten wordt bepaald welk proces er gevolgd wordt van initiatief tot mogelijke realisatie en met welke uitgangspunten initiatiefnemers rekening moeten houden voor de realisatie van zonneparken in de gemeente Deventer. Onder een zonnepark wordt verstaan een aaneengesloten gebied dat zodanig is ingericht dat zo efficiënt mogelijk zonnestroom wordt opgewekt, voor een substantiële bijdrage in de duurzame stroomvoorziening. Belangrijk kenmerk van het zonnepark is verder dit door een partij beheerd en geëxploiteerd wordt die in principe niet (alleen) de eindgebruiker van de energie is.

Toetsing:

Het beleidsdocument ''Uitgangspunten zonneparken Deventer'' is gericht op grootschalige zonnevelden en in het beleidsdocument wordt niet ingegaan op kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen. Het voorliggende bestemmingsplan is bedoeld om kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen makkelijker te maken.

Conclusie:

Dit bestemmingsplan is niet in strijd met het beleidsdocument 'Uitgangspunten zonneparken Deventer'. Zowel het beleidsdocument 'Uitgangspunten zonneparken Deventer' als het voorliggend bestemmingsplan leveren een bijdrage aan het behalen van de ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn.

3.3.3 Energieplan Deventer 2020

In het 'Energieplan Deventer' is vastgelegd hoe de gemeente tot 2030 invulling gaat geven aan de brede klimaat- en energieopgave. Het doel van de gemeente Deventer is om in 2030 energieneutraal te zijn. Het Energieplan Deventer is een koepelplan waarin de verschillende onderdelen van de brede energie- en duurzaamheidsopgave in samenhang is beschreven. Voor de twee hoofdopgaven, te weten de warmtetransitie en de opwek van duurzame elektriciteit, zijn doelstellingen voor de langere termijn vastgelegd.

In het beleidsdocument staat dat de gemeente het aanbrengen van op zonnepanelen op daken in het buitengebied wil stimuleren. Het voorliggende bestemmingsplan is gericht op situaties waar het aanbrengen van zonnepanelen op het dak of binnen het bouwvlak redelijkerwijz niet tot de mogelijkheden behoort. Met dit bestemmingsplan worden alle in het buitengebied van de gemeente Deventer geldende bestemmingsplannen voorzien van een afwijkingsbevoegdheid, die het mogelijk maakt om relatief snel en goedkoop, maar met de nodige waarborgen omkleed, kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen mogelijk te maken. Dit sluit aan bij de doelstellingen van het 'Energieplan Deventer'.

Conclusie:

Met dit bestemmingsplan wordt een kleine bijdrage geleverd aan de ambitie van de gemeente Deventer om in 2030 energieneutraal te zijn en hiermee sluit het bestemmingsplan aan bij de belangrijkste ambitie van het Energieplan 2020.

3.3.4 Participatie en zonnepanelen

Een vereiste uit het beleidsdocument 'Uitgangspunten zonneparken Deventer' is participatie. Dit vereiste geldt ook voor de kleine, particuliere zonne-initiatieven. Aangezien het hier gaat om particuliere zonnepanelen uitsluitend ten dienste van de woning, is projectparticipatie per definitie uitgesloten. Alleen procesparticipatie is vereist. Het gaat hier om een inspanningsverplichting en nadrukkelijk geen resultaatsverplichting. Het is niet nodig dat de omgeving het met het initiatief eens is; het is wel nodig dat de omgeving daarover is geraadpleegd en in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen te uiten. De initiatiefnemer moet motiveren waarom hij wensen uit de omgeving wel of niet meeneemt in zijn initiatief.

Hoewel geen objectief maximum wordt gesteld aan het aantal of de oppervlakte van de zonnepanelen in een particulier initiatief, wordt toch met bovenstaande voorwaarden in samenhang geborgd dat hiermee alleen particuliere zonne-initiatieven worden toegestaan die niet een zodanige ruimtelijke impact hebben, dat besluitvorming aan de gemeenteraad zou moeten worden voorbehouden. Daarbij worden de principes van het beleidsdocument 'Uitgangspunten zonneparken Deventer' als leidraad genomen bij kleine particuliere zonne-initiatieven.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Deventer. Dit archeologiebeleid is op 28 januari 2015 door de raad vastgesteld in de vorm van een beleidskaart en een onderbouwing. Het archeologiebeleid wordt zo nodig tussentijds geactualiseerd om de door het bevoegd gezag in een selectiebesluit vrijgegeven gebieden op de beleidskaart op te nemen.

