direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Begraafplaats Ceintuurbaan 18a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P350-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Om tegemoet te komen aan veranderende behoeften, wil het bestuur van de RK Parochie Heilige Lebuïnus de bestaande urnentuin op de begraafplaats aan de Ceintuurbaan 18a uitbreiden. Hiervoor zijn aansluitend aan de bestaande begraafplaats (zuidoostzijde) gronden aangekocht die ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan zijn ingericht met struikgewas en bomen. Het voornemen is om een parkachtige inrichting met wandelpaden, gedenktegels en begroeiing te realiseren.

Het geldende bestemmingsplan staat het gebruik van deze gronden als begraafplaats of urnenbegraafplaats echter niet toe. Om medewerking te kunnen verlenen, is het nodig een ruimtelijke procedure te doorlopen. Met het oog op de rechtszekerheid is gekozen voor het opstellen van een partiële bestemmingsplanherziening.

Het doel van deze bestemmingsplanherziening is om de bestemming van de gronden te wijzigen en zo een passend beheerkader mee te geven voor de toekomst.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is kadastraal bekend als B18409. De grond is in eigendom van de RK Parochie Heilige Lebuïnus en heeft een oppervlakte van ca. 335 m2. Het perceel ligt in de vroeg- naoorlogse woonwijk Tuindorp aan de Ceintuurbaan, nabij de kruising met de Hoge Hondstraat. Rond het perceel van de huidige begraafplaats liggen tennisvelden, een speeltuin, openbaar groen en een perceeltje dat in gebruik is als gemeentewerf.

In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied aangegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P350-VG01_0001.jpg" Afbeelding 1. Globale ligging perceel

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het perceel geldt het bestemmingsplan "Digitalisering analoge bestemmingsplannen", dat is vastgesteld op 1 juni 2016. De vigerende bestemming is "Groen" (artikel 15), voorts geldt de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 3" (artikel 39). De vigerende bestemming staat het beoogde gebruik niet toe.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na deze inleiding volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. Hierin wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde ruimtelijke rijksbeleid, provinciale beleid en gemeentelijke beleid. De randvoorwaarden die hieruit volgen, worden getoetst aan het plan. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 een korte toelichting gegeven op de juridische aspecten en de planverantwoording. In hoofdstuk 6 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het perceel is ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan ingericht met groen in de vorm van struikgewas en bomen. Het terrein is weliswaar openbaar toegankelijk, maar is niet dusdanig ingericht dat dit gebruikswaarde heeft. Aangrenzend aan het perceel liggen meer gronden met eenzelfde groene inrichting.

Aan de noordzijde ligt de begraafplaats die is afgeschermd met gaashekwerk en haagbeplanting. Langs de voorzijde van de begraafplaats en het plangebied ligt een smalle klinkerweg die leidt naar de toegang van de begraafplaats. De toegang wordt gemarkeerd door een monumentaal poortgebouw (Rijksmonument) in neogotische en deels neorenaissance bouwstijl met een smeedijzeren hekwerk. Dit poortgebouw is van cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig belang als functioneel en ruimtelijk onderdeel van de RK begraafplaats. Tevens is van belang: de kwaliteit van het ontwerp en de gebruikte typologie (bouw- en stijlkenmerken), de ligging van het gebouw aan de Ceintuurbaan en de gaafheid. Het toegangsweggetje is door bomen en struiken afgeschermd van de Ceintuurbaan. De toegang heeft daardoor een besloten en rustig karakter. De bestaande begraafplaats, inclusief de toegangsweg en het poortgebouw, blijven ongewijzigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P350-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2. Poortgebouw van de huidige begraafplaats. 

