direct naar inhoud van Toelichting
Plan: VV IJsselstreek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P320-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In 2009 is het bestemmingsplan “St. Geertruidentuin e.o.” vastgesteld. De aanleiding voor dit bestemmingsplan was het vertrek van het Deventer ziekenhuis richting de locatie op de Rielerenk.

In het spoor van de herontwikkeling van de St. Geertruidenlocatie zijn ook de aangrenzende voormalige sportvelden van VV IJsselstreek en de voormalige parkeerplaats aan de H.J.P. Fesevurstraat meegenomen in het bestemmingsplan. Belangrijk uitgangspunt voor de VV IJsselstreek locatie is een maximum van 60 woningen.

De precieze uitwerking van de IJsselstreeklocatie was bij het opstellen van het bestemmingsplan nog niet bekend. Daarom is voor deze locatie gekozen voor een indirecte beslissingsbevoegdheid, i.c. het vastleggen van de toekomstige woonbestemming met bijbehorende erven en openbare ruimte in een globale, “uit te werken” bestemming.

In 2012 is voor de locatie uitwerkingsplan 'VV IJsselstreek' vastgesteld. Dit uitwerkingsplan is opgesteld in opdracht van Woonbedrijf Ieder1, die uiteindelijk niet tot ontwikkeling van de locatie overgegaan zijn.

Inmiddels is in bouwbedrijf Nikkels een nieuwe initiatiefnemer gevonden. Zij hebben geconstateerd dat het in 2012 vastgestelde uitwerkingsplan niet meer volledig paste bij de actuele marktvraag. Dit betekent dat het plan aangepast is voor de woningen aan de H.G. Gooszenstraat, waar de woningen in plaats van een veranda een eigen tuin gekregen hebben. Tot slot is er een twee-onder-één-kapwoning toegevoegd in de meest zuidwestelijke hoek van het plangebied, aansluitend aan de overige twee-onder-één-kapwoningen.

Het project IJsselstreek omvat de ontwikkeling van totaal 40 grondgebonden woningen op de locatie van de voormalig voetbalvereniging IJsselstreek. De doelgroep voor deze ontwikkeling zijn starters op de woningmarkt en doorstromers/gezinnen met wooncarrière. Hiervoor is in oktober 2012 het uitwerkingsplan VV IJsselstreek vastgesteld.

De voorliggende herziening van het bestemmingsplan is nodig omdat de initiatiefnemer die het plan wil ontwikkelen, het plan op enkele punten wil wijzigen. Het gaat om:

  • Grotere tuinen in plaats van eerder geplande veranda's, waar eerder een groenbestemming gold.
  • Een extra twee-onder-één-kapwoning (2 woningen), waar eerder een verkeersbestemming gold.

In hoofdstuk 2 wordt specifiek ingegaan op deze wijzigingen.

1.2 Ligging plangebied

In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P320-VG01_0001.png"

Globale ligging plangebied "VV IJsselstreek"

Het plangebied "VV IJsselstreek" wordt globaal begrensd:

  • aan de westzijde; perceelsgrenzen Ceintuurbaan
  • aan de zuidzijde; perceelsgrenzen Van Calcarstraat
  • aan de noordzijde; perceelsgrenzen Hoge Hondstraat
  • aan de oostzijde; H.G. Gooszenstraat

De begrenzing van het plangebied "VV IJsselstreek" is in de volgende figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P320-VG01_0002.png"

Begrenzing plangebied "VV IJsselstreek"

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied zoals hierboven beschreven geldt het Uitwerkingsplan VV IJsselstreek. Dit bestemmingsplan is 9 oktober 2012 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een zevental hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de zogenaamde randvoorwaarden zoals milieu-aspecten en waterhuishouding, sociale voorzieningen en sociale veiligheid. In hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd, juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het voorliggende bestemmingsplan bevat enkele wijzigingen ten opzichte van het uitwerkingsplan VV IJsselstreek. In dit hoofdstuk worden de wijzigingen beschreven en een eventuele onderbouwing van deze wijzgingen.