Toetsing:

De archeologische dubbelbestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen worden gehandhaafd. In de onderliggende bestemmingsplannen zijn meestal zes verschillende dubbelbestemmingen archeologie opgenomen en daarvoor gelden verschillende regimes en ondergrenzen. Soms worden voorwaarden of een meldingsplicht opgelegd bij de aanvraag om omgevingsvergunning bij bouwen en (grond)werkzaamheden. In andere gevallen moet een archeologisch onderzoek worden aangeleverd. Bij het aanbrengen van zonnepanelen moet aan de archeologische voorwaarden van de onderliggende bestemmingsplannen worden voldaan en daarmee zijn de archeologische waarden voldoende beschermd.

Conclusie:

De archeologische dubbelbestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen worden gehandhaafd en hiermee zijn de archeologische waarden voldoende beschermd.

4.2 Bodem

De aanleg van kleinschalige particuliere initiatief voor zonnepanelen voorziet niet in oprichten van een gebouw voor verblijf van personen. Een verkennend bodemonderzoek is niet nodig. De aanleg van een kleinschalig particulier het zonnepark vergt beperkt grondverzet ten behoeve van het plaatsen van de funderingspalen voor de frames waarop de panelen worden bevestigd. De zonnepanelen en de omvormers vormen geen bodemrisico.


Conclusie:

Een bodemonderzoek is niet noodzakelijk en bodem vormt geen belemmering voor de oprichting van een kleinschalig particulier initiatief voor zonnepanelen.

4.3 Cultuurhistorie

De ligging ten opzichte van de IJssel is voor een deel bepalend voor de cultuurhistorie in de gemeente Deventer. Daarnaast vormen de landgoederen (zoals Oud Rande, Nieuw Rande, Frieswijk, Overvelde en De Hoek) een belangrijk onderdeel van de cultuurhistorie van het landschap. In het zandgebied bevinden zich daarnaast veel verspreide cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van hoeven, enken, lanen, houtwallen, zandpaden etc.

Dragers van de cultuurhistorie in de gemeente Deventer zijn daarnaast de oude buurtschappen die op de dekzandruggen zijn ontstaan. Ook de verschillende landgoederen vormen cultuurhistorische dragers. De buurtschappen en landgoederen hebben door sociaaleconomische ontwikkelingen (onder andere globalisering, netwerk-samenleving) enigszins aan sociale samenhang ingeboet, maar zijn nog steeds van grote betekenis als basis van het landschap van de gemeente Deventer.


In het oude agrarische cultuurlandschap komen nog relatief gave delen voor, zoals kampontginningen en essenlandschappen zoals de Linder Enk, historische boerderijen onder meer bij Oxe, Okkenbroek en Averlo, structuren en beplantingen. Het oude cultuurlandschap is door ruilverkaveling en schaalvergroting deels verdwenen. Ook de uitbreiding van de kernen en de aanleg van wegen heeft invloed gehad op het landschap. In het buitengebied van de gemeente Deventer is op diverse plaatsen nog karakteristieke bebouwing aanwezig zoals boerderijcomplexen. Boerderijen zijn karakteristiek voor de gemeente en daarmee vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol. De streekeigen bebouwing bepaalt in belangrijke mate het beeld van het buitengebie


In het buitengebied van Deventer staat een aantal gebouwen met de monumentenstatus. Deze monumenten hebben een cultuurhistorische waarde voor het buitengebied. Daarnaast zijn er ook een aantal monumentale bomen die karakteristiek zijn voor het buitengebied.


Toetsing

In gevallen waarbij zonnepanelen bij of op een monument worden aangebracht zal er een omgevingsvergunning voor het aanpassen van een monument nodig zijn. De gevolgen van de zonnepanelen voor het monument worden in die procedure beoordeeld. In de afwijkingsmogelijkheid is de voorwaarde opgenomen dat de cultuurhistorische waarde en landschapswaarden niet onevenredig mogen worden aangetast en daarmee zijn de cultuurhistorische waarden voldoende beschermd.

Conclusie

De cultuurhistorische waarden worden met dit bestemmingsplan voldoende beschermd.

4.4 Ecologie

Wet Natuurbescherming


Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.


Natura-2000 gebieden


De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten negatieve significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.


