direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Camping de Worp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P318-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De camping op de Worp ligt vlak bij de IJssel, nabij de stad Deventer. Op momenten van drukte maakte de camping altijd gebruik van een gebied in de uiterwaarden. Na realisatie van het Ruimte voor de Rivier project is dit gebied niet langer te gebruiken ten behoeve van de camping, aangezien dit deel ingericht wordt als water.

Vanuit de exploitatie van de camping is de wens aanwezig om een deel van het Worpplantsoen te kunnen gebruiken als camping. Dit gebruik zal niet permanent zijn, maar met name ten tijde van het hoogseizoen, indien de capaciteit van de huidige camping onvoldoende blijkt. De momenten waarop dit het geval zal zijn betreft met name ten tijde van evenementen zoals Deventer op Stelten en de boekenmarkt.

Tevens wil de camping wil graag twee camperplekken realiseren. Deze plaatsen zijn nu gelegen binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied, liggen net buiten het campingterrein.

Tot slot is in het bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier een deel van de als 'drempel' ingerichte gronden (conform het inrichtingsplan) per abuis bestemd als recreatie. Om te voorkomen dat dit gebied als camping gebruikt gaat worden, is het wenselijk deze bestemming te wijzigen naar Natuur.

Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken zijn is gekozen om een partiële herziening van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier op te stellen.

1.2 Ligging plangebied

1.2.1 Ligging en begrenzing

In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P318-VG01_0001.jpg" Globale ligging plangebied "Camping de Worp"

Het plangebied "Camping de Worp" betreft de huidige begrenzing van de camping, waarbij aan de westzijde een deel van het Worpplantsoen betrokken wordt. Aan de noordoostzijde is een deel van de drempel betrokken.

De begrenzing van het plangebied "Camping de Worp" is in de volgende figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P318-VG01_0002.jpg"

Begrenzing plangebied "Camping de Worp"

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied zoals hierboven beschreven geldt het bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier, vastgesteld op 25 mei 2011.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P318-VG01_0003.jpg"

fragment uit huidig bestemmingsplan 'Ruimte voor de Rivier'

In het bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier zijn binnen dit plangebied de bestemmingen 'Groen', 'Recreatie-Kampeerterrein', 'Natuur' en 'Verkeer-Verblijfsgebied' aanwezig. Het verruimen van de camping past niet binnen de bestemming 'Groen'. De camperplaatsen passen niet binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' en de drempel hoort niet binnen de bestemming 'Recreatie-Kampeerterrein'. Deze strijdigheden worden met dit bestemmingsplan 'Camping de Worp' weggenomen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de randvoorwaarden zoals milieu-aspecten en waterhuishouding, sociale voorzieningen en sociale veiligheid. In hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd, juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

Stadscamping De Worp ligt aan de overzijde van de binnenstad van Deventer. De camping is alleen geopend tijdens het seizoen (1 april tot en met 31 oktober). Vanaf de camping is het centrum van Deventer met de fiets of als voetganger snel te bereiken door middel van het voetveer of de spoorbrug. Met de auto is Deventer te bereiken via de Wilhelminabrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P318-VG01_0004.jpg" Luchtfoto van camping De Worp en omgeving

De camping is met name ten tijde van evenementen druk bezocht. De Deventer evenementen zoals de boekenmarkt en Deventer op Stelten trekken veel bezoekers die willen overnachten in de buurt van het centrum. Camping De Worp is daartoe een ideale locatie.

Ten zuiden van de camping ligt het Worpplantsoen. Dit plantsoen is aangewezen als gemeentelijk monument. Aan de noordkant van de camping liggen de uiterwaarden en de IJssel. Langs het gehele Worpfront ligt een wandelspoor, dat aansluit op de Melksterweide en op het struinpad over de drempel richting Ossenwaard.

Door de ligging is de camping te ervaren als een rustige, groene omgeving, terwijl de historische binnenstad op steenworp afstand ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P318-VG01_0005.jpg"

foto's van de camping (alsmede van de voormalige uitbreidingslocatie in de uiterwaarden)

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

Uitbreiding van de camping

In de afgelopen jaren is gebleken dat de camping ten tijde van evenementen onvoldoende ruimte kan bieden om alle kampeerders binnen de grenzen van de camping te plaatsen, de camping heeft in die situaties onvoldoende capaciteit.

Tijdens deze drukke perioden werd dan ook een deel van de uiterwaarden bij de camping betrokken. Met het uitvoeren van de maatregelen in het kader van het project 'Ruimte voor de Rivier' is dit deel van de uiterwaarden niet meer geschikt als overloopgebied voor de camping. In de zomer van 2014 is een deel van het Worpplantsoen gebruikt als overloopgebied.

Het plan is om dit deel van het Worpplantsoen ook in de toekomst te blijven gebruiken als camping, uitsluitend ten tijde van drukke perioden, zoals tijdens evenementen. Hiertoe is in de regels bepaald dat er maximaal 12 weken per jaar gebruik kan worden gemaakt van het terrein. Dit kunnen bijvoorbeeld zes keer twee weken zijn, maar ook kan het gaan om bijvoorbeeld zes aaneengesloten weken in het hoogseizoen en zes weken buiten het hoogseizoen. De bepaling dat het terrein alleen gebruikt mag worden als op de camping zelf onvoldoende plaats is, blijft bestaan. In de praktijk komt het voor dat er groepen kampeerders bij elkaar willen staan. Indien er dan alleen nog maar enkele verspreide plaatsen op het kampeerterrein zijn, is het niet de bedoeling dat deze groep verspreid wordt over de camping. In dat geval mag dus ook de uitbreiding gebruikt worden, mits wel aan de overige voorwaarden voldaan wordt. Het is niet de bedoeling dat het terrein gebruikt wordt als basisterrein, het blijft een tijdelijke uitbreidingsmogelijkheid.

Voor het gebruiken van dit gebied zal er aan de inrichting van het terrein niks veranderen. Er is geen extra afschermende beplanting nodig. De uitbreiding kan worden afgescheiden van de rest van het Worpplantsoen door afzetband of linten.

Camperplaatsen

Naast de reguliere kampeerplaatsen wil de camping ook plaats bieden aan een aantal camperplaatsen buiten het door de slagboom afgebakende kampeerterrein. Een camperplaats is een speciaal voor campers ingerichte parkeerplaats, waar men de camper mag parkeren en mag overnachten. In dit geval gaat het om twee camperplaatsen die als short-stay plaatsen gebruikt kunnen worden. Deze plaatsen mogen maximaal 24 uur per kampeermiddel gebruikt worden. De plaatsen worden aangelegd buiten de slagboom van de camping om de campers ook de mogelijkheid te bieden om buiten de sluitingstijd van de camping gebruik te kunnen maken van de camperplaats.

Rondom de parkeerplaatsen komt een meidoornhaag van circa 1 meter hoog. Ter hoogte van de campers komt een singelbeplanting die aansluit op de singel rondom de camping (overgang camping en nieuwe hank). De camperplaatsen moeten zodanig landschappelijk worden ingepast dat er vanuit de binnenstad geen zicht is op de voertuigen.

Naast deze camperplaatsen buiten de slagboom van de camping, kunnen campers ook op het kampeerterrein kamperen. Campers zijn in die zin reguliere kampeermiddelen die vergelijkbaar zijn met tenten en caravans.

Drempel

Ten noorden van het IJsselhotel is in het kader van Ruimte voor de Rivier een waterkom gerealiseerd. Aan de noordzijde wordt de kom begrensd door een smalle drempel met relatief steile flanken en zachte oevers. Midden op de drempel staat de behouden oude bakenboom (vroeger navigatiefunctie voor scheepvaart). De drempel blijft door begrazing verder grazig en is deel van het open (informele) landschap.

De drempel was in het bestemmingsplan 'Ruimte voor de rivier' per abuis deels bestemd als 'Recreatie - Kampeerterrein'. Zoals hierboven beschreven is het niet de bedoeling dat de drempel wordt gebruikt ten behoeve van de camping. In dit bestemmingsplan wordt dit deel van de drempel dan ook bestemd als 'Natuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P318-VG01_0006.jpg"

fragment uit inrichtingsplan Ruimte voor de Rivier, locatie van de drempel zoals opgenomen in onderhavig bestemmingsplan, de hele drempel is het groene gebied tussen het water aan de oostzijde en de noordwestzijde.

Alternatieve locaties

Voordat de keuze is gemaakt om de bovengenoemde ontwikkelingen uit te voeren op de in dit bestemmingsplan opgenomen locatie zijn ook twee andere locaties beoordeeld.

De eerste locatie was de plek welke door de camping tot voorheen werd gebruikt als uitbreidingslocatie. Dit betrof de uiterwaarden ten noorden van de camping. Onder andere vanwege de ligging binnen de EHS en het Natura 2000 gebied Uiterwaarden IJssel en omwille van het zicht vanaf de stadskant op de kampeermiddelen is niet voor deze locatie gekozen.

Een andere alternatieve locatie betrof de Melksterweide. Deze locatie is echter aangewezen als gebied voor nieuw te ontwikkelen natuur binnen de EHS. Ook wordt deze locatie ten tijde van evenementen gebruikt als mogelijk parkeerterrein. Juist ten tijde van deze drukke perioden zou ook de camping meer ruimte nodig hebben. Het gebruiken van het gebied als kampeerterrein en als parkeerterrein in dezelfde periode is niet met elkaar verenigbaar. Ook is dit gebied vanuit landschappelijk oogpunt niet het meest geschikt, inpassing van de kampeermiddelen is in het gebied niet makkelijk te realiseren. Ten slotte zouden er in dit gebied, dat niet direct aansluit op de huidige camping, al dan niet tijdelijke sanitaire voorzieningen geplaatst moeten worden ten behoeve van de campinggasten.

Vanwege de aansluiting op de huidige camping en de ligging buiten de EHS is de locatie in het Worpplantsoen als de meest geschikte locatie beoordeeld. Door de aansluiting bij de huidige camping hoeven er geen extra sanitaire voorzieningen geplaatst te worden. Ook is deze locatie het minst zichtbaar, door de aanwezig bomen in het Worpplantsoen is de locatie grotendeels al landschappelijk ingepast.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In het Barro, beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om:

  • Mainport ontwikkeling Rotterdam,
  • Kustfundament,
  • Grote rivieren,
  • Waddenzee en Waddengebied,
  • Defensie,
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde,
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen,
  • Elektriciteitsvoorziening,
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen,
  • Ecologische hoofdstructuur,
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament,
  • IJselmeergebied en
  • Duurzame verstedelijking.

Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

Grote rivieren

Het plangebied 'Camping de Worp' is op de kaart 'Grote rivieren' aangewezen als 'Rivierbed' en 'Stroomvoerend deel rivierbed'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P318-VG01_0007.jpg"

fragment van de kaart 'Grote rivieren', behorend bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In artikel 2.4.3 van het Barro is voor ontwikkelingen binnen het rivierbed bepaald in welke gevallen nieuwe bestemmingen aangewezen mogen worden binnen het rivierbed. In artikel 2.4.4 van het Barro is voor ontwikkelingen binnen het stroomvoerend deel van het rivierbed bepaald voor welke activiteiten het bestemmingsplan gewijzigd kan worden.

Deze artikelen zijn ingevolge artikel 2.4.2 van het Barro alleen van toepassing indien ook artikel 6.12, eerste lid, dan wel artikel 6.15 van het Waterbesluit van toepassing zijn.

In deze artikelen is bepaald dat een vergunning nodig is om in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam werken te maken of te behouden of vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen.

Indien geen vergunning nodig is dient zorg gedragen te worden voor een zodanige situering en uitvoering van de handelingen dat geen nadelige gevolgen optreden voor het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam of het bijbehorende kunstwerk, overeenkomstig de daaraan toegekende functies en voor de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam.

Verder dient voorkomen te worden dat feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam ontstaan. Ten slotte mag er een zo gering mogelijke waterstandsverhoging of afname van het bergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van het gebruik plaatsvinden.

De wijzigingen die het bestemmingsplan 'Camping de Worp' mogelijk maakt te opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, hebben geen betrekking op het plaatsen van vaste substanties in het rivierbed. Het gaat uitsluitend om het plaatsen van mobiele kampeermiddelen. Ingevolge artikel 2.4.2 van het Barro zijn dan ook de bepalingen zoals genoemd in artikel 2.4.3 en 2.4.4 niet van toepassing.

De wijzigingen van het bestemmingsplan hebben geen gevolgen voor de afvoercapaciteit, veiligheid of doelmatig gebruik van het oppervlaktelichaam. De wijzigingen hebben eveneens geen gevolgen voor de waterstand.

Ecologische Hoofdstructuur

In titel 2.10 Barro zijn regels opgenomen met betrekking tot de Ecologische hoofdstructuur. Bepaald is dat in een provinciale verordening regels worden gesteld in het belang van de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. In deze verordening wordt onder andere als regel gesteld dat met ruimtelijke ontwikkelingen geen activiteiten mogelijk worden gemaakt die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden.

In paragraaf 3.3.1 en 4.3.6 wordt ingegaan op de ligging in en nabij de EHS.

In onderhavig plan zijn er geen negatieve gevolgen op de wezenlijke kenmerken en waarden, zoals geconcludeerd in paragraaf 4.3.6).

Primaire waterkeringen buiten het kustfundament

In titel 2.11. van het Barro zijn regels opgenomen met betrekking tot primaire waterkeringen en bijbehorende beschermingszones buiten het kustfundament.

In artikel 2.11.2. van het Barro is bepaald dat gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, in een bestemmingsplan worden bestemd met de 'waterkering'. Gronden die deel uitmaken van een beschermingszone van de waterkering krijgen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk', indien de primaire waterkering een dijk is. In de overige gevallen wordt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - waterstaatswerk' opgenomen.

In artikel 2.11.3. zijn regels opgenomen die binnen de bestemmingen danwel gebiedsaanduidingen moeten worden opgenomen. Bepaald is dat binnen de bestemming 'waterkering' alsmede binnen de gebiedsaanduidingen wel wijzigingen mogen plaatsvinden, maar dat door deze wijzigingen geen belemmeringen mogen ontstaan voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering.

De Worp is een dijk welke is aangemerkt als primaire waterkering. In het plangebied ligt een klein deel van de beschermingszone van de primaire waterkering. Dit deel van deze zone is aangeduid middels een gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk'. In deze aanduiding is bepaald dat niet gebouwd mag worden zonder toestemming van de beheerder van de waterkering. Ook geldt een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Aan de hand van deze regels kan de stabiliteit van de waterkering gegarandeerd worden.

Conclusie

De regels zoals opgenomen in het Barro vormen geen belemmering voor het kunnen uitvoeren van het bestemmingsplan.

3.2.2 Ladder duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de 'ladder duurzame verstedelijking' opgenomen. Bestemmingsplannen waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moeten voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft het verruimen van een bestaande voorziening en wordt niet gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het vergroten van de capaciteit van de camping op deze locatie wordt in deze plantoelichting verantwoord.

3.3 Provinciaal en (boven)regionaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel 2009

Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft het integrale, provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De rode draden van de Omgevingsvisie zijn ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Om de provinciale ambities te bereiken wordt gebruik gemaakt van het uitvoeringsmodel. Deze is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P318-VG01_0008.png" Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie provincie Overijssel

Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de bestuursfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken. De omschreven drie niveaus sturen op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie, of, waar en hoe een ruimtelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden.

  • 1. Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Er wordt onder andere gebruik gemaakt van de SER-ladder. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. Andere generieke beleidskeuzes betreffende onder andere reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft het verruimen van een bestaande recreatieve voorziening. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bebouwing mogelijk, het gaat om het wijzigen van de functie van de gronden. De uitvoering van het bestemmingsplan voldoet aan de generieke beleidskeuzes.

  • 2. Beleidsambities

De beleidsambities van de provincie zijn verwoord in de ontwikkelingsperspectieven. Het plangebied ligt op de grens van het ontwikkelingsperspectief 'Zone ondernemen met Natuur en Water, buiten de EHS' en 'Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte, mixlandschap'.

Binnen het mixlandschap is er ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid. In dit perspectief worden de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen.

De zone 'Ondernemen met natuur en water' bestaat uit de EHS, de gebieden waar water de bepalende functie is en (landbouw)gebieden waar ruimte is voor ontwikkeling van economische dragers. In deze zone liggen er kansen voor bijzondere functiecombinaties zoals landbouw en natuur, specifieke vormen van verblijfsrecreatie, landgoederen en wonen met natuur en/of water. Zo kunnen entrees worden gecreëerd die de Ecologische Hoofdstructuur toegankelijk maken. In de buiten de EHS gelegen gebieden wordt ruimte geboden aan de ontwikkeling van (nieuwe) economische dragers waaronder de landbouw en initiatieven van waterschappen. Door toepassing van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving kunnen buiten de EHS nieuwe ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan beheer en versterking van de landschaps-, natuur- en wateropgave worden gerealiseerd.

Door de uitvoering van het bestemmingsplan wordt de recreatieve functie van het gebied versterkt. Het gebied krijgt hierdoor een positieve impuls. Het gebied wordt gebruikt als kampeerterrein indien het bestaande kampeerterrein vol is. Tevens zullen ook de omstandigheden zodanig moeten zijn dat het plaatsen van kampeermiddelen mogelijk is. Het gebied kan vollopen met water; op dat moment zullen er vanzelfsprekend geen kampeermiddelen geplaatst worden.

Vanaf de camping is het mogelijk de uiterwaarden te betreden ten behoeve van extensiece recreatie, zoals wandelen. Op deze manier wordt bijgedragen aan een beleefbare omgeving.

Het project past prima in de ontwikkelingsperspectieven.

  • 3. Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuur-landschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied kent volgens de Gebiedskenmerken-catalogus de volgende gebiedskenmerken:

  • i. natuurlijke laag: het plangebied ligt het rivierengebied - rivier en uiterwaarden. De bijbehorende ambitie is de oeverwallen weer als ruimtelijk herkenbare structuren langs de rivieren te ontwikkelen. In het winterbed kunnen alle - nu vaak losse en op zich zelf staande – water- en natuur projecten samenhangende, ruimtelijke continue structuren worden. De beleefbaarheid en zichtbaarheid van het water, de natuurlijke dynamiek in relatie tot de cultuurhistorie zijn daarbij een belangrijk uitgangspunt.
    De ontwikkeling van de ruimte langs de rivier is opgenomen in het inrichtingsplan Ruimte voor de Rivier. De camping is in dit inrichtingsplan opgenomen. De uitbreiding van de camping heeft geen gevolgen voor de ambitie om de het gebied langs de rivier verder te kunnen ontwikkelen. Deze ontwikkeling is overigens nagenoeg afgerond.
  • ii. laag van het agrarisch cultuurlandschap: het plangebied wordt in de laag van het agrarisch cultuurlandschap aangeduid als 'rivierenlandschap - rivier en uiterwaarden'. Ook hier geldt een ambitie om de contrasten tussen het dynamische natuurlijke winterbed, de kleinschalige oeverwallen met dorpen, boomgaarden en beplantingen en lage grote open komgronden met verspreide erven op duintjes te vergroten en meer beleefbaar te maken.
    De uitbreiding van de camping staat de wenselijke ontwikkeling van het gebied niet in de weg.
  • iii. stedelijke laag: het plangebied wordt in de stedelijke laag niet aangeduid.
  • iv. lust- en leisurelaag: in deze laag is de camping opgenomen als verblijfsrecreatieve voorziening. Binnen deze laag is de ambitie om de beleving, betekenis en kwaliteit van de leefomgeving te versterken. Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden dienen zoveel mogelijk te worden behouden en beleefd door mensen dankzij informatie, gebruik en ontwikkeling. Deze waarden vertellen daarmee het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van het Overijsselse landschap. Gebiedskenmerken, monumentaliteit en ruimtelijke expressie van grote ensembles kunnen vergroot worden. Tot slot is het wenselijk om de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het landschap te vergroten.
    Door het verruimen van de capaciteit van de camping is het mogelijk dat meer mensen deze bijzondere plek kunnen ervaren. Het monumentale Worpplantsoen blijft intact doordat aan de inrichting geen aanpassingen plaatsvinden.

Omgevingsverordening Overijssel

Om het beleid dat is verwoord in de Omgevingsvisie door te laten werken is de Omgevingsverordening opgesteld. De Omgevingsverordening is vastgesteld in juli 2009.

Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening dat er niet méér geregeld wordt dan nodig is voor het beleid, zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt - bijvoorbeeld door het Rijk - wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.

Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is ook toegepast bij de flexibiliteitbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook heeft de provincie zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. De Omgevingsverordening geeft regels voor:

  • de provinciale adviescommissie (regelt instelling, taken en werkwijze van de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving);
  • gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, afwijkingsbesluiten en beheersverordeningen);
  • grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
  • kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan Waterschappen);
  • verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).

Voor onderhavig plangebied is meer specifiek de regeling voor gemeentelijke ruimtelijke plannen van belang. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing sluit aan op de Omgevingsverordening.

Het plangebied maakt geen deel uit van een Nationaal Landschap, een grondwaterbeschermingsgebied, een waterwin- of intrekgebied. Ook in het kader van de waterveiligheid maakt het plangebied geen deel uit van een primair watergebied of een waterbergingsgebied en binnen het plangebied zijn geen essentiële waterlopen gelegen. Ten noorden van het plangebied ligt de IJssel.

Ecologische hoofdstructuur

Binnen een deel van het plangebied is bestaande natuur binnen de Ecologische Hoofdstructuur gelegen. Deze natuur is in het bestemmingsplan opgenomen met de bestemming 'Natuur'. Deze bestemming is gericht op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied (zoals in de verordening opgenomen in artikel 2.7.3).

Het kampeerterrein en de uitbreiding van het kampeerterrein liggen buiten de EHS maar liggen deels binnen de zone 'ondernemen met natuur en water buiten de EHS'.

Kwaliteitsimpuls groene omgeving

In artikel 2.1.6. is de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving opgenomen. Hierin is bepaald dat bestemmingsplannen voor de groene omgeving – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – kunnen voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Verder geldt voor nieuwe ontwikkelingen die plaatsvinden op gronden die vallen binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water en die niet zijn aangeduid als Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de voorwaarde dat de compensatie door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving gericht dienen te zijn op de versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.

De uitbreiding van het kampeerterrein wordt slechts incidenteel gebruikt, in die gevallen dat het bestaande kampeerterrein vol is. Dit is met name ten tijde van evenementen in de binnenstad van Deventer. Het gaat hier dan ook niet om een grootschalige uitbreiding van de bestaande functie. Het toepassen van compenserende maatregelen is dan ook niet nodig.

SERladder

Artikel 2.1.3. betreft de SER-ladder voor de Stedelijke omgeving. Hierin is bepaald dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt dat er geen ruimte beschikbaar is binnen bestaand bebouwd gebied.

Het uitbreiden van de camping heeft geen extra bebouwing of verharding tot gevolg. De bebouwingsmogelijkheden van de camping worden niet uitgebreid. Het vestigen van de camping binnen bestaand stedelijk gebied is niet mogelijk, het betreft een functie die veel onbebouwde ruimte nodig heeft om de kampeermiddelen te kunnen plaatsen. Een dergelijke ruimte is binnen het bestaand stedelijk gebied niet mogelijk.

Gezocht is naar alternatieve locaties voor het vestigen van de uitbreiding van de camping (zie paragraaf 2.2). Gebleken is dat deze locaties allen minder geschikt waren voor de gewenste ontwikkeling.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Artikel 2.1.4. betreft de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In dit artikel is opgenomen dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in andere dan stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt: dat (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is en dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

In het geval van het uitbreiden van de camping is er geen sprake van een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden. De uitbreiding heeft geen inrichtingsveranderingen tot gevolg.

Boringsvrije zone diep pakket Salland

Het plangebied ligt tevens in de 'boringsvrijezone diep pakket Deventer'. Dit houdt verband met de drinkwatervoorziening. In paragraaf 3.2.3. van de verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot boringsvrije zones.

De bouwmogelijkheden die in het bestemmingsplan zijn opgenomen vormen geen belemmering voor de grondwaterkwaliteit. De bestemmingen hebben niet tot gevolg dat er lozingen plaatsvinden. Ten behoeve van de functies zijn eveneens geen bodemenergiesystemen in de bodem dieper dan 50 meter waarschijnlijk.

Primaire waterkeringen

Het plangebied ligt in de nabijheid van twee primaire waterkeringen. Deze liggen ten noorden van de IJssel en langs de Worp. In het zuidwestelijke deel van het plangebied ligt een klein stukje van de vrijwaringszone van de dijk langs de Worp. Dit deel heeft in het bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' gekregen. De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen gevolgen voor de bescherming van de waterkeringen.

De ligging tussen de waterkeringen heeft ook tot gevolg dat het gebied buitendijks, binnen het winterbed, ligt en bij hoge waterstanden in de IJssel kan overstromen. De bestaande camping ervaart dit al meerdere jaren. Het bestemmingsplan maakt geen extra verharding of extra bebouwing mogelijk. De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan hebben dan ook geen gevolgen voor de functie van het gebied als overstromingsgebied.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de drie niveaus van het uitvoeringsmodel, (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken.

De voorgenomen ontwikkeling past eveneens binnen de Omgevingsverordening. Er gelden binnen het plangebied geen beperkende voorschriften vanuit de verordening. De ontwikkeling draagt daarnaast bij aan de doelstelling van het ontwikkelingsperspectief en de voorwaarden van de diverse gebiedskenmerken verzetten zich niet tegen de voorgenomen ontwikkeling.

3.3.2 Waterverordening waterschap Veluwe (2009)

De Waterverordening waterschap Veluwe regelt de waterschapseigen onderwerpen op het gebied van water, zoals normen waterkwantiteit en grondwater.  Deze waterverordening is op 21 december 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland en Overijssel.

De Waterverordening stelt dat in een beheersgericht bestemmingsplan ten minste de aan het plan ten grondslag liggende afwegingen en uitkomsten van de eventueel uitgevoerde onderzoeken zijn opgenomen. Daarnaast dient een overzicht van de te realiseren strategische doelstellingen in het regionaal waterplan te worden opgenomen.

Deze onderwerpen komen aan de orde bij de desbetreffende beleidsparagrafen, zoals paragraaf 3.3.3 en 3.4.2.

Conclusie

Dit bestemmingsplan bevat geen uitvoeringsaspecten welke gevolgen hebben voor de waterhuishouding in het gebied. Het provinciale en regionale waterbeleid is mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op onderhavig bestemmingsplan.

3.3.3 Waterbeheersplan 2010-2015 Waterschap Veluwe (2009)

Het Waterbeheersplan 2010-2015 van het Waterschap Veluwe is vastgesteld op 25 november 2009. In de planperiode 2010 tot en met 2015 wil het waterschap doelgericht werken. Elk doel heeft één of meer opgaven die op enig moment in de planperiode, of gedurende de gehele planperiode, moet worden uitgevoerd. Het waterschap onderscheidt de volgende doelen.

  • veilige dijken;
  • gewenste grond- en oppervlaktewaterstanden;
  • vermindering wateroverlast en water voor droge tijden;
  • goede onderhoudssituatie;
  • herstel en behoud van bijzondere natuur;
  • goede waterkwaliteit;
  • stedelijk waterbeheer;
  • transport en zuivering van afvalwater;
  • brede kijk.

Het waterschap kiest ervoor om te werken vanuit het ontwikkelingsmodel van robuuste watersystemen. Deze benaderingswijze is integraal. Dat wil zeggen dat de watergangen niet alleen ruimer zullen worden (her)ingericht (meer water vasthouden), maar dat de wateren en flauwe oevers ook meer ruimte kunnen bieden aan planten en dieren (ecologisch doel) en het onderhoud minder intensief kan worden. Dit biedt tevens kansen om makkelijker aan verplichtingen uit de Flora- en faunawet te voldoen. Deze benaderingswijze betekent dat het waterschap bij het prioriteren van de uitvoering van maatregelen voorrang geeft aan maatregelen met een 'stapeling van doelen'. Meerdere doelstellingen kunnen namelijk tegelijk van toepassing zijn op hetzelfde water. Bijvoorbeeld een HEN-water dat tegelijk KRW-waterlichaam is en op het beekherstelprogramma staat. Door in een dergelijk water met voorrang de geformuleerde maatregelen uit te voeren, wordt bijgedragen aan verschillende afzonderlijke doelen. In dit kader zijn ook de zogeheten KRW-synergiemaatregelen van belang. Voor deze maatregelen heeft het waterschap subsidie van het rijk verkregen, met als doel de uitvoering van de KRW-maatregelen te versnellen. KRW staat voor Europese KaderRichtlijn Water. Dit is Europese wetgeving voor het bewerkstelligen van een goede chemische- en ecologische kwaliteit.

Conclusie

In het plangebied is geen water aanwezig dat in beheer is van het Waterschap Veluwe. Ten zuiden van het plangebied is een primaire waterkering aanwezig, de dijk langs de Worp. Door de planontwikkeling wordt de waterkeringsfunctie of de stabiliteit van de dijk niet aangetast. Het plan heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding in het plangebied.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurplan Deventer 2025 (2004)

In het structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht. Deventer wil ruimte bieden aan voldoende en kwalitatief goede woningen in de nieuwbouw en het bevorderen van de aantrekkelijkheid en gevarieerdheid van de bestaande wijken.

In Deventer Stad is stedelijke herstructurering, zowel voor wonen als werken (kantoren en overige bedrijvigheid), één van de belangrijkste opgaven, samen met de ontwikkeling van de verschillende inbreidingslocaties. Inbreiding en stedelijke herstructurering worden zoveel mogelijk gekoppeld aan het versterken van de stedelijke groen- en waterstructuur en het verbeteren van de openbare ruimte.

Daarnaast is het streven de stedelijke groenstructuur te versterken en te laten aansluiten op de structuur van het landelijk gebied. Om aansluiting te vinden en te houden met het omringende landschap wordt ingezet op het realiseren en versterken van zogenaamde 'groene vingers'. Als tegenhangers van de 'rode vingers', reiken de groene vingers vanuit het omringende landschap tot diep in de stad. Op deze wijze wordt het landschap als het ware de stad ingetrokken.

Deventer zet verder in op het versterken van recreatieve en toeristische functie van het buitengebied, passend bij de natuur- en landschappelijke waarden en het kleinschalige karakter. Verblijfsrecreatie wordt gestimuleerd, onder andere aan de 'overzijde' van de IJssel.