Veranda

In het uitwerkingsplan VV IJsselstreek was voorzien in een veranda bij de eerste rij woningen aan de H.G. Gooszenstraat. De wens is om niet langer een veranda te realiseren, maar achtertuinen. Hierdoor hebben de bewoners meer tuin. In onderstaande figuur is aangegeven wat dit betekent voor het bestemmingsplan. In deze figuur is te zien dat het groene vlak met de tuin bestemming ('T') verandert in een grotere bestemming 'Wonen'. De diepte van het bouwvlak voor de woningen blijft gelijk, maar de achtertuin heeft de bestemming 'Wonen' gekregen in plaats van 'Tuin' en is 13 m diep in plaats van de oorspronkelijke 6 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P320-VG01_0003.png" Weergave oude en nieuwe situatie achtertuinen H.G. Gooszenstraat

De veranda rondom de hof is in zijn geheel komen te vervallen, zo ook aan de achterzijde van de woningen aan de H.G. Gooszenstraat. Om die redenen is de situatie teruggebracht naar een standaard woonsituatie waarbij de woningen een reguliere voor en achtertuin hebben. Wel wordt bij de inrichting extra aandacht besteed aan de uitstraling van de erfafscheiding en bergingen die grenzen aan de hof.

Twee-onder-één-kapwoning

In het uitwerkingsplan VV IJsselstreek was voorzien in een woonvlak, waarnaast ruimte was voorzien voor parkeergelegenheid (uitsnede links). In de nieuwe situatie is er voor gekozen om het woonvlak helemaal door te trekken, waardoor er een extra twee-onder-één-kapwoning gebouwd kan worden. Doordat het type woning verandert van rijwoningen naar twee-onder-een-kapwoningen verandert ook de parkeerbalans. Bij de twee-onder-een-kapwoningen wordt 1 parkeerplaats per woning op het eigen erf gerealiseerd. Daardoor is de parkeerkoffer uit het oorspronkelijke plan niet meer nodig en kunnen hiervoor in de plaats de twee woningen worden gesitueerd. Dit is stedenbouwkundig een verbetering van de situatie; in beeld is het een goede afronding van de rij woningen en ook wordt de situatie ter plekke overzichtelijker en daardoor veiliger.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P320-VG01_0004.png" Weergave oude en nieuwe situatie twee-onder-één-kapwoningen

Parkeren

Door wijziging van het plan en wijziging van woningtype (deels) is het voorliggende plan opnieuw getoetst aan de geldende parkeernormen. Hiervoor is getoetst aan de nota parkeernormen Deventer 2013.

In deze nota is de gemeente in verschillede zones opgebouwd. De zone indeling is gerelateerd aan de parkeervraag. In de zone binnenstad met een hoge parkeervraag gelden dan bijvoorbeeld in een rustige woonwijk. Voor de locatie VV IJsselstreek gelden de normen van de categorie 'tweede schil centrum'. Alle woningen in het plangebied worden huurhuizen in de vrije sector. Hiervoor geldt een parkeernom van 1,5.

In het inrichtingsplan zijn 63 parkeerplaatsen ingetekend voor de 40 geplande woningen. Dit betekent dat ruim voldaan wordt aan de norm van 60 parkeerplaatsen. De bestaande parkeerhaven aan de H.G. Gooszenstraat blijft gehandhaafd en is niet in dit aantal parkeerplaatsen meegerekend.

Digitale standaard

Voor het overige is het nieuwe bestemmingsplan opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit is een landelijke standaard is bedoeld om vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen landelelijk vergelijkbaar te maken. Dit was nog niet verplicht voor het uitwerkingsplan VV IJsselstreek. Concreet betekent dit dat in dit bestemmingsplan enkele benamingen van bestemmingen veranderd zijn ten opzichte van het uitwerkingsplan VV IJsselstreek. Maar ook de opbouw van de regels. Uitgangspunt bij deze veranderingen is dat de regels zo veel mogelijk gelijk aan elkaar zijn.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het voorliggende bestemmingsplan is een herziening van het uitwerkingsplan VV IJsselstreek. In dit uitwerkingsplan dat het geldende planologische beleid is, wordt ingegaan op de diverse relevante beleidskaders. De wijziginen in het voorliggende bestemmingsplan zijn ondergeschikt en zorgen niet tot een andere conclusie ten aanzien van de toets van het plan aan het beleidskader. Voor een beschrijving van het beleidskader wordt daarom verwezen naar het uitwerkingsplan VV IJsselstreek.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Inleiding

In het uitwerkingsplan VV IJsselstreek zijn de randvoorwaarden voor behandeld. In dit hoofdstuk wordt alleen ingegaan op de relevante randvoorwaarden voor de wijzigingen in het plan. Voor de randvoorwaarden op het gebied van de waterhuishouding, archeologie, sociale veiligheid zijn er geen wijzigingen. Alleen op het gebied van milieu behoeft de onderbouwing van het uitwerkingsplan VV IJsselstreek aanvullingen.