De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten dezegebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.


Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Toetsing

Zonnepanelen hebben in de gebruiksfase geen stikstofuitstoot en geven geen overlast op Natura 2000-gebieden. In de aanlegfase zal er een Wnb-vergunning nodig zijn als er bij de aanleg stikstof wordt uitgestoten en dit effect heeft op Natura 2000. In de voorwaarden van de afwijkingsbevoegdheid is de voorwaarde opgenomen dat aanwezige natuurwaarden niet onevenredig mogen worden aangetast. Op deze manier worden de aanwezige natuurwaarden voldoende beschermd.

Conclusie

Er zijn zijn belemmeringen op het gebied van ecologie voor dit bestemmingsplan.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.

Toetsing:

Het aantal personen in het plangebied neemt niet toe als gevolg van de aanleg van zonnepanelen bij een woning. Verder vormen de zonnepanelen met de bijbehorende installaties gezien de aard geen belemmering op het gebied van de externe veiligheid.

Conclusie:
Gezien de aard en omvang van de installaties vormt externe veiligheid geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.6 Geluid

De verplichting tot de eventuele uitvoering van een akoestisch onderzoek is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een projectafwijkingsbesluit indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het eventuele akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

Toetsing

De zonnepanelen en de randapparatuur hebben zelf geen tot een zeer beperkte geluidsemissie. De beoogde functie is zelf geen gevoelige bestemming voor geluid. Het woon- en leefklimaat voor het aspect geluid hoeft niet te worden beoordeeld.

Conclusie

Geluid vormt geen belemmering voor het realiseren van kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen.

4.7 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het Besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.


De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Toetsing

Tijdens de exploitatiefase zijn er geen luchtemissies. Het is voldoende aannemelijk dat aan de luchtkwaliteitseisen van titel 5.2 van de Wm wordt voldaan. De beoogde functie is geen gevoelige bestemming voor luchtkwaliteit. Het woon- en leefklimaat voor het aspect luchtkwaliteit hoeft niet te worden beoordeeld.

Conclusie luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor realisatie van het plan. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen van titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.8 Milieuzonering

Voor de toets van de mogelijke externe (milieu)effecten van een initiatief wordt gebruik gemaakt van de brochure Bedrijven en milieuzonering van de VNG, uitgave 2009. In bijlage 1 van de VNG brochure wordt een richtafstandenlijst gegeven voor milieubelastende activiteiten met verschillende bedrijfsactiviteiten, installaties en opslag van stoffen ingedeeld in een milieucategorie. Daarbij worden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar richtafstanden gegeven tot woningen of andere gevoelige bestemmingen.

Toetsing

Gezien de randvoorwaarden die gesteld zijn aan de omvang van de installatie zijn deze vergelijkbaar met particuliere zonnepanelen op daken van woningen. Het betreft daarmee geen bedrijfsmatige omvang zoals bedoeld in de VNG richt bedrijven en milieuzonering uit 2009.

Voor een goede inpassing stelt het ontwerp bestemmingsplan gebruiksregels die een goede inpassing en afstemming tussen de initiatiefnemer en de omgeving waarborgen en bevorderen.

Conclusie:

Bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor realisatie van het plan.

4.9 Water

Het plangebied betreft het buitengebied van de gemeente Deventer en daar is, zoals vanzelfsprekend net als in de meeste buitengebieden, aanzienlijk minder verhard en bebouwd oppervlak aanwezig dan in het stedelijk gebied. Er zullen zich daar minder snel problemen voordoen op het gebied van de waterhuishouding. De afwijkingsbevoegdheid van dit bestemmingsplan maakt alleen kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen rondom huizen mogelijk. Voor initiatieven op gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' is mogelijk een vergunning nodig van het betreffende waterschap. In het huidige planologische regime is het op de meeste plekken al toegestaan om de grond rondom huizen te verharden en dit bestemmingsplan brengt daarin geen wijziging. De voorkeur van de gemeenten en de betrokken waterschappen is wel om de ondergrond niet te verharden, omdat dat beter is voor de waterhuishouding. In sommige gevallen zal er een aanlegvergunning nodig zijn voor het verharden van oppervlak. Het hemelwater dat op de zonnepanelen en de bijbehorende constructie valt, zal naastde zonnepanelen op de onverharde grond terecht komen en daar infiltreren of via het maaiveld afstromen. Dit leidt in principe niet tot problemen op het gebied van de waterhuishouding, omdat het water niet versneld wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Conclusie:
Er zijn geen belemmeringen op het gebied van de waterhuishouding in dit bestemmingsplan.