Conclusie

Het uitbreiden van de capaciteit van de camping past binnen de uitgangspunten van het Structuurplan Deventer.

3.4.2 Gemeentelijk waterbeleid (2007)

Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in het Waterplan Deventer (2007-2010) en Gemeentelijk Rioleringsplan (2010-2015).

Het Waterplan is een gezamenlijk plan van de waterschappen Groot Salland, Rijn en IJssel en Veluwe, waterbedrijf Vitens en de gemeente Deventer. Er staat in welke knelpunten deze organisaties zien in de waterhuishouding en hoe ze die denken op te lossen. In het Waterplan staan de belangrijkste maatregelen die de waterorganisaties de komende jaren samen willen treffen. Ieder jaar wordt een uitvoeringsprogramma vastgesteld.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan Deventer (GRP) 2010-2015 wordt het gemeentelijk beleid voor de inzameling en het transport van het huishoudelijke en bedrijfsmatige afvalwater en het overtollige hemelwater en grondwater, de uit te voeren programma's in de planperiode en de investeringen beschreven.De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefmilieu.Vanaf 2008 heeft de gemeente er zorgplichten bijgekregen voor hemelwater en grondwater. Dit is een uitbreiding van de oude zorgplicht voor het stedelijk afvalwater, Naast deze verbrede zorgplicht vraagt ook de klimaatverandering aandacht.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen invloed op de waterhuishouding in het gebied. Bij het gebruik van de gronden wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van overstroming van het gebied.

3.4.3 DEVisie 2020 (2012) en Verblijfsrecreatie in de gemeente Deventer (2013)

In de economische visie "DEVisie 2020" (december 2012) is de ambitie opgenomen om het aantal overnachtingen in de gemeente Deventer stevig te verhogen: van 150.000 in 2012 naar 500.000 in 2020. Het belangrijkste doel is om hiermee meer bestedingen en meer werkgelegenheid te creëren in de gemeente Deventer.

Deze ambitie is verder uitgewerkt in de nota “Verblijfsrecreatie in de gemeente Deventer, kansen voor stad en buitengebied” (november 2013).

Alle vormen van overnachten, van hotel tot minicamping, komen in de nota aan de orde. Het vestigen van een grootschalig kampeerterrein, een bungalowpark of een combinatie daarvan, behoort tot de mogelijkheden.

Ook de mogelijkheden voor campings (gehele jaar) en minicampings (binnen periode 15 maart t/m 31 oktober) om via ontheffing bij grote publieksevenementen in de gemeente Deventer tijdelijk uit te breiden is nader uitgewerkt.

Verder is de campermarkt een groeimarkt. Er gaat een onderzoek uitgevoerd worden naar het aanbod van overnachtingsplaatsen voor campers in de gemeente Deventer, zowel op bestaande (kleinschalige) kampeerterreinen als in de openbare ruimte en of dit voldoende is. Na dit onderzoek worden de mogelijkheden voor camperstandplaatsen vastgesteld.

In de nota wordt voor camping De Worp specifiek aangegeven dat deze camping nu al de mogelijkheid heeft om bij diverse evenementen een extra terrein (een weiland) buiten het kampeerterrein te gebruiken. Hiermee wordt voldaan aan de vele verzoeken om tijdens diverse evenementen extra overnachtingsruimte te creëren voor mobiele kampeermiddelen (tent, caravan, camper) nabij de stad. Dit is een specifieke afspraak voor deze camping. De ervaringen zijn erg positief en de tijdelijke uitbreiding wordt erg gewaardeerd door de campinggasten (unieke locatie nabij de stad).

Voor camping De Worp wordt naar een maatwerkoplossing gezocht voor het tijdelijk uitbreiden van het aantal standplaatsen bij evenementen. Het maatwerk betreft zowel het aantal dagen als de uitbreidingslocatie.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt de maatwerkoplossing zoals benoemd in de uitgangspuntennota verder uitgewerkt. De uitbreiding van de camping en het toevoegen van camperstandplaatsen wordt hiermee juridisch-planologisch vastgelegd.

3.4.4 Groenbeleidsplan (2007)

Het groenbeleidsplan (april 2007) geeft richtlijnen voor de inrichting en het beheer van openbaar groen, inclusief bomen en waterpartijen. De gemeente Deventer ligt op de grens van het rivierenlandschap van de IJssel en het Sallandse dekzandlandschap. Deze ligging zorgt voor een enorme biodiversiteit. Allerlei dieren en (zeldzame) planten vinden hun weg in en om de stad. Het Groenbeleidsplan zorgt ervoor dat deze kenmerken en haar biodiversiteit behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.

Om in de komende jaren verantwoorde keuzes te kunnen maken is in het groenbeleidsplan een visie op het groen (wat willen we bereiken) verwoord en zijn concrete ambities gedefinieerd.

De groenvisie is: "De gemeente Deventer streeft naar een gevarieerd aanbod van betekenisvol en aantrekkelijk groen. Ze doet dit door in te spelen op de verschillen in ligging, omvang, functie, historische betekenis en gebruikswensen. Dit leidt tot omgevingsbewust ontwerpen en vervolgens tot ontwerpbewust beheren".

De ambities uit het Groenbeleidsplan zijn:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor de toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • inspringen op nieuwe stedelijke ontwikkelingen;
  • een handleiding bieden voor de praktische invoering van de groenvisie in de praktijk.

Bestaande (grotere) groengebieden, zoals het Worpplantsoen, worden op een dusdanige wijze bestemd dat ze worden beschermd tegen ongewenste ontwikkelingen. Het deel van het Worpplantsoen waar de uitbreiding van de camping mogelijk wordt, behoud de hoofdbestemming 'Groen'. De bomen in het plangebied worden beschermd via het vergunningstelsel uit de APV.

Conclusie

De groenstructuur zal door vaststelling van dit bestemmingsplan niet wijzigen. Bij het gebruiken van de uitbreidingslocatie van de camping wordt het gebied uitsluitend afgeschermd door een afzetband of lint. Er zullen geen ingrepen plaatsvinden aan de groenstructuur.

3.4.5 Bomenbeleidsplan (2007 – 2017)

De ruimtelijke kwaliteiten van de bomenstructuur zijn in het groenbeleidsplan op hoofdlijnen aangegeven. In het bomenbeleidsplan is deze ruimtelijke ambitie concreet uitgewerkt en toegespitst op bomen in de hoofdstructuur, woon- en werkgebieden, op bijzondere plaatsen in de stad en in het buitengebied.

Een speerpunt van het bomenbeleid is het inzetten op een duurzame bomenstructuur. Dit door het uitvoeren van kwaliteitsbeheer van de bestaande bomenstructuur en het inrichten van optimale groeiplaatsen voor nieuwe bomenstructuren. De juiste boom op de juiste plaats is hierbij van groot belang.

Het tweede belangrijke speerpunt van het bomenbeleid is het behouden, beschermen en zorgvuldig beheren van Monumentale bomen. Deze bomen zijn geïnventariseerd zowel gemeentelijke als particuliere bomen. De bomen zijn vastgelegd op de lijst Bijzonder Beschermwaardige Bomen.

Conclusie

De bescherming van de bomen verloopt via een separaat spoor. In onderhavig bestemmingsplan is het bestaande groen opgenomen in een passende bestemming, die de bestaande groenstructuren beschermt. De uitbreiding van de camping heeft geen gevolgen voor de groenstructuur.

3.4.6 Welstandsnota gemeente Deventer (2012)

Bij de toetsing van omgevingsvergunningen voor het bouwen moet rekening gehouden met hetgeen is bepaald in de Welstandsnota Deventer. In deze nota is de Worp aanduid met het gebiedstype 'solitaire bebouwing'.

Voor dit gebied is het vooral van belang dat verbouwingen passen bij de architectuur van het hoofdgebouw. Er is binnen dit gebied veel vrijheid, zolang de kwaliteit op zich maar voldoende is. De gebouwen worden vooral beoordeeld in de relatie tot de omgeving en de functie. Er zijn weinig welstandscriteria op van toepassing, omdat elk gebouw afzonderlijk kan worden vormgegeven. Omdat bij de welstandstoetsing vooral de relatie met het openbaar gebied van belang is, worden alle bouwplannen in dit gebied voorgelegd aan de Adviesraad Welstand.

Het gebied valt tevens binnen het beschermd stadsgezicht. Voor het beschermd stadsgezicht is een beeldkwaliteitplan opgesteld 'Kwaliteit voor ogen'. In 1988 werd de binnenstad van Deventer door het Rijk aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. Daarbij zijn inbegrepen de IJssel, het gebied De Worp aan de overzijde van de IJssel, de voormalige bolwerken en de Boreelkazerne aan de Houtmarkt. Met de aanwijzing wordt de binnenstad wettelijk beschermd tegen al te drastische ingrepen omdat ruimtelijk-functionele voorwaarden voor toekomstige veranderingen formeel vast zijn komen te liggen. De historische ruimtelijke karakteristiek van de gebouwde en ongebouwde ruimte dient het uitgangspunt te zijn voor nieuwe ingrepen. Dit houdt onder meer in het handhaven en herstel van historische rooilijnen en stratenpatroon, in samenhang met de schaal van de bebouwing.

Conclusie

Bij het beoordelen van bouwplannen binnen het plangebied Camping de Worp zal aan de Welstandsnota in combinatie met het beeldkwaliteitplan 'Kwaliteit voor ogen' worden getoetst.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Cultuurhistorie en monumenten

Het Worpplantsoen ligt binnen de grenzen van het beschermd stadsgezicht en is in 1993 aangewezen als gemeentelijk monument.

Beschrijving cultuurhistorie:

Het Worpplantsoen is een volgroeid park dat voornamelijk met eiken is beplant. Het park is in Engelse landschapsstijl aangelegd, oorspronkelijk met een groter en meer uitheems assortiment bomen.

De noord-zuid as door het oostelijk gedeelte van het park met de naam Lange Laan is met Linden bepoot, evenals de laan van het voormalige landhoofd van de schipbrug naar de coupure in de dijk.

