direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parkeerterrein de Worp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P336-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Tijdens de raadsvergadering van 11 november 2015 is de motie "Parkeren op de Worp" aangenomen. Deze motie stelt dat op de Worp goede mogelijkheden liggen voor parkeren die meer en beter gebruikt kunnen worden dan nu het geval is. De gemeenteraad heeft het college van burgemeester en wethouders opgedragen om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om extra onbetaald parkeren op de Worp mogelijk te maken op grondgebied van de gemeente Deventer en wat de kosten daarvan zijn.

Naar aanleiding van de motie is een Haalbaarheidsstudie uitgevoerd. De studie geeft inzicht in randvoorwaarden, gebruiks(on)mogelijkheden en de ruimtelijke en financiële consequenties van de ontwikkeling.

Uit de haalbaarheidsstudie blijkt dat de Melksterweide zich goed leent voor het realiseren van een permanente parkeervoorziening. Het parkeren is echter in strijd met de gebruiksregels zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan "Ruimte voor de Rivier".

Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken zijn is een ruimtelijke procedure noodzakelijk. Om deze reden is het voorliggende bestemmingsplan Parkeerterrein de Worp opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

1.2.1 Ligging en begrenzing

In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0001.jpg"

Globale ligging plangebied "Parkeerterrein de Worp"

Het plangebied "Parkeerterrein de Worp" betreft de gehele Melksterweide, inclusief het deel van de Bolwerksweg en de Twelloseweg. Slechts in een deel van het plangebied vindt er een functiewijziging plaats. Alleen het deel dat in onderstaande foto blauw gearceerd is weergegeven, verandert juridisch-planologisch van functie. Er is voor gekozen om het plangebied gelijk te houden met de begrenzing van het inrichtingsplan (zie paragraaf 2.2).

De begrenzing van het plangebied "Parkeerterrein de Worp" is in de volgende figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0002.jpg" Begrenzing plangebied "Parkeerterrein de Worp" (rood omlijnd)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied zoals hierboven beschreven geldt het bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier, vastgesteld op 25 mei 2011.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0003.png"

fragment uit huidig bestemmingsplan 'Ruimte voor de Rivier'

In het bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier is binnen dit plangebied de bestemming 'Natuur' aanwezig. Het aanleggen van parkeerplaatsen past niet binnen deze bestemming. Met dit bestemmingsplan 'Parkeerterrein de Worp' wordt het parkeerterrein juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. De bestemmingen in het overige deel van het plangebied, waaronder Verkeer-Verblijfsgebied en Natuur worden ongewijzigd overgenomen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de randvoorwaarden zoals milieu-aspecten en waterhuishouding. In hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd, juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0004.png"

Luchtfoto

Ruimtelijke structuur: De Worp en het Worpplantsoen

De Worp en het Worpplantsoen vormen de groene overzijde van het historische IJsselfront van Deventer en maken deel uit van het Beschermde Stadsgezicht (gebied tussen Wilhelminabrug en de spoorbrug). De gesloten groene IJsseloever vormt een contrastrijke verbinding naar de naastgelegen open deelgebieden Bolwerksweide en Ossenwaard. De ruimtelijke structuur van Worp en Worpfront is kleinschalig en complex door de opeenvolging van open en dichte gebieden, verschillen tussen hoog en laag, de aanwezigheid van de woningen en het IJsselhotel met de verschillen in architectuur en uitstraling. Bepalend voor de uiterwaarden van de IJssel bij Deventer is de ligging in de directe nabijheid van de historische stad. Zowel visueel als functioneel is er een sterke relatie tussen de stad en haar uiterwaarden. De uiterwaarden vormen een onlosmakelijk onderdeel van het stadsfront van Deventer. De Melksterweide is een relatief laaggelegen gebied van de uiterwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0005.png"

Fragment uit het Inrichtingsplan Ruimte voor de Rivier

Functionele structuur

De Melksterweide wordt momenteel gebruikt voor het weiden van het typische Brandrode rund.

In het gebied langs de Avenue (Twelloseweg) zijn thans circa 115 onbetaalde parkeerplekken. Het IJsselhotel en Camping De Worp hebben een aantal eigen parkeerplaatsen. In het gebied wordt ook veelvuldig in de bermen van de Bolwerksweg en onderaan het talud van de Wilhelminabrug geparkeerd. Parkeren in de berm is toegestaan. Dit leidt echter tot een "blikkenbeeld" en veel kapot gereden bermen en onveilige situaties voor bijvoorbeeld fietsers en gebruikers van de wandelroutes (Hanzestedenpad). Tijdens grote evenementen zoals Deventer op Stelten en de Deventer Boekenmarkt fungeert de Melksterweide als tijdelijke parkeervoorziening.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

Haalbaarheidsstudie

In de Haalbaarheidsstudie zijn uitgangspunten opgenomen voor het parkeervoorstel Melksterweide:

De kwaliteit van het gebied tussen de bruggen (beschermd gezicht) is afhankelijk van de openheid en groene, natte karakter van de uiterwaarden, waaronder de Melksterweide. Om de kwaliteiten, naast de ontwikkeling van een (permanente) parkeervoorziening zoveel mogelijk te behouden is het van belang om:

  • De parkeerfunctie te koppelen aan het bestaande parkeren langs de Avenue met behoud van de groenstrook tussen de bomen en het vrijwaren van de boomkroon van de 2e rij linden,
  • Alleen het hogere gedeelte, in de luwte van de woningen te gebruiken voor een parkeervoorziening zodat ophoging niet nodig is en het zicht vanaf de Wilhelminabrug op de parkeerlocatie beperkt is. Dit komt overeen met de huidige locatie tijdens evenementen.
  • Nieuwe parkeerplaatsen mogen niet tot overlast (congestie) op De Worp of de Wilhelminabrug leiden.
  • Er mogen geen onoverkomelijke gevolgen zijn naar aanleiding van de externe werking van het beoogde parkeren op de doelstellingen van het N2000 gebied.

Door de concentratie van parkeren langs de Avenue kan het overige gebied een kwaliteitsverbetering doormaken. In dat gebied liggen mogelijkheden om de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te verbeteren. Deze ruimtelijke kwaliteitswinst zit in:

  • Zoveel mogelijk behoud van de kwaliteiten van de Melksterweide door slechts invulling te geven aan een deel van de Melksterweide als parkeervoorziening;
  • Zoveel mogelijk behoud van de kwaliteiten door geen verlichting te plaatsen en in de materialisering grotendeels te kiezen voor een groen beeld (bijvoorbeeld door gebruik grasbetonstenen);
  • Parkeren op 1 locatie te concentreren en daarmee het parkeren in de bermen (Bolwerksweg en talud Wilhelminabrug) onmogelijk te maken door middel van inrichtingsmaatregelen;
  • Niet parkeren onder de boomkronen vanwege het behoud van de bomen, onderhoud mogelijk te houden en om risico's op uitgebroken takken op auto's te vermijden (benodigde ruimte is bestaande ruimte + circa 4 meter). In een boom effect analyse wordt onderzocht wat de definitieve minimale afstand moet zijn;
  • De natuurwaarde van de Melksterweide te vergroten door voor het overige deel van de Melksterweide een dusdanig beheer in te voeren dat stroomdalflora zich kan ontwikkelen;
  • Eventuele beplanting voor de inpassing toe te passen die de doorstroming niet belemmert en past bij het uiterwaardenlandschap;
  • Verbetering van de beeldkwaliteit door de Bolwerksweg deze deels in te richten als langzaam verkeerroute voor fietsers en voetgangers. Dit zal de veiligheid ten goede komen;
  • Het ontmoedigen van het parkeren langs de Avenue, waardoor de cultuurhistorische waarde van deze laan beter zichtbaar wordt.

Alternatieve locaties

In de Haalbaarheidsstudie is ook kort gekeken naar enkele alternatieve locaties. Omdat het gaat om een parkeerterrein voor circa 350 parkeerplaatsen zijn veel locaties afgevallen vanwege de omvang of de afstand tot de binnenstad.

De opdracht betreft het vinden van een geschikte locatie voor een parkeervoorziening ten behoeve van het zuidelijke deel van de binnenstad. In dit deel van de binnenstad is een hoge parkeerdruk waar een oplossing voor gevonden moet worden (zie ook paragraaf 3.2.4). Het ligt dan ook niet voor de hand om alternatieve locaties te zoeken die niet aan de zuidkant of zuidwestkant van de binnenstad gelegen zijn.

De locatie grenzend aan het bowlingcentrum is een van de beste alternatieve locaties. Deze locatie is in eigendom van de gemeente Deventer en zou dan ook herontwikkeld kunnen worden. Echter zou er dan een andere plek gevonden moeten worden voor de volkstuinen. Het plaatsen van de volkstuinen in de Melksterweide is wat betreft de ligging in het buitendijks gebied geen geschikte functie. Een ander nadeel van de locatie van de volkstuinen als parkeerterrein is de afstand tot aan de binnenstad van Deventer. Mensen zullen de Hoge Worp moeten oversteken en zo richting de Wilhelminabrug of het veerpont moeten lopen. Dit gaat om een afstand van 300 tot 500 meter, waarbij de oversteek ook kan leiden tot verkeersonveilige situaties. Tevens is de locatie weliswaar in eigendom van de gemeente Deventer, maar valt het gebied binnen de gemeentegrens van de gemeente Voorst. De ruimtelijke procedure zou dan ook door de gemeente Voorst doorlopen moeten worden. De verkeersontsluiting biedt op deze locatie ook geen voordelen, de aanrijroute zal ook voornamelijk via de Twelloseweg zijn.

Gebleken is dat de Melksterweide zich het beste leent voor de permanente parkeervoorziening. De locatie ligt op een loopafstand van 100 tot 250 meter tot de veerpont, is in gemeentelijke eigendom en is ook al vaker in gebruik als tijdelijke parkeervoorziening.

Inrichtingsplan

De uitgangspunten en voorwaarden uit de haalbaarheidsstudie zijn verwerkt in een inrichtingsvoorstel.

Naar aanleiding van inspraakreacties op het inrichtingsvoorstel en de zienswijzen tegen het bestemmingsplan is het inrichtingsvoorstel aangepast tot een inrichtingsplan (zie ook bijlage Bijlage 3 Inrichtingsplan). De aanpassingen in het inrichtingsplan zijn ook verwerkt in onderhavig bestemmingsplan.

Parkeerterrein

Het parkeerterrein wordt aangelegd op een afstand van acht meter uit de stamvoet van de bomen langs de Avenue. Dichter bij deze bomen kan het aanleggen van een verharding met een diep cunet schadelijk zijn voor de bomen (zie ook Bijlage 4 Bomen effect analyse). De ruimte die voor het nieuwe parkeerterrein wordt gebruikt biedt plaats aan circa 327 plaatsen voor personenauto's. Hiervan worden 222 parkeerplaatsen in verharding aangelegd. Dit betreft 2 rijbanen met aan weerskanten parkeerplaatsen. Aansluitend zal een strook als grasland behouden blijven welke als reservestrook gebruikt kan worden en waar ruimte is voor 1 rijbaan met aan weerskanten in totaal circa 105 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen langs de Avenue (Twelloseweg) blijven behouden. Dit betreft circa 115 plaatsen.

De mogelijkheid tot het parkeren langs de Bolwerksweg en het talud verdwijnt, daarbij gaat het om circa 85 parkeerplaatsen. Het parkeren op deze locaties zal onmogelijk worden gemaakt. Er zal een verkeersbesluit genomen worden om een parkeerverbod in te stellen op de Bolwerksweg. Het deel van de Bolwerksweg parallel aan de IJssel zal grotendeels ingesteld worden als fietspad. Naast het verkeersbesluit zullen ook fysieke maatregelen uitgevoerd worden zoals het plaatsen van een afscheiding of het graven van een greppel.

Groen

In het plangebied blijft veel aandacht voor de bestaande groenstructuur en natuurwaarden. De bomenlaan langs de Avenue blijft behouden. Om de in- en uitrit mogelijk te maken wordt één boom in het zuidwesten gekapt. Ter compensatie van het aanleggen van het parkeerterrein wordt geïnvesteerd in landschappelijke en natuurlijke elementen in het overige deel van de Melksterweide. Het gaat hierbij om de aanplant van solitaire meidoorn en/of sleedoorn, maar ook om het aanscherpen van de begrazingsintensiteit. Ook op het parkeerterrein zelf zullen enkele meidoorns en/of sleedoorns aangeplant worden. Tussen de Bolwerksweg en het nieuwe parkeerterrein zal een berm aanwezig blijven van circa 8 meter.

Met de materiaalkeuze voor het verharden van de parkeerplaatsen en rijbanen zal zo veel mogelijk worden getracht het terrein een groene uitstraling te laten houden.

Ontsluiting

De ontsluiting van het parkeerterrein zal plaatsvinden via een zuidoostelijke in- en uitrit. Hiermee wordt gestimuleerd dat het nieuwe parkeerterrein gevuld wordt alvorens geparkeerd wordt langs de Avenue (Twelloseweg). Ook wordt hiermee autoverkeer richting de 'ganzevoet' zo veel mogelijk voorkomen, waardoor dit deel van de locatie aantrekkelijker wordt voor voetgangers en fietsers.

Voor voetgangers komt er een pad in het noorden van het terrein, in de richting van de veerpont.

De Bolwerksweg wordt (deels) een fietspad. Hierdoor zal de veiligheid op deze weg toenemen. De Bolwerksweg maakt namelijk deel uit van de landelijke Hanzefietsroute (LF3) van Kampen naar Millingen en is ook onderdeel van de wandelroute Hanzestedenpad.

Aanrijroute parkeerterrein De Worp

Verkeer vanaf de stad gebruikt nu de Hoge Worp (eenrichtingsverkeer) als aanrijroute. Verkeer vanaf richting Terwolde komt via de Worp. Voor verkeer vanaf Twello en Wilp is zowel links- als rechtsafslaan voor de Wilhelminabrug op dit moment niet mogelijk, waardoor dit verkeer geen gebruik kan maken van het aanrijden via de Lage of de Hoge Worp. Dit verkeer neemt de Twelloseweg om de parkeerplaats te bereiken.

Vertrekkend verkeer parkeerterrein De Worp

Verkeer richting Deventer gaat via de Lage Worp. Verkeer richting Terwolde slaat op de rotonde direct rechtsaf. Verkeer richting Apeldoorn- Twello en Wilp steekt de rotonde veelal recht over en rijdt via de Twelloseweg naar de Rijksstraatweg.

Gezien de toename van verkeer op de Twelloseweg is ook gekeken of een alternatieve ontsluiting via de Lage Worp (eenrichtingsverkeer) mogelijkheden biedt. Na de onderdoorgang van de brug kan men de Rijksstraatweg oversteken om richting Apeldoorn te rijden. Deze mogelijkheid bestaat in de huidige situatie al, maar wordt weinig gebruikt omdat het niet de kortste route is, men moet de rotonde driekwart rond en rijdt daarmee ten opzichte van de Twelloseweg een eind om. Het oversteken van de Rijksstraatweg is bovendien lastig, men moet twee verkeersstromen door, zowel naar als vanaf de brug. Zeker op drukke momenten is dat een lastige opgave. Ook is deze oversteek onveiliger dan de route via de Twelloseweg vanwege het ontbreken van een verkeersregelinstallatie. Onveiliger voor de automobilisten zelf, maar ook voor kruisend fietsverkeer.

Omdat een substantiële toename van het linksafslaan vanaf de Lage Worp op de drukke Rijksstraatweg richting Apeldoorn, waarbij een vrij liggend fietspad moet worden gekruist, niet verkeersveilig wordt geacht, en dit ook niet de kortste verbinding betreft, is in het gebruikte verkeersmodel niet met deze mogelijkheid gerekend.