4.2 Milieu

Bodem

Bodemonderzoek

In oktober 2014 is op deze locatie een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Hunneman Milieu-Advies (projectnummer 140745). De veldwerkzaamheden en analyses zijn uitgevoerd volgens de voorwaarden van het Besluit bodemkwaliteit, hoofdstuk kwalibo. De belangrijkste resultaten van het bodemonderzoek zijn:

  • Zintuiglijk zijn in enkele boringen sporen puin en/of kolengruis aangetroffen. Verder zijn geen bijzonderheden aangetroffen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van een bodemverontreiniging;
  • In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan koper, kwik, lood, zink en/of PAK aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de achtergrondwaarden en blijven beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek. Van de overig geanalyseerde parameters zijn geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden;
  • In de ondergrond zijn, van de geanalyseerde parameters, geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden;
  • In het grondwater zijn, van de geanalyseerde parameters, geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden.

Achtergrondinformatie

De locatie is gesitueerd aan de Ceintuurbaan te Deventer en is kadastraal bekend als gemeente Deventer, sectie B, nummers 15077, 15273 en 16792 (ged). De locatie is in gebruik geweest als sportcomplex.

Op de locatie zijn, voor zover bekend, geen voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten uitgevoerd.

Conclusie

Op de locatie zijn lokaal sporen puin- en kolengruis aangetroffen. In de bovengrond zijn maximaal licht verhoogd gehalte aan koper, kwik, lood, zink en/of PAK aangetoond. De aangetoonde gehalten vormen geen aanleiding voor aanvullend onderzoek of aanvullende maatregelen. In de ondergrond en in het grondwater zijn, van de geanalyseerde parameters, geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden respectievelijk streefwaarden.

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek bestaat er geen belemmering voor verkoop van en nieuwbouw van woningen op de locatie.

Geluid

Naar aanleiding van de verbeelding heeft een beschouwing plaatsgevonden in hoeverre de realisatie van de woningen binnen het kader van de Wet geluidhinder kan plaatsvinden. Feitelijk neemt met het opnemen van de bijgebouwen [bg] het aantal woningen niet toe. Met het opnemen van nieuw te projecteren woningen in het blok achter de woningen Van Calcarstraat 1 t/m 5 verschuift wel de locatie waar de woningen gebouwd kunnen worden.

Het opnemen van de woonbestemming [bg] heeft enkel gevolgen voor de eventuele eis vanwege het Bouwbesluit aan de geluidwering van deze gebouwen. Voor wat betreft de nieuw te projecteren woningen in het blok achter de bestaande woningen aan de Van Calcarstraat 1 t/m 5 kan het volgende worden aangegeven. De woningen in dit blok worden gerealiseerd in de geluidsschaduw van het gebouw aan de Ceintuurbaan (8f1 t/m 18) en de woningen aan de Van Calcarstraat 1 t/m 5. De geluidsbelasting die deze woningen zullen ondervinden zal naar verwachting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet te boven gaan.

Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is titel 5.2: luchtkwaliteitseisen van de gewijzigde Wet milieubeheer (de 'Wet luchtkwaliteit') in werking getreden (Stb. 2007, 414). De regelgeving is uitgewerkt in de onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriele regelingen. Het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' , de Regeling Saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit zijn hiermee vervangen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen wanneer:

  • Geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • de voorgenomen ontwikkeling, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • De voorgenomen ontwikkeling 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • Een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit door de voorgenomen ontwikkeling wordt gecompenseerd met een verbetering door een, als gevolg van de realisering van de ontwikkeling, optredend effect of een met het besluit samenhangende maatregel (saldering zoals bedoeld in de Wet milieubeheer art. 5.16 lid 1 onder b);
  • de voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie (uitstel voor het voldoen aan de grenswaarden) heeft verleend.