Het merendeel van de paden is verdwenen. Door de aanleg van de dijk in de jaren dertig is de aansluiting van deze paden op de padenstructuur van de Hoven goeddeels verloren gegaan. De meest gebruikte aansluiting (bij de Vonderstraat via de kleine coupure in de dijk) resteert nog. Bomen omzomen in het ontwerp de open parkgedeelten. De bomen vormen daardoor een structuur die ondanks het verdwijnen van de meeste paden op de plattegrond goed herkenbaar is. Deze interne samenhang is belangrijk.

Het terrein van de camping beslaat een deel van het park ten oosten van de Lange Laan. Dit gedeelte is nog parkachtig door enige verspreide bomen. De camping is door struikbeplanting gescheiden van het park.

De visuele relatie van het park met de rest van de uiterwaarden, de bebouwing aan de Worp en de lange Laan, de camping, de IJssel en met de stad aan de overzijde is van groot belang. Genoemde visuele relatie was in 1987 de hoofdreden om het park in het beschermde gezicht op te nemen.

Uniek is tenslotte, dat het park het Worpplantsoen bij het buiten de oevers treden van de IJssel kan overstromen. De mogelijkheid tot overstromen en het fascinerende gezicht, dat dit oplevert, kenmerken Deventer als rivierstad en hebben een directe relatie met de aard van de stad en de ontstaansgeschiedenis van haar stedelijke structuur.

De dijk is opgenomen in het monument.

Visie op de bestemmingswijziging

Zolang er aan de inrichting niets verandert, heeft het incidenteel gebruik van het deel ten noordoosten van de camping aan de oostzijde van de Lange Laan heeft geen invloed op de monumentale waarde. Het is van belang dat de parkachtige uitstaling van dit deel van het park in stand wordt gehouden.

Om dit te verankeren in het bestemmingsplan is de voorwaarde opgenomen dat de cultuurhistorische waarde niet onevenredig geschaad mag worden. Zowel in de bestemming 'Groen' als in de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' wordt hier aandacht aan besteed.

Vanwege de bescherming als gemeentelijk monument zal voor elke wijziging van het Worpplantsoen een omgevingsvergunning aspect monumenten aangevraagd moeten worden.

4.2 Archeologie

In deze paragraaf volgt een samenvatting van het archeologisch beleidsadvies dat voor dit bestemmingsplan is opgesteld. Het complete advies is opgenomen in Bijlage 1 Archeologisch beleidsadvies.

4.2.1 Geomorfologie

Het plangebied ligt in het uiterwaardenlandschap. In het centrale deel van het plangebied ligt pleistoceen rivierzand met ingedrongen kleidek. In de westpunt van het gebied liggen crevasse-afzettingen. Ook ten oosten van het pleistoceen rivierzand ligt een strook met crevasse-afzettingen. Aan de noordoostrand van het plangebied bevind zich een restant van een hoogwatergeul.

Het bestemmingsplangebied heeft op basis van fysisch geografische kenmerken een lage verwachte dichtheid aan archeologische resten, vanwege de ligging in de uiterwaardvlakte. Afzettingen van vóór de vroege middeleeuwen zijn door de activiteiten van de rivier en lokale waterarmen verspoeld geraakt. Op intact gebleven pleistocene hoogten kunnen vondstlocaties uit deze periode nog wel intact zijn. De verwachte dichtheid aan deze vondsten is ook hier echter laag.

In het bestemmingsplangebied kunnen archeologische resten van na 350 aangetroffen worden.

Ter hoogte van de restgeul aan de noordoostkant van het plangebied mogen in de ondergrond scheepsresten worden verwacht uit de periode 350-1560 (waarbij de conservering sterk afhangt van de diepte). Hoewel er geen historische bronnen bekend zijn over gezonken schepen in dit deel van de IJssel, is de kans op het aantreffen van scheepswrakken in de geul aanwezig.. Deze heeft namelijk op enig moment als hoofdstroom gefungeerd. Later raakte de geul buiten gebruik, maar bleef mogelijk nog wel bevaarbaar als nevengeul. In beide fasen kunnen bewust of onbewust schepen in de geul zijn (af)gezonken.

4.2.2 Archeologische elementen

Gezien de ligging van het plangebied in de uiterwaarden wordt de kans op permanente bewoning in het verleden hier en ook in de directe omgeving beperkt geacht.

Op dit moment wordt er net ten noorden van het plangebied een nieuwe hoogwatergeul gegraven (project Ruimte voor de Rivier). Bij deze graafwerkzaamheden wordt rekening gehouden met het aantreffen van scheepsresten uit de periode 350-1560.

Vindplaatsen in het plangebied en de directe omgeving

Ten noorden van het plangebied heeft in 2011 archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven en een opgraving plaatsgevonden. Hier werden resten verwacht van een laat-middeleeuwse brug over de IJssel, een brug over een restgeul, resten van een kapel uit 1494 en sporen die samenhangen met belegeringen tijdens de Tachtigjarige Oorlog.

De brug werd gebouwd in 1492, toen de dynamiek van de IJssel aanzienlijk was afgenomen. De brug is driemaal vernietigd: door Gelderse troepen in 1521, door de rivier zelf in 1570 (kruiend ijs) en ten slotte bij het beleg van Deventer in 1578. Bij de opgraving zijn diverse palenrijen aangetroffen, maar de meesten lijken vrij recent te zijn. Eén dubbele rij van diepe paalkuilen, die verder niet gedateerd konden worden, zou een restant van de brug kunnen zijn. De overige structuren kunnen zijn ontstaan door latere activiteiten in de uiterwaarden, zoals de aanleg van voetbalvelden met bijbehorende bebouwing of de inrichting van een genie-kamp na WOII ten behoeve van de bouw van een noodbrug.

In het onderzoek naar de brug werd ook rekening gehouden met een tweede houten bruggetje uit de 15de eeuw over de restgeul van de IJssel en een door puin verharde aanvoerweg. Deze zijn niet aangetroffen, maar er zijn aanwijzingen dat mogelijke resten zich ca. 50 m ten zuidoosten van de opgravingsputten kunnen bevinden. De locatie van deze mogelijke vindplaats wordt nu gezocht in het noordelijk deel van het plangebied.

In 2009 is door middel van proefsleuvenonderzoek ook gezocht naar de resten van een schans en van een kapel die in 1494 in de omgeving van de brug gebouwd was. Tijdens dit onderzoek zijn geen resten van de schans van Hopman Hegeman of van de kapel aangetroffen.

Vanaf de 17de eeuw waren in deze omgeving een aantal andere ambachten te vinden, zoals touwslagerijen en blekerijen. Het grootste deel van de ambachtelijke gebouwen lag direct tegenover de stad aan de schipbrug. In de omgeving van het perceel Lange Laan 10 lagen volgens historische bronnen een tweetal blekerijen. In de volkstelling van 1748 wordt Jacob Rouwendal beschreven als bleker “over de lange brug”. In 1754 wordt gesproken over 'de kleine bleek' over de IJssel, waaruit mag worden geconcludeerd dat er ook een 'grote bleek' was. Van slechts één van de blekerijen is de locatie bekend, doordat deze is aangegeven op de kadastrale kaart van 1832. Deze blekerij verdween in de jaren twintig van de 20ste eeuw. Blekerijen bestonden over het algemeen uit droogvelden met sloten ertussen. Uit de sloten werd water over de was gesprenkeld om de was onder invloed van de zon verder te laten bleken. Verder stonden er tussen de bleekvelden mogelijk ketels voor het koken van was, werkplaatsen en woongebouwen. Het is mogelijk dat zich in het plangebied resten van een blekerij bevinden.

Op het terrein van de camping zijn met grondradaronderzoek sporen gevonden. Op een diepte van twee meter werd een vierkante structuur gesignaleerd. Dit is mogelijk een gebouwtje dat bij de blekerij hoorde. Op drie meter diepte is een langwerpige structuur te zien, die min of meer parallel loopt aan de Lange Laan. Dit is mogelijk een greppel van de blekerij of één van de lijnbanen die bij de ten zuidoosten van het plangebied gelegen touwslagerij hoorde.

Voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog werd vanaf 1935 de IJssellinie versterkt. Er zijn rivierkazematten gebouwd op de westoever van de IJssel nabij de verschillende IJsselovergangen. Tussen de grote kazematten werden kleinere kazematten aangelegd voor zware en lichte mitrailleurs. Ook zijn loopgraven, dekkingsheuveltjes en mangaten aangelegd. In het plangebied is een rivierkazemat aangelegd van tenminste twee verdiepingen, waarvan een met geschut (kanon en zware mitrailleur), tegenover de Graaf van Burenstraat in de binnenstad van Deventer. Bij de inval van de Duitsers in mei 1940 is er hier nauwelijks gevochten. Wel zijn er tijdens de Tweede Wereldoorlog in het plangebied enkele bommen gevallen, die voor de bruggen bedoeld waren.

In het noordwesten van het plangebied ligt om de verwachte locatie van de rivierkazemat een bufferzone met een straal van 50 m. Hierbinnen kunnen zich sporen van deze rivierkazemat bevinden.

4.2.3 Archeologische verwachting

In het plangebied is een verwachting voor diverse archeologische sporen en historische restanten. Dit betreft een hoge verwachting voor het aantreffen van resten van de rivierkazemat in een bufferzone in het noordwesten van het plangebied en voor de resten van een blekerij op de zuidoostrand van het plangebied. In het plangebied is er een lage verwachte dichtheid aan sporen en vondsten uit de periode van de prehistorie tot de nieuwe tijd. Er moet rekening gehouden worden met mogelijke sporen van scheepsresten aan de noordoostkant van het plangebied en sporen uit de prehistorie op de pleistocene gronden in het zuidelijke deel van het plangebied.

Historische bronnen verwijzen naar enkele bijzondere bouwwerken uit de late middeleeuwen en het begin van de nieuwe tijd. De exacte locatie hiervan is niet bekend, en daarom niet meegenomen op de verwachtingskaart. Het is niet uit te sluiten dat zich in het plangebied de mogelijke resten van een klein houten bruggetje over een zij-arm van de IJssel en een door puin verharde aanvoerweg uit de 15de eeuw bevinden. Op basis van het verrichte archeologische onderzoek op de vindplaats van de laat-middeleeuwse brug kunnen deze resten verwacht worden in het gebied van de bufferzone rond de kazemat.

Ook de mogelijke resten van een kapel uit 1494 en sporen die samenhangen met belegeringen tijdens de Tachtigjarige Oorlog zouden binnen het plangebied kunnen liggen.