2.2 Nieuwe situatie

In de nieuwe situatie is voor het plangebied een inrichting beoogd als urnenbegraafplaats. Uitgangspunt is een parkachtige inrichting met wandelpaden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P350-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 3. Ligging plangebied

Langs de paden komen natuurstenen gedenktegels met daaronder ondiepe containers van ca. 40 cm voor de urnen. De paden krijgen een halfverharding van Graustabiel, een halfverharding die water doorlaat en oogt als een zandpad. De beoogde beplanting bestaat uit Rhodondendrons, Taxus en Hulst, enkele solitaire coniferen en lage bodembedekkers. De bestaande volwassen dennen blijven zo veel mogelijk behouden. Het terrein wordt omgeven met een erfafscheiding bestaande uit een hekwerk met gaas en klimbeplanting. Er is geen nieuwe bebouwing voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P350-VG01_0004.jpg"

Afbeelding 4. Inrichtingsvoorstel

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan ruimtelijk relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid


Bij het vaststellen van dit bestemmingsplan zijn geen rechtstreekse Europese, nationale of provinciale ruimtelijke belangen betrokken. Het gaat om het herbestemmen van een zeer klein perceel bij een begraafplaats. Het betreft bestaand stedelijk gebied.

De belangrijkste wet- en regelgeving is de Wet op de lijkbezorging en het Besluit op de lijkbezorging. Voor begraafplaatsen zijn er geen specifieke locatie-eisen, behalve dat een locatie in een rustige omgeving aan te raden is. Dit in verband met de mogelijke verstoring van de begrafenisplechtigheid door geluid.

Wet op de lijkbezorging/ Besluit op de lijkbezorging

De Wet op de lijkbezorging regelt de lijkbezorging in ruime zin, zoals de locatie en beheer van een bijzondere begraafplaats. De wet geeft aan dat een bijzondere begraafplaats kan worden aangelegd en in stand kan worden gehouden door een privaatrechtelijke rechtspersoon zoals in dit geval de RK Parochie Heilige Lebuïnus. De wet regelt voorts dat de gemeenteraad bevoegd gezag is in het aanwijzen van de locatie van de begraafplaats. Het Besluit op de lijkbezorging regelt onder meer de wijze van begraven en de inrichting van het graf.

Aangezien het plangebied nog niet voor begraafplaats was aangewezen, is ingevolge de Wet op de lijkbezorging artikel 40 samen met dit bestemmingsplan een raadsbesluit ter aanwijzing van de gronden voor begraafplaats voorbereid. Het College van burgemeester en wethouder verstrekt vervolgens toestemming voor het in gebruik nemen van deze bijzondere begraafplaats.

Wet op de lijkbezorging Artikel 40: Voor het aanleggen of uitbreiden van de bijzondere begraafplaats wordt slechts de grond gebruikt, die daartoe door de gemeenteraad is aangewezen. Artikel 41 Voor het in gebruik nemen van de bijzondere begraafplaats of van een deel daarvan is de toestemming van burgemeester en wethouders nodig. Deze toestemming wordt slechts geweigerd, indien niet aan de wettelijke voorschriften is voldaan.

In artikel 66a en 66b zijn regels opgenomen over de vergunningplicht voor het regelmatig verstrooien van as. Deze regels zijn hier niet aan de orde, aangezien het uitsluitend gaat om gesloten urnencontainers.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid


Bij het vaststellen van dit bestemmingsplan zijn geen rechtstreekse Europese, nationale of provinciale ruimtelijke belangen betrokken. Het gaat om het herbestemmen van een zeer klein perceel bij een bestaande begraafplaats in stedelijk gebied.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Stadsaszone (2013)

De Structuurvisie Stadsaszone is op 29 oktober 2013 vastgesteld. De visie karakteriseert Deventer als 'boeiende beleefstad', 'open informatiestad' en 'duurzame maakstad' en wil uitnodigen om Deventer economisch draagkrachtig te ontwikkelen met behoud van de karakteristiek.

Het plangebied e.o. is aangeduid als 'stadsparken', waar het beleid is om slechts kleinschalige ontwikkelingen in het kader van cultuur en ontspanning te faciliteren. De rol van de gemeente is daarbij om procesregie te houden en voor snelle procedures te zorgen.