4.10 Parkeren en bereikbaarheid

In zijn algemeenheid hebben kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen geen invloed op het gebied van parkeren en bereikbaarheid. In uitzonderlijke gevallen waarbij ervoor wordt gekozen om één of meerdere parkeerplaatsen van de bijbehorende woning op te offeren ten behoeve van zonnepanelen moet worden onderbouwd dat er geen parkeeroverlast wordt veroorzaakt. Het plangebied betreft het buitengebied van de gemeente Deventer en daar is er minder snel sprake van parkeeroverlast.

Conclusie
Er zijn geen belemmeringen op het gebied van parkeren en bereikbaarheid.

Hoofdstuk 5 Planopzet

5.1 Planopzet

Een bestemmingsplan bestaat uit regels en een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan' Parapluherziening particuliere zonnepanelen Buitengebied' zit anders in elkaar dan de meeste bestemmingsplannen en heeft een aanvullende werking op alle andere vigerende bestemmingsplannen in het plangebied. Dit paraplubestemmingsplan voorziet alle bestemmingsplannen in het buitengebied (zie bijlage Lijst bestemmingsplannen) van een afwijkingsbevoegdheid voor kleinschalige particulieren initiatieven voor zonnepanelen. Dit bestemmingsplan bevat algemene regels, maar geen bestemmingen. De bestemmingen van de onderliggende bestemmingsplannen blijven gelden en worden niet gewijzigd.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 1 bevat de Inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassingvan de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.


Hoofdstuk 2 Algemene regels bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder de anti-dubbeltelbepaling.


Ten slotte bevat hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

5.2 Artikelgewijze toelichting

5.2.1 Artikel 1 Begrippen

In Hoofdstuk 1 Inleidende regels worden 3 begrippen opgenomen om deze parapluherziening te kunnen laten gelden.

In Artikel 1 Begrippen worden toegevoegd:

"plan:". Deze bepaalt de formele naam en het identificatienummer van deze parapluherziening.

"bestemmingsplan" en

"ruimtelijke plannen".

5.2.2 Artikel 2 Anti - dubbeltelregel

Deze regel is in bestemmingsplannen wettelijk verplicht en regelt dat niet ten onrechte bouwrechten kunnen worden verworven door gronden opnieuw mee te rekenen.

5.2.3 Artikel 3 Relatie met onderliggende plannen

In Artikel 3 wordt geregeld dat aan alle geldende bestemmingsplannen (inclusief wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen) de bevoegdheid voor het bevoegd gezag wordt toegevoegd om af te wijken van bestemmingsregels.

  • a. De in dit bestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van de regels van de ruimtelijke plannen in het plangebied (zie bijlage 1 Lijst bestemmingsplannen) van de gemeente Deventer die op het moment van inwerkingtreding van deze herziening zijn vastgesteld, voor wat betreft het onderwerp 'zonnepanelen', en laten de overige regels van die onderliggende ruimtelijke plannen ongewijzigd.

5.2.4 Artikel 4 Algemene gebruiksregels

4.1 Bevoegdheid:

Er kan afgeweken worden van alle zogenaamde enkelbestemmingen. Dit is niet beperkt tot de woonbestemming; er kan bijvoorbeeld ook van agrarische bestemmingen worden afgeweken, of van een groenbestemming. Ook kan er worden afgeweken van dubbelbestemmingen, mits het belang dat door de dubbelbestemming wordt beschermd, niet onevenredig wordt geschaad. Indien nodig moet van de beheerder van de leiding, watergang, waterkering e.d. advies worden gevraagd.

4.2 Voorwaarden: Aan het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid voor kleinschalige particuliere zonne-initiatieven worden de voorwaarden gesteld. Deze woren hieronder toegelicht.

1. De zonnepanelen zijn gesitueerd op de grond bij een woning of (agrarische) bedrijfswoning, met uitzondering van recreatiewoningen.