Het mogelijk maken van een verkeersveiligere ontsluiting voor verkeer van of naar Twello - Apeldoorn via de Lage Worp vraagt om (ingrijpende) inrichtingsmaatregelen, die niet als wenselijk worden gezien op deze locatie. Bovendien verandert de meest logische route via de Twelloseweg hierdoor niet.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 De Beleidslijn Grote rivieren

De Beleidslijn grote rivieren (de opvolger van de Beleidslijn Ruimte voor de rivier) is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De Beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De Beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving.

De Beleidslijn Grote rivieren formuleert een aantal algemene rivierkundige voorwaarden voor nieuwe activiteiten in het rivierbed met ruimtelijke gevolgen. De nadere uitwerking van de Beleidslijn Grote rivieren vindt plaats langs twee lijnen:

  • 1. de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving (Waterbesluit en beleidsregels Grote Rivieren) en
  • 2. de ruimtelijke doorwerking van het beleid via de Wro / Barro.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0007.png"

3.2.2 Waterwetgeving

Het Waterbesluit vormt samen met de Waterregeling een uitwerking van bepalingen van de Waterwet. De Waterwet maakt het mogelijk of schrijft voor dat bepaalde onderwerpen worden uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur (bijvoorbeeld het Waterbesluit), een ministeriële regeling (bijvoorbeeld de Waterregeling) of in regelgeving van decentrale overheden. Dit waarborgt de samenhang tussen verschillende aspecten van het waterbeheer en bevordert ook de overzichtelijkheid van de waterbeheerregelgeving. Bij het opstellen van het Waterbesluit is prioriteit gegeven aan die gevallen waarin de wet nadere regeling voorschrijft. Daarnaast is voor de gevallen waarin nadere regeling kan plaatsvinden het uitgangspunt gekozen om het accent vooral te leggen op ‘codificeren’, in plaats van ‘modificeren’ van bestaande regelgeving. Hierbij is het uitgangspunt uiteraard dat gestreefd wordt naar zo min mogelijk regels met een zo laag mogelijke regeldruk. Belangrijke onderwerpen in het Waterbesluit zijn:

  • de landelijke rangorde bij watertekorten, de zogenaamde verdringingsreeks: verdringingsreeks bij watertekorten;
  • de toedeling van oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen in beheer bij het Rijk: rijkswateren en regionale wateren;
  • de procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren: beheerplannen;
  • enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's;
  • de vergunningplicht en algemene regels voor het gebruik van rijkswaterstaatswerken: gebruik maken van een waterstaatswerk;
  • de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan: een watervergunning aanvragen.

Het Waterbesluit geeft in artikel 6.12, eerste lid, als hoofdregel dat voor activiteiten in het rivierbed een vergunning als bedoeld in artikel 6.5 van de Waterwet is vereist. In artikel 6.12, tweede lid, van het Waterbesluit, is een aantal uitzonderingen op die regel geformuleerd. Voor gevallen waarin er geen vergunningplicht is bevat het Waterbesluit algemene regels. Daar waar voor activiteiten in het rivierbed een watervergunning vereist is (of algemene regels gelden), gelden ook de in de Beleidslijn grote rivieren opgenomen Beleidsregels grote rivieren als afwegingskader voor deze vergunningverlening. Ter verduidelijking van deze relatie is in artikel 2.4.2 van het Barro een koppeling gelegd met de waterregelgeving.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In het Barro, beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om:

  • Mainport ontwikkeling Rotterdam,
  • Kustfundament,
  • Grote rivieren,
  • Waddenzee en Waddengebied,
  • Defensie,
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde,
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen,
  • Elektriciteitsvoorziening,
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen,
  • Ecologische hoofdstructuur,
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament,
  • IJselmeergebied en
  • Duurzame verstedelijking.

Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. Op 18 mei 2016 is een wijziging van de Barro vastgesteld voor onder andere de Grote Rivieren.

Grote rivieren

Het plangebied 'Parkeerterrein de Worp' is op de kaart 'Grote rivieren' (opgenomen als bijlage bij het Barro) aangewezen als 'Rivierbed' en 'Stroomvoerend deel rivierbed'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0008.jpg"

fragment van de kaart 'Grote rivieren', behorend bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, incl. wijziging (Barro)

In artikel 2.4.3 van het Barro is voor ontwikkelingen binnen het rivierbed bepaald in welke gevallen nieuwe bestemmingen aangewezen mogen worden binnen het rivierbed. In artikel 2.4.4 van het Barro is voor ontwikkelingen binnen het stroomvoerend deel van het rivierbed bepaald voor welke activiteiten het bestemmingsplan gewijzigd kan worden.

Deze artikelen zijn ingevolge artikel 2.4.2 van het Barro alleen van toepassing indien ook artikel 6.12, eerste lid, dan wel artikel 6.15 van het Waterbesluit van toepassing zijn. In deze artikelen is bepaald dat een vergunning nodig is om in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam werken te maken of te behouden of vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen.

Indien geen vergunning nodig is, dient zorg gedragen te worden voor een zodanige situering en uitvoering van de handelingen dat geen nadelige gevolgen optreden voor het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam of het bijbehorende kunstwerk, overeenkomstig de daaraan toegekende functies en voor de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam.

Verder dient voorkomen te worden dat feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam ontstaan. Ten slotte mag er een zo gering mogelijke waterstandsverhoging of afname van het bergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van het gebruik plaatsvinden.

De wijzigingen die het bestemmingsplan 'Parkeerterrein de Worp' mogelijk maakt te opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, betreffen het realiseren van verharding ten behoeve van de parkeerplaats alsmede het realiseren van een terreinafscheiding. Ingevolge artikel 2.4.2 van het Barro zijn de bepalingen zoals genoemd in artikel 2.4.3 en 2.4.4 van toepassing.

Ingevolge artikel 2.4.3 van het Barro kunnen nieuwe bestemmingen worden opgenomen in het rivierbed als er sprake is van: een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft, geen feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier, een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.

Het plangebied ligt tevens binnen het stroomvoerend deel van het rivierbed, hierbinnen zijn alleen bestemmingsplanwijziging mogelijk als het gaat om een van de in de Barro benoemde activiteiten.

Het doel van de regels die in het Barro zijn opgenomen, is het voorkomen van obstructies in het stroomvoerend deel van het Rivierbed. In overleg met Rijkswaterstaat zijn zowel de rijksregels vanuit het ruimtelijk spoor (Barro) als het waterspoor (Waterwet) besproken. Van belang is dat de functie die in het stroomvoerend deel van de rivier gevestigd wordt, geen gevolgen heeft voor de doorstroomfunctie van het gebied. Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat de Waterwet hiertoe mogelijkheden biedt. Gelezen artikel 6.5 van de Waterwet is het verboden zonder daartoe strekkende vergunning gebruik te maken van een waterstaatswerk of een daartoe behorende beschermingszone door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin werken te maken of te behouden. Het aanleggen van een parkeerterrein is daarmee een vergunningsplichtige activiteit. In het Waterbesluit, artikel 6.12, wordt vervolgens aangegeven dat bij ministeriële regeling activiteiten van ondergeschikt belang voor de veilige en doelmatige functievervulling van het oppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk aangewezen kunnen worden. Deze activiteiten zijn volgens de Waterregeling artikel 6.11 onder andere het gelijkvloers op het maaiveldniveau aanbrengen van verhardingen en recreatieve voorzieningen, niet zijnde een bouwwerk (lid i.) of andere activiteiten die vanwege de aard, beperkte omvang of korte duur naar het oordeel van de beheerder geen nadelige invloed hebben op het waterstaatkundige beheer (lid l.). Gezien de Waterwet is er dan ook ruimte voor het uitvoeren van activiteiten zoals het aanleggen van een parkeerterrein.

Ecologische Hoofdstructuur

In titel 2.10 Barro zijn regels opgenomen met betrekking tot de Ecologische hoofdstructuur. Bepaald is dat in een provinciale verordening regels worden gesteld in het belang van de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. In deze verordening wordt onder andere als regel gesteld dat met ruimtelijke ontwikkelingen geen activiteiten mogelijk worden gemaakt die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden.

Het plangebied is conform de provinciale omgevingsverordening van vóór 1 mei 2017 aangewezen als Ecologische hoofdstructuur, waarbij er nog geen sprake is van bestaande natuur, maar als 'te realiseren' natuur (te verwerven en/of in te richten).

Op 12 april hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' en de Omgevingsverordening vastgesteld. De plannen zijn op 1 mei 2017 in werking getreden. In deze nieuwe verordening is het gebied niet meer aangewezen als Ecologische hoofdstructuur (Natuurnetwerk Nederland).

In paragraaf 3.3.1 en 4.4.5 wordt ingegaan op de EHS.

Primaire waterkeringen buiten het kustfundament

In titel 2.11. van het Barro zijn regels opgenomen met betrekking tot primaire waterkeringen en bijbehorende beschermingszones buiten het kustfundament.

In artikel 2.11.2. van het Barro is bepaald dat gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, in een bestemmingsplan worden bestemd met de 'waterkering'. Gronden die deel uitmaken van een beschermingszone van de waterkering krijgen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk', indien de primaire waterkering een dijk is. In de overige gevallen wordt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - waterstaatswerk' opgenomen.

In artikel 2.11.3. zijn regels opgenomen die binnen de bestemmingen danwel gebiedsaanduidingen moeten worden opgenomen. Bepaald is dat binnen de bestemming 'waterkering' alsmede binnen de gebiedsaanduidingen wel wijzigingen mogen plaatsvinden, maar dat door deze wijzigingen geen belemmeringen mogen ontstaan voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering.

3.2.4 Ladder duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de 'ladder duurzame verstedelijking' opgenomen. Bestemmingsplannen waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moeten voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is blijkens de geschiedenis van totstandkoming van deze bepaling beoogd zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. De ladder duurzame verstedelijking is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen, maar bewerkstelligt dat de wens om in een nieuwe stedelijke ontwikkeling te voorzien aan de hand van het toetsingskader van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro nadrukkelijk in de plantoelichting wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied en met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.

Het bestemmingsplan voorziet in een (semi)verharding van gronden met een oppervlak van ongeveer 6600 m² voor de beoogde parkeerplaats en daarmee in een wijziging van de agrarische functie (bestemming Natuur) naar de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied.

Gelet op de voorziene wijziging van de functie van de gronden naar een parkeerplaats alsmede de aanzienlijke omvang van die parkeerplaats is het aannemelijk dat de ontwikkeling aangemerkt kan worden als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro.

a. De stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte

In het Ambitiedocument voor de binnenstad Bericht aan de Stad (2010) is vastgelegd dat we een stad willen zijn die de moeite waard is om er te wonen, te werken en te recreëren. Deventer ontwikkelt, groeit en heeft ambities. Voldoende parkeerplaatsen zijn een voorwaarde voor nieuwe (toekomstige) ontwikkelingen als nieuwe centrumfuncties, wonen boven winkels (zie Parkeerbeleidsplan 2013), inbreidingslocaties in de binnenstad en het streven naar een autoluwe binnenstad. Nieuwe parkeerplaatsen zijn nodig wanneer het bestaande parkeeraanbod ontoereikend is om tegemoet te komen aan de toegenomen parkeerbehoefte.

Dit bestemmingsplan wordt opgesteld om tegemoet te komen aan de behoefte aan parkeermogelijkheden voor zowel bezoekers van de binnenstad, bezoekers van De Worp en omgeving en bewoners van De Hoven.

Bezoekers binnenstad

Speerpunt van het beleid voor een aantrekkelijke (historische) binnenstad is een autoluwere binnenstad met minder geparkeerde voertuigen op de pleinen en minder zoekverkeer. Het uiteindelijk beoogde effect is dat door een samenhangend pakket van maatregelen er een aantrekkelijke binnenstad ontstaat die (extra) bezoekers trekt. De bezoekers leiden weer tot meer levendigheid en kansen, hetgeen de economische vitaliteit versterkt.

Over de gehele binnenstad gezien is er volgens de Parkeermonitor 2016 voldoende parkeercapaciteit, echter deze capaciteit is scheef verdeeld over de stad. Ook is niet elke plek acceptabel als parkeerplek uitgaande van de doellocatie (bestemming). In het parkeerbeleidsplan 2013 zijn de acceptabele loopafstanden opgenomen en is opgenomen wanneer er in een bepaald gebied sprake is van onvoldoende parkeerruimte waardoor het zoeken naar een vrije plek (te) veel tijd in beslag neemt.

In het zuidelijke gedeelte van de binnenstad is de parkeerdruk zo hoog, dat er wel gesproken kan worden van een parkeerprobleem.

Op het moment dat het Grote Kerkhof autovrij wordt gemaakt, betekent dit dat er hier circa 110 parkeerplekken komen te vervallen. Het Grote Kerkhof ligt in een gebied dat op meerdere momenten in de week een hogere bezettingsgraad kent. Ontwikkelingen die de binnenstad autoluwer maken, zoals het autovrij maken van pleinen, vragen om alternatieve parkeerlocaties op acceptabele loopafstand van de functies in dit gedeelte van de binnenstad.
Planologisch is er in dit deel van de binnenstad geen ruimte meer voor de opvang van de parkeerbehoefte van nieuwe ontwikkelingen, terwijl de dynamiek van de stad daar wel om vraagt. In het parkeerbeleid is gekozen voor parkeervoorzieningen op terreinen aan de randen van de binnenstad. Voor het zuidelijke deel van de binnenstad zijn hiervoor locaties in het Sluiskwartier (Raambuurt) en op de Worp aangewezen.

De plannen voor het Sluiskwartier zijn in ontwikkeling. Het is afhankelijk van de besluitvorming omtrent deze plannen of er in het Sluiskwartier extra parkeerplaatsen ten behoeve van de binnenstad gerealiseerd kunnen worden.

De Worp is aangewezen als geschikte parkeerlocatie voor opvang van het tekort in de binnenstad vanwege de bereikbaarheid via de veerpont en de Wilhelminabrug, en ligt op acceptabele loopafstand tot de functies in de binnenstad. De uitbreiding van de parkeermogelijkheden op de Worp biedt daarnaast ook mogelijkheden voor toekomstige ontwikkelingen (toevoeging functies en/of autoluwer maken binnenstad).

Bezoekers en bewoners van de Worp en De Hoven

In de huidige situatie kennen de bestaande parkeerplaatsen op de Worp regelmatig een hoge parkeerdruk, Naast het gebruik door bezoekers van de binnenstad die via het veerpont of de brug oversteken, wordt er ook geparkeerd voor activiteiten in en in de omgeving van het Worpplantsoen en de uiterwaarden van de IJssel. Vanuit de wijk de Hoven is in 2011 door een bewonerswerkgroep aangegeven dat in de wijk een tekort aan parkeerplaatsen wordt ervaren, met name gedurende het weekend. Aan de gemeente is het verzoek gedaan om met oplossingen voor dit probleem te komen.

De aanleg van deze parkeervoorziening zien wij als oplossing voor de parkeerdruk in de wijk De Hoven.

b. De behoefte kan niet worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied

De parkeercapaciteit in de binnenstad neemt af, door toename van functies en het autovrij maken van het Grote Kerkhof. Deels wordt dit opgevangen door het parkeren slimmer te organiseren, maar het aanleggen van nieuwe plaatsen blijft noodzakelijk.

Zoals geconstateerd is de parkeerdruk in het zuiden van de binnenstad het hoogst. Op deze locatie zal dan ook gezocht moeten worden naar oplossingen. In het bestaand stedelijk gebied zijn er geen geschikte locaties aanwezig, waardoor is gekeken naar poort van de stad in het zuid-oosten, de Worp.