Conclusie

Het initiatief voor uitbreiding van de begraafplaats betreft geen ontwikkeling in het kader van cultuur en ontspanning, maar betreft een uitbreiding van een maatschappelijke functie. Er is dringend behoefte aan ruimte voor deze functie, die qua karakter goed past in deze parkachtige omgeving. De gemeente draagt zorg voor de totstandkoming en vaststelling van het bestemmingsplan, waarna de betreffende gronden kunnen worden gebruikt en ingericht volgens plan.

3.4.2 Structuurplan Deventer 2025 (2004)

In het structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht. Deventer wil ruimte bieden aan voldoende en kwalitatief goede woningen in de nieuwbouw en het bevorderen van de aantrekkelijkheid en gevarieerdheid van de bestaande wijken.

In Deventer Stad is stedelijke herstructurering, zowel voor wonen als werken (kantoren en overige bedrijvigheid), één van de belangrijkste opgaven, samen met de ontwikkeling van de verschillende inbreidingslocaties. Inbreiding en stedelijke herstructurering worden zoveel mogelijk gekoppeld aan het versterken van de stedelijke groen- en waterstructuur en het verbeteren van de openbare ruimte.

Daarnaast is het streven de stedelijke groenstructuur te versterken en te laten aansluiten op de structuur van het landelijk gebied. Om aansluiting te vinden en te houden met het omringende landschap wordt ingezet op het realiseren en versterken van zogenaamde 'groene vingers'. Als tegenhangers van de 'rode vingers', reiken de groene vingers vanuit het omringende landschap tot diep in de stad. Op deze wijze wordt het landschap als het ware de stad ingetrokken.

De kern van het Structuurplan 2025 wordt gevormd door de ontwikkelingsmodellen voor zowel de korte termijn, de middellange als de lange termijn en het integraal ontwikkelingsperspectief voor Deventer Stad.

Conclusie

Op grond van het Structuurplan Deventer 2025 ligt het plangebied niet in een groene vinger, maar in bestaand stedelijk gebied. De nu beoogde ontwikkeling behoudt een hoofdzakelijk groene inrichting.

3.4.3 Groenbeleidsplan 2007 - 2017

Het Groenbeleidsplan 2007 - 2017 geeft richtlijnen voor de inrichting en het beheer van openbaar groen, inclusief bomen en waterpartijen. De gemeente Deventer ligt op de grens van het rivierenlandschap van de IJssel en het Sallandse dekzandlandschap. Deze ligging zorgt voor een enorme biodiversiteit. Allerlei dieren en (zeldzame) planten vinden hun weg in en om de stad. Het Groenbeleidsplan zorgt ervoor dat deze kenmerken en haar biodiversiteit behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.

Om in de komende jaren verantwoorde keuzes te kunnen maken is in het groenbeleidsplan een visie op het groen (wat willen we bereiken) verwoord en zijn concrete ambities gedefinieerd.

De groenvisie is: "De gemeente Deventer streeft naar een gevarieerd aanbod van betekenisvol en aantrekkelijk groen. Ze doet dit door in te spelen op de verschillen in ligging, omvang, functie, historische betekenis en gebruikswensen. Dit leidt tot omgevingsbewust ontwerpen en vervolgens tot ontwerpbewust beheren".

De ambities uit het Groenbeleidsplan zijn:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor de toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • inspringen op nieuwe stedelijke ontwikkelingen;
  • een handleiding bieden voor de praktische invoering van de groenvisie in de praktijk.


Het plangebied is geen onderdeel van de groene hoofdstructuur. De groenstructuur zal door vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook niet ingrijpend wijzigen. Het groenbeleidsplan vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

Het plangebied heeft de typologie en ambitie "straat- en plantsoenbomen in woon- en werkgebied". Op het perceel van de bestaande begraafplaats is de typologie "markante bomen in stadsparken en op begraafplaatsen" opgenomen met de ambitie "handhaven en ontwikkelen".

Het inrichtingsplan is beoordeeld en stedenbouwkundig en landschappelijk gezien akkoord bevonden. Het betreft een ontwikkeling met een hoofdzakelijk groen karakter.