Nieuwe archeologische verwachtingskaart (2013)

In 2013 is in opdracht van de gemeente Deventer een nieuwe verwachtingskaart opgesteld.

In het plangebied ligt volgens de nieuwe verwachtingskaart een bufferzone met een hoge verwachting. Het gaat hier om een rivierkazemat uit de periode vóór de Tweede Wereldoorlog. Bij werkzaamheden in dit gebied moet rekening gehouden worden met archeologische resten van dit verdedigingswerk. In de zuidoosthoek ligt op de rand van het plangebied, op de grens met het perceel Lange Laan 10, een klein terrein met een hoge verwachting voor resten van de vroegere blekerij.

In het overige plangebied is de archeologische verwachting voor het aantreffen van resten uit alle perioden laag. De eventuele resten van een kapel en een brug uit eind 15de eeuw zijn niet goed te plaatsen, maar kunnen niet worden uitgesloten in het plangebied. Dit geldt ook voor scheepsresten in het noordoostelijke deel van het plangebied.

Nieuwe beleidskaart (2014) 

In 2014 is op basis van de archeologische verwachtingskaart uit 2013 een beleidskaart opgesteld. Hierop zijn de verschillende archeologische verwachtingswaarden opgedeeld in zeven beleidscategorieën, met elk een eigen vrijstellingsdiepte en -grens. Het plangebied kent gebieden die beleidswaarden archeologie 1, 4 en 5 zijn toegekend. Beleidswaarde '1' betreft alle gronden in het uiterwaardengebied waar de archeologische verwachting laag is. Deze waarde is niet opgenomen als dubbelbestemming.

In paragraaf 5.3.3 wordt nader toegelicht welke dubbelbestemmingen toegekend zijn aan de in het gebied aanwezige beleidswaarden.

4.3 Milieu-aspecten

Het onderhavige bestemmingsplan is, ondanks het conserverende karakter, getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • risico/veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.
4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

De VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering geeft voor bedrijfsactiviteiten richtafstanden weer voor aan te houden afstanden tot gevoelige functies om een voldoende woon- en leefklimaat te kunnen blijven garanderen. Voor een camping is een richtafstand van 50 m aangegeven. Binnen deze richtafstand van het te wijzigen plangebied zijn geen gevoelige functies gelegen. Verondersteld mag worden dat er door dit plan het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onacceptabel veranderd.

4.3.2 Geluid

De functie is niet geluidgevoelig in de zin van de Wet geluidhinder. Er wordt voldaan aan de richtafstanden volgens de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering 2009 en de uitbreiding van de camping zal incidenteel gebruikt worden.

Wet geluidhinder (Wgh)

De Wgh richt zich op geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen. Het gaat daarbij om de woon- en leefomgeving.

Spoorweglawaai

De planlocatie ligt in de nabijheid van spoor Deventer-Apeldoorn. In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich zones langs spoorwegen. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.

Conclusie

De te bestemmen functies voor de beoogde activiteiten zijn niet geluidsgevoelige functies. Er is geen aanleiding om nader akoestisch onderzoek uit te voeren.

4.3.3 Bodem

Verdachte activiteiten

Op basis van beschikbare bodeminformatie is de locatie niet verdacht voor een ernstig geval van bodemverontreiniging volgens definitie Wet bodembescherming. Op de locatie zijn, voor zover bekend, geen voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten uitgevoerd. De locatie ligt binnen het stroomgebied van de IJssel. Dit betekent dat bij hoogwater er sediment wordt afgezet.

Bodemonderzoek

In het kader van Ruimte voor de Rivier is in januari 2008 een (water)bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de uiterwaardvergravingen Bolwerksplas, Worp en Ossenwaard (Tauw, project 4496914). In de boringen ter plaatse van de huidige groenfunctie is lokaal in de ondergrond een zwakke bijmenging met baksteenpuin aangetroffen. Ter plaatse van het Worpplantsoen is de bodemlaag ingedeeld in zones 0 en 1.

Conclusie ruimtelijke procedure

Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek is er geen vermoeden van aanwezigheid van een (ernstige) verontreiniging. Voor de wijziging van de bestemming is geen bodemonderzoek nodig.

4.3.4 Luchtkwaliteit

Van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving is ook de luchtkwaliteit. Normstelling hieromtrent is vastgelegd in de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Volgens de Regeling en het Besluit niet in betekenende mate is vastgesteld dat woningbouwplannen voor minder dan 1500 woningen 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Met dit bestemmingsplan wordt een bestaande recreatieve functie uitgebreid voor incidenteel gebruik. Dit bestemmingsplan zal geen verslechtering in betekenende mate van de lokale luchtkwaliteit tot gevolg hebben.

De huidige wetgeving over luchtkwaliteit stelt (de toename van) de concentraties van NO2 en fijn stof centraal. Om vanuit een goede ruimtelijke ordening ook iets te kunnen zeggen over de mate van blootstelling aan luchtverontreinigingen, is de lokale situatie beoordeeld in de verkeersmilieukaart. Op basis van de verkeersmilieukaart blijkt ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

4.3.5 Externe veiligheid
4.3.5.1 Omgevingsvisie externe veiligheid

Op 4 juli 2007 is door de Raad de "Omgevingsvisie externe veiligheid" vastgesteld. In deze nota is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer. Dit bestemmingsplan ligt op de grens van de deelgebieden met de ambitie “Ruimte voor ontwikkeling” en "Ruimte voor wonen". In beide ambities is vastgelegd dat overschrijding van het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten en nieuwe beperkt kwetsbare objecten niet acceptabel is. Overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico is acceptabel onder voorwaarden van een optimaal planontwerp. Binnen dit plangebied wordt aan dit ambitieniveau voldaan.

4.3.5.2 Beoordeling

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. De uitbreiding met 50 plekken van het kampeerterrein bevindt zich binnen het winterbed van de IJssel op minimaal 180 meter van de oever en op 160 meter van het spoor Apeldoorn- Deventer. Zowel over de IJssel als over het spoor worden gevaarlijke stoffen vervoerd.

De uitbreiding met 50 plekken van het kampeerterrein bevindt zich binnen het winterbed van de IJssel op minimaal 180 meter van de oever en op 160 meter van het spoor Apeldoorn- Deventer. Het betreft een overloopgebied dat uitsluitend benut wordt als het kampeerterrein volledig bezet is. Dit is geborgd in een specifieke gebruiksregel (zie artikel 3.3.2). Deze situatie doet zich enkele malen per jaar voor, hoofdzakelijk tijdens Deventer evenementen (maximaal 12 weken per jaar). Het gebied, dat de hoofdbestemming “Groen” behoudt, mag uitsluitend door middel van markeringen afgezet worden. De ontvluchting bij calamiteiten kan daardoor optimaal plaatsvinden.

De vervoersplafonds voor gevaarlijke stoffen zijn in het Basisnet water vastgelegd. Hieruit blijkt dat er uitsluitend brandbare vloeistoffen over de IJssel vervoerd mogen worden. Het effectgebied van dat vervoer reikt vanaf de oeverlijn tot 60 meter in het winterbed. Aangezien het gebruik van het terrein bij hoog water niet mogelijk is en het gebruik van het terrein zeer beperkt is, is het scenario van een brandende vloeistof op de IJssel waarvan de recreanten gevaar van ondervinden zeer onwaarschijnlijk.

De vervoersplafonds voor gevaarlijke stoffen over het spoor zijn in het Basisnet spoor vastgelegd. Hieruit blijkt dat er over het spoor 400 ketelwagens brandbare vloeistof en 10 ketelwagens LPG per jaar over dit spoor mogen worden vervoerd. Deze aantallen zijn zo laag dat er geen sprake is van een groepsrisico. Bij een incident op het spoor is het van belang dat het kampeerterrein goed ontvlucht kan worden. Doordat het terrein uitsluitend door markeringen mag worden afgezet is ontvluchten goed mogelijk.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.3.6 Ecologie

In de afgelopen jaren zijn er diverse natuuronderzoekingen (Schut & Koopmans 2007, Heinen 2013, Janssen 2014) in de uiterwaarden bij Deventer gedaan waar ook dit plangebied deel van uitmaakte.

Gebiedbescherming

Het plangebied grenst direct aan het Natura 2000 gebied Rijntakken: IJsseluiterwaarden. De camping zelf is, vanwege het bestaande gebruik, geexclaveerd. Een klein deel van het Worpplantsoen zal gebruikt gaan worden als overloopgebied voor het kamperen bij hoogtijdagen. Dit is een terreindeel tussen de bomen waar volop gerecreëerd wordt. Gezien het beperkte gebruik door de seizoenen heen én dat het gebruik van dezelfde orde is als het huidige gebruik, wordt een negatieve invloed op de Natura 2000 doelstellingen uitgesloten geacht.

Soortbescherming

Binnen het plangebied groeit zowel de zeldzame Weidegeelster als de lichtbeschermde Vogelmelk. Beide soorten ondervinden geen nadeel van het beoogde gebruik. De Weidegeelster is gedurende het kampeerseizoen niet meer bovengronds aanwezig en de Vogelmelk is slechts aan het begin van het kampeerseizoen aanwezig. In het kampeergedeelte van het Worpplantsoen komen geen verstoringsgevoelige diersoorten voor die door het kamperen benadeeld zouden kunnen worden.

Conclusie

Kortom het plan voor de seizoensgebonden uitbreiding welke incidenteel wordt gebruikt voor Camping De Worp heeft geen nadelige invloed op beschermde gebieden of beschermde planten en dieren.

4.3.7 Milieu Effect Rapportage (MER)

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen me.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.

Beoordeling m.e.r-plicht

In lijst C van het Besluit m.e.r. staan de activiteiten en besluiten genoemd die m.e.r.-plichtig zijn. De ontwikkeling van een tuincentrum staat niet in lijst C opgenoemd. De ontwikkeling is dan ook niet m.e.r.-plichtig.

Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling

Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.

Drempelwaarden Lijst D

In de drempelwaarden lijst D is opgenomen (onder D10) dat bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een permanent kampeerterrein direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is in gevallen waarin de activiteit betrekking dient dan betrekking te hebben op een oppervlakte van minimaal 10 ha. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan overstijgt niet deze drempelwaarde, zoals genoemd onder het Besluit m.e.r., daarnaast betreft de uitbreiding geen permanent kampeerterrein.