Toelichting:

Uitgangspunt is dat het gaat om particuliere zonnepanelen bij een reguliere woning. Bij een (agrarische) bedrijfswoning is ook mogelijk, maar het aantal zonnepanelen moet dan afgestemd zijn op de woning en niet op het bijbehorende bedrijf (zie ook voorwaarde 3). Of er sprake is van “bij een woning” moet per geval beoordeeld worden. Dit hangt af van de feitelijke omstandigheden. Hier kunnen aspecten als de omvang van de woning en de inrichting van de ruimte rondom de woning een rol spelen. In ieder geval is niet uitgesloten dat zonnepanelen op enige afstand van de woning gesitueerd worden, mits er een ruimtelijke samenhang bestaat tussen de woning en de locatie van de zonnepanelen.

2. Aangetoond moet worden dat het aanbrengen van zonnepanelen op het dak en binnen het bouwvlak uit financieel, bouwkundig, landschappelijk of stedenbouwkundig oogpunt redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort.

Toelichting:

De provincie Overijssel hanteert een zonneladder om te voorkomen dat onnodig grond in de groene omgeving wordt aangewend voor het plaatsen van zonnepanelen. In eerste instantie moeten zonnepanelen op het dak worden aangebracht. De hier gestelde voorwaarde vraagt de initiatiefnemer aan te tonen dat het aanbrengen van zonnepanelen op het dak niet mogelijk is. Het kan zijn dat het dakvlak te klein is, of niet geschikt is, voor het plaatsen van voldoende zonnepanelen om in de eigen energiebehoefte te voorzien. Deze voorwaarde kan wel met zich meebrengen dat van initiatiefnemer gevraagd wordt om (ook) een deel van het dak voor zonnepanelen aan te wenden.

3. De aard en de schaal van de zonnepanelen staan aantoonbaar in relatie tot de energiebehoefte van de bewoners van de woning waarbij zij horen;

Toelichting:

De aard en de schaal van de zonnepanelen staan aantoonbaar in relatie tot de energiebehoefte van de bewoners van de woning waarbij zij horen. Dit betekent dat op voorhand niet meer zonnepanelen worden toegestaan dan nodig is om de woning en bijbehorende voorzieningen van energie te voorzien. De zonnepanelen mogen bijvoorbeeld ook bedoeld zijn om de elektrische auto van de bewoners van energie te voorzien. De initiatiefnemer zal dit met een energieberekening moeten onderbouwen.

De voorwaarde sluit overigens niet uit dat in 'goede jaren', waarin meer energie wordt geproduceerd dan nodig is om aan de energiebehoefte van het huishouden te voldoen, het overschot terug wordt geleverd aan het net. Het is ook toegestaan om rekening te houden met een voorzienbare toename in de energiebehoefte van het huishouden. Het is echter niet de bedoeling om op voorhand van zo veel zonnepanelen uit te gaan, dat er structureel meer energie wordt opgeleverd dan nodig is.

4. De aard en de schaal van de zonnepanelen staan in relatie tot de omgeving.

Toelichting:

De gemeenteraad heeft in het kader van grote, bedrijfsmatige zonne-initiatieven besloten dat het primaat om dergelijke initiatieven toe te staan, bij de raad ligt. De gedachte daarbij is dat over projecten met zo’n grote landschappelijke impact door het democratisch gelegitimeerde bestuursorgaan moet worden besloten. Over kleinere initiatieven kan evenwel door het college besloten worden.

Het is echter moeilijk om in zijn algemeenheid te zeggen bij welke hoeveelheid of oppervlakte aan zonnepanelen de landschappelijke impact te groot wordt. De mate van impact hangt af van de omgeving.

5. De zonnepanelen worden landschappelijk ingepast. De landschappelijke inpassing is vastgelegd in een inrichtingsplan.

Toelichting:

Een basisvereiste voor nagenoeg elke ontwikkeling is dat nieuwe bouwwerken goed landschappelijk worden ingepast, waarbij kansen voor biodiversiteit en/of klimaatadaptatie waar mogelijk worden benut. Deze eis wordt daarom ook aan particuliere zonnepanelen op de grond gesteld. De landschappelijke inpassing moet worden vastgelegd in een inrichtingsplan, dat als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden.

6. De bestaande natuurwaarden, cultuurhistorische waarde en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

Toelichting:

Uit de ingediende documenten bij de vergunningsaanvraag moet blijken dat aanwezige natuurwaarden, cultuurhistorische waarden en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

7. Het woongenot op en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;

Toelichting:

De zonnepanelen mogen niet leiden tot onevenredige hinder vvoor omwonenden of voor omliggende bedrijven. Een voorbeeld is onevenredige hinder vanwege reflectie van zonlicht.