Conclusie

Dit bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van het groenbeleidsplan.

3.4.4 Bomenbeleidsplan (2007 – 2017)

Het speerpunt van het bomenbeleid is het inzetten op een duurzame bomenstructuur. Dit door het uitvoeren van kwaliteitsbeheer van de bestaande bomenstructuur en het inrichten van optimale groeiplaatsen voor nieuwe bomenstructuren. De juiste boom op de juiste plaats is hierbij van groot belang. Voor het in stand houden van de karakteristieke lanen wordt laanboomverjonging toegepast.

De ruimtelijke kwaliteiten van de bomenstructuur zijn in het groenbeleidsplan op hoofdlijnen aangegeven. In het bomenbeleidsplan is deze ruimtelijke ambitie concreet uitgewerkt en toegespitst op bomen in de hoofdstructuur, woon- en werkgebieden, op bijzondere plaatsen in de stad en in het buitengebied.

Het tweede belangrijke speerpunt van het bomenbeleid is het behouden, beschermen en zorgvuldig beheren van Monumentale bomen. Deze bomen zijn geïnventariseerd. Het gaat om zowel gemeentelijke als particuliere bomen. De bomen zijn vastgelegd op de lijst Bijzonder Beschermwaardige Bomen.

Met het vaststellen van de bomenverordening wordt ook de lijst Bijzonder Beschermwaardige Bomen en de subsidieregeling voor particulieren voor onderhoud aan Bijzonder Beschermwaardige Bomen vastgesteld.

Conclusie

De bescherming van de bomen verloopt via een separaat spoor. Alvorens de grond is overgedragen van de gemeente Deventer aan de RK Parochie Heilige Lebuïnus is een onderzoek gedaan op te behouden en te amoveren bomen en aan te planten groen. Er is geen sprake van bijzonder beschermenswaardige bomen in het plangebied.

3.4.5 Uitgifteregelement Snippergroen

In het uitgiftereglement snippergroen zijn de spelregels opgenomen die gelden voor het al dan niet kunnen uitgeven van gronden aan particulieren.

Per perceel worden aan de hand van de criteria en aandachtspunten beoordeeld of de gronden bestempeld kunnen worden als 'Snippergroen'. Vervolgens wordt de uitkomst hiervan verbeeld op een uitgiftekaart. Deze kaart geeft aan welke percelen openbaar gebied in aanmerking komen om te worden uitgegeven.

In dit geval gaat het echter om uitgifte van openbaar groen ten behoeve van een maatschappelijke functie. Het initiatief valt derhalve niet binnen het beleid van het Uitgiftereglement Snippergroen en is dus niet van toepassing.

Het aanwezige groen is robuust. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt doet het gebruik als urnenbegraafplaats met een overwegend groene inrichting hier geen afbreuk aan.

3.4.6 Overig beleid

Voor gemeentelijke begraafplaatsen hanteert de Gemeente Deventer de "Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats van de gemeente Deventer 1995" en het "Uitvoeringsbesluit Begraafplaatsen Deventer 1994". Deze zijn niet van toepassing op de begraafplaats van de RK Parochie Heilige Lebuïnus.

In het kader van de Wet op de Lijkbezorging wijst de Raad van de gemeente Deventer de betreffende gronden aan als begraafplaats, waarna het College toestemming voor het gebruik verleent.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de waardentoets beschreven. Hieronder vallen milieukwaliteitseisen, natuurwaarden en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de ontwikkeling.

4.2 Milieukwaliteitseisen

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • bodemkwaliteit;
  • geluid;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • ecologie.
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. In de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009) zijn richtafstanden opgenomen. De omgevingskenmerken spelen daarbij ook een rol. Als sprake is van een 'gemengd gebied' kunnen richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Het plangebied ligt echter in een omgeving dat is te typeren als woongebied.