Voor onderhavige ontwikkeling is de volgende verkeersgenererende werking bepaald: een aantal van 360 motorvoertuigen per etmaal op basis van 60 grondgebonden woningen met een ritproductie van 6 autoritten per woning per etmaal. Op grond van de eerste analyse met de 'nibm-tool' kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling niet in betekenende mate zal bijdragen. Echter, de stof PM2,5, waarvoor per 1 januari 2015 wetgeving bestaat, is niet opgenomen in deze NIBM-tool. Hierdoor kan niet rechtstreeks worden aangegeven of en in hoeverre de onderhavige ontwikkeling bezwaren ontmoet vanwege de stof PM2,5.
Omdat met de ontwikkeling aan de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden kan op basis van elders in Deventer uitgevoerd onderzoek worden vastgesteld dat in dat geval voor de stof PM2,5 de grenswaarde eveneens niet wordt overschreden. Aanvullend onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Ecologie

Het uitgevoerde onderzoek dat benoemd is in het uitwerkingsplan VV IJsselstreek is voldoende actueel en vraagt geen aanvullende onderbouwing. Wel wordt de algemene punten in relatie tot de zorgplicht nog een keer gemeld:

  • Voer de werkzaamheden uit volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. In dat geval is een Flora- en faunaontheffing niet noodzakelijk. Andere optie is een aanvraag Flora- en faunawetontheffing, in verband met de mogelijke aanwezigheid van de steenmarter.
  • Zorg dat de inrichting van het terrein zoveel mogelijk geschikt wordt gemaakt voor vogels en vleermuizen door afwisseling te creeeren tussen bebouwing, open ruimte en groenstructuren. Door groenstructuren te clusteren ontstaat een aantrekkelijk broedgebied.
  • Maak bij het planten van bomen en struiken zoveel mogelijk gebruik van inheemse soorten.

Externe veiligheid

Wat betreft het aspect externe veiligheid is er binnen het grondgebied van Deventer sprake van drie typen risicobronnen die zijn gereguleerd door verschillende regelgeving. Gezien de ligging van het plangebied buiten invloedsgebieden van relevante objecten en/of risicovolle vervoersassen op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB), is externe veiligheid voor dit plan geen aandachtspunt.

Overig

De randvoorwaarden ten aanzien van 'bedrijven en milieuzoneringen zijn nog actueel en blijven ongewijzigd, naar aanleiding van de wijzigingen in het voorliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Planopzet en juridische aspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de overgang van het analoge, 'papieren' bestemmingsplan naar een digitaal bestemmingsplan behandeld. Vervolgens wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In § 5.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in § 5.4 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.

5.2 RO Standaarden 2012

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden ontwikkeld.

De SVBP2012 (standaarden) bevatten de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van oa. het bestemmingsplan, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. De SVBP2012 geeft daartoe normen voor de opbouw van de regels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan.

De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. In de digitale verbeelding wordt alle relevante bestemmingsplaninformatie in een interactieve raadpleegomgeving getoond. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. Dit betekent dat bestemmingsplannen alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. De papieren versie betreft slechts een verbeelding van de digitale versie. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal en IMRO-gecodeerd opgesteld, zodat het is voorbereid om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.

5.3 Planopzet

5.3.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.

Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling.

Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

5.3.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

De artikelen 1 en 2 bevatten begripsomschrijvingen respectievelijk planregels omtrent de wijze van meten. Het voert te ver om hier uitgebreid bij alle begrippen stil te staan, maar wel verdienen enkele voor de dagelijkse gebruikspraktijk belangrijke begrippen aandacht. Het betreft hier met name de begrippen bestemmingsvlak, bouwvlak en bouwperceel. Tevens wordt ingegaan op de definitie van woning.

Bestemmingsvlak

Een bestemmingsvlak is een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. De bij een bestemming behorende planregels gelden afzonderlijk voor elk bestemmingsvlak met die bestemming.

Bouwvlak

In een aantal bestemmingsvlakken is op de analoge en digitale verbeelding een bouwvlak aangegeven. Een bouwvlak is een op de analoge en digitale verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegestaan. Hoofdregel is dat buiten het bouwvlak geen gebouwen mogen worden opgericht, doch uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bouwperceel

Het bouwperceel is niet op de analoge en digitale verbeelding aangegeven. In artikel 1 van de planregels wordt bouwperceel omschreven als een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. In feite gaat het daarbij om het stuk grond dat bij de beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw moet worden aangemerkt als behorende bij het gevraagde bouwwerk. De visuele uitstraling van dat ene bouwperceel en het als één eenheid functioneren van dat bouwperceel is dan van belang. Een bouwperceel is altijd gelegen binnen een of meer bestemmingsvlakken, maar de begrenzing van een bouwperceel hoeft niet samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Bouwvlakken geven aan waar binnen een bouwperceel gebouwen mogen worden gebouwd. Op het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mogen echter ook worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergunningvrije bouwwerken.