De locatie die in het stedelijk gebied in beeld is voor het realiseren van parkeervoorzieningen zijn gelegen in het Sluiskwartier, waar op dit moment de politieke discussie wordt gevoerd over de capaciteit in dit gebied. Mede afhankelijk van het realiseren van parkeercapaciteit in het Sluiskwartier is het al dan niet behouden van de garage onder de Wilhelminabrug. Deze discussie neemt overigens niet weg dat er behoefte blijft bestaan aan extra parkeercapaciteit, welke daarom is gezocht op onderhavige locatie aan de Worp.

Uitbreiding van de parkeercapaciteit op de Worp levert zowel kwantitatief als kwalitatief een belangrijke bijdrage aan het verbeteren van de parkeersituatie in en rondom de binnenstad van Deventer. Het beoogde parkeerterrein is al tijdelijk in gebruik bij evenementen en heeft haar strategische ligging in de westelijke aanrijroute naar de binnenstad bewezen. De parkeerplaats biedt de mogelijkheid voor een overstap op het veerpont, dat afmeert in de binnenstad. De herinrichting van de Melksterweide en het tegen gaan van wildparkeren in de bermen kan voor een groot deel van het gebied samengaan met het behoud of het versterken van aanwezige landschappelijke en ecologische waarden. Een groot deel van de Melksterweide heeft de potentie om zich te kwalitatief te ontwikkelen tot stroomdalgrasland. Een uitbreiding van de parkeermogelijkheden op de Worp komt ten goede aan de toeristische en recreatieve potenties van Deventer. De aansluiting met het voetgangerspont over de IJssel biedt ook hiervoor een grote kans.

c De locatie is passend ontsloten

Gezien de functie van het terrein als parkeerplaats voor bezoekers van de stad is het noodzakelijk dat het terrein goed bereikbaar is voor voetgangers en gemotoriseerd verkeer. Autoverkeer vanaf de stadskant komt aan via de Wilhelminabrug, afslag Hoge Worp. Vanaf Apeldoorn komt het autoverkeer vanaf het kruispunt Rijksstraatweg-Twelloseweg.

De binnenstad is te voet te bereiken via het voetveer of over een van de bruggen. De locatie is vanaf de westkant van de IJssel goed bereikbaar vanaf de Twelloseweg (Avenue).

Ook met de fiets is de locatie goed te bereiken, de Bolwerksweg maakt zelfs deel uit van een landelijke fietsroute (Hanzeroute LF3).

Geconcludeerd kan worden dat de locatie passend is ontsloten.

3.2.5 Conclusie Rijksbeleid

Vanuit Rijkswaterstaat is aangegeven dat de verharding van de parkeerplaats een meldingsplichtige activiteit op grond van de Waterregeling is, onder voorwaarde dat voldaan wordt aan artikel 6.11 lid f. en/of i. Deze voorwaarden zijn dat verharding zoveel mogelijk op maaiveldniveau aangelegd wordt en er niet meer dan 50m3 grond opgebracht wordt.

Volgens Rijkswaterstaat kan de beplanting worden toegestaan op grond van de Beleidsregels grote rivieren onder artikel 3.d (rivierkundig van ondergeschikt belang).

Voor de aanleg van de parkeerplaatsen geld dat deze geen invloed hebben op de aspecten uit artikel 2.4.3 van het Barro. De ontwikkeling van de parkeerplaatsen heeft geen invloed op de stroomfunctie van het rivierbed.

Voor alle maatregelen in het plangebied geldt dat er altijd sprake is van een zorgplicht of maatwerkmaatregelen. In de waterwetvergunning kunnen deze maatregelen als voorwaarden worden opgenomen.

De wijzigingen van het bestemmingsplan hebben geen gevolgen voor de afvoercapaciteit, veiligheid of doelmatig gebruik van het oppervlaktelichaam. De wijzigingen hebben eveneens geen gevolgen voor de waterstand. Er is geen sprake van aantasting van waterbelangen.

Voor wat betreft de ecologische waarden zijn er in onderhavig plan geen negatieve gevolgen op de wezenlijke kenmerken en waarden (nader beschreven in paragraaf 4.4.5).

De Worp is een dijk welke is aangemerkt als primaire waterkering. In het plangebied ligt een klein deel van de beschermingszone van de primaire waterkering. Dit deel van deze zone is aangeduid middels een gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk'. In deze aanduiding is bepaald dat niet gebouwd mag worden zonder toestemming van de beheerder van de waterkering. Ook geldt een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Aan de hand van deze regels kan de stabiliteit van de waterkering gegarandeerd worden.

Tot slot is in de paragraaf over de ladder voor duurzame verstedelijking aangetoond dat er een behoefte bestaat aan dit parkeerterrein en dat deze locatie daarvoor passend is.

Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan voor het aanleggen van een parkeerterrein voldoet aan de regels en voorwaarden die gesteld worden op rijksniveau.

3.3 Provinciaal en (boven)regionaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel 2009

Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft het integrale, provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De rode draden van de Omgevingsvisie zijn ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Om de provinciale ambities te bereiken wordt gebruik gemaakt van het uitvoeringsmodel. Deze is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0009.png" Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie provincie Overijssel

Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de bestuursfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken. De omschreven drie niveaus sturen op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie, of, waar en hoe een ruimtelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden.

In 2016 heeft een ontwerp van de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel (13 september 2016) ter inzage gelegen. Inmiddels hebben Provinciale Staten op 12 april de Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' en de Omgevingsverordening vastgesteld. De plannen zijn op 1 mei 2017 in werking getreden.

  • 1. Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Er wordt onder andere gebruik gemaakt van de SER-ladder. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. Andere generieke beleidskeuzes betreffende onder andere reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur.

In de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel 2017 zijn eveneens generieke beleidskeuzes opgenomen. Deze worden benoemd als de zogenaamde 'Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze ladder omvat beleidskeuzes die gelden voor heel Overijssel en die van toepassing zijn op nagenoeg alle thema’s en locaties. Het betreft integraliteit, toekomstbestendigheid, concentratiebeleid, (boven)regionale afstemming en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Naast de generieke beleidskeuzes gelden ook gebiedsspecifieke beleidskeuzes. Deze zijn in ontwerp van de omgevingsvisie niet veel anders dan in de huidige omgevingsvisie. Het betreft reserveringen voor waterveiligheid en beperking wateroverlast, drinkwater/grondwaterbeschermingsgebieden, het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS), waaronder de Nationale Parken en een groot deel van de Natura 2000-gebieden in Overijssel), de Nationale Landschappen en het provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen.

Voor het plangebied zijn de beleidskeuzes omtrent de boringsvrije zone drinkwatervoorziening (zie paragraaf 7.2.2 en zie paragraaf 10.6.1.4.7 van de nieuwe Omgevingsvisie) van toepassing. Hier wordt nader op ingegaan bij de onderstaande paragraaf over de omgevingsverordening.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft het aanleggen van een parkeerplaats. Er worden geen gebouwen opgericht. Het plan zal geen consequenties hebben voor de bescherming van de drinkwatervoorziening. De uitvoering van het bestemmingsplan voldoet aan de generieke beleidskeuzes.

  • 2. Beleidsambities

De beleidsambities van de provincie zijn verwoord in de ontwikkelingsperspectieven. Het plangebied ligt binnen de Groene omgeving. In de huidige visie ligt het plangebied voor het grootste deel in de zone 'Ondernemen met natuur en water', waarbij geldt dat het gebied is aangewezen als 'Nieuw te realiseren natuur' en voor een klein deel geldt 'Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte, mixlandschap'.

In de nieuwe Omgevingsvisie 2017 is de Melksterweide gewijzigd opgenomen en valt het geheel in de zone 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'.

Binnen het mixlandschap is er ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid. In dit perspectief worden de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen.

In de nieuwe Omgevingsvisie 2017 is de strekking van het beleid grotendeels hetzelfde gebleven, het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied is de basis in het ontwikkelingsperspectief. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, worden in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.

De aanleg van de parkeervoorziening zorgt ervoor dat de binnenstad van Deventer goed bereikbaar blijft, wat ten goede komt aan het economisch belang. Met de inrichting van de parkeerplaats en de nabije omgeving wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de natuurlijke en landschappelijke waarden. Er zullen diverse landschapselementen in het plangebied aangelegd worden, waaronder met name de aanplant van solitaire meidoorn en/of sleedoorn. De aanplant van deze landschapselementen gaat, vanwege de ligging in het stroomvoerend deel van het Rivierbed, in overleg met Rijkswaterstaat.

  • 3. Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuur-landschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied kent volgens de Gebiedskenmerken-catalogus de volgende gebiedskenmerken:

  • i. natuurlijke laag: het plangebied ligt het rivierengebied, oeverwallen en komgronden. De oeverwallen langs met name de IJssel zijn de hogere gronden langs de rivier; ze bestaan uit zand en leemhoudend materiaal, dat door de rivier ooit is afgezet. Van nature zijn deze gronden de drager van rijke en hele afwisselende loofbossen (hardhoutooibos) met een weelderige struikenlaag. Het zandige materiaal van de oeverwallen verwaaide in de omgeving van de oeverwal hier en daar tot ‘rivierduinen’ en langs de Vecht tot duinen. Door de voedselrijkdom van de gronden en de regelmatige overstromingen, zijn deze gronden al eeuwenlang als wei- en hooiland in gebruik. De bijbehorende ambitie is de oeverwallen weer als ruimtelijk herkenbare structuren langs de rivieren te ontwikkelen. In het winterbed kunnen alle - nu vaak losse en op zich zelf staande – water- en natuur projecten samenhangende, ruimtelijke continue structuren worden. De beleefbaarheid en zichtbaarheid van het water, de natuurlijke dynamiek in relatie tot de cultuurhistorie zijn daarbij een belangrijk uitgangspunt. In de nieuwe Omgevingsvisie 2017 zijn de ambities voor de ontwikkeling van de natuurlijke laag gelijk gebleven.

Normgevende uitspraken binnen dit gebied zijn dat de rivieren, uiterwaarden, rivierdalen en directe omgeving van insnijdende rivieren een beschermende bestemmingsregeling krijgen, gericht op instandhouding van een robuust watersysteem, de waterkwaliteit, ruimte voor water en de natuurkwaliteit. Door het opnemen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' worden deze waterbelangen gewaarborgd.

Richtinggevend betreft de uitspraak dat als ontwikkelingen plaats vinden in het winterbed, deze bij moeten dragen aan vergroting van de ruimte voor de rivier, de rivier--dynamiek, hermeandering en/of vast houden van water en aan het versterken van een open en afwisselend dynamisch landschap van geulen of meanders, open vlaktes en zachthoutooibos.
De ontwikkeling van de ruimte langs de rivier is opgenomen in het inrichtingsplan Ruimte voor de Rivier. In het bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier is reeds aangekondigd dat de Melksterweide als parkeerterrein ingericht zou worden. Het parkeerterrein staat de ambitie om de het gebied langs de rivier verder te kunnen ontwikkelen niet in de weg.

  • ii. laag van het agrarisch cultuurlandschap: het plangebied wordt in de laag van het agrarisch cultuurlandschap aangeduid als 'rivierenlandschap - rivier en uiterwaarden'. Deze gebieden kennen een open, reliëfrijk winterbed met wei- en hooiland, geulen en opgaand ooibos. Deze kenmerken komen ook terug in het plangebied Parkeerterrein de Worp. Binnen het rivierlandschap geldt een ambitie om de contrasten tussen het dynamische natuurlijke winterbed, de kleinschalige oeverwallen met dorpen, boomgaarden en beplantingen en lage grote open komgronden met verspreide erven op duintjes te vergroten en meer beleefbaar te maken. In de nieuwe Omgevingsvisie 2017 zijn de ambities voor de ontwikkeling van de laag van het agrarisch cultuurlandschap nagenoeg gelijk gebleven.

Normgevende uitspraken vanuit het gebiedskenmerk zijn dat het winterbed een beschermende bestemmingsregeling moet krijgen, gericht op doorstroming van de rivier en instandhouding en versterking van natuur- en agrarische cultuurwaarden. In het winterbed zijn geen, danwel plaatselijk zeer beperkte, aangepaste bebouwingsmogelijkheden. Voor het parkeerterrein geldt dat het gehele plangebied een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' kent, waarmee de waterbelangen in het gebied gewaarborgd worden. De dijk zal als scherpe grens tussen het domein van de rivier en de omliggende gebieden als monumentaal ruimtelijk element gehandhaafd moeten blijven. In het plangebied ligt een deel van de dijk, door het plan wordt de dijk niet aangetast.

Richtinggevende punten binnen het rivierengebied zijn dat als ontwikkelingen plaats vinden in het winterbed, dat deze moeten bijdragen aan een dynamisch landschap van hoofdgeul en nevengeulen en aan recreatieve toegankelijkheid. Het parkeerterrein wordt aangelegd om de rand van Deventer aantrekkelijk bereikbaar te maken, waarna men met het veerpont de historische binnenstad kan bezoeken.

Het aanleggen van het parkeerterrein staat de wenselijke ontwikkeling van het gebied niet in de weg. De ontwikkeling is niet in strijd met de normatieve en richtinggevende uitspraken binnen de beschrijving van het rivierenlandschap.

  • iii. stedelijke laag: het plangebied wordt in de stedelijke laag niet aangeduid.

  • iv. lust- en leisurelaag: in deze laag is het plangebied niet opgenomen. Wel is de Bolwerksweg aangewezen als 'recreatieve route'. Binnen deze laag is de ambitie om de beleving, betekenis en kwaliteit van de leefomgeving te versterken. Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden dienen zoveel mogelijk te worden behouden en beleefd door mensen dankzij informatie, gebruik en ontwikkeling. Deze waarden vertellen daarmee het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van het Overijsselse landschap. Gebiedskenmerken, monumentaliteit en ruimtelijke expressie van grote ensembles kunnen vergroot worden. Tot slot is het wenselijk om de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het landschap te vergroten.
    In het inrichtingsplan (zie paragraaf 2.2) is beschreven dat de Bolwerksweg deels afgesloten zal worden voor autoverkeer. Hiermee wordt de recreatieve route voor fietsers en voetgangers versterkt. De beleving van het gebied, de verbinding van de route van de stad via de veerpont naar de uiterwaarden wordt hiermee versterkt.
    In de nieuwe Omgevingsvisie 2017 is het gebied aangeduid als onderdeel van de 'IJssellinie inundatieveld'. De IJssellinie was een militaire verdedigingslinie die tussen 1951 en 1954 langs de IJssel gebouwd werd om Nederland door middel van inundatie (het onder water zetten van land) te beschermen tegen een landinvasie. In de gebiedskenmerken is dit gebied een van de bakens in de tijd en geldt er een cultuurhistorische ambitie. Het creëren van verbindingen en verbanden tussen bestaande bakens die onderdeel van een groter geheel zijn, maar nu verloren of geïsoleerd in het landschap liggen is een onderdeel van die ambitie. Ook is het mogelijk bakens van deze tijd toe te voegen. Cultuurhistorische waarden dienen behouden te worden door ze bewust in te zetten in gebiedsopgaves.
    In de planontwikkeling wordt rekening gehouden met de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden, welke op deze locatie mede aanwezig zijn vanuit het beschermd stadsgezicht.

De Melksterweide is tot op heden met name gebruikt als agrarisch gebied. Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier was de locatie in de provinciale verordening opgenomen als 'te realiseren natuur'. Om deze reden is in het toen in procedure zijnde bestemmingsplan de bestemming 'Natuur' opgenomen. Deze bestemming is tot op heden nog niet als zodanig verwezenlijkt. Met de aanleg van het parkeerterrein wordt op het overig deel van de Melksterweide geïnvesteerd in het creëren van een stroomdalgrasland. Dit deel blijft de bestemming Natuur houden, welke nu werkelijk tot realisatie zal komen. Het terrein werd bij evenementen geheel gebruikt als parkeerterrein, dit zal in de nieuwe situatie niet meer voorkomen. Door het versterken van de natuur- en landschapswaarden worden ook de gebiedskenmerken versterkt.