Het plan maakt een nieuwe, potentieel hinderlijke functie mogelijk, namelijk urnenbegraafplaats. Voor begraafplaatsen en uitvaartcentra is volgens de VNG-publicatie de te hanteren afstand tot gevoelige functies minimaal 10 meter, waarbij het aspect geluid maatgevend is. Binnen een afstand van 10 meter tot het plangebied komen geen gevoelige bestemmingen voor. De meest nabij gelegen woningen liggen op ca. 50 meter afstand.

Een begraafplaats is wettelijk gezien geen gevoelige bestemming, aangezien er geen sprake is van (langdurig) verblijf van personen.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.2.2 Bodem

Op de locatie zijn, voor zover bekend, geen voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten en/of bodemonderzoeken uitgevoerd. Dit betekent dat er geen belemmering is voor de geplande functiewijziging.

4.2.3 Geluid

De voorgenomen planologische wijzigingen maken geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk. Door uitbreiding van de begraafplaats met het veld voor urnen is het theoretisch gezien denkbaar dat er sprake is van een toename verkeer.

In het plan zijn 97 plaatsen opgenomen. Uit plannen elders in Nederland blijkt een graf gemiddeld twee maal per jaar te worden bezocht. Per dag komt dit neer voor onderhavig plan neer op een toename verkeersgeneratie van ca. 0,5 mvt / etmaal. Op basis van deze zeer beperkte toename kan worden verondersteld dat een akoestisch onderzoek niet nodig is. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.2.4 Luchtkwaliteit

De voorgenomen planologische wijzigingen hebben nauwelijks invloed op het aantal verkeersbewegingen en zijn daarmee niet van nadelige invloed op de luchtkwaliteit. Het uitvoeren van luchtkwaliteitonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

4.2.5 Externe veiligheid

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt een minimaal veiligheidsniveau te garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Hiervoor zijn normen en richtwaarden opgenomen in de wetgeving in de vorm van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans van éénmaal in de miljoen jaar op een dergelijk ongeval is als norm in de regelgeving opgenomen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.

Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden. Het groepsrisico is echter geen harde norm, maar een oriënterende waarde.

In de directe nabijheid van het plan liggen geen bronnen die een persoonsgebonden risico met zich meebrengen (bron: www.risicokaart.nl). De spoorlijn ligt op meer dan 600 m afstand, de meest nabij gelegen buisleiding op ca. 1,3 km afstand. Voor het bepalen van het groepsrisico is de ligging van de spoorlijn relevant. In het plangebied wordt echter geen nieuw bouwvlak opgenomen, waardoor geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten kunnen worden opgericht. Het plan is daarmee niet van invloed op de hoogte van het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan. 

4.3 Natuurwaarden

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet.

Een ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als duidelijk is dat geen van de beschermde dieren wordt verontrust, dat de nesten, holen of andere verblijfsplaatsen niet worden vernield of beschadigd. Verstoring is in sommige gevallen wel toegestaan, mits er geen negatief effect is op populatieniveau. Beschermde planten mogen niet worden verwijderd van hun groeiplaats.

Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen is de conclusie dat de ingreep geen invloed heeft op de specifieke natuurwaarden. Het Natura 2000 - gebied Rijntakken (Uiterwaarden van de IJssel) ligt op circa 1.300 m afstand. Er zijn geen negatieve gevolgen te verwachten voor de instandhoudingsdoelstellingen en externe werking is uitgesloten. Aanvullend onderzoek is niet nodig.
Voordat het plangebied is overgedragen van de Gemeente Deventer aan de RK Parochie Heilige Lebuïnus, is het terrein geschikt opgeleverd. Voor de inrichting en het gebruik als urnenbegraafplaats worden in principe geen bomen gekapt. De aanwezige lage begroeiing heeft geen ecologische waarde. Er zijn geen beschermde soorten aanwezig (Nationale Data Flora en Fauna bank, d.d. 4 oktober 2017)


Conclusie
Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er van uit ecologisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.