Hiervoor is aangegeven dat de begrenzing van een bouwperceel niet hoeft samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Met name in de woonbestemmingen komen meerdere bouwpercelen binnen één of meer bestemmingsvlakken voor. De grenzen van de bouwpercelen worden in de regel gevormd door de begrenzing van het erf. Waar die begrenzing tevens de eigendomsgrens is - en dit is vrijwel altijd het geval - vallen de grenzen van het bouwperceel samen met die van het kadastrale perceel. De loop van kadastrale grenzen kan veranderen door, bijvoorbeeld, aan- of verkoop van grond. Dan verandert ook de grens van het bouwperceel. Een stuk grond kan nu nog niet bij een bouwperceel horen en over een tijdje wel. Via de anti-dubbeltelbepaling in dit bestemmingsplan wordt voorkomen dat één stuk grond tweemaal meegeteld wordt bij de behandeling van aanvragen van omgevingsvergunningen.

Woning

Een woning is gedefinieerd als 'een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van personen'. Deze definitie wordt gehanteerd omdat steeds meer verschillende vormen van samenleven in een woning plaatsvinden die niet behoren tot het traditionele (al dan niet één persoons-) huishouden. Hierbij kan gedacht worden aan woongroepen, begeleid zelfstandig wonen, kamerbewoning e.d.

5.3.3 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Algemeen

De planregels komen, voor een groot deel van het plangebied, overeen met het huidig gebruik van de grond en van de bebouwing. Ook sluiten de bouwregels grotendeels aan bij de bestaande bebouwing. Dit impliceert dat er voor een groot deel van het plangebied het behoud van de huidige situatie als uitgangspunt geldt.

De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Enkelbestemmingen

Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving van de verschillende bestemmingen in dit bestemmingsplan per hoofdgroep.

Groen: Artikel 3

Het in het plangebied voorkomende (openbaar) groen dat behoort tot de groenhoofdstructuur is als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Binnen deze bestemming zijn speelvoorzieningen toegestaan, waaronder (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen zijn begrepen. Om snel in te kunnen spelen op de behoefte om dergelijke voorzieningen te realiseren zijn ze bij recht binnen deze bestemming toegestaan. Hierbij geldt een maximale hoogte van 4 m en maximale oppervlakte per bouwwerk van 15 m2. Tevens is via een afwijking de mogelijkheid opgenomen dat ondergeschikte gebouwen mogen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals trafohuisje, abri's, telefooncellen, kabelkasten en gemaalgebouwtjes. Tenslotte mogen parkeerplaatsen worden gerealiseerd, mits via een omgevingsvergunning is afgeweken van de gebruiksregels.

Verkeer - Verblijfsgebied: Artikel 4 

De in het plangebied voorkomende wegen, straten en paden zijn als zodanig bestemd. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen doorgaande c.q. ontsluitende wegen en woonstraten. De eerste categorie kent de bestemming Verkeer en de tweede categorie de bestemming Verkeer - Verkeer en verblijfsgebied. Binnen de bestemming Verkeer vallen naast de hoofdwegen ook groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, kunstwerken en water. Binnen de bestemming Verkeer - Verkeer en verblijfsgebied vallen naast de woonstraten ook groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen (waaronder pleinen), kunstwerken en water. Net als in de bestemming Groen zijn speelvoorzieningen toegestaan, waaronder (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen. Tevens is via een afwijking van de bouwregels de mogelijkheid opgenomen dat ondergeschikte gebouwen mogen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals trafohuisje, abri's, telefooncellen, kabelkasten en gemaalgebouwtjes.

Bestemming Wonen: Artikel 5

Binnen de bestemming Wonen zijn in het plangebied zowel grondgebonden woningen toegestaan, als ook woongebouwen (zoals appartementen).

Voor het gehele plangebied zijn dezelfde bouwregels opgenomen.

De planregels bieden de mogelijkheid tot het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

Tevens is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken ten behoeve van het vestigen van een zorgwoning. Deze mogelijkheid is opgenomen om woonvormen mogelijk te maken die door de mate van zorg en ondersteuning die wordt geboden aan de bewoners niet meer kunnen worden geschaad onder zelfstandige bewoning, maar gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en hun geringe ruimtelijke impact wel aanvaardbaar zijn in de woonomgeving. Te denken valt aan gezinsvervangende tehuizen, vormen van begeleid wonen e.d. Van belang is dat de bestemming in hoofdzaak is en blijft gericht op het wonen, waarbij de bewoners ondersteuning en begeleiding krijgen, omdat ze gezien hun beperking en/of jonge leeftijd niet geheel zelfstandig kunnen wonen.