Omgevingsverordening Overijssel

Om het beleid dat is verwoord in de Omgevingsvisie door te laten werken is de Omgevingsverordening opgesteld. De Omgevingsverordening is vastgesteld in juli 2009.

Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening dat er niet méér geregeld wordt dan nodig is voor het beleid, zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt - bijvoorbeeld door het Rijk - wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.

Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is ook toegepast bij de flexibiliteitbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook heeft de provincie zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. De Omgevingsverordening geeft regels voor:

  • de provinciale adviescommissie (regelt instelling, taken en werkwijze van de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving);
  • gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, afwijkingsbesluiten en beheersverordeningen);
  • grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
  • kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan Waterschappen);
  • verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).

Voor onderhavig plangebied is meer specifiek de regeling voor gemeentelijke ruimtelijke plannen van belang. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing sluit aan op de Omgevingsverordening.

Het plangebied maakt geen deel uit van een Nationaal Landschap, een grondwaterbeschermingsgebied, een waterwin- of intrekgebied. Ook in het kader van de waterveiligheid maakt het plangebied geen deel uit van een primair watergebied of een waterbergingsgebied en binnen het plangebied zijn geen essentiële waterlopen gelegen. Ten noordoosten van het plangebied ligt de IJssel.

Natuur

Het plangebied is aangewezen als 'te realiseren natuur', netto begrensd (concreet begrensde nog te realiseren natuur) binnen de Ecologische Hoofdstructuur. In artikel 2.7.3B is voor gebieden met het Beschermingsregime EHS-te realiseren bepaald dat deze worden vastgelegd in een bestemmingsplan met een bestemming die gericht is op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de actuele natuurwaarden van deze gebieden.

In de nieuwe Omgevingsverordening 2017 is het plangebied echter niet langer als zodanig aangewezen en maakt het niet langer deel uit van de EHS (Natuurnetwerk Nederland).

Het regime dat vanuit de omgevingsverordening geldt voor natuurgebieden buiten de EHS is vastgelegd in titel 2.8 Bos en natuurgebieden buiten de EHS van de omgevingsverordening. In deze titel is bepaald dat bestemmingsplannen die betrekking hebben op bestaande natuur voorzien in een specifieke, daarop toegesneden bestemming die gericht is op behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.

In het plangebied is echter feitelijk met name in gebruik als agrarisch gebied. Natuurwaarden zijn tot op zekere hoogte aanwezig (zie paragraaf 4.4.5). In het bestemmingsplan Uiterwaarden 2004 had het plangebied de bestemming 'Oeverlanden'. Binnen deze bestemming was ook extensief agrarisch gebruik toegestaan. Dat betrof ook het feitelijk gebruik van de locatie als agrarisch gebied. Bij het opstellen van het bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier is het gebied bestemd als 'Natuur'. Deze bestemming is gericht op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Deze bestemming aan het gebied toegekend vanwege de potentie van het gebied om natuurwaarden te ontwikkelen, niet vanwege de op dat moment aanwezige natuurwaarden.

In het voorliggende bestemmingsplan Parkeerterrein de Worp wordt de aan te leggen parkeervoorziening bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Het overige deel van de Melksterweide blijft de bestemming 'Natuur' behouden en zal door onderhavige planontwikkeling een impuls krijgen. Deze impuls kan worden gezien als compenserende maatregelen. Door het extensiveren van het gebied en het goed afstemmen van de begrazingsintensiteit zullen zich meer soorten kunnen ontwikkelen en ontstaat er een nog hogere biodiversiteit dan nu het geval is.

Kwaliteitsimpuls groene omgeving

In artikel 2.1.6. is de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving opgenomen. Hierin is bepaald dat bestemmingsplannen voor de groene omgeving – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 (SER-ladder) en artikel 2.1.4 (zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik) en het bepaalde in artikel 2.1.5 (ruimtelijke kwaliteit) – kunnen voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

In het plangebied wordt de bestaande Melksterweide weliswaar verkleind, maar aanwezige landschappelijke -en natuurwaarden zullen worden versterkt. Onder ander zal het overige deel van de Melksterweide ingericht en beheerd worden op een manier waarop de stroomdalflora zich kan ontwikkelen. Ook zal eventuele beplanting toegepast worden die de doorstroming niet belemmert en die passend is in het uiterwaardenlandschap. Hierbij wordt gedacht aan solitaire meidoorn en/of sleedoorn.

SERladder en Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Artikel 2.1.3. betreft de SER-ladder voor de Stedelijke omgeving. Hierin is bepaald dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt dat er geen ruimte beschikbaar is binnen bestaand bebouwd gebied. Artikel 2.1.4. betreft de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In dit artikel is opgenomen dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in andere dan stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt: dat (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is en dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

In paragraaf 3.2.4 is ingegaan op de behoefte aan het parkeerterrein en de keuze voor de locatie Melksterweide. Geconcludeerd wordt dat de Melksterweide zich goed leent voor de aanleg van een parkeerterrein en dat er daarbij ook ruimtelijke kwaliteit behaald wordt door het verbieden van 'wildparkeren' en door het aanleggen van diverse landschapselementen.

Er zijn ook enkele alternatieve locaties bekeken voor het aanleggen van een nieuw parkeerterrein (zie paragraaf 2.2). Gebleken is dat deze locaties allen minder geschikt waren voor de gewenste ontwikkeling.

Boringsvrije zone diep pakket Salland

Het plangebied ligt tevens in de 'boringsvrijezone diep pakket Deventer'. Dit houdt verband met de drinkwatervoorziening. In paragraaf 3.2.3. van de verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot boringsvrije zones.

De bouwmogelijkheden die in het bestemmingsplan zijn opgenomen vormen geen belemmering voor de grondwaterkwaliteit. De bestemmingen hebben niet tot gevolg dat er lozingen plaatsvinden. Ten behoeve van de functies zijn eveneens geen bodemenergiesystemen in de bodem dieper dan 50 meter waarschijnlijk.

Primaire waterkeringen

Het plangebied ligt in de nabijheid van twee primaire waterkeringen. Deze liggen ten noorden van de IJssel en langs de Worp. In het zuidwestelijke deel van het plangebied ligt een klein stukje van de vrijwaringszone van de dijk langs de Worp. Dit deel heeft in het bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' gekregen. De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen gevolgen voor de bescherming van de waterkeringen.

De ligging tussen de waterkeringen heeft ook tot gevolg dat het gebied buitendijks, binnen het winterbed, ligt en bij hoge waterstanden in de IJssel kan overstromen. Dit risico is bekend en bij hoge waterstanden zal het parkeerterrein niet gebruikt kunnen worden. Het bestemmingsplan maakt geen extra bebouwing mogelijk waardoor de stroomfunctie in het geding komt. Wel zal extra verharding worden aangelegd, een en ander in overleg met Rijkswaterstaat. De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan hebben geen gevolgen voor de functie van het gebied als overstromingsgebied.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de drie niveaus van het uitvoeringsmodel, (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken.

De voorgenomen ontwikkeling past eveneens binnen de Omgevingsverordening. Er gelden binnen het plangebied geen beperkende voorschriften vanuit de verordening. De ontwikkeling draagt daarnaast bij aan de doelstelling van het ontwikkelingsperspectief en de voorwaarden van de diverse gebiedskenmerken verzetten zich niet tegen de voorgenomen ontwikkeling.

3.3.2 Waterverordening waterschap Vallei en Veluwe (2012)

De Waterverordening waterschap Vallei en Veluwe regelt de waterschapseigen onderwerpen op het gebied van water, zoals normen waterkwantiteit en grondwater.  Deze waterverordening is op in 2012 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht, Gelderland en Overijssel.

In de waterverordening zijn regionale waterkeringen aangewezen, worden normen voor waterkwantiteit benoemd, en wordt omschreven welke onderwerpen ten minste in een beheerplan opgenomen dienen te worden. Tevens zijn bepalingen opgenomen over de aanleg en beheer van waterstaatswerken en over grondwater.

Voor het plangebied geld vanuit de waterverordening een norm voor een gemiddelde overstromingskans van 1/10 per jaar. Dat betekent dat het gebied 1 keer per 10 jaar kan overstromen. Hiermee wordt met de inrichting van het gebied rekening gehouden.

Conclusie

Met de inrichting zal rekening worden gehouden met de overstromingsfunctie in het gebied. Met het Waterschap en Rijkswaterstaat is overleg gevoerd over de inrichtingselementen in het gebied. De mogelijkheden binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied past binnen de afspraken zoals deze zijn gemaakt en vormen geen belemmering voor de bepalingen zoals opgenomen in de waterverordening.

3.3.3 Waterbeheerprogramma 2016-2021 Waterschap Veluwe (2009)

Op 30 september 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld.

In dit waterbeheerprogramma worden de ambities en doelen beschreven voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van de vele samenwerkings- en innovatiemogelijkheden.

Dit Waterbeheerprogramma (WBP) beoogt inzicht te geven aan alle gebruikers en partners in het werkgebied in de doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar gaat bereiken. Ten tweede wordt in het programma de koers intern expliciet gemaakt en vastgelegd.

De maatregelen zijn op hoofdlijnen uitgewerkt. Het ‘hoe’ volgt in een later stadium, bij het vaststellen van de (meerjaren)begroting.

Met het WBP als programma wordt aangesloten bij het Bestuursakkoord Water. Binnen de kaders van de Waterwet, de Europese Kaderrichtlijn Water en de Deltabeslissingen wordt beschreven hoe er gewerkt wordt aan de wateropgaven.

In 2013 heeft het waterschap met zes toekomstbeelden de kijkrichting van het waterschap op de lange termijn geschetst. Deze toekomstbeelden geven vooral strategische richting en focus aan het WBP. Het WBP bevat vervolgens de tactische ambities, doelen en maatregelen op hoofdlijnen. Jaarlijks krijgt vanuit het WBP een aantal maatregelen prioriteit. Deze worden in een uitvoeringsplan vastgelegd in de voorjaarsnota, zoveel mogelijk op projectenniveau. In de WBP is de meerjarenraming voor de periode 2016-2021 opgenomen.

Het bestuurlijke programma watersysteem (voldoende en schoon water) is opgesplitst in landelijk gebied, stedelijk gebied en KRW. Elke indeling is arbitrair; waterkeringen lopen door stedelijk en landelijk gebied, KRW-wateren bevinden zich zowel in het landelijke gebied als stedelijk gebied. De waterketen en stedelijk gebied zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Aandacht wordt besteed aan Waterveiligheid, Landelijk gebied, Stedelijk gebied, KRW en de waterketen.

Tot slot worden ook de uitvoeringsinstrumenten beschreven, namelijk het beheer en onderhoud, vergunningverlening, toezicht, handhaving en crisisbeheersing. Deze dienen voor het in stand houden van de huidige situatie, zoals het beheren van de rioolwaterzuivering of zorgen voor het juiste waterpeil in de sloot.

Conclusie

Het plangebied ligt aan de rand van het werkingsgebied van het waterschap Vallei en Veluwe. In het plangebied zijn geen regionale keringen aanwezig in beheer van het waterschap. Wel ligt er een primaire waterkering, waarvoor de regels uit de provinciale verordening en het Barro van toepassing zijn.

In de meerjarenraming van het WBP zijn voor de periode 2016-2021 geen maatregelen opgenomen die betrekking hebben op het plangebied of de nabije omgeving.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurplan Deventer 2025 (2004)

In het structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht.

Het structuurplan dateert uit 2004 en is derhalve al enigszins gedateerd. Echter al in 2004 waren er al knelpunten met betrekking tot de parkeercapaciteit rond de binnenstad:

"Wat betreft de autostructuur wordt in het structuurplan in de analyse aangegeven dat een van de knelpunten op het gebied van parkeren onder meer de te geringe parkeercapaciteit rond de binnenstad is. Ook in de, in het structuurplan aangehaalde, Nota Parkeerbeleid wordt aangegeven dat het algemeen uitgangspunt van het parkeerbeleid een aantrekkelijke, zo veel mogelijk autoluwe binnenstad is met voldoende parkeerplaatsen voor een groeiend aantal bewoners en bezoekers. Ook buiten de binnenstad streeft de gemeente naar parkeermaatregelen gericht op optimalisering van de bereikbaarheid en leefbaarheid. Het parkeren van bezoekers en bewoners zal zoveel mogelijk gescheiden worden, waarbij bezoekers worden opgevangen in parkeervoorzieningen langs de randen van de binnenstad en bewoners zoveel mogelijk kunnen parkeren in de binnenstad. Verder zal het aantal bezoekersparkeerplaatsen, gezien de toenemende behoefte, worden uitgebreid.

Het ontwikkelingsperspectief op het gebied van parkeren wordt in het structuurplan als volgt omschreven: "Het parkeerbeleid in de binnenstad richt zich op het concentreren van parkeerplaatsen voor bezoekers in enkele grootschalige (nieuwe) parkeervoorzieningen, direct aan de aanrijroutes. Het parkeertarief zal worden gebruikt om de verkeers- en parkeersituatie in de gewenste richting te sturen. Tevens zal een dynamische informatievoorziening voorzien in informatie over de bezetting van de parkeerlocaties op de hoofdwegen. Ook het parkeren voor bewoners van de binnenstad is aandachtspunt. Voor gebieden buiten het centrum geldt dat:

  • parkeerregulering in de oude schil zal worden uitgebreid;
  • dit geldt ook voor gebieden in en rond wijkwinkelcentra, op het moment dat hier parkeerproblemen ontstaan;
  • parkeernormen voor nieuwbouwlocaties (zowel in- als uitbreidingen) zullen worden verhoogd om parkeerproblemen (als gevolg van toenemend autobezit) te voorkomen."

Conclusie

Het aanleggen van de parkeervoorziening wordt weliswaar niet als maatregel benoemd in het structuurplan, maar past, gezien de in 2004 al aanwezige problematiek omtrent het autoluw maken van de binnenstad en het tekort aan parkeerplaatsen aan de buitenrand van het centrum, prima binnen de uitgangspunten van het Structuurplan Deventer.

3.4.2 Gemeentelijk waterbeleid

Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in het Waterplan Deventer (2007-2010) en Gemeentelijk Rioleringsplan (2015-2020).

Het Waterplan is een gezamenlijk plan van de in de regio gevestigde waterschappen, waterbedrijf Vitens en de gemeente Deventer. Het plan beschrijft de ambities en de koers voor het waterbeleid in de gemeente Deventer. Het waterplan is nog steeds actueel, maar de werkwijze was omslachtig. De waterpartners hebben daarom gekozen voor een nieuwe overleg- en samenwerkingsstructuur in de vorm van een wateragenda.

Op de wateragenda van Deventer staan een aantal thema’s centraal. Deze thema's zijn uitgewerkt in aandachtspunten. Op deze punten gaan de waterpartners de komende jaren lokaal samenwerken. De thema's zijn:

  • Veilig en robuust
  • Milieu en gezondheid
  • Beleving, bewustwording en participatie

Doordat de wateragenda duidelijke thema's bevat, kunnen de waterpartners efficiënt en effectief samenwerken aan de watertaken.

De gemeentelijke watertaken komen voort uit 3 zorgplichten:

  • inzameling en transport van stedelijk afvalwater (Wet Milieubeheer)
  • inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater (nieuwe Waterwet)
  • aanpak en voorkomen van grondwaterproblemen in bebouwd gebied (nieuwe Waterwet)

De gemeente is verantwoordelijk voor een goed stedelijke watersysteem. Volgens de wet begint de zorgplicht bij de perceeleigenaar. De perceeleigenaar moet het hemel- en grondwater op het eigen perceel verwerken. De gemeente komt in beeld als dit niet kan. In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2020 is aangegeven hoe de gemeente met deze zorgplichten omgaat.