4.4 Cultuurhistorie en monumenten

Op grond van de wet Modernisering Monumentenzorg (de MoMo), die per 1 januari 2012 van kracht is geworden, moet een goede ruimtelijke onderbouwing een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Gemeentelijke en/of Rijksmonumenten

Binnen het plangebied zijn geen gemeentelijke en/of rijksmonumenten aanwezig. Bij de bestaande begraafplaats, naast het plangebied, ligt een monumentaal poortgebouw (Rijksmonument). Het plan heeft hierop geen invloed.

Cultuurhistorische waarden

Het plangebied kent geen cultuurhistorische waarden. Dit aspect vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.5 Archeologie

De archeologische verwachting voor de gemeente Deventer is gebaseerd op de landschappelijke en bodemkundige kenmerken van bekende archeologische vindplaatsen. Een uitgebreide onderbouwing van de fysisch geografische bouwstenen van de archeologische verwachtingswaarden is te vinden in: Willemse, N.W., L.J. Keunen, L.M.P. van Meijel & T. Bouma, 2013. …Die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn… Fysisch- en historisch-geografische bouwstenen voor een archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer (RAAP Rapport 2571), Weesp. Vanaf de late middeleeuwen is het verband tussen landschappelijke mogelijkheden en locatiekeuze minder goed puur fysisch geografisch te verklaren, omdat de mens er steeds meer in slaagt de natuur naar zijn hand te zetten. Vanaf deze periode zijn historische bronnen zoals kaarten en geschriften beschikbaar, waardoor veel elementen goed kunnen worden gelokaliseerd. Op de archeologische verwachtingskaart zijn recente archeologische en historische onderzoeksgegevens gecombineerd met de fysisch geografische verwachting ter plekke. Ook bekende verstoringen zijn weergegeven op de archeologische verwachtingskaart.

De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Deventer. De gemeenteraad heeft de beleidsvrijheid om de beleidsgrenzen te bepalen. Voorwaarde is dat deze grenzen voldoende zijn onderbouwd. Het archeologiebeleid is op 28 januari 2015 door de raad vastgesteld in de vorm van een beleidskaart en een onderbouwing, zie hiervoor: Vermeulen, B., 2015. Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie. Van verwachting naar beleid (Interne Rapportages Archeologie Deventer 74), Deventer. Archeologisch onderzoek kan leiden tot aanpassing van de beleidswaarden van een gebied. De beleidskaart wordt zo nodig tussentijds geactualiseerd, op basis van de selectiebesluiten van het bevoegd gezag.

Het bestemmingsplan Begraafplaats Ceintuurbaan 18a regelt de bestemming van één perceel dat door de gemeente aan de RK Parochie Heilige Lebuïnus is verkocht en waarvan de bestemming van "Groen" wijzigt naar "Maatschappelijk - Begraafplaats".

In het oude bestemmingsplan is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" opgenomen. Werkzaamheden tot een oppervlakte van 200 m² mogen zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 200 m² en 500 m² en dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

In het plangebied is geen nieuwe bebouwing voorzien. Wel is de aanleg van klinkerverharding voorzien, maar daarvoor wordt de grond niet dieper dan 0,5 m geroerd. Ook voor de aanleg van de containers voor de urnen wordt de grond niet dieper dan ca. 0,4-0,5 m geroerd. De gezamenlijke oppervlakte hiervan blijft bovendien ruim onder de 200 m2. Voor de beoogde inrichting en het gebruik van de gronden is het dan ook niet nodig een archeologisch rapport of een melding aan te leveren.

De dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" blijft ter plaatse gelden. Bij eventuele toekomstige werken of werkzaamheden blijft dan onverminderd deze toets verplicht om de (potentiële) archeologische waarden te beschermen.

4.6 Water

De watertoets is een wettelijke verplichting voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene) ruimtelijke plannen en besluiten met als doel negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten.