Gevoelig gebied

In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.

Onder het kopje ecologie is onderbouwd dat het plan voor de seizoensgebonden uitbreiding welke incidenteel wordt gebruikt voor Camping De Worp heeft geen nadelige invloed op beschermde gebieden of beschermde planten en dieren.

Milieugevolgen

In de vorige paragrafen van dit hoofdstuk zijn de verschillende milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.

Conclusie

Zoals beschreven in de voorgaande alinea's zijn er geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen' te verwachten en daarom is het niet noodzakelijk een m.e.r.- beoordeling uit te voeren.

4.3.8 Duurzaamheid

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaatneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid “Op weg naar een duurzaam evenwicht” vastgesteld. In deze agenda worden 8 gemeentelijke beleidsprioriteiten benoemd, zoals b.v. realisatie windturbines en een klimaatneutraal stadkantoor. Ook wordt er gewerkt aan een duurzaam energiebedrijf in een lokale coöperatieve vorm samen met verschillende organisaties. De sleutel zit in samenwerken. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren. Waar nodig neemt de gemeente ook zelf het initiatief of schept de juiste voorwaarden. Zo hebben we een 'Visie op de Ondergrond' ontwikkelt waarmee de potentie voor o.a. koude-/ warmte opslag in beeld is gebracht. Deze informatie kan ontwikkelende partijen helpen bij een onderzoek naar de mogelijkheden voor warmte-koude opslag in de bodem, als warmte- en koelvoorziening.

De lijst ”Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau” uit de VNG - publicatie ”Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw” is voor duurzaamheid een bruikbare ”Checklist” met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden. In het kader van duurzaam bouwen verdient een aantal aspecten bij de ontwikkeling van het woongebied bijzondere aandacht. Voor zover deze aspecten nog niet in het voorgaande zijn beschreven gaat het om onderstaande aspecten.

Landinrichting

Bij het bouw- en woonrijp maken wordt zo veel mogelijk met een gesloten grondbalans gewerkt. Het toekomstig peil wordt bepaald in samenhang met het nog op te stellen waterhuishoudkundig plan, de vereiste drooglegging, het rioleringsplan en de werkzaamheden in het kader van het bouwrijp maken (vrijkomende grond uit de cunetten en de bouwputten). Uitgangspunt hierbij is zo weinig mogelijk grond en zand aan te voeren. Dit ter beperking van de milieubelasting, die met het transport van grond samenhangt. In de uitwerking van de bestekken voor het bouwrijp maken wordt dit verwerkt.

Energie

Energiekosten gaan een steeds belangrijkere rol spelen, voor de ontwikkel- en beheerkosten voor vastgoed. Ook de (toekomstige) huizenbezitters en bedrijven zijn zich hiervan bewust en zullen dit laten meewegen. Het is in die zin verstandig inzicht te krijgen in het toekomstig energieverbruik van het te ontwikkelen vastgoed. Dit kan inzichtelijk gemaakt worden met b.v. een BREAAM quickscan. Met dit systeem kan ook in beeld gebracht worden welke duurzaamheidsmaatregelen efficiënt zijn. Hierbij kan gedacht worden aan zaken als:

  • zoveel mogelijk gebruik maken van passieve zonne-energie (oriëntatie);
  • overweeg het gebruik van actieve zonne-energie;
  • overweeg het gebruik van collectieve warmtelevering;
  • compacte (woning-)ontwerpen;
  • materiaal toepassingen (vernieuwbare materialen).

Na ontwikkeling kan met dit systeem de nieuwbouw ook gecertificeerd worden met een Europese erkenning. Wij willen de ontwikkelende partij graag helpen meedenken in dit proces.

Meer informatie over het gemeentelijke duurzaamheidbeleid is te vinden op de gemeentelijke website via: http://www.deventer.nl/duurzaamheid en http://www.deventer.nl/leven/milieu-duurzaamheid.

4.4 Leidingen en kabels

Reguliere kabels en leidingen, zoals telecomkabel en riolering, liggen over het algemeen onder openbaar toegankelijke bestemmingen. Deze kabels en leidingen brengen geen gevaar voor personen en goederen met zich mee en worden daarom niet specifiek bestemd of aangeduid.

Dubbelbestemmingen worden slechts opgenomen indien de bestemming een heel specifiek (ruimtelijk) belang beoogt te regelen. Een toegekende dubbelbestemming vertegenwoordigt een bijzonder belang dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken. Het is niet nodig om in het plangebied een dubbelbestemming op te nemen voor kabels of leidingen.

4.5 Waterhuishouding

4.5.1 Watertoets

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Resultaat van de watertoets was dat de normale procedure gevoerd dient te worden.

Waterkering

Zowel ten noorden als ten zuiden van het plangebied liggen primaire waterkeringen. De waterkering te noorden ligt op een afstand van circa 300 meter van het plangebied. De ontwikkelingen in het plangebied hebben op geen enkele manier gevolgen voor deze waterkering. De zuidelijke waterkering ligt op een afstand van circa 40 meter van het plangebied. De beschermingszone van deze waterkering ligt voor een klein deel binnen het plangebied. Dit deel is in het bestemmingsplan bestemd met de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk'. Met de regels in deze gebiedsaanduiding blijft de stabiliteit van de waterkering gewaarborgd.

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Op de gronden die incidenteel kunnen worden gebruikt voor het uitbreiden van de kampeercapaciteit worden geen voorzieningen aangebracht. Er zal geen verharding worden aangebracht of bouwwerken. Gedurende het gebruik zal het terrein wellicht worden afgeschermd met een afzetband. Het gebruik heeft geen gevolgen voor de trits vasthouden - bergen - afvoeren.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

In het plangebied worden geen extra bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt. Het betreft met name een wijziging van het gebruik.

4.5.2 Overstromingsrisico

Het bestemmingsplangebied ligt in een buitendijks gebied. Zowel ten noorden als ten zuiden van het gebied liggen primaire waterkeringen. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (gereed in 2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.

De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het plangebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen.

In het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier worden maatregelen bij Deventer uitgevoerd, die bij hoogwater een waterstandsdalend effect hebben.

4.6 Verkeer en parkeren

Parkeren

De parkeerbehoefte van Camping de Worp dient binnen het plangebied alsmede binnen het bestaande parkeerterrein aansluitend aan het plangebied te worden opgelost. Het bestemmingsplan biedt veel mogelijkheden om parkeervoorzieningen te realiseren.

Bij de aanvraag voor omgevingsvergunning zal getoetst worden of voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd. De toetsing vindt plaats overeenkomstig de gemeentelijke beleidsregel en nota parkeernormen.

Ontsluiting

Aan de ontsluiting van de camping verandert niks. Het uitbreidingsdeel dient benaderd te worden vanaf de camping zelf, dus niet via de Lange Laan.

4.7 Sociale veiligheid

Naast een aantrekkelijke en aanpasbare woonomgeving zal de woonomgeving vooral ook (sociaal) veilig in het gebruik moeten zijn. Het gaat er om dat mensen zich veilig voelen en dat zoveel mogelijk daadwerkelijk zijn. Factoren die kunnen bijdragen aan (het gevoel van) meer veiligheid zijn: informeel toezicht op de openbare ruimte, persoonlijke controle over de ('eigen') omgeving en het imago van het (totale) gebied. Toegespitst op het plangebied betekent dit, dat door inrichting en beheer van de openbare ruimte een goede sociale controle mogelijk dient te zijn. Een aantal aspecten waarbij de sociale veiligheid bijzondere aandacht vraagt, is:

  • stedenbouwkundige inrichting: daarbij gaat het ondermeer om de relatie openbaar-privé, menging tuin- en straatgericht wonen, overzichtelijkheid van stratenpatronen, parkeervoorzieningen en openbare verlichting;
  • vrijliggende groenvoorzieningen: vooral de waarborging van overzichtelijkheid;
  • langzaam-verkeerroutes: primaire routes moeten bij voorkeur 'begeleid' worden door woonbebouwing;
  • buurtbeheer: optredende gebreken als gevolg van dagelijks gebruik adequaat en snel herstellen;
  • jeugdopvang: creëren van adequate speel- en ontmoetingsplekken.

Bij raadsbesluit d.d. 1 juli 2000 is besloten dat bij de uitvoering van bouwplannen de normeringen genoemd in het handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen als basis worden gehanteerd. Deze normeringen houden in dat naast extra eisen op woningniveau bovenop de eisen in het bouwbesluit, eisen worden gesteld aan een woongebouw/wooncomplex en aan de openbare ruimte. De mogelijkheden van het kunnen uitoefenen van sociale controle spelen hierbij een cruciale rol.

Hoofdstuk 5 Planopzet en juridische aspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In § 5.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in § 5.4 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.

5.2 RO Standaarden 2012

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden ontwikkeld.

De SVBP2012 (standaarden) bevatten de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van oa. het bestemmingsplan, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. De SVBP2012 geeft daartoe normen voor de opbouw van de regels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan.

De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. In de digitale verbeelding wordt alle relevante bestemmingsplaninformatie in een interactieve raadpleegomgeving getoond. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. Dit betekent dat bestemmingsplannen alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. De papieren versie betreft slechts een verbeelding van de digitale versie. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal en IMRO-gecodeerd opgesteld, zodat het is voorbereid om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.

5.3 Planopzet

5.3.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.

Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling.

Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

5.3.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

De artikelen 1 en 2 bevatten begripsomschrijvingen respectievelijk planregels omtrent de wijze van meten. Het voert te ver om hier uitgebreid bij alle begrippen stil te staan, maar wel verdienen enkele voor de dagelijkse gebruikspraktijk belangrijke begrippen aandacht. Het betreft hier met name de begrippen bestemmingsvlak, bouwvlak en bouwperceel. Tevens wordt ingegaan op de definitie van woning.

Bestemmingsvlak

Een bestemmingsvlak is een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. De bij een bestemming behorende planregels gelden afzonderlijk voor elk bestemmingsvlak met die bestemming.