Zorgplicht stedelijk afvalwater: Onder de straat liggen door de hele gemeente honderden kilometers leidingen. Hiervoor zijn putten, straatkolken en honderden pompjes aangelegd. Het hele systeem zorgt er voor dat afvalwater bij de rioolwaterzuivering aan de Roland Holstlaan komt. Hier zorgt het waterschap voor de zuivering. Het gezuiverde water komt daarna in de IJssel.

De gemeente is verantwoordelijk voor de aanleg en het onderhoud van de riolering.

Zorgplicht hemelwater: De nieuwe Waterwet gaat ervan uit dat hemelwater schoon genoeg is om zonder zuiverende voorziening te lozen. De zorgplicht hemelwater legt de verantwoordelijkheid bij de perceelseigenaar om het hemelwater zoveel mogelijk zelf te verwerken. De gemeentelijke zorgplicht begint als de perceelseigenaar niet zelf het hemelwater kan infiltreren of bergen.

Zorgplicht grondwater: Volgens de wetgeving moet de gemeente voor nieuwe situaties structurele grondwaterproblemen voorkomen of beperken, voor zover dit niet onder de verantwoordelijkheid van waterschap of provincie valt. De zorgplicht grondwater benadrukt de verantwoordelijkheid van de perceelseigenaar om maatregelen te nemen die grondwaterproblemen voorkomen. De gemeentelijke zorgplicht begint als de perceelseigenaar niet kan zorgen voor voldoende ontwatering en overtollig grondwater moet afvoeren. De gemeente heeft de leiding als meerdere partijen betrokken zijn bij (dreiging van) een probleem.

Afweging waterbelang bij ruimtelijke ontwikkelingen: Naast de gemeentelijke zorgplichten heeft de gemeente nog een verantwoordelijkheid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is zij verantwoordelijk voor een goede afweging en implementatie van het waterbelang bij nieuwe ruimtelijke plannen. Hiervoor is het instrument van de watertoets ontwikkeld.

Conclusie

In de watertoets wordt onder andere ingegaan op de aspecten hemelwater en afvalwater. In paragraaf 4.7 is het resultaat van de watertoets opgenomen. De ontwikkeling past binnen de kaders die gesteld worden in het gemeentelijk waterbeleid.

3.4.3 Groenbeleidsplan (2007)

Het groenbeleidsplan (april 2007) geeft richtlijnen voor de inrichting en het beheer van openbaar groen, inclusief bomen en waterpartijen. De gemeente Deventer ligt op de grens van het rivierenlandschap van de IJssel en het Sallandse dekzandlandschap. Deze ligging zorgt voor een enorme biodiversiteit. Allerlei dieren en (zeldzame) planten vinden hun weg in en om de stad. Het Groenbeleidsplan zorgt ervoor dat deze kenmerken en haar biodiversiteit behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.

Om in de komende jaren verantwoorde keuzes te kunnen maken is in het groenbeleidsplan een visie op het groen (wat willen we bereiken) verwoord en zijn concrete ambities gedefinieerd.

De groenvisie is: "De gemeente Deventer streeft naar een gevarieerd aanbod van betekenisvol en aantrekkelijk groen. Ze doet dit door in te spelen op de verschillen in ligging, omvang, functie, historische betekenis en gebruikswensen. Dit leidt tot omgevingsbewust ontwerpen en vervolgens tot ontwerpbewust beheren".

De ambities uit het Groenbeleidsplan zijn:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor de toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • inspringen op nieuwe stedelijke ontwikkelingen;
  • een handleiding bieden voor de praktische invoering van de groenvisie in de praktijk.

In het plangebied zijn de bomen langs de Avenue (Twelloseweg) aan te merken als belangrijke groenstructuur. Deze bomen worden op een dusdanige wijze bestemd dat ze worden beschermd tegen ongewenste ontwikkelingen. De bomenrijen zijn opgenomen binnen de bestemming 'Groen'. De bomen in het plangebied worden verder beschermd via het vergunningstelsel uit de APV.

Conclusie

De groenstructuur van de laan zal door vaststelling van dit bestemmingsplan niet wijzigen. Een deel van de Melksterweide zal wijzigen dor de functieverandering naar parkeerterrein. Het overige deel van de weide zal daarentegen worden ontwikkeld waardoor de natuurlijke en landschappelijke waarden worden versterkt.

3.4.4 Bomenbeleidsplan (2007 – 2017)

De ruimtelijke kwaliteiten van de bomenstructuur zijn in het groenbeleidsplan op hoofdlijnen aangegeven. In het bomenbeleidsplan is deze ruimtelijke ambitie concreet uitgewerkt en toegespitst op bomen in de hoofdstructuur, woon- en werkgebieden, op bijzondere plaatsen in de stad en in het buitengebied.

Een speerpunt van het bomenbeleid is het inzetten op een duurzame bomenstructuur. Dit door het uitvoeren van kwaliteitsbeheer van de bestaande bomenstructuur en het inrichten van optimale groeiplaatsen voor nieuwe bomenstructuren. De juiste boom op de juiste plaats is hierbij van groot belang.

Het tweede belangrijke speerpunt van het bomenbeleid is het behouden, beschermen en zorgvuldig beheren van Monumentale bomen. Deze bomen zijn geïnventariseerd, zowel gemeentelijke als particuliere bomen. Er is een systematiek vastgesteld om te beoordelen of een boom beschermenswaardig of monumentaal is.

Conclusie

De bescherming van de bomen verloopt via een separaat spoor. In onderhavig bestemmingsplan is het bestaande groen opgenomen in een passende bestemming, die de bestaande groenstructuren beschermt. Er is onderzocht welke effecten het aanleggen van de parkeerplaats heeft op de bestaande bomen in het plangebied. Het uitgevoerde onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Naar aanleiding van dit onderzoek is rekening gehouden met een afstand van acht meter uit de stamvoet van de bomen langs de Avenue tot het begin van de parkeerplaats.

3.4.5 Ambities binnenstad en parkeerbeleid

Ambitiedocument en bereikbaarheidsconclaaf

Deventer is een gastvrije stad, mensen zijn welkom, nu en in de toekomst. Dat betekent onder andere dat je als bezoeker de binnenstad makkelijk moet kunnen bereiken en er kwalitatief en kwantitatief voldoende parkeerplaatsen zijn. De afgelopen jaren zijn binnen Deventer beleidskaders gemaakt die betrekking hebben op de ambities van de binnenstad. Deze kaders zijn vastgelegd in diverse documenten zoals het Ambitiedocument "Deventer een bericht aan de stad", Uitkomst Bereikbaarheidsconclaaf: beslisdocument" en de Uitwerking bereikbaarheidsconclaaf.

In het kader van het bereikbaarheidsconclaaf zijn enkele ambities verwoord ten aanzien van parkeren. De ambities kunnen als volgt worden samengevat:

  • Eindbeeld met autovrije pleinen en straten waarbij geparkeerd wordt op zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken locaties
  • Kwantitatief en kwalitatief voldoende parkeerplaatsen aan de rand van het centrum met het principe van Park & Walk, waarbij via aantrekkelijke looproutes de bestemming wordt bereikt
  • Kort parkeren nabij het kernwinkelgebied.

In de uitwerking van het Bereikbaarheidsconclaaf zijn als specifieke projecten benoemd project 5.6.1 'parkeren op de Worp (Deventer)' en project 5.6.2 'parkeren op de Worp (Voorst)'.

De ambities voor de binnenstad voor parkeren zijn vertaald in het Parkeerbeleidsplan.

Parkeerbeleidsplan

In 2013 heeft de raad het Parkeerbeleidsplan vastgesteld. Hierin is een doorkijk gegeven naar de toekomst. Uitgangspunt was in 2013 al dat we niet verwachten dat het aantal bezoeken per auto naar de binnenstad zal toenemen. Dit wil niet zeggen dat de huidige situatie (aantal parkeerplaatsen) voldoende is. Deventer heeft ambities, zoals het ontwikkelen van meer centrumfuncties, een autovrij Grote Kerkhof en minder auto's op de pleinen. In 2013 was de inschatting dat door deze ambities er een vraag op het piekmoment van circa 1100 parkeerplaatsen is. Het Parkeerbeleidsplan in 2013 gaat ervan uit dat hierin deels wordt voorzien door bestaande terreinen beter te gebruiken en deels door bij te bouwen. De Worp is een van de locaties aangewezen om in extra capaciteit te voorzien. Uitbreiding van de parkeercapaciteit op de Worp zou zowel kwantitatief als kwalitatief een belangrijke bijdrage leveren aan de totale parkeersituatie in en rondom de binnenstad van Deventer.

Het eindbeeld (streven) in het parkeerbeleidsplan 2013 is een autoluwe binnenstad waarbij bewoners en kortparkeerders in het centrum op straat parkeren en bezoekers in één van de parkeervoorzieningen aan de randen van het centrum parkeren. Om dit te bewerkstelligen is (onder andere) een robuuste parkeeroplossing nodig. Onder robuuste parkeeroplossing wordt verstaan: de optelsom van de ontwikkelingen op de Worp, in het Sluiskwartier en in de Stadspoortgarage. Parkeren op de Worp is dus een onderdeel van de totaaloplossing: robuust parkeren.

3.4.6 Bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier

In het bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het inrichtingsplan in het kader van het project Ruimte voor de Rivier. De Melksterweide is ook opgenomen in dit inrichtingsplan. In het bestemmingsplan wordt voor deze locatie de volgende beschrijving gegeven:

"De Melksterweide blijft een open veld. Het sluit in karakter aan op het zuidelijke uiterwaardenlandschap van de Wilpse Klei en Midden IJssel en vormt een contrast met het Worpplantsoen. Ten behoeve van de geleiding van waterstromen krijgt het plaatselijk een lager maaiveld. Deze nieuwe laagte wordt met lichte glooiingen aangesloten op de omgeving. Het veld wordt toegankelijk en kan benut worden als speel-/lig-/wandelweide, in aansluiting op het park en het waterfront van de Worp. Zo worden de recreatieve mogelijkheden uitgebreid in dit meest intensief gebruikte deel van de uiterwaarden. Inmiddels is uit het Bereikbaarheidsconclaaf gebleken dat het wenselijk is parkeerplaatsen mogelijk te maken in de Melksterweide. De procedure is echter te ver gevorderd om dit nu nog in het bestemmingsplan “Ruimte voor de Rivier” op te nemen. Hier zal te zijner tijd een afzonderlijke procedure voor worden opgestart.

De beplanting bij de dijk wordt opgeknapt en tot een rij omgevormd, ter accentuering van wat de voormalige landweer kan zijn geweest. De beplanting aan de noordzijde van het landhoofd wordt omgevormd tot een kleine haag. Met deze maatregelen wordt de blik op de grazige taluds van het landhoofd en de continuïteit van de ruimte richting de zuidelijke uiterwaarden versterkt.

De kade van de Bolwerksweg wordt tussen de Wilhelminabrug en de huizen nabij het IJsselhotel verlaagd ten behoeve van de doorstroming van het water bij hoge waterstanden.

De weg behoudt zijn functie, maar zal door zijn lagere ligging vaker overstroomd worden. De bestaande weg parallel aan het landhoofd vormt een alternatief. De watergang van het gemaal van de Oude IJssel naar de hank wordt verlegd naar een eerder tracé en omgevormd tot een smalle waterloop met natuuroevers."

In paragraaf 2.2 is de beschrijving van de toekomstige situatie opgenomen. Het terrein wordt, zoals in het bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier reeds werd aangekondigd, ingericht als parkeerterrein.

Conclusie

Met voorliggend bestemmingsplan wordt afgeweken van de planregels en verbeelding van bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier. In de toelichting van het bestemmingsplan is de ontwikkeling van de Melksterweide als parkeerplaats al wel aangekondigd.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Landschappelijke kwaliteit

Het plangebied maakt onderdeel uit van een gebied waar een bepaalde belevingswaarde en landschappelijke kwaliteit aanwezig is.

Vanuit het park beleeft men het zicht op de stad. Vanuit de stad is het zicht op de weilanden langs de rivier en de hoge bomen daarachter heel aantrekkelijk. De relatie van het park met de direct aangrenzende, open delen van de uiterwaarden is gevoelig. De Melksterweide is een belangrijk element in het totale groengebied tussen de bruggen. Het gebied is bijzonder door de aanwezigheid van microreliëf, poelen, beplanting en het historisch open karakter. Het vormt een contrast met het meer besloten karakter van het Worpplantsoen. Door middel van een watergang is de Melksterweide verbonden met de uiterwaarde ten oosten van de Bolwerksweg.

De Melksterweide wordt momenteel gebruikt voor het weiden van het typische Brandrode rund. De geparkeerde auto's langs de Bolwerksweg en onderlangs het talud van de Wilhelminabrug op drukke tijden leveren een rommelig beeld op. Door deze auto's te groeperen op een daarvoor bedoelde locatie wordt het beeld minder rommelig.

De landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten worden versterkt door het overige deel van de Melksterweide in te richten en te beheren zodat stroomdalflora zich kan ontwikkelen. Mogelijke beplanting die toegevoegd kan worden zonder dat de doorstromingsfunctie wordt belemmerd zijn bijvoorbeeld solitaire meidoorn en/of sleedoorn.

De belevingswaarde in het gebied wordt versterkt door het autovrij maken van de Bolwerksweg, dit wordt een fiets- en voetpad. Ook wordt door het ontmoedigen van het parkeren langs de Avenue de beleving van de cultuurhistorisch waardevolle laan versterkt.

4.2 Cultuurhistorie en monumenten

Het plangebied ligt binnen de grenzen van het Beschermd stadsgezicht (besluit van 10 februari 1988). In Bijlage 5 is de toelichting bij het aanwijzingsbesluit opgenomen.

Het Worpplantsoen is in 1993 aangewezen als gemeentelijk monument. De Worp is een van de oudste openbare wandelplaatsen in Nederland. In 1699 werd het gebied met linden beplant, langs rechte lanen. In 1815, na de vernietiging van de linden door de Fransen in 1813, is het park opnieuw aangelegd, maar toen met hoofdzakelijk slingerende lanen.

Het Worpplantsoen is een volgroeid park dat voornamelijk met eiken is beplant. Het park is in Engelse landschapsstijl aangelegd, oorspronkelijk met een groter en meer uitheems assortiment bomen. De noord-zuid as door het oostelijk gedeelte van het park met de naam Lange Laan is met Linden bepoot, evenals de Avenue, de laan van het voormalige landhoofd van de schipbrug naar de coupure in de dijk.

Het merendeel van de paden is inmiddels verdwenen. Door de aanleg van de dijk in de jaren dertig is de aansluiting van deze paden op de padenstructuur van de Hoven goeddeels verloren gegaan. De meest gebruikte aansluiting (bij de Vonderstraat via de kleine coupure in de dijk) resteert nog. Bomen omzomen in het ontwerp de open parkgedeelten. De bomen vormen daardoor een structuur die ondanks het verdwijnen van de meeste paden op de plattegrond goed herkenbaar is. Deze interne samenhang is belangrijk. In 2006 is het padenplan gereconstrueerd in asfalt.

De visuele relatie van het park met de rest van de uiterwaarden, de bebouwing aan de Worp en de lange Laan, de camping, de IJssel en met de stad aan de overzijde is van groot belang voor het beschermde stadsgezicht. Ook is het contrast tussen de sterk besloten ruimten van de binnenstad en de grote openheid van het rivierfront gericht op de onbebouwde groene overzijde kenmerkend. Vanwege deze aspecten is het gebied binnen de zeventiende-eeuwse vesting gelegen stadsgebied, de rivier de IJssel en het tegenoverliggende gebied tussen de bruggen op 10 februari 1988 aangewezen als beschermd stadsgezicht.