Relevant beleid

Waterschap Drents Overijsselse Delta

Het Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft het waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheerplan. In het Waterbeheerplan zijn taken van het Waterschap wettelijk vastgelegd. Deze taken zijn onder andere: een goede bescherming tegen hoog water, een goed functionerend regionaal watersysteem en het zuiveren van afvalwater. In het Waterbeheerplan wordt voor de periode 2016-2021 beschreven hoe dit wordt gedaan. Het Waterbeheerplan geeft voornamelijk de koers aan voor de komende jaren. Doelen van het waterbeheersplan:

  • Overstromingen, wateroverlast of droogte te voorkomen of beperken. Inwoners kunnen hierdoor op een goede manier wonen en werken. Boeren en natuurbeheerders kunnen goed gebruik maken van de grond.
  • Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het water in de volle breedte. Een goede ecologische en chemische kwaliteit van het (oppervlakte)water is belangrijk. Het water is schoon en gezond en inwoners kunnen hiervan genieten. Ook de doelen voor waterkwaliteit die voortvloeien uit Europese wetgeving; de Kaderrichtlijn Water (KRW) maken onderdeel uit van het plan.
  • Afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties effectief en efficiënt behandelen. We proberen niet alleen schadelijke stoffen uit het water te halen. Ook willen we van deze stoffen nieuwe producten maken en nieuwe toepassingen zoeken

Watertoetsproces

Het plan is kenbaar gemaakt via de digitale watertoets. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is via e-mailbericht op de hoogte gebracht van het plan. De toename halfverharding is ongeveer 88 m2, waarbij het schone hemelwater grotendeels of geheel infiltreert en voor het overige rechtstreeks zal afstromen op de onverharde delen van het terrein. Voor het perceel geldt de normale procedure vanwege de ligging in een grondwaterwingebied. Uit de watertoets blijkt dat het Waterschap geen waterschapsbelang ziet in dit initiatief.

Overstromingsrisico

In de omgevingsverordening heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.

Het bestemmingsplangebied ligt (deels) binnen de dijkring 53: Salland. Dit is een wettelijk vastgelegd dijkringgebied, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het bestemmingsplan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen. Door klimaatveranderingen moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisico paragraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken

De dijkring betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (2011), kaarten (2014) en risicobeheersplannen (2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.

De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het dijkringgebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen.

In het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier zijn maatregelen bij Deventer uitgevoerd, die bij hoogwater een dalend effect hebben op de waterstand.

Het plangebied heeft een lage tot geen kans op overstroming. Gelet op de beoogde zeer extensieve functie en het feit dat in bestaand stedelijk gebied voldoende andere hoge locaties kunnen worden gevonden in geval van een calamiteit, is het risico ter plaatse nihil.

4.7 Leidingen en kabels

Er bevinden zich in en nabij het plangebied ondergrondse kabels en leidingen. Dit betreffen rioleringsbuizen, telecomkabels, gasleidingen en waterleidingen.

Deze kabels en leidingen zijn in beeld gebracht ten behoeve van de verkoop van de gronden. De kabels en leidingen nabij het plangebied leveren geen gevaar op voor personen en goederen in de directe omgeving. De kabels en leidingen liggen allen in de openbare ruimte. Het is niet nodig om hiervoor een dubbelbestemming op te nemen of een verplichting tot het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dubbelbestemmingen worden slechts opgenomen indien de bestemming een heel specifiek (ruimtelijk) belang beoogt te regelen. Een toegekende dubbelbestemming vertegenwoordigt een bijzonder belang dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken. Bij reguliere kabels en leidingen weegt het belang niet zo zwaar dat hiervoor andere ruimtelijke belangen moeten wijken.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen bovengrondse kabels en leidingen aanwezig.

Conclusie

Leidingen en kabels vormen geen belemmering voor de uitvoer van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten en planverantwoording

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit bestemmingsplan is vormgegeven.