5.3.4 Hoofdstuk 3: Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk.

Artikel 6: Anti-dubbeltelregel

Door wijziging in de begrenzing van het bouwperceel zouden regelingen die aan het bouwperceel zijn verbonden, kunnen worden ontdoken. De anti-dubbeltelregel verhindert dat.

Artikel 7: Algemene bouwregels

Het is wenselijk om de aanvullende werking van de gemeentelijke Bouwverordening te beperken tot een aantal specifieke onderwerpen.

Artikel 8: Algemene gebruiksregels

Deze bepaling bepaalt dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de gegeven bestemming. Deze bepaling is rechtstreeks overgenomen uit artikel 7.10 Wro. In de specifieke bestemmingen zijn als aanvulling hierop in bepaalde gevallen specifieke gebruiksregels opgenomen.

Tevens is in dit artikel de algemene bepaling opgenomen voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

Artikel 9: Algemene afwijkingsregels

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid af te wijken van de in het plan genoemde maten met maximaal 10% en om het profiel van wegen in geringe mate aan te passen.

Artikel 10: Algemene wijzigingsregels

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid om overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlakken en bouwvlakken te wijzingen dan wel nieuwe bouwvlakken aan te geven.

5.3.5 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 11: Overgangsrecht

Deze bepaling regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond dat strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt.

Artikel 12: Slotregel

Hier staat de benaming van dit bestemmingsplan vermeld.

5.4 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

  • 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan

De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.

  • 4. Actief handhavingsbeleid

Er  moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.

Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 6.3 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.

Omdat dit postzegelbestemmingsplan in de ontwerpfase haar procedure is gestart, is er geen inspraak mogelijk. Het Rijk stelt het niet meer verplicht om het plan in het vooroverleg te brengen. Het voorliggende plan voorziet in een ontwikkeling die past binnen het provinciaal beleid en de prestatieafspraken. Vooroverleg voor dit plan is daarom niet nodig. Het vooroverleg met het waterschap is reeds uitgevoerd op basis van de Watertoets.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriele regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Tussen de gemeente en de initiatiefnmer is een overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst is aangemerkt als een anterieure overeenkomst in de zin van artikel 6.24 Wro, waarmee het kostenverhaal is verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.4 Wro is dan ook niet nodig.

In de overeenkomst is de zekerheid van nakoming van de betalingsverplichting van de initiatiefnemer jegens de gemeente vastgelegd. De financiële risico's van de gemeente zijn met het bovenstaande zekerheden grotendeels afgedekt.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

In artikel 3.1.6 lid 1, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving opgenomen moet worden van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereidingen van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Dit bestemmingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het plan is slechts een kleine wijziging ten opzichte van het uitwerkingsplan VV IJsselstreek. Dit heeft ertoe geleid dat afgezien is van het houden van inspraakmogelijkheden op dit bestemmingsplan. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan.

Vooroverleg

Rijk:

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Omtrent het vooroverleg met het Rijk kan gemeld worden dat voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn. Op 1 januari 2012 is de VROM-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport(ILT). De ILT heeft geen adviserende en coördinerende rol met betrekking tot de advisering op voorontwerp ruimtelijke plannen. Dit heeft als gevolg dat gemeenten na 1 januari 2012 geen gecoördineerd rijksadvies op een voorontwerpplan meer ontvangen. De VROM-Inspectie vanaf januari inhoudelijk niet meer op nieuw toegezonden plannen zal reageren.

Provincie

De provincie heeft een zogenaamde lijst met plannen waarvoor vooroverleg niet nodig is. Dit plan past binnen een categorie in deze vooroverleg lijst. Het plan maakt niet meer woningen mogelijk. Alleen de bouwvvlakken wijzigen.

Waterschap

Door het invullen van de digitale watertoets is waterschap Groot Salland geinformeerd over voorliggend bestemmingsplan. Ook is het waterschap betrokken geweest bij het uitwerkingsplan VV IJsselstreek, waarbij het waterschap ingestemd heeft met het uitwerkingsplan.