Bouwvlak

In een aantal bestemmingsvlakken is op de analoge en digitale verbeelding een bouwvlak aangegeven. Een bouwvlak is een op de analoge en digitale verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegestaan. Hoofdregel is dat buiten het bouwvlak geen gebouwen mogen worden opgericht, doch uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bouwperceel

Het bouwperceel is niet op de analoge en digitale verbeelding aangegeven. In artikel 1 van de planregels wordt bouwperceel omschreven als een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. In feite gaat het daarbij om het stuk grond dat bij de beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw moet worden aangemerkt als behorende bij het gevraagde bouwwerk. De visuele uitstraling van dat ene bouwperceel en het als één eenheid functioneren van dat bouwperceel is dan van belang. Een bouwperceel is altijd gelegen binnen een of meer bestemmingsvlakken, maar de begrenzing van een bouwperceel hoeft niet samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Bouwvlakken geven aan waar binnen een bouwperceel gebouwen mogen worden gebouwd. Op het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mogen echter ook worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergunningvrije bouwwerken.

Hiervoor is aangegeven dat de begrenzing van een bouwperceel niet hoeft samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Met name in de woonbestemmingen komen meerdere bouwpercelen binnen één of meer bestemmingsvlakken voor. De grenzen van de bouwpercelen worden in de regel gevormd door de begrenzing van het erf. Waar die begrenzing tevens de eigendomsgrens is - en dit is vrijwel altijd het geval - vallen de grenzen van het bouwperceel samen met die van het kadastrale perceel. De loop van kadastrale grenzen kan veranderen door, bijvoorbeeld, aan- of verkoop van grond. Dan verandert ook de grens van het bouwperceel. Een stuk grond kan nu nog niet bij een bouwperceel horen en over een tijdje wel. Via de anti-dubbeltelbepaling in dit bestemmingsplan wordt voorkomen dat één stuk grond tweemaal meegeteld wordt bij de behandeling van aanvragen van omgevingsvergunningen.

5.3.3 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Algemeen

De planregels komen, voor een groot deel van het plangebied, overeen met het huidig gebruik van de grond en van de bebouwing. Ook sluiten de bouwregels grotendeels aan bij de bestaande bebouwing. Dit impliceert dat er voor een groot deel van het plangebied het behoud van de huidige situatie als uitgangspunt geldt.

De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Enkelbestemmingen

Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving van de verschillende bestemmingen in dit bestemmingsplan per hoofdgroep.

Artikel 3 Groen:

Standaard zijn op gronden met de bestemming 'Groen' groenvoorzieningen, bermen en beplantingen toegestaan, met daarbij behorende voorzieningen. Ook in dit bestemmingsplan is dit gebruik toegestaan. Vanwege de monumentale status van het Worpplantsoen zijn de gronden ook bestemd voor het behoud van aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden, waardevolle boombeplanting, aardkundige en cultuurhistorische waarden. Speciaal voor de mogelijke uitbreiding van het kampeerterrein is binnen de bestemming 'Groen' een functieaanduiding 'kampeerterrein' opgenomen. Het incidenteel gebruiken van dit deel van het Worpplantsoen is geregeld in de specifieke gebruiksregels. Binnen de bestemming mag niet geparkeerd worden, tenzij het terrein in gebruik is als kampeerterrein. Het gebruik als kampeerterrein is maximaal 12 weken per jaar toegestaan.

Artikel 4 Natuur:

Gronden met de bestemming 'Natuur' zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden waaronder mede begrepen bos en waterhuishoudkundige doeleinden. De gronden mogen tevens worden gebruikt voor extensief agrarisch medegebruik (begrazing) en extensief recreatief medegebruik (wandelen, vissen, e.d.). Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Artikel 5 Recreatie - Kampeerterrein:

Deze bestemming omvat de locatie van het huidige kampeerterrein. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor verblijfsrecreatie in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen met uitsluitend gebouwen ten behoeve van de receptie en sanitaire voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die over een of meerdere onderliggende bestemmingen 'heen vallen' en een heel specifiek (ruimtelijk) belang beogen te regelen. De regels van een dubbelbestemming gaan vóór die van de onderliggende bestemming(en). Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 4:

De buffer van de rivierkazemat kent beleidswaarde 4. Deze locatie is in het bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4. Binnen deze dubbelbestemming moet archeologisch onderzoek plaatsvinden indien een groter oppervlak dan 200 m2 en dieper dan 0,5 m wordt verstoord. Voor ingrepen met een oppervlak vanaf 100 m2 kan een voorwaarde aan de vergunning worden gekoppeld dat er gelegenheid moet worden geboden voor een archeologische waarneming tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 5:

Aan het terrein van de blekerij is beleidswaarde 5 toegekend. Hier zijn met oog op de grotere sporendichtheid en de exacte bekende ligging van de locatie, strakkere vrijstellingsgrenzen van toepassing. Grondwerkzaamheden tot 10 m2 kunnen hier zonder archeologische voorwaarden plaatsvinden. Bij werkzaamheden over een oppervlak tussen 10 en 40 m2 kan aan de omgevingsvergunning een voorwaarde worden verbonden van een archeologische waarneming tijdens de werkzaamheden. Indien bij grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m een oppervlak groter dan 40 m2 wordt verstoord, is archeologisch onderzoek verplicht. Deze locatie wordt beschermd middels de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5.

Artikel 8 Waarde - Beschermd stadsgezicht:

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en het herstel van de cultuurhistorische en monumentale waarden. Deze gronden behoren tot het beschermd stadsgezicht van Deventer.

Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige functie:

Gronden met deze bestemming zijn mede bestemd voor de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs, voor de waterhuishouding, en voor aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering, alsmede voor de vergroting van afvoercapaciteit. Ten dienste van waterstaatkundige doeleinden mogen scheepvaarttekens en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.

5.3.4 Hoofdstuk 3: Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel:

Door wijziging in de begrenzing van het bouwperceel zouden regelingen die aan het bouwperceel zijn verbonden, kunnen worden ontdoken. De anti-dubbeltelregel verhindert dat.

Artikel 11 Algemene bouwregels:

De bepaling 'Bestaande afstanden en maten' dient om maten en percentages die in het verleden legaal zijn gerealiseerd, maar die op het tijdstip van de ontwerp-terinzagelegging van het plan blijken af te wijken van dat plan, als recht in het nieuwe plan toe staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en dan niet als recht zijn toegestaan, maar slechts worden gedoogd. Deze bepaling versterkt de rechtszekerheid.

Verder is een regel opgenomen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning de eis wordt gesteld dat er in parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de beleidsregel Parkeernormen Deventer. Deze regel is opgenomen aangezien de stedenbouwkundige bepalingen, waaronder de parkeernormen, uit de bouwverordening wettelijk niet meer van toepassing zijn.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels:

Deze bepaling bepaalt dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de gegeven bestemming. In de specifieke bestemmingen zijn als aanvulling hierop in bepaalde gevallen specifieke gebruiksregels opgenomen.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

Ter bescherming van de dijk ten zuiden van het plangebied is de aanduiding vrijwaringszone - dijk opgenomen.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels:

In deze bepaling wordt geregeld dat burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de in het plan genoemde maten met maximaal 10% (enkele uitzonderingen daargelaten), om het profiel van wegen in geringe mate aan te passen, om bouwgrenzen te overschrijden en om een observatiehut voor vogelkijkers te realiseren.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels:

In dit artikel is bepaald dat burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de in het plan opgenomen bestemmingen kunnen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen binnen de bestemmingen 'Natuur' en 'Groen', voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten. De overschrijdingen mogen niet meer dan 15 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% wordt vergroot.

Artikel 16 Overige regels:

Onder de 'Overige regels' is een voorrangsregeling opgenomen, aangezien er meerdere dubbelbestemmingen zijn waarvan enkele over elkaar heen liggen. In deze voorrangsregeling is bepaald dat in de eerste plaats de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' van toepassing is, in de tweede plaats 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied', in de derde plaats 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' en in de laatste plaats de enkelbestemmingen.

5.3.5 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 17 Overgangsrecht:

Deze bepaling regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond dat strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt.

Artikel 18 Slotregel:

Hier staat de benaming van dit bestemmingsplan vermeld.

5.4 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

  • 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan

De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.

  • 4. Actief handhavingsbeleid

Er  moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.

Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 6.3 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriële regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Het onderhavige bestemmingsplan betreft geen ontwikkelingen waarmee een aangewezen bouwplan mogelijk wordt gemaakt. Hetgeen aan uitbreiding nog mogelijk is, is onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan en blijft binnen het gestelde in 6.2.1 Bro. Tevens is de gemeente eigenaar van de gronden en zijn er geen andere partijen betrokken waarop kosten verhaald zouden kunnen worden.

Concluderend kan gesteld worden dat binnen het plan Camping de Worp geen sprake is van aangewezen bouwplannen, waardoor de gemeente niet in de mogelijkheid en verplicht is om eventuele kosten te verhalen en er derhalve geen verplichting is om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Voor de gemeente Deventer zijn aan zowel de opstelling als de uitvoering van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de begrote kosten voor de planvorming, geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

6.3 Resultaten vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

6.3.1 Inspraak

In artikel 3.1.6 lid 1, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereidingen van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Dit bestemmingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het plan is overeenkomstig het vastgesteld ruimtelijk beleid. Deze overwegingen hebben ertoe geleid dat afgezien is van het houden van inspraakmogelijkheden op dit bestemmingsplan. In het vervolgproces blijft het voor een ieder mogelijk om een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.

6.3.2 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Rijk 
In het plangebied zijn enkele aspecten die van belang zijn. Het bestemmingsplan is dan ook in vooroverleg gezonden aan Rijkswaterstaat.

Provincie
Op 8 januari is het concept bestemmingsplan besproken in het provinciaal overleg. Vanuit de provincie werden geen belemmeringen gezien voor het uitvoeren van het bestemmingsplan. Het plan is op de vooroverleg lijst geplaatst.

Waterschap
Door het invullen van de digitale watertoets in het waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over voorliggend bestemmingsplan. Resultaat van de toets was dat de normale procedure is doorlopen. Verwezen wordt naar paragraaf 4.5.

Rijkswaterstaat

Met Rijkswaterstaat heeft overleg plaatsgevonden. Dit overleg heeft geleid tot aanpassingen in de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'. Deze aanpassingen zijn verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. In de nota Zienswijzen wordt nader ingegaan op de achterliggende argumenten voor de aanpassing.