Uniek is tenslotte, dat het park het Worpplantsoen bij het buiten de oevers treden van de IJssel kan overstromen. De mogelijkheid tot overstromen en het fascinerende gezicht, dat dit oplevert, kenmerken Deventer als rivierstad en hebben een directe relatie met de aard van de stad en de ontstaansgeschiedenis van haar stedelijke structuur.

Visie op de bestemmingswijziging

De locatie waar het parkeerterrein wordt aangelegd valt buiten het gemeentelijk monument Worpplantsoen. De locatie ligt wel binnen het beschermd stadsgezicht.

In het plangebied worden in de huidige situatie auto's her en der geparkeerd in de berm van de Bolwerksweg en langs het talud van de Wilhelminabrug. Ook de parkeerplaatsen langs de Avenue (Twelloseweg) worden volop gebruikt. De huidige situatie doet rommelig aan en is niet in overeenstemming met de doelstellingen van het beschermd stadsgezicht.

Door het centreren van deze auto's op een daarvoor aangewezen parkeerterrein en het fysiek onmogelijk maken van het parkeren op de overige plaatsen, wordt het gebied minder rommelig. Vanaf de stadskant ligt het parkeerterrein achter de bestaande bebouwing aan de Bolwerksweg en is vanaf die kant dan ook niet geheel zichtbaar. Vanaf de Wilhelminabrug is er wel zicht op het parkeerterrein, maar biedt een minder verrommeld beeld dan de verspreide auto's in de huidige situatie.

Door het parkeren langs de Avenue (Twelloseweg) te ontmoedigen ontstaat er in deze laan een impuls voor de beleving van de cultuurhistorische waarden van deze laan, welke wel onderdeel uitmaakt van het gemeentelijk monument.

In het bestemmingsplan is de voorwaarde opgenomen dat de cultuurhistorische waarde niet onevenredig geschaad mag worden. Zowel in de bestemming 'Groen' als in de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' wordt hier aandacht aan besteed.

4.3 Archeologie

In deze paragraaf volgt een samenvatting van het archeologisch beleidsadvies dat voor dit bestemmingsplan is opgesteld. Het complete advies is opgenomen in Bijlage 6.

Inleiding

De archeologische verwachting voor de gemeente Deventer is gebaseerd op de landschappelijke en bodemkundige kenmerken van bekende archeologische vindplaatsen.

Een uitgebreide onderbouwing van de fysisch geografische bouwstenen van de archeologische verwachtingswaarden is te vinden in: Willemse, N.W., L.J. Keunen, L.M.P. van Meijel & T. Bouma, 2013. …Die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn… Fysisch- en historisch-geografische bouwstenen voor een archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer (RAAP Rapport 2571), Weesp.

Vanaf de late middeleeuwen is het verband tussen landschappelijke mogelijkheden en locatiekeuze minder goed puur fysisch geografisch te verklaren, omdat de mens er steeds meer in slaagt de natuur naar zijn hand te zetten. Vanaf deze periode zijn historische bronnen zoals kaarten en geschriften beschikbaar, waardoor veel elementen goed kunnen worden gelokaliseerd.

Op de archeologische verwachtingskaart zijn recente archeologische en historische onderzoeksgegevens gecombineerd met de fysisch geografische verwachting ter plekke. Ook bekende verstoringen zijn weergegeven op de archeologische verwachtingskaart.

Het archeologiebeleid en de regels in dit bestemmingsplan

De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Deventer. De gemeenteraad heeft de beleidsvrijheid om de beleidsgrenzen te bepalen. Voorwaarde is dat deze grenzen voldoende zijn onderbouwd.

Het archeologiebeleid is op 28 januari 2015 door de raad vastgesteld in de vorm van een beleidskaart en een onderbouwing, zie hiervoor: Vermeulen, B., 2015. Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie. Van verwachting naar beleid (Interne Rapportages Archeologie Deventer 74), Deventer. Archeologisch onderzoek kan leiden tot aanpassing van de beleidswaarden van een gebied. De beleidskaart wordt zo nodig tussentijds geactualiseerd, op basis van de selectiebesluiten van het bevoegd gezag.

De archeologische beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie, zoals die in het bestemmingsplan zijn gehanteerd. In het bestemmingsplangebied Melksterweide – de Worp gelden de beleidswaarden 1, 4 en 5, zie onderstaande afbeelding).

In september 2009 is archeologisch vooronderzoek, in de vorm van verkennend proefsleuvenonderzoek, uitgevoerd op een deel van het bestemmingsplangebied. Dit proefsleuvenonderzoek heeft geleid tot het selecteren van een aantal mogelijk archeologisch interessante onderzoeksgebieden en het vrijgeven van een ander deel van de locatie. De resultaten van het proefsleuvenonderzoek worden meegenomen in dit rapport en dragen bij aan het gerichter bepalen van de beleidswaarden in het bestemmingsplangebied. Verder is op basis van diverse onderzoeken in het project Ruimte voor de Rivier een analyse van de fysisch geografische situatie mogelijk waardoor een klein gebied met beleidswaarde 2 is komen te vervallen.

De overige beleidswaarden zijn vertaald in de regels van dit bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn dubbelbestemmingen Waarde Archeologie opgenomen voor de gebieden die op de beleidskaart een beleidswaarde 2 of hoger kennen. Er is voor gekozen om aan gebieden met beleidswaarde 'Archeologie 1' geen dubbelbestemming toe te kennen.

Waarde-archeologie 1

Voor de gebieden met een lage verwachtingswaarde (beleidswaarde '1') is de kans dat een bodemingreep het bodemarchief verstoort door de lage dichtheid aan vindplaatsen en de veelal relatief kleine oppervlakte van die vindplaatsen, zeer klein. Eigenlijk komt dit type resten vooral aan het licht bij archeologische begeleiding van grootschalige werkzaamheden. Daarom is voor deze beleidswaarde een vrijstellingsoppervlakte van 10.000 m² gehanteerd. Boven de 10.000 m2 geldt een meldingsplicht. Dit type omvangrijke werkzaamheden is over het algemeen ruim op tijd bekend bij de gemeente. Een dubbelbestemming is daarmee een relatief zwaar middel dat voor deze groep leidt tot onnodige administratieve last. Er wordt daarom voor deze ingrepen actief contact gezocht met de initiatiefnemer met het verzoek om medewerking te verlenen aan een archeologische waarneming tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Op deze manier kan de archeologische verwachting steekproefsgewijs gecontroleerd worden.

Waarde-archeologie 4 en 5

In paragraaf 5.3.3 wordt nader ingegaan op de waarden archeologie 4 en 5 en wordt toegelicht welke dubbelbestemmingen toegekend zijn aan deze in het gebied aanwezige beleidswaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0011.png"

Het bestemmingsplangebied op de archeologische beleidskaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0012.png"

4.4 Milieu-aspecten

Het onderhavige bestemmingsplan is, ondanks het conserverende karakter, getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • ecologie;
  • milieu effect rapportage;
  • duurzaamheid.
4.4.1 Geluid

Inleiding

In het kader van voorliggend bestemmingsplan zijn de geluidsniveaus ten gevolge van de gewijzigde functie van het plangebied onderzocht. Het doel van het akoestisch onderzoek is om de effecten van de geluidsbelasting, als gevolg van de wijzigingen zoals die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, op de geluidsgevoelige bestemmingen te bepalen en deze geluidsbelastingen te toetsen aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.

Wettelijke kader

De gewijzigde Wet geluidhinder is op 1 januari 2007 van kracht geworden. Eén van de belangrijkste wijzigingen is dat in plaats van op basis van een maatgevende periode van het etmaal (dag of nacht, de LAeq), nu een berekening van de geluidsbelasting wordt bepaald als gemiddelde over de dag, avond en nacht, de Lden.

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat alle wegen een geluidszone hebben. Dit is de zone langs een weg waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Uitzondering hierop zijn de wegen:

  • die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/h.

De breedte van de zone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied.

De Wet geluidhinder maakt onderscheid in 'Nieuwe situaties' en 'Bestaande situaties'.

Nieuwe situaties

Volgens de Wet geluidhinder dient bij de realisatie van een nieuwe weg en/of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszones van de wegen, onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting op de geluidsgevoelige bestemmingen.

Bestaande situaties

Bestaande situaties hoeven niet getoetst te worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De feitelijke of toekomstige geluidbelasting speelt juridisch geen rol bij het opnieuw vaststellen van bestaande situaties binnen het plangebied. De regels voor geluid in de woning zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Voor bestaande woningen met een te hoge geluidbelasting bestaat er een saneringsregeling. Hiervoor komen alleen woningen in aanmerking die in 1986 vanwege het geluidsaspect wegverkeer een te hoge geluidbelasting ondervonden.

Onderzoek en resultaten

Door Goudappel Coffeng is onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de aanleg van het parkeerterrein ('Verkeerseffecten wijziging parkeersituatie De Worp – Input bestemmingsplan', Goudappel Coffeng (ref: DVT493Abf0002.01, 24 januari 2017 Bijlage 7)

Voor de aanleg van het parkeerterrein is de Wet geluidhinder (Wgh) niet van toepassing. Het betreft geen reconstructie van een weg en het betreft niet het realiseren van nieuwe geluidgevoelige functies. Ook de gevolgen van het aanleggen van het parkeerterrein vallen niet onder de Wet geluidhinder omdat de aangrenzende wegen vallen binnen een 30 km/uur gebied, waarvoor geen zone geldt.

Omdat er echter een nieuwe planologische situatie ontstaat, zal wel beoordeeld worden of er nog sprake is van een goed het woon- en leefklimaat.

In het verkeersonderzoek is geconcludeerd dat er met name een verkeerstoename zal plaatsvinden op de Twelloseweg. Door deze toename van het aantal voertuigen zal ook de geluidbelasting op de woningen aan de Twelloseweg toenemen. Deze toename bedraagt maximaal 2 dB op enkele woningen.

Afweging goede ruimtelijke ordening

De berekende geluidsbelastingen zijn niet uitzonderlijk voor een 30 km/h weg als de Twelloseweg. Ook niet in relatie met de huidige en toekomstige verkeersintensiteit. Deze worden als passend bij een erftoegangsweg beoordeeld.

De toename van 2 dB is vergeleken met de grens voor saneringssituaties (1,5 dB) op grond van de Wet geluidhinder. In deze situatie is er sprake van een beperkte beperkte overschrijding (0,5 dB).

Gezien deze beperkte overschrijding en de niet ongebruikelijke geluidsniveaus voor stedelijke situaties, is deze situatie als aanvaardbaar woon- en leefklimaat beoordeeld.

4.4.2 Bodem

Onderzoek naar de bodemkwaliteit is nodig als het gebied gebruikt gaat worden als verblijfsplaats waar mensen gemiddeld langer dan 2 uur verblijven. Het parkeerterrein is geen verblijfsruimte waar men langer dan 2 uur verblijft. Voor de ruimtelijke procedure is het dan ook niet nodig om onderzoek naar de bodemkwaliteit uit te voeren.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.4.3 Luchtkwaliteit

De effecten op de luchtkwaliteit zijn gepresenteerd in de notitie 'Verkeerseffecten wijziging parkeersituatie De Worp – Input bestemmingsplan', opgesteld door bureau Goudappel Coffeng (ref: DVT493Abf0003.01, datum 24 januari 2017, zie Bijlage 7).

Inleiding

Op 15 november 2007 is titel 5.2: luchtkwaliteitseisen van de gewijzigde Wet milieubeheer (de 'Wet luchtkwaliteit') in werking getreden (Stb. 2007, 414). De regelgeving is uitgewerkt in de onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen.

Op landelijk niveau kunnen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) knelpunten opleveren. De concentraties van de overige stoffen die op grond van de 'Wet luchtkwaliteit' getoetst dienen te worden voldoen aan de grenswaarden, zie Preliminary assessment of air quality, RIVM nr. 756021005 voor lood (Pb) en zwaveldioxide (SO2) en nr. 756021007 voor koolmonoxide (CO) en benzeen. Om deze reden zijn deze stoffen verder buiten beschouwing gelaten.

Voor de stoffen NO2 en PM10 zijn in de Wet luchtkwaliteit grenswaarden gesteld voor de jaargemiddeldeconcentratie van 40 µg/m3 . Voor PM2,5 geldt een norm van 25 µg/m3 voor de jaargemiddeldeconcentratie. Daarnaast geldt een grenswaarde van de uurgemiddelde concentratie voor NO2 van 200 µg/m3 die maximaal 18 keer per jaar mag worden overschreden en een grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie voor PM10 (50 µg/m3) die maximaal 35 dagen per jaar mag worden overschreden.

De grenswaarde voor het uurgemiddelde van NO2 wordt in Nederland alléén langs zeer drukke verkeerswegen meerdere malen overschreden. Het komt in Nederland niet voor dat deze grenswaarde vaker dan 18 keer per jaar wordt overschreden.

Niet in betekenende mate (NIBM)

Bij invoering van de 'Wet luchtkwaliteit' is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit is toetsing aan de grenswaarden niet meer nodig. De voorgenomen ontwikkeling is dan inpasbaar op basis van artikel 5.16 lid 1c van de Wet milieubeheer. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 en NO2. Dit komt neer op een maximale bijdrage van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. Dit betekent dat wanneer aangetoond kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet meer dan 1,2 µg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie van beide stoffen, het project niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden en inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.

Bij besluitvorming over luchtkwaliteit is een plan reeds inpasbaar als de verslechtering van de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' (NIBM) is.

Onderzoek

De ontwikkeling genereert zelf verkeer. Voor onderhavige ontwikkeling is de verkeersgenererende werking bepaald met een verkeersstudie (Bijlage 7). Gebleken is dat de ontwikkeling circa 1.400 mvt/etm genereert, ten opzichte van circa 300 mvt/etm in de huidige situatie.

Toets NIBM

Met gebruikmaking van de NIBM-tool, te vinden op de website van Kenniscentrum Infomil, is een eenvoudige analyse uitgevoerd, waarbij het effect op de verkeerstoename ten gevolge van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit is bepaald. Overigens is de stof PM2,5 niet opgenomen in deze NIBM-tool. Hierdoor kan niet rechtstreeks worden aangegeven of en in hoeverre onderhavige ontwikkeling bezwaren ontmoet vanwege de stof PM2,5.

Op grond van de analyse met de NIBM-tool kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat de ontwikkeling niet in betekenende mate (NIBM) zal bijdragen: de jaargemiddelde concentratie NO2 neemt toe met meer dan 1,2 µg/m3. Om deze reden is een aanvullende analyse uitgevoerd met gebruikmaking van de NSL-Monitoringstool. Omdat voor de Twelloseweg, waar de grootste verkeerseffecten voor geraamd worden, geen NSL-monitoringsgegevens beschikbaar zijn is de situatie langs de N344 (Wilhelminabrug) beschouwd. Hiermee is een worst case-scenario aangehouden. In tabel 7.1 van de door Goudappel opgestelde rapportage zijn de concentraties van de te onderscheiden stoffen gepresenteerd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P336-VG01_0013.png"

Met de voorgenomen ontwikkeling zal geen sprake zijn van normoverschrijdingen. Hierbij wordt opgemerkt dat de gepresenteerde concentraties gelden langs de N344. Binnen de wijk De Worp zullen de concentraties lager liggen. De afstand tot de N344 speelt hierbij onder meer een rol.