8. De initiatiefnemer heeft voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning aangetoond dat procesparticipatie van de omgeving heeft plaatsgevonden.

Toelichting;

Een vereiste uit de Uitgangspunten zonnepanelen is participatie. Dit vereiste geldt ook voor de kleine, particuliere zonne-initiatieven. Aangezien het hier gaat om particuliere zonnepanelen uitsluitend ten dienste van de woning, is projectparticipatie per definitie uitgesloten. Alleen procesparticipatie is vereist. Het gaat hier om een inspanningsverplichting en nadrukkelijk geen resultaatsverplichting. Het is niet nodig dat de omgeving het met het initiatief eens is; het is wel nodig dat de omgeving daarover is geraadpleegd en in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen te uiten. De initiatiefnemer moet motiveren waarom hij wensen uit de omgeving wel of niet meeneemt in zijn initiatief.

Hoewel geen objectief maximum wordt gesteld aan het aantal of de oppervlakte van de zonnepanelen in een particulier initiatief, wordt toch met bovenstaande voorwaarden in samenhang geborgd dat hiermee alleen particuliere zonne-initiatieven worden toegestaan die niet een zodanige ruimtelijke impact hebben, dat besluitvorming aan de gemeenteraad zou moeten worden voorbehouden. Daarbij worden de principes uit de Uitgangspunten zonnepanelen als leidraad genomen bij kleine particuliere zonne-initiatieven.

5.2.5 Artikel 5 Overgangsrecht

Het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat deze regels (letterlijk) in een bestemmingsplan moeten worden opgenomen om op juiste wijze om te kunnen gaan met een veranderend planologisch regiem. Gevestigde belangen blijven gelden, maar hiervoor geldt wel een uitsterfbeleid.

5.2.6 Artikel 6 Slotregel

In Artikel 6 wordt kenbaar gemaakt dat de regels in dit bestemmingsplan worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan 'Parapluherziening particuliere zonnepanelen Buitengebied'

5.3 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien nade vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

1. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die hetmoeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan

De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

3. Realistische en inzichtelijke regeling concept bestemmingsplan Oxersteeg 33, 35 en 37

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.

4. Actief handhavingsbeleid

Er moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid. Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 6.3 en 6.4 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriele regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is om kleinschalige particuliere zonne-initiatieven rondom huizen in het buitengebied mogelijk te maken. Verder ontstaat er geen nieuwe ontwikkelingsruimte voor de al reeds aanwezige functies. Hetgeen aan uitbreiding nog mogelijk is, is onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan en blijft binnen het gestelde in 6.2.1 Bro.

Conclusie:

Het Parapluherziening particuliere zonnepanelen Buitengebied voorziet in een afwijkingsmogelijkheid voor kleinschalige particuliere zonne-initiatieven in het buitengebied. Zonnepanelen zijn geen aangewezen bouwplannen is zoals bedoeld in Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening en daarom is het kostenverhaal niet verplicht. De uitvoering van deze initiatieven is niet afhankelijk van financiële bijdragen van de gemeente Deventer. Voor de gemeente zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan zal conform artikel 3.8 lid 1 Wro gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. Een ieder wordt hiermee in de gelegenheid gesteld om te reageren op het ontwerpbestemmingsplan.

6.4 Resultaten vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Naast het wettelijk verplichte vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan ook naar overige instanties gestuurd die een belang kunnen hebben in of bij het nieuwe bestemmingsplan.

  • Rijk:

Er is geen vooroverleg met het Rijk gevoerd, omdat er voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn.

  • Provincie:

De provincie Overijssel is in het kader van het vooroverleg benaderd om een reactie te geven op het voorontwerp bestemmingsplan. De provincie Overijssel heeft aangegeven dat de voorwaarden en criteria die in dit bestemmingsplan worden gesteld aan kleinschalige particuliere initiatieven voor zonnepanelen voldoen aan het provinciale beleid en de Handreiking zonnevelden.

  • Waterschappen:

De waterschappen Drents Overijsselse Delta, Waterschap Rijn en IJssel en Waterschap Vallei en Veluwe zijn in het kader van het vooroverleg benaderd om een reactie te geven op het voorontwerp bestemmingsplan. De waterschappen hebben aangegeven dat er geen sprake is van een waterbelang.