5.2 Opzet van de regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen wat daadwerkelijk van noodzaak is. Hiervoor zijn een aantal standaarden ontwikkeld door het Ministerie van VROM. Deze zijn o.a. de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBBP2012). In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze standaarden. Het juridische bindende deel van het plan bestaat uit de verbeelding en regels. Deze worden digitaal en analoog verbeeld. De verbeelding en regels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken namelijk:

  • 1. Inleidende regels
  • 2. Bestemmingsregels
  • 3. Algemene regels
  • 4. Overgangs- en slotregels

5.3 Verantwoording van de regels

1. Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen:

Artikel 3 Maatschappelijk - Begraafplaats

In het geldende bestemmingsplan "Digitalisering analoge bestemmingsplannen" , vastgesteld op 1 juni 2016, heeft het betreffende perceel de bestemming "Groen" met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 3". Het gebruik van deze grond als (urnen)begraafplaats is in strijd met de bestemming Groen.

De bestemming van de aangrenzende bestaande RK begraafplaats is "Maatschappelijk - Begraafplaats", eveneens met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3". Deze bestemming komt nu ook voor het plangebied te gelden.

Deze bestemming "Maatschappelijk - Begraafplaats" heeft in het vigerende plan de volgende bestemmingsomschrijving:

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor

a. de lijkbezorging,

b. instandhouding van graven,

c. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning',

al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 51.2; met de daarbij behorende

d. groenvoorzieningen (in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken);

e. verkeersvoorzieningen (in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen).

Aangezien binnen het nu voorliggende plangebied geen bedrijfswoning wenselijk is, is sublid c hier niet opgenomen. Sublid e is in dit bestemmingsplan aangepast, aangezien binnen het plangebied uitsluitend een padenstelsel is beoogd en het niet wenselijk is hier andere verkeersvoorzieningen aan te brengen.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3

De dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 3" blijft gelden. Op basis van de dubbelbestemming is bij ingrepen in de bodem met een diepte van 0,5 m of meer en een oppervlakte van 200 m2 of meer een rapportage nodig waaruit blijkt dat de archeologische waarden zijn gewaarborgd. In hoofdstuk 4 is nader ingegaan op archeologie. Voor het gebruik als urnenbegraafplaats, met urnencontainers tot maximaal 0,5 m diepte, levert dit dus geen belemmering op. Indien in de toekomst alsnog een traditioneel graf wenselijk is, zal bij de vergunningaanvraag hiertoe dus wél een archeologisch rapport moeten worden overhandigd.

3. Algemene regels

Deze regels zijn algemene regels die voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen:

Artikel 5 Anti - dubbeltelregel

Artikel 6 Algemene bouwregels

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Artikel 9 Overige regels

4. Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel staat hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Beoordeeld is dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is het voeren van vooroverleg met het Rijk niet nodig.

Provincie Overijssel

Dit plan valt binnen de provinciale vrijstellingslijst van Gedeputeerde Staten van Overijssel, aangezien het hier slechts gaat om het in gebruik nemen van een klein stukje grond binnen bestaand stedelijk gebied. Er zijn geen provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met de provincie is dan ook niet noodzakelijk. Hiermee is voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening

Waterschap Drents Overijsselse Delta

Tevens is het plan afgestemd met het waterschap Drents Overijsselse Delta. De resultaten van deze afstemming zijn weergegeven in paragraaf 4.6.

De RK Parochie Heilige Lebuïnus heeft haar initiatief voorgelegd aan de voorzitter en klussencoördinator van de naastgelegen Tennisvereniging Deventer LTC. Zij kunnen instemmen met voorliggend plan.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor de duur van zes weken voor zienswijzen ter inzage gelegd. Tijdens deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

6.3 Economische uitvoerbaarheid

Voor de gemeente Deventer zijn aan de uitvoering van dit bestemmingsplan geen kosten verbonden. De enige kosten voor de gemeente Deventer zijn de kosten voor de planvorming, waarvoor leges in rekening zijn gebracht.

Gelet op artikel 6.12, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening hoeft ten behoeve van dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld. In het voorliggende plan is geen sprake is van aangewezen bouwplannen op grond van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Er zijn hiermee geen omstandigheden die duiden op financiële onhaalbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.