Conclusie

Op basis van voornoemd onderzoek kan worden geconcludeerd dat ook na uitvoering van de plannen wordt voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit zal geen belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.4.4 Externe veiligheid

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt om een minimaal veiligheidsniveau de garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Hiervoor zijn normen opgenomen in de regelgeving op dit gebied in de vorm van het plaatsgebonden risico, dat is de kans van één op de miljoen jaar op overlijden ten gevolge van een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen op een bepaalde plaats, en de zogenaamde “oriënterende waarde” van het groepsrisico, de kans op overlijden van een groep mensen ten gevolge van een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor de verschillende typen risicobronnen is regelgeving vastgesteld. Voor bedrijven is de normstelling vastgesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, voor transportassen voor vervoer van gevaarlijke stoffen in het Besluit externe veiligheid transportroutes. Het plangebied ligt nabij de IJssel welke is aangegeven als route gevaarlijke stoffen. Echter worden parkeerplaatsen niet als (beperkt) kwetsbaar object aangewezen en hoeft het aspect externe veiligheid verder niet beschouwd te worden.

4.4.5 Ecologie

Een belangrijk ecologisch gegeven is de samenhang tussen dijk, uiterwaardepark met monumentale bomen, graslanden, riet, ruigte-kruiden en wilgenstruweel. De biodiversiteit is hierdoor hoog. De Avenue heeft een laanbeplanting van Linden. De boomkronen hangen tot over de Melksterweide. Parkeren onder de boomkronen is onwenselijk vanwege het behoud van de bomen, onderhoud mogelijk te houden en om risico's op uitgebroken takken op auto's te vermijden. Langs de Avenue staan tot buiten de kroonprojectie van de linden enkele tientallen exemplaren van de Weidegeelster. Om deze soort niet nadelig te beïnvloeden is het van belang dat er niet in het gebied waar de Weidegeelster voorkomt wordt geparkeerd. In de berm van de Bolwerksweg staan geen bijzondere soorten omdat daar veelvuldig geparkeerd wordt. Centraal in de Melksterweide is een poel aanwezig. Rondom deze poel (tot 25 meter daaromheen) zijn diverse groeiplaatsen van Salie aanwezig, een kenmerkende soort van de stroomdalflora. De Salie is net als de Weidegeelster een soort om te koesteren. De Melksterweide grenst aan het Natura 2000 gebied Rijntakken-IJsseluiterwaarden.

Door Ecogroen is een natuurtoets uitgevoerd. Hierbij is ook onderzocht of er externe werking van het beoogde parkeren op de doelstellingen van het N2000 gebied zijn. In bijgevoegd rapport (Bijlage 8 Natuurtoets) zijn de onderzoeksresultaten opgenomen.

Conclusie soortbescherming

Binnen het plangebied komen geen zwaarder beschermde soorten voor. Er zijn verblijfplaatsen van enkele laag beschermde soorten zoogdieren en amfibieën aanwezig en te verwachten. Voor deze soorten geldt zowel onder de Ffw als de Wnb vrijstelling van de verbodsartikelen. Voor deze soorten zijn zodoende geen vervolgstappen aan de orde.

Bij de aanlegwerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met broedvogels. Aantasting en/of verstoring dient worden voorkomen. Dit kan door werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Globaal kan de half maart-eind juli worden aangehouden als broedperiode. Binnen de Wnb zal naar verwachting een vergelijkbaar beschermingsregime voor broedvogels gelden als onder Ffw. Het kan zijn dat de mogelijkheden om sommige vogels op hun broedplaats te verstoren wel worden verruimd.

Het plan heeft geen effect op de overige beschermde soortgroepen (flora, vleermuizen, vissen, reptielen en ongewervelden). Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid raden wij aan om uitstralende effecten van verlichting tot een minimum te beperken, door verlichting alleen lokaal de grond te laten verlichten. Er zijn gezien de terreinkenmerken en verspreidingsgegevens geen beschermde soorten aanwezig en te verwachten die vanaf 1 januari 2017 aanvullend onder de Wet natuurbescherming zijn beschermd.

Effectbeoordeling stikstofdepositie

Uit de verschilberekening blijkt dat het plan geen toename van stikstofdepositie boven de grenswaarde van Natura 2000-gebied Rijntakken heeft. Het verschil als gevolg betreft minder dan 0,05 mol N/ha/jr en is daarmee als verwaarloosbaar te beschouwen. De depositie heeft geen betrekking op andere Natura 2000-gebieden. In de bijlage bij de Natuurtoets is de volledige AERIUS-berekening bijgevoegd. Het aspect stikstof vormt daarmee geen belemmering voor vaststelling van de bestemmingsplanwijziging. Er zijn geen vervolgstappen, zoals het doen van een melding of aanvragen van een vergunning bij uitvoering van het plan nodig.

Conclusie gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op korte afstand (60 meter) van de Natura 2000-gebied Rijntakken. Als gevolg van het plan voor realisatie van de parkeerplaats kan verstoring (geluid, licht en beweging) richting de omgeving optreden. Daarnaast kan het plan leiden tot een hogere uitstoot van stikstof (verzuring/ vermesting) op stikstofgevoelige habitattypen. Overige effecten op Natura 2000-gebieden zijn niet aan de orde.

Gezien de ruime afstand tot Habitatrichtlijngebied (meer dan 3 kilometer), afwezigheid van de soorten Kamsalamander en Bever in de nabijheid van het plangebied (Vogelrichtlijngebied) en de lokale aard van het plan treedt geen verstoring van habitatrichtlijnsoorten en aantasting van kerngebied van Kamsalamander binnen Rijntakken op. Er is geen sprake van negatief effect op de instandhoudingsdoelen van de habitatrichtlijnsoorten.

Het invloedsgebied (plangebied en verstoringsafstand) is niet van belang voor de draagkracht van het Natura 2000-gebied Rijntakken voor aangewezen broed- en niet-broedvogels. Door de combinatie van het aanwezige biotoop en/of hoge mate van verstoring is ook geen (potentieel) geschikt leefgebied aanwezig. Belangrijke broed- en leefgebieden liggen op ruime afstand, buiten de verstoringsafstanden van de vogelsoorten. Ook zorgt tussenliggend gebied (Worpplantsoen en Wilhelminabrug/N344 ) voor een afschermde werking qua licht, geluid en optische verstoring. Het plan leidt niet tot een hogere recreatiedruk in het Natura 2000 gebied Rijntakken en zorgt daarmee niet voor (extra) verstoring van (niet-)broedvogels. Het plan heeft geen negatief effect op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Rijntakken.

Uit de AERIUS-berekening blijkt dat het plan geen toename van stikstofdepositie boven de grenswaarde van Natura 2000-gebied Rijntakken heeft. De stikstofdepositie reikt niet tot andere Natura 2000-gebieden. Er zijn geen vervolgstappen, zoals het doen van een melding of aanvragen van een vergunning bij uitvoering van het plan nodig.

Geconcludeerd wordt dat het plan voor realisatie van de parkeerplaats in de Melksterweide geen negatief effect op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Rijntakken heeft. De Natuurbeschermingswet (vanaf 1 januari Wet Natuurbescherming) vormt geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging.

4.4.6 Milieu Effect Rapportage (MER)

MER-plicht / m.e.r.-beoordeling

Voor activiteiten die belangrijke milieugevolgen kunnen hebben, is het verplicht een milieueffectrapportage (procedure) uit te voeren en een MilieuEfffect Rapport (MER) te maken. Wanneer dit moet gebeuren staat in het Besluit Milieueffectrapportage. In lijst C van het besluit staan de activiteiten en besluiten genoemd die m.e.r.-plichtig zijn. De ontwikkeling van een woonwijk staat niet in lijst C opgenoemd. De ontwikkeling is dan ook niet m.e.r.-plichtig.

Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het besluit overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn. Voor een stedelijk ontwikkelingsproject drempelwaarden in lijst D opgenomen. Het plan blijft beneden die drempels en is daarmee niet m.e.r.-beoordelingsplichtig.

D 11.2   De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.   In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.  
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.   De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.  

Vergewisplicht

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009 . Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen me.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D van het Besluit m.e.r. ligt, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. Gemeenten moeten daarom ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden, dan is het opstellen van een MER nodig.

Gevoelig gebied

In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Het plangebied ligt nabij beschermde Natura 2000-gebied en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen ecologische hoofdstructuur) (zie verder onderdeel ecologie). Het plangebied ligt volgens de provinciale omgevingsverordening niet binnen een drinkwatervoorziening, of een boringsvrije zone. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument is gelegen.

Conclusie

In de vorige paragrafen van dit hoofdstuk zijn de verschillende milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling geen sprake zal zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen en daarom is het niet noodzakelijk een m.e.r.- beoordeling uit te voeren.

4.4.7 Duurzaamheid

Algemeen

Duurzaamheidthema's zoals energie- en waterbesparing, aandacht voor langzaam verkeer en groenvoorzieningen, zuinig grondstoffengebruik, efficiënt ruimtegebruik en duurzaam bouwen, zullen met name bij nieuwbouwplannen en herinrichting een belangrijke plaats toegekend krijgen. Ontwikkeling van duurzaamheid past in de ontwikkeling die het duurzaamheidsdenken nu ook landelijk doormaakt en waarbij ook steeds meer het eisen als negatieve prikkel omgezet wordt in een positieve benadering in de vorm van wijzen op de kwaliteit van het gebouw, op (woon-)comfort, het binnenmilieu in het algemeen, op gezond wonen en leven. In het Milieubeleidsplan presenteert de gemeente Deventer haar ambitie op het gebied van duurzaam bouwen en energiebeleid.

Energie

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. Een van de speerpunten is: Deventer is klimaatneutraal in 2030. Dit wordt gerealiseerd door de vraag naar energie te beperken, energie duurzaam op te wekken en energie-efficiënte technieken in te zetten. De minimale energie eisen waaraan bouwwerken in Nederland aan moeten voldoen zijn vastgelegd in het Bouwbesluit. De ambities van Deventer gaan in feite verder dan het bouwbesluit.

  • 1. Nieuwe woningbouwprojecten meer dan 200 woningen worden vrijwel CO2 neutraal gebouwd;
  • 2. Bestaande woningen zijn in 2018 50% energiezuiniger;
  • 3. Gemeentelijke gebouwen zijn in 2015 50% energiezuiniger;
  • 4. Openbare verlichting en openbaar vervoer wordt CO2neutraal;
  • 5. Fietsverkeer wordt gefaciliteerd;
  • 6. Bedrijven streven naar een 4% hogere energie-efficiëntie per jaar.

Materiaalgebruik en afval

Grondstoffen worden schaarser, kostbaarder en daardoor strategisch belangrijk. Een grondstoftransitie (het gebruik van duurzame materialen en het sluiten van kringlopen) is noodzakelijk. Het vraagt om versnelling van de huidige stedelijke aanpak en om innovatie. Duurzaam inkopen en aanbesteden wordt gezien als een van de belangrijk instrumenten om deze transitie in gang te zetten. In maart 2009 heeft de gemeente Deventer de `Woonvisie 2008+' vastgesteld, met daarin expliciet aandacht voor duurzaamheid vanuit de invalshoeken:

  • Toekomstbestendigheid: woningen die ook in de volgende decennia bruikbaar zijn;
  • Milieuvriendelijk: woningen die gebouwd zijn met minder milieubelastende materialen, of gelegen zijn in een duurzame woonomgeving;
  • Energiezuinig: energiebesparend bouwen en investeren in bestaande woningen, zowel uit milieu-oogpunt als om woonlasten terug te dringen;
  • Biodiversiteit: (toevoeging) voorzieningen nestelgelegenheid, inheemse streekeigen beplanting.

Conclusie

Bij de inrichting van de parkeerplaats ter plaatse van de Melksterweide kan aandacht worden besteed aan de verschillende aspecten van duurzaamheid, met name met betrekking tot materiaalgebruik. Ook zal aandacht moeten zijn voor de manier van verlichten van het terrein en het bijbehorende materiaalgebruik.

4.5 Leidingen en kabels

Reguliere kabels en leidingen, zoals telecomkabel en riolering, liggen over het algemeen onder openbaar toegankelijke bestemmingen. Deze kabels en leidingen brengen geen gevaar voor personen en goederen met zich mee en worden daarom niet specifiek bestemd of aangeduid.

Dubbelbestemmingen worden slechts opgenomen indien de bestemming een heel specifiek (ruimtelijk) belang beoogt te regelen. Een toegekende dubbelbestemming vertegenwoordigt een bijzonder belang dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.

In het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarvoor het nodig is om een dubbelbestemming op te nemen.

4.6 Verkeer en Ontsluiting

Voor de verkeerseffecten is door Goudappel Coffeng een onderzoek gedaan ('Verkeerseffecten wijziging parkeersituatie De Worp – Input bestemmingsplan', Goudappel Coffeng (ref: DVT493Abf0002.01, datum 24 januari 2017 Bijlage 7).

Verkeersafwikkeling

Op het gebied van verkeersafwikkeling zullen de effecten van de uitbreiding van het parkeren op de Melksterweide niet worden gemerkt. Ook op piekmomenten kan de rotonde het verkeer goed verwerken. Het aspect 'verkeersafwikkeling' vormt geen belemmering voor de uitvoering van de plannen.

Verkeersveiligheid

Op het gebied van verkeersveiligheid zijn er geen aanleidingen om te veronderstellen dat negatieve effecten zullen optreden bij uitbreiding van het parkeren op de Melksterweide. Het aspect 'verkeersveiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoering van de plannen.

Aanbevelingen voor ontsluiting en vormgeving

  • Indien uitgegaan wordt van een parkeervoorziening waarop overal dezelfde parkeerreguleringen gelden is het verkeerskundig voor wat betreft de ingaande ontsluiting van de uitbreiding van het parkeerterrein op de Melksterweide het meest logisch om in te rijden aan de zijde van de pont/Bolwerksweg.
  • Indien uitgegaan wordt van een variant met een 'gesplitste' parkeervoorziening waarop op de uitbreiding het parkeren gratis is en op de bestaande parkeerdeel betaald parkeren geldt, dan is het voor wat betreft zowel de ingaande als uitgaande ontsluiting van de uitbreiding logisch om deze direct bij binnenkomst van De Worp (meer aan 'rotondekant') te positioneren.
  • In een eventuele variant waarin ook het huidige parkeren langs De Worp volledig vervalt en wordt gecompenseerd op de Melksterweide, kan een zowel de ingang als de uitgang tussen de bomen door gesitueerd worden (twee losse, enkele rijstroken) of een enkele gecombineerde rijbaan voor de bomen langs.
  • Er wordt aangeraden om het 'dijkgedeelte' van de Bolwerksweg (tussen Bolwerksweg nr. 9 en de verbindingsweg naar de Hoge Worp bij het talud van de Wilhelminabrug) aan te wijzen als verplicht fiets / bromfietspad (met verkeersbord RVV G12a en b).
  • Aanvullend zal op plekken waar in de bermen geparkeerd kan worden, dit tegengegaan moeten worden met paaltjes of hagen.

Bovengenoemde aanbevelingen zullen nader worden uitgewerkt in het inrichtingsplan. Voor het bestemmingsplan bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen op het gebied van verkeer en ontsluiting. In paragraaf 2.2 wordt de toekomstige situatie van onder andere de ontsluiting beschreven.

4.7 Waterhuishouding

4.7.1 Watertoets

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Resultaat van de watertoets was dat de normale procedure gevoerd dient te worden.

Waterkering

Zowel ten noordoosten als ten zuidwesten van het plangebied liggen primaire waterkeringen. De waterkering aan de andere kant van de IJssel ligt op een afstand van meer dan 300 meter van het plangebied. De ontwikkelingen in het plangebied hebben op geen enkele manier gevolgen voor deze waterkering. De zuidwestelijke waterkering grenst aan het plangebied. De beschermingszone van deze waterkering ligt voor een binnen het plangebied. Dit deel is in het bestemmingsplan bestemd met de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk'. Met de regels in deze gebiedsaanduiding blijft de stabiliteit van de waterkering gewaarborgd.

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Het terrein wordt waarschijnlijk ingericht met waterdoorlatende verharding. Verder worden voorzieningen aangebracht in de vorm van straatmeubilair (verlichting, hekwerken, verkeersborden). Bij zeer natte perioden zal het terrein niet gebruikt kunnen worden voor het parkeren.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Het is bekend dat bij zeer natte perioden het terrein niet gebruikt kan worden voor het parkeren. Hier worden verder geen maatregelen voor getroffen.

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen / randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Het waterschap vraagt de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het waterschap toe te passen.

Op het parkeerterrein worden uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde opgericht, met name straatmeubilair. Met de materiaalkeuze zal rekening worden gehouden met onder andere de duurzaamheid en het voorkomen van verontreiniging.

4.7.2 Boringsvrije zone (drinkwater)

Het plangebied ligt in een boringsvrije zone. In deze gebieden is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op verontreiniging van het grondwater. Drinkwatervriendelijke functies worden gestimuleerd en voor de overige functies wordt een restrictief beleid gevoerd. Het provinciale beleid voor de drinkwaterwinning is verwoord in de Omgevingsvisie Overijssel. De regels omtrent grondwaterbescherming zijn verwerkt in de Omgevingsverordening Overijssel (zie § 3.3.1).

4.7.3 Overstromingsrisico

Het bestemmingsplangebied ligt in een buitendijks gebied. Aan twee kanten van het gebied liggen primaire waterkeringen. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders.

Vanuit de Deltawet is sinds 2014 voor Deventer de Deltabeslissing Waterveiligheid van belang. Centraal in de Deltabeslissing Waterveiligheid staan nieuwe normen voor de waterveiligheid, gebaseerd op de risicobenadering.

In het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier zijn maatregelen bij Deventer reeds uitgevoerd, die bij hoogwater een waterstandsdalend effect moeten hebben.

Vanaf 2017 worden in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma de dijkversterkingsopgaven verkend. Het dijktraject bij Deventer is daar onderdeel van. Deze toetsronde wordt uitgevoerd in de periode 2017-2023.

Omdat het Deltaprogramma nog in ontwikkeling is, is dit formeel nog geen toetsingskader. Het huidig beleid betreft de Beleidsregels Grote Rivieren, de Waterwet en de daarbij behorende Waterbesluit en Waterregeling. De toetsing aan dit Rijksbeleid, waarin ook de hoogwaterveiligheid is opgenomen, is verwoord in paragraaf 3.2.

4.8 Sociale veiligheid

Naast een aantrekkelijke en aanpasbare woonomgeving zal de woonomgeving vooral ook (sociaal) veilig in het gebruik moeten zijn. Het gaat er om dat mensen zich veilig voelen en dat zoveel mogelijk daadwerkelijk zijn. Factoren die kunnen bijdragen aan (het gevoel van) meer veiligheid zijn: informeel toezicht op de openbare ruimte, persoonlijke controle over de ('eigen') omgeving en het imago van het (totale) gebied. Toegespitst op het plangebied betekent dit, dat door inrichting en beheer van de openbare ruimte een goede sociale controle mogelijk dient te zijn. Een aantal aspecten waarbij de sociale veiligheid bijzondere aandacht vraagt, is:

  • stedenbouwkundige inrichting: daarbij gaat het ondermeer om de relatie openbaar-privé, menging tuin- en straatgericht wonen, overzichtelijkheid van stratenpatronen, parkeervoorzieningen en openbare verlichting;
  • vrijliggende groenvoorzieningen: vooral de waarborging van overzichtelijkheid;
  • langzaam-verkeerroutes: primaire routes moeten bij voorkeur 'begeleid' worden door woonbebouwing;
  • buurtbeheer: optredende gebreken als gevolg van dagelijks gebruik adequaat en snel herstellen;
  • jeugdopvang: creëren van adequate speel- en ontmoetingsplekken.

Bij raadsbesluit d.d. 1 juli 2000 is besloten dat bij de uitvoering van bouwplannen de normeringen genoemd in het handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen als basis worden gehanteerd. Deze normeringen houden in dat naast extra eisen op woningniveau bovenop de eisen in het bouwbesluit, eisen worden gesteld aan een woongebouw/wooncomplex en aan de openbare ruimte. De mogelijkheden van het kunnen uitoefenen van sociale controle spelen hierbij een cruciale rol.

Het parkeerterrein zal vanaf de stadskant van de IJssel niet geheel zichtbaar zijn, wat positief is ten opzichte van het cultuurhistorische aspect. Vanaf de Wilhelminabrug zal er wel zicht zijn op de locatie, wat weer bijdraagt aan de sociale veiligheid. Het terrein zelf zal minimaal worden verlicht, wat betekent dat er wel verlichting zal worden aangelegd, maar niet meer dan nodig. Onderzoek wordt gedaan naar het realiseren van intelligente verlichting.

Hoofdstuk 5 Planopzet en juridische aspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In § 5.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in § 5.4 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.

5.2 RO Standaarden 2012

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden ontwikkeld.

De SVBP2012 (standaarden) bevatten de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van oa. het bestemmingsplan, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. De SVBP2012 geeft daartoe normen voor de opbouw van de regels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan.

De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. In de digitale verbeelding wordt alle relevante bestemmingsplaninformatie in een interactieve raadpleegomgeving getoond. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. Dit betekent dat bestemmingsplannen alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. De papieren versie betreft slechts een verbeelding van de digitale versie. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal en IMRO-gecodeerd opgesteld, zodat het is voorbereid om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.

5.3 Planopzet

5.3.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.

Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling.

Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

5.3.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

De artikelen 1 en 2 bevatten begripsomschrijvingen respectievelijk planregels omtrent de wijze van meten.

5.3.3 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Algemeen

De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Enkelbestemmingen

Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving van de verschillende bestemmingen in dit bestemmingsplan per hoofdgroep.

Artikel 3 Groen:

Op gronden met de bestemming 'Groen' zijn groenvoorzieningen, bermen en beplantingen toegestaan, met daarbij behorende voorzieningen. De bomen langs de 'Avenue' zijn opgenomen binnen de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming mag niet geparkeerd worden.

Artikel 4 Natuur:

Gronden met de bestemming 'Natuur' zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden waaronder mede begrepen bos en waterhuishoudkundige doeleinden. De gronden mogen tevens worden gebruikt voor extensief agrarisch medegebruik (begrazing) en extensief recreatief medegebruik (wandelen, vissen, e.d.). Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied:

Het parkeerterrein en de wegen in het plangebied zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. De locaties waar geparkeerd mag worden, zijn aangeduid met de aanduiding 'parkeerterrein'. Binnen de overige gebieden binnen deze bestemming mag dan ook niet geparkeerd worden.

Het nieuwe parkeerterrein bestaat uit een deel dat permanent in gebruik kan worden genomen en uit een deel dat slechts in gebruik mag worden genomen ten tijde van publiekstrekkende evenementen. Dit gebied is aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – reserve parkeerterrein'. Voor publiekstrekkende evenementen is een begripsbepaling opgenomen. Indien blijkt dat er toch behoefte bestaat aan het permanent gebruiken van het reserve parkeerterrein, is het college bevoegd hiervoor middels een wijzigingsbevoegdheid de aanduiding 'parkeerterrein' op te nemen, een en ander onder voorwaarden.

Ten behoeve van het aanleggen van het permanente parkeerterrein zijn compenserende landschappelijke maatregelen noodzakelijk. Het uitvoeren en instandhouden van deze maatregelen is geregeld middels een voorwaardelijke verplichting, waarbij het inrichtingsplan is gekoppeld aan de planregels.

Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die over een of meerdere onderliggende bestemmingen 'heen vallen' en een heel specifiek (ruimtelijk) belang beogen te regelen. De regels van een dubbelbestemming gaan vóór die van de onderliggende bestemming(en). Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 4:

Waarde - Archeologie 4 Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 100 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 100 m² en 200 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 5:

Waarde - Archeologie 5 Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 10 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 10 m² en 40 m² dieper dan 0,3 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 40 m² en dieper dan 0,3 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Artikel 8 Waarde - Beschermd stadsgezicht:

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en het herstel van de cultuurhistorische en monumentale waarden. Deze gronden behoren tot het beschermd stadsgezicht van Deventer.

Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige functie:

Gronden met deze bestemming zijn mede bestemd voor de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs, voor de waterhuishouding, en voor aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering, alsmede voor de vergroting van afvoercapaciteit. Ten dienste van waterstaatkundige doeleinden mogen scheepvaarttekens en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.

5.3.4 Hoofdstuk 3: Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel:

Door wijziging in de begrenzing van het bouwperceel zouden regelingen die aan het bouwperceel zijn verbonden, kunnen worden ontdoken. De anti-dubbeltelregel verhindert dat.

Artikel 11 Algemene bouwregels:

De bepaling 'Bestaande afstanden en maten' dient om maten en percentages die in het verleden legaal zijn gerealiseerd, maar die op het tijdstip van de ontwerp-terinzagelegging van het plan blijken af te wijken van dat plan, als recht in het nieuwe plan toe staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en dan niet als recht zijn toegestaan, maar slechts worden gedoogd. Deze bepaling versterkt de rechtszekerheid.

Verder is een regel opgenomen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning de eis wordt gesteld dat er in parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de beleidsregel Parkeernormen Deventer. Deze regel is opgenomen aangezien de stedenbouwkundige bepalingen, waaronder de parkeernormen, uit de bouwverordening wettelijk niet meer van toepassing zijn.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels:

Deze bepaling bepaalt dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de gegeven bestemming. In de specifieke bestemmingen zijn als aanvulling hierop in bepaalde gevallen specifieke gebruiksregels opgenomen.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

Ter bescherming van de dijk grenzend aan het plangebied is de aanduiding Vrijwaringszone - dijk opgenomen.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels:

In deze bepaling wordt geregeld dat burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de in het plan genoemde maten met maximaal 10% (enkele uitzonderingen daargelaten), om het profiel van wegen in geringe mate aan te passen, om bouwgrenzen te overschrijden en om een observatiehut voor vogelkijkers te realiseren.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels:

In dit artikel is bepaald dat burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de in het plan opgenomen bestemmingen kunnen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen binnen de bestemmingen 'Natuur' en 'Groen', voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten. De overschrijdingen mogen niet meer dan 15 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% wordt vergroot.

Artikel 16 Overige regels:

Onder de 'Overige regels' is een voorrangsregeling opgenomen, aangezien er meerdere dubbelbestemmingen zijn waarvan enkele over elkaar heen liggen. In deze voorrangsregeling is bepaald dat in de eerste plaats de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' van toepassing is, in de tweede plaats 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied', in de derde plaats 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' en in de laatste plaats de enkelbestemmingen.

5.3.5 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 17 Overgangsrecht:

Deze bepaling regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond dat strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt.

Artikel 18 Slotregel :

Hier staat de benaming van dit bestemmingsplan vermeld.

5.4 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

  • 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan

De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.

  • 4. Actief handhavingsbeleid

Er  moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.

Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 6.3 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriële regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Het onderhavige bestemmingsplan betreft geen ontwikkelingen waarmee een aangewezen bouwplan mogelijk wordt gemaakt. Tevens is de gemeente eigenaar van de gronden en zijn er geen andere partijen betrokken waarop kosten verhaald zouden kunnen worden.

Concluderend kan gesteld worden dat binnen het plan Parkeerterrein de Worp geen sprake is van aangewezen bouwplannen, waardoor de gemeente niet in de mogelijkheid en verplicht is om eventuele kosten te verhalen en er derhalve geen verplichting is om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Vooralsnog wordt voorgesteld de dekking van de aanleg en de exploitatie van de parkeervoorziening de Worp te gaan financieren vanuit de reserve parkeerbijdragen.

6.3 Resultaten vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

6.3.1 Inspraak

In artikel 3.1.6 lid 1, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereidingen van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Dit bestemmingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het plan is overeenkomstig het vastgesteld ruimtelijk beleid. Deze overwegingen hebben ertoe geleid dat afgezien is van het houden van inspraakmogelijkheden op dit bestemmingsplan. In het vervolgproces blijft het voor een ieder mogelijk om een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.

6.3.2 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Rijk 
In het plangebied spelen enkele Rijksbelangen. Het bestemmingsplan is dan ook in vooroverleg gezonden aan Rijkswaterstaat.

Resultaat van het vooroverleg is dat Rijkswaterstaat kan instemmen met het voornemen een parkeerterrein aan te leggen op de betreffende locatie. Wel zal Rijkswaterstaat eisen kunnen stellen aan de inrichtingsmaatregelen die getroffen worden. Deze mogen geen gevolgen hebben voor de doorstroomfunctie van de IJssel. Het concept bestemmingsplan is op aanwijzing van Rijkswaterstaat op enkele punten aangepast. Een samenvatting van deze aanpassingen is opgenomen in Bijlage 9.

Rijkswaterstaat heeft op 22 maart 2017 aangegeven dat het ontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot opmerkingen.

Met betrekking tot het inrichtingsplan heeft Rijkswaterstaat op 4 februari aangegeven dat er geen bezwaar is tegen het aanleggen van een verhard parkeerterrein op maaiveldniveau. Voor de aanleg van het parkeerterrein kan worden volstaan met het doen van een Melding Gebruik Rijkswaterstaatswerk. Voor de graafwerkzaamheden dient een melding Besluit Lozen Buiten Inrichtingen worden gedaan.

Er dient bij de werkzaamheden rekening gehouden worden met de volgende punten:

  • De vrijgekomen grond mag niet in de nabijheid in de uiterwaard worden toegepast. Voor een toepassing elders zijn kwaliteitsgegevens vereist. Deze moeten worden bepaald door een bureau dat is geaccrediteerd voor waterbodemonderzoek. Blijkt uit het onderzoek dat de interventiewaarde (IW) wordt overschreden, dan dient de melding BLBI te worden vergezeld van een werkplan. Het beoogde terrein is op onze Bodemzoneringskaart aangeduid als “zone 1”. Dit betekent dat de kans op overschrijding van de IW gering is.
  • Als er puin- of asfaltgranulaat als fundering wordt gebruikt, dan mag dat niet in open toepassing. Het moet terugneembaar zijn en mag niet vermengd raken met de bodem. Dus een doek eronder of een signaleringslaagje van schoon zand. En afdekken met bij voorbeeld grasbetonstenen of klinkers.

Na aanpassingen in het inrichtingsplan heeft Rijkswaterstaat op 9 mei 2017 aangegeven dat rivierkundig gezien kan worden ingestemd met het plan voor de solitaire bomen. De afdeklaag voor de parkeerplaatsen met het TTE-systeem, geeft geen aanleiding tot opmerkingen.

Provincie
Het concept bestemmingsplan is voorbesproken met de Provincie Overijssel. Resultaat hiervan is dat enkele punten in de toelichting zijn aangepast. Een samenvatting van deze aanpassingen is opgenomen in Bijlage 9. De provincie Overijssel heeft geen zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan.

Gemeente Voorst

Het concept bestemmingsplan is voorbesproken met de gemeente Voorst. Resultaat hiervan is dat enkele punten in de toelichting en regels zijn aangepast. Een samenvatting van deze aanpassingen is opgenomen in Bijlage 9. De gemeente Voorst heeft geen zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan.

Waterschap
Door het invullen van de digitale watertoets in het waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over voorliggend bestemmingsplan. Resultaat van de toets was dat de normale procedure is doorlopen. Verwezen wordt naar paragraaf 4.7. Het waterschap heeft geen zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan.