direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Okkenbroekerveldweg 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P309-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding

Op het perceel Okkenbroekerveldweg 1 te Okkenbroek is bebouwing van een voormalig agrarisch bedrijf aanwezig. Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' is aan dit perceel de bestemming 'Wonen' en 'Agrarisch' toegekend. Doordat de gebouwen hun functie hebben verloren, is sindsdien niet langer geïnvesteerd in het onderhoud van de gebouwen, waardoor een deel van deze bebouwing is aan te merken als landschapsontsierend.

In het kader van de regeling 'Rood voor Rood' is besloten om een deel van deze landschapsontsierende bebouwing te slopen en een nieuwe woning in het plangebied te bouwen. De te slopen bebouwing is echter van onvoldoende oppervlakte om in aanmerking te komen voor een bouwtitel van een woning, zoals is opgenomen in de gemeentelijke Rood voor Rood-regeling. Hierdoor zijn ter aanvulling de slooprechten van voormalige agrarische bebouwing op het perceel Holstweg 48 te Olst verworven. Bovenstaande afspraken zijn op 8 april 2014 vastgelegd in een Rood voor Rood-overeenkomst. De sloopopgave geeft in zijn totaliteit recht op de bouw van een nieuwe woning in het plangebied. Voor de plannen is een erfinrichtingsplan opgesteld. Daarnaast bestaat het voornemen om de bestaande karakteristieke boerderij te splitsen in twee woningen. Hiervoor is in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' een wijzigingsbevoegdheid voor opgenomen. De nieuwe woning is voorzien ten oosten van de bestaande karakteristieke boerderij. De nieuwe woning is gelegen binnen de bestemming 'Wonen' en de tuin is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch'. De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer'.

Voor de realisatie van het voornemen is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. Er zal worden aangetoond dat het gewenste plan vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt aanvaardbaar is.

Plangebied

Het perceel Okkenbroekerveldweg 1 ligt in het buitengebied van de gemeente Deventer op ongeveer 700 meter ten westen van het dorp Okkenbroek. Het perceel Okkenbroekerveldweg 1 wordt globaal begrensd door:

  • grasland aan de noord- en oostzijde;
  • de Okkenbroekerveldweg aan de zuidzijde;
  • een bosperceel aan de westzijde.

Op de navolgende afbeelding is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P309-VG01_0001.jpg"

Globale ligging van het plangebied "Okkenbroekerveldweg 1"

De globale begrenzing van het plangebied is in de volgende figuur weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P309-VG01_0002.jpg"

Weergave globale begrenzing van het plangebied "Okkenbroekerveldweg 1"

Planologische regime

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 6 juni 2012. Aan de gronden in het plangebied zijn de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch' toegekend.

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen, toegelaten nevenfuncties als verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten, inpandige opslag en stalling , ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij), kano-, boot- of fietsenverhuur, Bed & breakfast en evenementen. Ter plaatse van de aanduiding voormalige agrarische bedrijfsgebouwen is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan. In voorliggend geval betekent dit dat één woning en een aantal bijgebouwen zijn toegestaan.

De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, bijbehorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water.

In artikel 43.1 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in karakteristieke panden woningsplitsing toe te passen. Randvoorwaarden die hieraan ten grondslag liggen zijn:

  • woningsplitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • de aanduiding karakteristiek dient opgenomen te zijn omdat het blijkens bijlage 6 of 7 een karakteristiek hoofdgebouw betreft;
  • woningsplitsing is niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  • het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
  • de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast;
  • woningsplitsing in twee woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.000 m³ bedraagt;
  • woningsplitsing in drie woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.500 m³ bedraagt;
  • ter plaatse van de gesplitste woning dient de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat de woning aaneengebouwd is en dient te blijven;
  • het gebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
  • bij het wijzigingsplan kunnen beperkingen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij de nieuwe woning;
  • de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.

De beoogde ontwikkeling om een woning binnen het bouwvlak toe te voegen is in strijd met de bestemming 'Wonen', omdat in het bouwvlak slechts één woning is toegestaan. Door gebruikmaking van de Rood voor Rood regeling mag een nieuwe woning op het perceel worden toegevoegd en door gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid kan de bestaande karakteristieke boerderij worden gesplitst in twee woningen.

Leeswijzer

Het eerstvolgende hoofdstuk geeft een beschrijving van het plan, de uitgangssituatie op de locatie en het voorgenomen bouwplan. In hoofdstuk 3 volgt de ruimtelijke onderbouwing. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plan geldende beleidskaders, de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling en de zogeheten randvoorwaarden, zoals archeologie, water en de milieuhygiënische aspecten. Op basis van al deze aspecten wordt in dit hoofdstuk onderbouwd waarom de voorgenomen ontwikkeling acceptabel is. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de juridische aspecten nader toegelicht. Hoofdstuk 5 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Inleiding

Op het perceel aan de Okkenbroekerveldweg 1 is landschapsontsierende bebouwing aanwezig. Het voornemen bestaat uit de sloop van deze bebouwing en nieuwbouw van een woning in het kader van de regeling Rood voor Rood. Deze regeling is opgenomen in het ontwikkelingskader Wonen en Werken Buitengebied Deventer (Regelingen Rood voor Rood en Hergebruik Vrijkomende Agrarische Bebouwing). De evaluatie Rood voor Rood d.d. januari 2009 met bijbehorende voorstellen beleidsaanpassing vormen het geldende beleid. Het hoofddoel van deze regeling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Het verzoek past binnen de beleidsregels van Rood voor Rood, zoals zal blijken uit paragraaf 3.1 waarin de gemeentelijke beleidskaders wordt behandeld.

In het kader van de Rood voor Rood-overeenkomst wordt op het perceel aan de Okkenbroekerveldweg 1 755 m² landschapsontsierende bedrijfsbebouwing en bijbehorende erfverhardingen, putten en funderingen gesaneerd. Op het perceel Holstweg 48 te Olst wordt 323 m² gesloopt. Ter compensatie hiervan kan de eigenaar op de Okkenbroekerveldweg 1 te Okkenbroek een woningbouwkavel ontwikkelen. Voor het plangebied is een erfinrichtingsplan gemaakt.

Daarnaast wordt op basis van artikel 43.1 uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' de karakteristieke boerderij gesplitst in twee woningen.

Huidige situatie plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Deventer. Het erf ligt direct aan de Okkenbroekerveldweg (geen lange erftoegangsweg), tegen de bosrand en aan een mooie open ruimte. De openheid van de oostelijke zijde van het erf, welke zorgt voor een directe relatie met de weidegronden en akkers aan die zijde, is een belangrijke eigenschap van deze plek. De bebouwing op het erf is een rationele verzameling van langgerekte volumes, allen in dezelfde richting geplaatst, loodrecht op de Okkenbroekerveldweg. De boerderij, een jonge heideontginningsboerderij met bijgebouwen, is gebouwd ten tijde van de laatste heide ontginningen in Overijssel in de jaren 1950. De boerderij en het bijgebouw zijn kenmerkend voor deze periode. Beide gebouwen blijven behouden en worden hersteld. Op de navolgende afbeelding is de huidige situatie in het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P309-VG01_0003.jpg"

Bestaande situatie in het plangebied "Okkenbroekerveldweg 1"

Toekomstige situatie

De totale herontwikkeling van de huidige locatie aan de Okkenbroekerveldweg 1 bestaat uit:

  • het slopen van 755 m² voormalige agrarische schuren in het plangebied;
  • het slopen van 323 m² voormalige agrarische schuren op het perceel Holstweg 48;
  • het toevoegen van één woningbouwkavel voor een woning van maximaal 750 m³ en een bijgebouw van maximaal 100 m²;
  • de landschappelijke inpassing van de woningbouwkavel;
  • woningsplitsing van de karakteristieke boerderij.


Op het erf zijn vijf bouwvolumes aanwezig. Volgens het plan blijven twee volumes, de woning en de kleine stal (A en C op de navolgende afbeelding), behouden. Het bijgebouw dat aanwezig is op het noordelijk deel van het erf en twee grote stallen worden gesloopt (B, D en E op de navolgende afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P309-VG01_0004.jpg"

Weergave te slopen (rood) en te behouden (grijs) bebouwing in het plangebied

Ruimtelijke kader

Het Rood voor Rood beleid voor de gemeente Deventer is vastgelegd in het Ontwikkelingskader "Wonen en werken in het buitengebied" en de evaluatie van dat beleid uit 2009. Voorliggend bestemmingsplan levert een bijdrage aan de opzet van het gemeentelijk Ontwikkelingskader. Doel is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied in de provincie door de sloop van landschapontsierende agrarische bedrijfsgebouwen. Om dit doel te bereiken mogen, in ruil voor het definitief en substantieel slopen van bedrijfsgebouwen, een extra woning met bijgebouw op voornoemd perceel worden gebouwd. Ter compensatie van de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing wordt een woningbouwtitel toegewezen aan het plangebied. De te bouwen woning mag ten hoogste 750 m³ bedragen. Daarnaast mag de totale oppervlakte van een bijgebouw ten hoogste 100 m² zijn. Voorwaarde voor de toekenning van de bouwkavel is de sanering van 1.078 m² aan vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het landelijk gebied. Hiertoe is een Rood voor Rood-overeenkomst gesloten, waarin de betrokken partijen alle rechten en plichten hebben vastgelegd ten einde de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied te verbeteren.

In bestemmingsplan buitengebied Deventer is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in karakteristieke panden woningsplitsing toe te passen. In voorliggend geval is woningsplitsing mogelijk, omdat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden, zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer":

  • de woning die wordt gesplitst is in het geldende bestemmingsplan aangeduid als 'karakteristiek';
  • woningsplitsing is toegestaan, omdat de gronden gelegen zijn op meer dan 50 m van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  • er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van de panden in het plangebied;
  • de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast;
  • woningsplitsing in twee woningen is toegestaan, omdat de inhoud van het pand meer dan 1.000 m³ bedraagt;
  • ter plaatse van de gesplitste woning is de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' opgenomen;
  • het gebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft.

Landschappelijke inpassing

Landschappelijk gezien ligt het plangebied op de grens van een dekzandrug en een dekzandvlakte en op de overgang van oud en nieuw dekzandlandschap. De vlaktes zijn in de 20e eeuw ontgonnen. Eigenschap van dit landschap zijn de laanbeplanting en de aanwezigheid van de landbouw. Kleine bosjes en de beslotenheid aan de rand van grote(re) open ruimten zijn elementen uit het oudere landschap van de dekzandruggen. Erven met rationele opzet zijn gekoppeld aan de wegen en de bebouwing is op de weg gericht. De omgevingsvisie van de provincie geeft een mixlandschap aan, waar landbouw, natuur, (water) en wonen gelijktijdig kunnen bestaan. Om tot een goede landschappelijke inpassing te komen is een inrichtingsplan opgesteld, dat onderdeel uitmaakt van de gesloten 'Rood voor Rood-overeenkomst'. Ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied zijn in het landschapsplan verschillende maatregelen opgenomen:

  • na sloop en nieuwbouw is het rationele karakter van het erf nog steeds aanwezig: langgerekte volumes, allen in dezelfde richting geplaatst, loodrecht op de Okkenbroekerveldweg. Bij voorkeur worden woningen en bijgebouwen gecombineerd in gezamenlijke volumes. Het ingediende plan biedt daar een goede aanzet toe;
  • de footprint van de nieuwe woning en bijgebouw passen goed bij deze opzet van het ensemble. Bij voorkeur kunnen woning en bijgebouw nog worden uitgewerkt tot ze één volume vormen: zelfde nokhoogte, zelfde goothoogte, om het agrarisch geheugen nog beter uit te stralen;
  • het nieuw te bouwen bijgebouw in het westen van het plangebied, kan op dezelfde manier ook worden aangesloten op de bestaande schuur C. De optie zoals in de schets aangegeven, een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een kapschuur op (ongeveer) de plek van de te slopen schuur B, is begrijpelijk en ook toelaatbaar;
  • het erf dient direct ontsloten te worden op de Okkenbroekerveldweg, waardoor de erftoegangswegen zo kort mogelijk zijn. De inrichting straalt een gezamenlijk erf uit. Verhardingen lopen door, om en door de verschillende elementen op het erf. Tuinelementen zijn mogelijk op het erf, eventuele dichte en opgaande elementen tussen de gebouwen, die de gebouwen en erfdelen ruimtelijk van elkaar zouden scheiden, zijn niet wenselijk. Het ingediende plan biedt een welkome uitwerking van deze uitgangspunten;
  • uitgangspunt voor de landschappelijk inrichting is dat de oostelijke erfgrens openheid naar het landschap dient te waarborgen. Dichte beplanting is niet op zijn plaats, een enkele boom kan voor een aangename woonsfeer zorgen, terwijl de zichtrelatie met het landschap behouden blijft.

In het landschapsplan is de situering van de woning en het bijgebouw weergeven. Op de navolgende afbeelding is aangegeven waar de woningsplitsing in de karakteristieke boerderij plaatsvindt. Een fragment van het landschapsplan/inrichtingsplan is opgenomen in de navolgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P309-VG01_0005.jpg"

Fragment landschapsplan/ inrichtingsplan voor het plangebied "Okkenbroekerveldweg 1"

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke onderbouwing

Om te oordelen of de in het vorige hoofdstuk beschreven (ruimtelijke) ontwikkeling mogelijk en wenselijk is, is deze getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Ook is het plan getoetst aan de wettelijk vastgestelde milieukwaliteitseisen, de Wet op de archeologische monumentenzorg en de Monumentenwet. Tevens zijn de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de waterhuishouding (de watertoets), het landschap en de mobiliteit beoordeeld en afgewogen.

3.1 Beleidskaders

Rijksbeleid

Bij het vaststellen van dit bestemmingsplan zijn geen rechtstreekse Europese en nationale ruimtelijke belangen betrokken. De algemene beleidsrichtlijnen van het Europees en rijksbeleid, o.a. de Nota Ruimte, worden nader uitgewerkt in provinciaal en gemeentelijk beleid en om die reden niet nader behandeld.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Op basis van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' moet in de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, worden aangetoond dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte (trede 1). Vervolgens moet worden aangegeven wat de mogelijkheden zijn om deze behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied op te vangen, bijvoorbeeld door herstructurering of transformatie (trede 2). Indien blijkt dat de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, kan deze op een geschikte locatie buiten het stedelijk gebied worden gerealiseerd (trede 3).

Voorliggend bestemmingsplan maakt woningbouw op een voormalige agrarische bedrijfslocatie mogelijk. De ontwikkeling vindt plaats op initiatief van de eigenaar van de gronden. De gronden worden ontwikkeld voor rekening en risico voor initiatiefnemer. De ontwikkeling past binnen de afspraken over de stedelijke programmering van de gemeente Deventer.

Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan de eerste en tweede trede van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Er is sprake van een actuele regionale behoefte (trede 1) die wordt opgevangen door herstructurering van een buitenstedelijke locatie (trede 2). Er hoeft er geen nieuwe ruimte te worden bebouwd in het buitengebied, doordat de woningen voorzien zijn ter plaatse van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen.

Provinciaal beleid

Actualisatie Omgevingsvisie en Omgevingsverordening 2013

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening de belangrijkste beleidskaders als het gaat om ontwikkelingen op het grondgebied van de provincie. In de geactualiseerde Omgevingsvisie Overijssel die op 10 september 2013 in werking is getreden schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het vizier is hierbij gericht op het jaar 2030. De Omgevingsvisie heeft onder andere de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en van provinciaal waterhuishoudingsplan onder de Wet op de Waterhuishouding dan wel van regionaal waterplan onder de toekomstige Waterwet.

De Omgevingsverordening dient als waarborg voor een deel van dat beleid. Andere onderdelen kunnen beter gewaarborgd worden door middel van bijvoorbeeld subsidies of samenwerkingsverbanden. De Omgevingsverordening telt daarnaast ook als Milieuverordening, Waterverordening en Verkeersverordening. Conform de sturingsfilosofie van de provincie Overijssel zijn ontwikkelingen niet langer gebonden aan strikte voorschriften betreffende welke functie op welke plek moet plaatsvinden. De provincie biedt ruimte aan economische dynamiek en bevordert de ruimtelijke kwaliteit. Naast de bescherming van kwaliteiten staat de provincie voor het benutten van ontwikkeling en dynamiek voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent dat voor elke ontwikkeling, zowel in de stedelijke als de groene omgeving, de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en de speciaal opgestelde Catalogus Gebiedskenmerken bepalend zijn.

Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn ook de rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen betreffende ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden.

De gemeenteraad van Deventer wordt in de verordening gevraagd om in elk bestemmingsplan te onderbouwen dat een beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Deze onderbouwing hangt nauw samen met de beoordeling en afweging over de landschappelijke inpassing.

Aan deze onderbouwing wordt de eis gesteld dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe is omgegaan met de provinciale vier-lagenbenadering, de bijbehorende Catalogus Gebiedskenmerken en welk ontwikkelingsperspectief van toepassing is. In deze paragraaf zal daarop nader worden ingegaan. De rode draden van de Omgevingsvisie zijn ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Om de provinciale ambities te bereiken wordt gebruik gemaakt van het uitvoeringsmodel. Deze is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P309-VG01_0006.png"

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie provincie Overijssel 

Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de sturingsfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken. De omschreven drie niveaus sturen op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie, of, waar en hoe een ruimtelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden.

  • 1. Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Er wordt onder andere gebruik gemaakt van de SER-ladder. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. In dit geval is sprake van herstructurering. Het gaat om het mogelijk maken van een Rood voor Rood-woning op het perceel Okkenbroekerveldweg 1 in Okkenbroek. In dit kader is een Rood voor Rood-overeenkomst ondertekend. Per saldo is er een afname van de bebouwde oppervlak.
  • 2. De beleidsambities van de provincie voor dit gebied zijn verwoord in de ontwikkelingsperspectieven. Binnen het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief "Buitengebied accent productie – Schoonheid van de moderne landbouw". Dit ontwikkelingsperspectief past echter niet volledig past bij het plangebied en de directe omgeving. Dit vanwege de huidige (landschappelijke) inrichting van het gebied. In voorliggend geval wordt met de ontwikkeling een nieuwe woonfunctie gerealiseerd die aansluit bij de functionele structuur van de omgeving (bosrijk gebied met woningen). Het groene karakter van het gebied wordt door de ontwikkeling niet aangetast. De nieuwe woning brengt geen beperking met zich mee ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven. Hiervoor wordt derhalve verwezen naar paragraaf 3.5 waar nader in wordt gegaan op de milieu- en omgevingsaspecten. Geconcludeerd wordt dat het ontwikkelingsperspectief zich verzet niet tegen toepassing van de Rood voor Rood-regeling.
  • 3. Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied kent volgens de Gebiedskenmerkencatalogus de volgende gebiedskenmerken:
  • a. natuurlijke laag: het plangebied ligt op de rand van een dekzandvlakte. De bijbehorende ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door beplanting met natuurlijke soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen. Dekzandvlakten en -ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. De hoofdlijnen van het huidige reliëf worden in stand gehouden en bij de inrichting worden natuurlijke soorten gebruikt;
  • b. laag van het agrarisch cultuurlandschap: de Gebiedskenmerkencatalogus geeft aan dat het plangebied landschappelijk gezien valt binnen het jonge heide- en broekontginningslandschap. De landschapsontsierende bebouwing wordt verwijderd in het plangebied. Daarvoor in de plaats komt een extra woning en vindt woningsplitsing plaats in een karakteristieke boerderij. De hoeveelheid bebouwing in de nieuwe situatie neemt af. Het erf met bebouwing komt weer vrij te liggen in het landschap. Het monumentale en historische karakter van de boerderij wordt daardoor versterkt en is weer zichtbaar vanuit de omgeving. Door de aanplant van bos en herstel van historische landschappelijk elementen wordt de ruimtelijke kwaliteit verder versterkt;
  • c. stedelijke laag: het plangebied wordt niet aangeduid in de stedelijke laag;
  • d. lust- en leisurelaag: het plangebied wordt in de lust- en leisurelaag niet aangeduid.

De ontwikkeling in het kader van Rood voor Rood en de splitsing van de boerderij in twee woningen past binnen de Omgevingsvisie Overijssel. Het plan is in overeenstemming met de drie niveaus van het uitvoeringsmodel, (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken.

Omgevingsverordening
Om het beleid, dat is verwoord in de Omgevingsvisie, door te laten werken is de Omgevingsverordening opgesteld. De Omgevingsverordening is vastgesteld in juli 2009.

Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening dat er niet méér geregeld wordt dan nodig is voor het beleid, zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt - bijvoorbeeld door het Rijk - wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.

Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is ook toegepast bij de flexibiliteitsbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook heeft de provincie zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. De Omgevingsverordening geeft regels voor:

  • de provinciale adviescommissie (regelt instelling, taken en werkwijze van de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving);
  • gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen en beheersverordeningen);
  • grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
  • kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan Waterschappen);
  • verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).

Het plangebied maakt geen deel uit van een Nationaal Landschap, EHS, intrekgebied, grondwaterbeschermingsgebied of dijkring. De ontwikkelingen in het plangebied zijn passend binnen de doelstellingen van deze ontwikkelingsperspectieven. Het plangebied ligt wel in de 'boringsvrije zone diep pakket van Salland' in het kader van de drinkwatervoorziening. Dit vormt geen belemmering voor het onderhavige plan. De omgevingsverordening verzet zich niet tegen de voorgenomen ontwikkeling.

Regionaal beleid

Reconstructieplan Salland-Twente
Op regionaal niveau is het Reconstructieplan Salland-Twente van belang. In het Reconstructieplan zijn binnen het landelijk gebied verschillende doelen gesteld. Deze doelen zijn door het rijk en de provincie benoemd. Binnen het Reconstructieplan zijn deze doelen in vijf programmalijnen verwerkt, te weten:

  • perspectiefvolle landbouw;
  • behoud en versterking van de kwaliteit van natuur en (cultuur)landschap;
  • economische vitaliteit;
  • sociale vitaliteit en leefbaarheid;
  • veerkracht watersysteem.
  • extensiveringsgebied;
  • verwevingsgebied;
  • landbouwontwikkelingsgebied.

Het plangebied is gelegen in een verwevingsgebied. Dit gebied is gericht op:

  • het mogelijk maken en handhaven van veel functies naast elkaar en in combinatie met elkaar;
  • ruimte bieden aan meerdere functies (wonen, recreatie, economie, natuur, landschap);
  • de landbouw, waaronder de intensieve veehouderij, ruimte bieden;
  • extra kansen bieden door de ontwikkeling van sterlocaties voor de intensieve veehouderij.

De voorgenomen planontwikkeling past goed binnen het ontwikkelingskader van het verwevingsgebied.

Gemeentelijk beleid

Landschapsontwikkelingsplan Salland (LOP)
De gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalthe hebben 23 september 2008 het Landschapsontwikkelingsplan Salland vastgesteld. Het LOP vormt een gezamenlijk kader op basis waarvan nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied kunnen worden beoordeeld, teneinde de ruimtelijke kwaliteit te behouden en versterken. Het LOP bevat vier belangrijke componenten:
1. inventarisatie en analyse;
2. de LOP-visie 'Een plus voor het landschap';
3. thematische uitwerkingen;
4. het uitvoeringsprogramma;

Vanuit de analyse en de scenariovorming is veel informatie verkregen over het totale buitengebied. De informatie uit de fase van analyse en inventarisatie heeft als basis gediend voor de scenario's en visievorming. In de visie wordt het toekomstbeeld voor het buitengebied geschetst. Vanuit de visie wordt duidelijk welke ontwikkelingen op welke wijze passen in het landschap en hoe het karakter van het landschap versterkt kan worden. De conclusies uit de analyse en inventarisatie zijn verwerkt in de beschrijving van de deelgebieden. Tevens bevat de visie een bijlage waarin de aandachtspunten bij inpassing van erven in het buitengebied zijn verwoord.

De rapportage thema-uitwerkingen bevat de uitwerking van drie belangrijke structuurdragers van het Sallandse landschap: erven, weteringen en lanen. Deze thema-uitwerkingen geven handvatten en inspiratie voor de uitwerking van initiatieven op deze thema's. Het uitvoeringsprogramma geeft een overzicht van maatregelen die nodig zijn om de visie te realiseren.

Het ontwikkelingskader is onderdeel van het actieplan plattelandsontwikkeling van de gemeente en is de voorloper van het Landschapsontwikkelingsplan (LOP). Het landelijk gebied is continu in beweging. In de agrarische sector zijn veranderingen duidelijk zichtbaar. Bedrijfsgebouwen, zoals stallen, schuren en woningen komen bij het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering vrij. Het aantal vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen neemt de komende jaren sterk toe. Dit kan leiden tot verpaupering, verval en leegstand. De ontwikkelingen bieden kansen. De blijvende boeren krijgen meer ruimte voor hun bedrijfsvoering en goed bruikbare gebouwen kunnen prima op een andere manier worden benut. Nieuwe functies worden toegevoegd aan het landelijk gebied en de vitaliteit krijgt daarmee een impuls. Om de landschappelijke kwaliteiten en de vitaliteit te behouden en te versterken is door de provincie een regeling opgesteld aangaande de mogelijkheden voor Vrijkomende Agrarische Bedrijfsbebouwing en het principe Rood voor Rood. De kaders geven duidelijkheid over wat wel en wat niet is toegestaan, welke stappen moeten worden genomen om te komen tot een geschikte aanvraag en waar de initiatiefnemers kunnen aankloppen voor ondersteuning. Deventer kiest voor een actief faciliterende rol bij de uitvoering van de provinciale regelingen. De gemeente toetst de aanvragen en neemt ook een adviserende en begeleidende rol op zich. Het ontwikkelingskader is zowel een adviserings- als een toetsingsinstrument bij het beoordelen van het particulier initiatief. Het ontwikkelingskader is van toepassing op onderhavig plan dat de bouw van een Rood voor Rood-woning mogelijk maakt.

In maart 2006 heeft de gemeenteraad van Deventer een ontwikkelingskader "Wonen en Werken Buitengebied Deventer" vastgesteld. Daarin is een inhoudelijk beleidskader aangegeven voor de toetsing van nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied (Rood voor Rood, Vrijkomende Agrarische Bedrijfsgebouwen). De basis voor medewerking zit in verbetering van ruimtelijke kwaliteit, zonder beperkingen aan de aard of aantallen van de initiatieven. In principe is er ruimte voor iedere nieuwe functie, mits aanvaardbaar in te passen. Als belangrijkste basis voor inhoudelijke toetsing is gekozen voor het provinciaal beleidskader, in afwachting op de totstandkoming van een Landschapontwikkelingsplan. Daarin zouden duidelijker en specifiek gemeentelijke kaders moeten worden opgenomen.

Evaluatie Rood voor Rood en hergebruik vrijkomende agrarische bebouwing

Het Rood voor Rood-beleid van de gemeente Deventer is geactualiseerd en verwerkt in het rapport "Evaluatie Rood voor Rood en hergebruik vrijkomende agrarische bebouwing". Deze beleidsnota, inclusief onderstaande aanbevelingen, is vastgesteld op 11 maart 2009. De regeling bevat in hoofdzaak de volgende elementen:

  • Agrariërs en niet agrariërs

Geen onderscheid maken in agrariërs en niet-agrariërs: leidt in alle gevallen tot slopen van ontsierende en ongebruikte gebouwen. In dit geval is sprake van een woonbestemming en betreft het een niet-agraische bestemming,

  • Oppervlakte compensatiekavel

De omvang van de compensatiekavel is van belang voor de mate van investeringsmogelijkheden in ruimtelijke kwaliteit en het eventueel vullen van het gemeentelijke kwaliteitsfonds. De gemeentelijke ondergrens bedraagt minimaal 800 m². De kavel heeft een oppervlakte van meer dan 800 m² en voldoet hiermee aan de randvoorwaarden.

  • Sloop van bedrijfsgebouwen < 100m²

Schuren kleiner dan 100 m² komen alleen in aanmerking voor meetelling als zij onderdeel zijn van een groter totaal op dat erf. In voorliggend geval is dit het geval, waardoor één bijgebouw die kleiner is dan 100 m² kan worden opgenomen in de ontwikkeling.

  • Locatie Bouwkavel

In de regeling is opgenomen dat de compensatiewoning in principe komt op de plek van de gesloopte schuren. Als dit landschappelijk, ruimtelijk, milieutechnisch of anderszins niet wenselijk is, dan kan worden afgeweken naar een andere plek op dezelfde kavel of elders in het gebied, geconcentreerd in of aansluitend aan een kern of buurtschap. Bij het zoeken van een nieuwe locatie moet worden aangesloten bij de gebiedskenmerken uit het LOP. Resultaat; landschappelijk meest logische plek en basis voor optimale ruimtelijke kwaliteit. De LOP visie, welstandnota en overig relevant beleid als basis nemen om ruimte te bieden aan gevallen die niet op de kavel kunnen worden teruggeplaatst. In onderhavige situatie vindt nieuwbouw uitsluitend plaats op plekken waar al bebouwing aanwezig was.

  • Geen nieuwbouw in Landbouwontwikkelingsgebied (LOG)

In een LOG is nieuwbouw van een woning niet toegestaan. Het plangebied is gelegen in een verwevingsgebied, waardoor aan deze voorwaarde wordt voldaan.

  • Bepaling betreffende overige stallen

Voor een aanvrager die meedoet aan de Rood voor Rood-regeling geldt dat alle bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt, tenzij zij karakteristiek zijn. Voor de nieuwe functie en voor de compositie op een erf kan het soms beter zijn één of meerdere bedrijfsgebouwen te laten staan, ook als dit gebouw(en) vanuit cultuurhistorisch oogpunt niet waardevol is/zijn. De toetsing van deze aspecten vindt plaats aan het LOP, de welstandsnota en de cultuurhistorische inventarisatie. Onderhavige ontwikkeling voorziet in het behoud van karakteristieke bebouwing en de overige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Hiermee voldoet het plan aan deze voorwaarde uit het Rood voor Rood-beleid.

  • Inhoud woning 750 m³

Geen grotere woningen dan 750 m³ toestaan, tenzij landgoedconstructie (en dito spelregels). Als dit vooraf helder genoeg wordt gecommuniceerd zal dat voor een architect ruimte bieden voor een goed ontwerp. De nieuwe woning in het plangebied is niet groter dan 750 m³. Hiermee voldoet het plan aan de voorwaarde uit het Rood voor Rood-beleid

  • Woon of bedrijfsmatige functie van de nieuwbouw

De mogelijkheid om in plaats van één of meer woningen, onder dezelfde voorwaarden huisvesting voor bedrijfsmatige activiteiten te realiseren spreekt het college niet aan bij Rood voor Rood. Tot nog toe hebben deze situaties zich niet voorgedaan. Onderzocht moet worden of de VAB-regeling mogelijkheden biedt. Bedrijfsmatige activiteiten in nieuwbouw zijn niet toegestaan in het buitengebied. Deze bedrijven moeten zich anders vestigen op een regulier bedrijventerrein. In voorliggend plan wordt voldaan aan deze voorwaarde.

  • Te slopen vierkante meters en combinatie van verschillende aanvragen

Deze regel ontbreekt momenteel in het gemeentelijke ontwikkelingskader. We passen hier provinciaal beleid toe: ondergrens van 850 m² waarbij combinaties tussen verschillende aanvragen mogelijk is. Op beide locaties dient alles gesloopt te worden om daarmee als volwaardige Rood voor Rood-locaties te fungeren. De overige vierkante meters die bij een stapeling ontstaan zijn niet vrij te verhandelen. Het provinciale beleid staat ook toe dat in gemeente A wordt gesloopt en in gemeente B nieuwbouw plaatsvindt. Gemeentegrensoverschrijdende combinaties alleen bij uitzondering mogelijk maken als ook ten minste 70% van het te slopen oppervlak in de gemeente Deventer ligt. In voorliggend plan wordt voldaan aan deze voorwaarde.

  • Oppervlakte bijgebouwen

Bij geheel nieuw op te richten woningen, los van de slooplocatie, wordt voorgesteld aan te sluiten bij het beleid dat straks in het bestemmingsplan buitengebied wordt vastgesteld. In de nota van uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan is een oppervlaktemaat van 100 m² voor bijgebouwen bij woningen op genomen. In voorliggend plan wordt voldaan aan deze voorwaarde.

  • Ontmengingsregeling

In verwevingsgebieden is het voor gemengde bedrijven mogelijk om met de intensieve veehouderijtak deel te nemen aan de Rood voor Rood regeling. Hierbij is vastgelegd dat voor het continueren van de extensieve tak geen nieuwe bedrijfsgebouwen mogen worden teruggebouwd. In dit geval is geen sprake van een agrarische bedrijf en is dit aspect niet aan de orde.

  • Verplaatsing intensieve veehouderij

Verplaatsing binnen extensiverings- of verwevingsgebied kan bijdragen een ruimtelijk knelpunt op te lossen. In ruil hiervoor wordt één bouwkavel extra toegekend mits passend binnen de Verplaatsing Intensieve Veehouderij-regeling (VIV-regeling).

De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied is getoetst aan bovenstaande punten en is volledig in lijn met het beleid, zoals opgenomen in de 'Evaluatie Rood voor Rood en hergebruik vrijkomende agrarische bebouwing'. De bouw van een nieuwe woning in het plangebied met bijbehorend bijgebouw past binnen de kaders van het gemeentelijk Rood voor Rood-beleid.

Beleidsnota Beroep en Bedrijf aan huis
In de bestemmingsplannen is een regeling opgenomen waarbij kleinschalig beroep en bedrijf aan huis wordt toegestaan. Daartoe wordt een eenduidige definitie gehanteerd: "een beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is".

Deze definitie is opgenomen in artikel 1.45 van de planregels van dit bestemmingsplan. In de bestemmingsregel voor Wonen is het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis geregeld.

3.2 Landschappelijke inpasbaarheid en ruimtelijke kwaliteit

In de vorige paragraaf is aangegeven dat zowel op nationaal, provinciaal als gemeentelijke niveau de nadruk wordt gelegd op ruimtelijke kwaliteit. Het beleid kent geen strikte voorschriften meer met betrekking tot welke functie op welke plek moet plaatsvinden. Het beleid biedt ruimte aan economische dynamiek, zolang deze de ruimtelijke kwaliteit bevordert.

Om deze sturingsfilosofie te waarborgen heeft de provincie in de Omgevingsverordening opgenomen dat in het bestemmingsplan dient te worden onderbouwd op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.1.5). Aan deze onderbouwing wordt de eis gesteld dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe is omgegaan met de provinciale vier-lagenbenadering, de bijbehorende Catalogus Gebiedskenmerken 2009 en welk ontwikkelingsperspectief van toepassing is. In deze paragraaf zal daar nader op in worden gegaan. Naast het provinciaal beleid zal ook worden ingegaan op de inpasbaarheid van de beoogde ontwikkeling in het gemeentelijke Landschapsontwikkelingsplan (LOP), voor zover deze afwijkt van het provinciale kader. Allereerst zal worden ingegaan op de principe zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bij de keuze om medewerking te verlenen aan de Rood voor Rood is rekening gehouden met het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In de toekomstige situatie is sprake van een afname van bebouwing en een versterking van de natuurlijke en landschappelijke waarden. Ook is weloverwogen omgegaan met de plaatsing van de nieuwe bebouwing op het perceel. Uitgangspunt is om de bebouwing terug te bouwen op de plek waar reeds bebouwing aanwezig was.

Landschappelijke inpassing - ontwikkelingsperspectief

Naast het principe 'zuinig en zorgvuldig ruimte gebruik' speelt ook landschappelijke inpassing een belangrijke rol als het gaat om behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Indien aan de gewenste ontwikkeling behoefte bestaat, is de vraag waar deze ontwikkeling het beste kan plaatsvinden.

In het provinciaal beleid is het grondgebied van de provincie opgedeeld op basis van zes ontwikkelingsperspectieven. Drie ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en drie voor de stedelijke omgeving. Deze ontwikkelingsperspectieven geven aan in welke richting het gebied zich dient te ontwikkelen en biedt een (ruimtelijk) kader voor ontwikkelingen binnen het gebied.

Het plangebied ligt in het ontwikkelperspectief 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte' (mixlandschap). 'Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte' heeft als doelstelling om in deze gebieden de gespecialiseerde landbouw, mengvormen van landbouw-recreatie-zorg, landbouw-natuur en landbouw-water, bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus, die de karakteristieke gevarieerde opbouw van het cultuurlandschappen benadrukken, te versterken.

De ontwikkeling in het kader van de Rood voor Rood is passend binnen deze doelstellingen. De ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit ter plaatse van het plangebied wordt extra versterkt. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van natuurlijk voorkomende beplantingssoorten bij de erfinrichting.

Landschappelijke inpassing - gebiedskenmerken

In het landschapsontwikkelingsplan Salland (LOP) is het gebied aangewezen als 'dekzandrug'. Kenmerkend voor dit landschap is de sterke verwevenheid van diverse ruimtelijke elementen zoals bosjes, bebouwing, houtwallen en singels. Samen met reliëfverschillen (essen) en open ruimtes ontstaat hierdoor een gevarieerd landschapsbeeld van een besloten tot half open landschap. De historische ensembles die in het gebied voorkomen zijn van grote waarde. Monumentale bomen en oude gebouwen hebben een grote museale kwaliteit. Het landschapsbeleid is gericht op het versterken van de karakteristiek door de hoger gelegen ruggen ruimtelijk te verdichten. Nieuwe rode functies in het buitengebied (passend binnen bestaand beleid) zijn landschappelijke gezien het meest wenselijk op de ruggen onder de voorwaarde dat landschapselementen worden aangelegd.

Enkele landschappelijke karakteristieken zijn:

  • verdichting van de rug met landschapselementen zoals bosjes, landgoederen, houtwallen, hagen, singels en solitaire bomen;
  • afwisseling van verdichte en open ruimtes, met verrassende doorkijkjes;
  • onbeplante essen, maar beplante wegen;
  • wegen, die zich voegen naar de erven en daar deels ook over heen lopen;
  • knooperven;
  • erven die vloeiend overgaan in het landschap;
  • zandwegen; en
  • reliëf door essen en kampen.

Deze gebiedskenmerken worden in de Provinciale Omgevingsvisie eveneens benoemd. Op basis van de Provinciale gebiedskenmerken is het perceel gelegen op een 'dekzandvlakte en ruggen' (natuurlijke laag). Bij de ontwikkeling in het kader van Rood voor Rood vormt het 'persoonlijke' landschapskarakter de basis voor ontwikkelingsvisie voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het agrarische bedrijf is reeds verplaatst en de landschapsontsierende bebouwing wordt verwijderd. De hoeveelheid bebouwing in de nieuwe situatie vermindert. De nieuwbouw voegt qua architectuur iets toe op het erf.

3.3 Cultuurhistorie en Monumenten

In het buitengebied van de gemeente Deventer is op diverse plaatsen nog karakteristieke bebouwing aanwezig, zoals boerderijcomplexen. Boerderijen zijn karakteristiek voor de gemeente en daarmee vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol. De streekeigen bebouwing bepaalt in belangrijke mate het beeld van het buitengebied. De boerderij in het plangebied, een jonge heideontginningsboerderij met bijgebouwen, is gebouwd ten tijde van de laatste heide ontginningen in Overijssel in de jaren 1950. De boerderij en het bijgebouw zijn kenmerkend voor deze periode. Beide gebouwen blijven behouden en worden hersteld. De aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied blijven hiermee behouden.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling versterkt de cultuurhistorische waarde van de beeldbepalende bebouwing en elementen in het plangebied. Rondom de boerderij en het bijgebouw wordt circa 755 m² aan bebouwing gesloopt. Ook wordt extra geïnvesteerd in versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De investering bestaat uit de aanleg van natuurlijk voorkomende beplantingssoorten ten behoeve van een landschappelijke inpassing van de bestaande bebouwing en de nieuwbouw.

3.4 Archeologie

In 2014 is op basis van de archeologische verwachtingskaart uit 2013 een beleidskaart opgesteld. Op deze beleidskaart zijn de verschillende categorieën archeologische verwachtingen vertaald in een aantal verschillende vrijstellingsgrenzen met vaste oppervlakten en dieptes. Het deel van het bestemmingsplangebiedgebied dat op de verwachtingskaart op basis van de geomorfologie een middelmatige verwachting kent, is op de bestemmingsplankaart opgenomen met een dubbelbestemming Waarde – Archeologie – beleidscategorie waarde 2. De kans dat een bodemingreep in een gebied met een middelmatige verwachting archeologische resten verstoort, is kleiner dan in de gebieden met een hoge verwachting. In deze beleidscategorie mogen werkzaamheden dieper dan 0,5 m tot een oppervlakte van 1.000 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. De diepte van 0,5 m is gekozen, omdat in de meeste gevallen de verstoringen van bestrating, egalisatie, inrichting en kabels en leidingen tot deze diepte gaan. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 1.000 en 2.500 m² en dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Naar aanleiding van de melding kan met een veldbezoek de archeologische verwachting getoetst en aangevuld worden. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden. In het kader van een aanvraag omgevingsvergunning dient te zijner tijd, als aan voornoemde voorwaarden wordt voldaan, een archeologisch onderzoek overlegd worden. Om de archeologische waarden in het plangebied te beschermen is een dubbelbestemming waarde - archeologische verwachting opgenomen.

3.5 Milieukwaliteitseisen

Beleid

In het gemeentelijke milieubeleid (Milieubeleidsplan 2003-2008) staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Belangrijke uitgangspunten zijn:

  • behoud van bestaande milieukwaliteiten, verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen (ruimtelijke ontwikkeling en milieu);
  • een duurzame ontwikkeling en betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ondernemers staat centraal (economische ontwikkeling en milieu);
  • de betrokkenheid van de burger (maatschappelijke ontwikkeling en milieu).

Met name de eerste twee uitgangspunten zijn van belang bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Om te oordelen of het voorliggende bestemmingsplan geen negatieve invloed heeft op de bestaande milieukwaliteit en voldoet aan de wettelijke normen die zijn vastgesteld in de milieuwetgeving, zijn de volgende milieukundige aspecten beoordeeld:

  • Wet milieubeheer;
  • geur;
  • geluid;
  • bodem;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • ecologie.

Wet milieubeheer

Het oprichten van woningen is niet vergunningsplichtig in de zin van de Wet milieubeheer.

Geur

In de omgeving van het plangebied is een agrarisch bedrijf gelegen (Hoekweg 2). Er is beoordeeld in hoeverre het plan beperkend kan zijn voor dit agrarisch bedrijf.

In relatie tot vergunde rechten van omliggende veehouderijen kan qua geurwetgeving gemeld worden dat ingevolge artikel 14, lid 2 onder c van de Wet geurhinder en veehouderij, voor nieuwe woningen die in het kader van de Rood voor Rood-regeling worden opgericht een minimale afstand van 50 m buiten de bebouwde kom in acht genomen moet worden ten opzichte van agrarische bedrijven van derden. Binnen 50 meter van het plangebied van de nieuwe woning bevinden zich geen agrarische bedrijven. De nieuwe woning vormt vanuit geuroptiek geen extra belemmering van vergunde rechten van omliggende bedrijven.

Geluid

Wet geluidhinder

De locatie ligt in de geluidzone van de Okkenbroekerveldweg, Ten Havensweg en Harmelinksdijk. De nieuwe woonbestemming is getoetst aan de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB, de maximale grenswaarde bedraagt 53 dB (art. 83 Wgh).

Op grond van de verkeersmilieukaart 2020 is vastgesteld dat de geluidbelasting als gevolg van deze wegen de voorkeursgrenswaarde niet zal overschrijden (incl. 5 dB aftrek op grond van artikel 110g Besluit geluidhinder).

Daarnaast is er in de omgeving van de locatie een agrarisch bedrijf gelegen. Vanuit de Wet milieubeheer wordt een een woonbestemming als geluidgevoelig beschouwd. Er is beoordeeld in hoeverre het plan beperkend kan zijn voor dit bedrijf.

Bouwaanvraag

De geluidsbelasting op de gevel van de nieuwe woonbestemming bedraagt minder dan 53 dB(A). Bij opbouw van de gevel conform de minimum eisen aan de gevelwering van 20 dB conform het Bouwbesluit 2003, kan worden voldaan aan het wettelijk toegestane binnenniveau. Aanvullend akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.

Agrarisch bedrijf Harmelinksdijk 5

De afstand tussen het agrarisch bedrijf en de bestaande woning in het hoofdgebouw van de Okkenbroekerveldweg 1 is kleiner dan tot aan de nieuw geplande compensatiewoning op dat perceel. De bestaande woning is dus maatgevend voor de geluidruimte van het agrarische bedrijf. In zoverre zal de nieuwe woonbestemming niet beperkend zijn voor het agrarisch bedrijf.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van geluid zijn er geen bezwaren voor de nieuwe woonbestemming.

Bodem

Op basis van het historisch bodembestand blijkt dat op de locatie een bovengrondse dieselolietank (1.000 liter) aanwezig is (geweest). Daarbij wordt opgemerkt dat er tractorolie wordt opgeslagen in de werktuigenschuur. Dit betekent dat de locatie verdacht is voor een potentieel ernstig geval van bodemverontreiniging. Voor zover bekend heeft er op de locatie geen bodemonderzoek plaatsgevonden.

Aangezien deze locatie verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging, is een bodemonderzoek ter plaatse van de bovengrondse dieselolietank, conform de NEN 5740 (met een vooronderzoek conform de NEN 5725), in het kader van de ruimtelijke procedure noodzakelijk. Ter plaatse van de toekomstige woning is sprake van de voortdurende aanwezigheid (>2 uur per dag) van mensen. Daarom is een bodemonderzoek conform de NEN 5740 (met een vooronderzoek conform de NEN 5725) ter plaatse van de toekomstige woonbebouwing nodig.

In mei 2014 is door Hunneman Milieu-Advies Raalte BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de locatie Okkenbroekerveldweg 1 te Okkenbroek (projectcode 140430/dh/sh). De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn:

  • uitvoering heeft plaatsgevonden volgens de kwaliteitsnormen van het Besluit bodemkwaliteit;
  • zintuiglijk zijn in de vaste bodem geen bijmengingen aan bodemvreemde materialen waargenomen. Ter plaatse van de voormalige werktuigberging (locatie voormalige bovengrondse dieseltank) zijn zintuiglijk geen oliecomponenten waargenomen. Tevens is geen asbestverdacht materiaal op of in de bodem waargenomen;
  • in de mengmonsters van de bovengrond (overig terrein) zijn, met uitzondering van een licht verhoogd gehalte aan PCB's in MM-01, geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden. Het aangetoonde gehalte aan PCB's overschrijdt de achtergrondwaarde, maar blijft beneden de tussenwaarde;
  • in het mengmonster van de ondergrond zijn geen van de onderzochte stoffen aangetroffen in een gehalte boven de streefwaarde of de detectiegrens van de desbetreffende stof;
  • in het mengmonster van de bovengrond (voormalige werktuigberging, locatie voormalige bovengrondse dieseltank) is geen minerale olie aangetoond boven de achtergrondwaarde.
  • in het grondwater zijn, met uitzondering van een matig verhoogd gehalte aan barium, geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden. Het aangetoonde gehalte aan barium overschrijdt de tussenwaarde, maar blijft beneden de interventiewaarde. Het aangetoonde gehalte aan barium betreft naar verwachting een van nature verhoogde achtergrondwaarde.

Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek bestaat er vanuit bodemhygiënisch oogpunt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Luchtkwaliteit

Van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving is ook de luchtkwaliteit. Normstelling hieromtrent is vastgelegd in de  Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Volgens de Regeling en het Besluit niet in betekenende mate is vastgesteld dat woningbouwplannen voor minder dan 1500 woningen 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

De huidige wetgeving over luchtkwaliteit stelt (de toename van) de concentraties van NO2 en fijn stof centraal. Om vanuit een goede ruimtelijke ordening ook iets te kunnen zeggen over de mate van blootstelling aan luchtverontreinigingen, is de lokale situatie beoordeeld in de verkeersmilieukaart. Op basis van de verkeersmilieukaart blijkt ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan en dat de extra woning geen overschrijdingen zal veroorzaken. Op grond hiervan vindt de gemeente Deventer het niet noodzakelijk dat de initiatiefnemer een luchtkwaliteitsonderzoek laat uitvoeren.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Externe veiligheid

Gezien de ligging van het plangebied t.o.v. relevante objecten en/of risicovolle vervoersassen op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984', is externe veiligheid voor dit plan geen aandachtspunt.

Ecologie

Gebiedsbescherming

Het plangebied is geen onderdeel van beschermde natuurgebieden. Beschermde gebieden als het N2000 gebied Rijntakken – IJsseluiterwaarden en het Provinciaal Netwerk Natuur (de voormalige Ecologische Hoofdstructuur) liggen op meer dan 1500 meter afstand. De omvorming van het huidige erf heeft geen enkele invloed op de doelstellingen voor beide genoemde beschermde gebieden.

Soortbescherming

Voor de planontwikkeling is ecologisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage hiervan (Flora- en faunaonderzoek Okkebroekerveldweg 1, Okkenbroek Bureau Bleijerveld 4 juli 2014) is als bijlage bijgevoegd. Binnen het plangebied komen geen beschermde en/of bedreigde plantensoorten voor. Kraam- paar- en winter kolonies van vleermuizen kunnen gezien de constructie van de te slopen schuren én de inspectie daarvan uitgesloten worden. De Steenmarter, een beschermde soort, heeft een verblijfplaats in één der te slopen schuren. Om schade aan de Steenmarter te voorkomen wordt gewerkt volgens een opgesteld Ecologisch Werkprotocol dat onderdeel is van de natuurtoets. Beschermde amfibieën, reptielen en/of vissen zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht. Broedende vogels zijn wel aanwezig op het erf maar soorten met jaarrond beschermde nesten zoals uilen, roofvogels of Huismussen niet. De sloopwerkzaamheden zullen daarom buiten de broedperiode (half maart – half juli) uitgevoerd moeten worden.

Kortom, mits gewerkt wordt volgens het Ecologisch Werkprotocol én buiten de broedperiode, zijn er geen ecologische belemmeringen aanwezig.

3.6 Leidingen en kabels

Er bevinden zich in en nabij het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen, waarmee in het kader van dit bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden.

3.7 Waterhuishouding

Watertoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Relevant beleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Invloed op de waterhuishouding

Het bestemmingsplan voegt twee woningen toe en het verharde oppervlak neemt af. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Wat betreft de ontwateringsdiepte voor een woning (met kruipruimte) wordt geadviseerd minimaal 0,70 centimeter aan te houden ten opzichte van straatpeil. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt initiatiefnemers geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.

Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies. Het plan bevat een rioleringscomponent, want door het plan neemt het afvalwaterdebiet in het bestaande gemengde- of vuilwaterstelsel toe. Door de uitvoering van het bestemmingsplan neemt de belasting van het bestaande rioleringsstelsel toe. Dit levert geen problemen op ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Groot Salland geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van www.dewatertoets.nl. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland heeft daarom een positief wateradvies gegeven.

3.8 Mobiliteit

Bereikbaarheid

Het buitengebied van Deventer is grotendeels ingericht als 60-km gebied. De bestaande en de nieuwe woning worden middels de erftoegangswegen op de Okkenbroekerveldweg ontsloten. Door de realisatie van een nieuwe woning in het plangebied neemt het aantal verkeersbewegingen naar verwachting nauwelijks toe. Dit leidt niet tot problemen op het omliggende wegennet.

Parkeren

In het algemeen kan gesteld worden dat bij nieuwbouw de parkeernormen uit de gemeentelijke Bouwverordening van toepassing zijn. Voor woningen gelegen in het buitengebied van de gemeente Deventer geldt een parkeernorm van twee parkeerplaatsen per woning. Er is voldoende ruimte om op eigen terrein te voorzien in de parkeerbehoefte.

Conclusie

Het aspect mobiliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.9 Welstand

De herziening van de Woningwet, die op 1 januari 2003 in werking getreden is, heeft ondermeer als doel gehad het inzichtelijk maken van de beoordeling van de aanvragen voor bouwplannen door de welstandscommissie. Sinds 1 juli 2004 is het niet meer mogelijk, zonder vooraf bekend gemaakte criteria, welstandseisen aan bouwplannen te stellen. De gemeente Deventer heeft deze criteria vastgelegd in de Welstandsnota gemeente Deventer. De nota is een beheers- en verbeteringsinstrument voor de uiterlijke verschijningsvorm in bestaande gebieden.

Het plangebied is gelegen binnen welstandsniveau 1: bijzondere welstandstoets om historische redenen. Het beoordelingskader is 'Het jonge ontginningenlandschap' (par. 4.4). Bij voorkeur worden bestaande (waardevolle) gebouwen hergebruikt voor een nieuwe functie, waardoor het oorspronkelijke karakter van de gebouwen/het erf behouden blijft. Het in stand houden van een deel van de bedrijfsgebouwen voorkomt het ongewenst krimpen van streekeigen ensembles. Bij functieverandering is het van belang dat het nieuwe erf minder groot is dan het oorspronkelijke erf. Het oppervlak aan verharding mag niet toenemen. Het behouden van de karakteristieke boerderij en bijgebouw is in lijn met het welstandbeleid. Verder zijn ten aanzien van nieuwbouw een aantal randvoorwaarden opgenomen. Uitgangspunt is dat alle nieuwe bebouwing, wat betreft de goothoogte en positie op het erf, ondergeschikt is aan karakteristieke waardevolle panden/boerderijen. Dit betreft in ieder geval bijgebouwen en eventuele bedrijfsgebouwen. Als er een nieuw woongebouw wordt opgericht dient deze visueel ondergeschikt te zijn aan het karakteristieke waardevolle pand. Dit kan worden bereikt door middel van plaatsing van deze gebouwen achter het karakteristieke waardevolle pand, door het hanteren van een lagere goot (waarbij de nok juist hoger kan zijn) en/of door het aanbrengen van erfbeplanting. Het ontwerp van het plan is in overeenstemming met voornoemde randvoorwaarden, zoals opgenomen in paragraaf 4.4.3 van de welstandnota. Alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend dient er een positief welstandsadvies te liggen.

Hoofdstuk 4 Planopzet en juridische aspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek en de opzet van dit bestemmingsplan.

Planopzet

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De digitale verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels over het gebruik gekoppeld die zijn opgenomen in de planregels.

De planregels

De opzet van de planregels sluit aan op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Tevens sluiten de regels aan bij de nieuwe eisen conform de Standaard Vergelijke Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). In verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (in werking getreden op 1 oktober 2010) is een aantal termen van de SVBP 2008 aangepast conform de werkafspraak van Geonovum van oktober 2010.

Dit heeft een aantal consequenties. De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) zijn gedeeltelijk gestandaardiseerd. Het betreft begrippen die nagenoeg in elk bestemmingsplan voorkomen en technische zaken die heel goed in het hele land op dezelfde manier geregeld kunnen worden. Beide komen de leesbaarheid en consequente toepassing van de planregels ten goede.

Niet alleen de begrippen (Artikel 1) en de wijze van meten (Artikel 2) zijn met de invoering van de SVBP 2008 (gedeeltelijk) gestandaardiseerd, ook de opbouw van de planregels bij de bestemmingen is voor elke bestemming hetzelfde. In dit bestemmingsplan hebben de bestemmingsregels de volgende leden:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Enkelbestemmingen

In onderhavig bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

Artikel 3 Wonen

Het nieuwe erf rondom de bestaande en compensatie woning heeft, net als bij alle andere burgerwoningen in het buitengebied, de bestemming Wonen gekregen.

De bestaande en nieuwe woning hebben beide een begensd bouwvlak gekregen. Op deze wijze wordt er voor gezorgt dat de bestaande woning conform de algemene richtlijn uit het bestemmingsplan Buitengebied alleen op de bestaande fundering kan worden herbouwd en wordt de nieuwe woning conform het afgesproken 'Erf- en landschapsplan' op de gewenste plek gerealiseerd. De maximale inhoudsmaat bedraagt conform de algemene richtlijn maximaal 750 m³, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen. Daarnaast is, in basis, per woning 100 m² aan (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Naast de algemene regel van maximaal 100 m2 aan bijgebouwen per woning is in de Rood-voor-Rood overeenkomst vastgelegd dat ook bestaande karakteristieke (varkens)schuur mag worden behouden en als bijgebouw bij de woning ingebruik mag worden genomen. In de bouwregels is hiervoor een aparte regeling opgenomen.

Ook het gebied waarbinnen bijgebouwen kunnen worden gebouwd is begrends. Ook deze begrenzing is ingegeven door het 'Erf- en landschapsplan', zoals is opgesteld en ook deel uitmaakt van de Rood-voor-Rood overeenkomst. Om ook de verder landschappelijke aanpassingen en ingrepen te verzekeren is in de regels opgenomen dat de gronden niet conform de bestemming mogen worden gebruikt zolang de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het 'Erf en landschapsplan' niet zijn c.q. worden uitgevoerd.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2

Beleidswaarde '2' is toegekend aan een deel van het plangebied. In deze beleidscategorie mogen werkzaamheden dieper dan 0,5 m tot een oppervlakte van 500 m2 zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Bij werkzaamheden dieper dan 0,5 m die leiden tot een verstoring tussen de 500 en 1000 m2 geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 1000 m2 en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden. In dat geval wordt verplicht gesteld voorafgaand aan of tijdens de uitvoer van de werkzaamheden archeologisch onderzoek uit te laten voeren in de vorm van een opgraving of begeleiding.

Algemene regels en overgangs- en slotregels

Naast specifieke planregels bevat het bestemmingsplan ook een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk. Met de invoering van het Bro en de SVBP 2008 zijn ook deze regels gedeeltelijk gestandaardiseerd. In artikel 3.2.4. respectievelijk artikel 3.2.1. van het Bro zijn standaard regels opgenomen met betrekking tot de antidubbeltelregel (Artikel 5) en het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik (Artikel 13). Deze regels zijn in onderhavig bestemmingsplan integraal overgenomen. Op grond van de SVBP 2008 is ook de slotregel waarin de benaming van het bestemmingsplan staat vermeld gestandaardiseerd (Artikel 14).

De toelichting

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, zowel economisch als maatschappelijk.

Economische uitvoerbaarheid

Voor de gemeente Deventer zijn aan de uitvoering van dit bestemmingsplan geen kosten verbonden. De ontwikkeling die door dit plan wordt mogelijk gemaakt betreft een particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van het project komen voor rekening van de initiatiefnemer. Ook de eventuele planschade die voortvloeit uit voorliggende ontwikkeling zal door de initiatiefnemer worden gedragen.

De enige kosten voor de gemeente Deventer zijn de begrootte kosten voor de planvorming. Deze kosten kunnen worden doorberekend op grond van de Legesverordening.

Op grond van artikel 6.12, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening jo artikel 6.2.1a van het Besluit ruimtelijke ordening hoeft daarom voor het bouwplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden. Met de initiatiefnemer is een Rood voor Rood overeenkomst gesloten.

De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereidingen van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Inspraak

Dit bestemmingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het initiatief kan als onomstreden worden aangemerkt. Het voorliggende bestemmingsplan betreft een Rood voor Rood initiatief tot de realisatie van een reguliere woning op een locatie in het buitengebied waar meer dan 850 m2 aan landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt. Het plan past daarmee binnen de door de gemeenteraad vastgestelde beleidskaders en om die reden is besloten het bestemmingsplan niet eerst voor inspraak ter visie te leggen. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan. Dit is immers wettelijk bepaald.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Onderhavig plan (Rood voor Rood-projecten) staat op de vooroverleglijst ruimtelijke plannen van de provincie Overijssel d.d. 15 maart 2011. Dit houdt in dat er geen vooroverleg met de provincie noodzakelijk is.

Tevens is het plan afgestemd met het waterschap Groot Salland. De resultaten van deze afstemming zijn weergegeven in paragraaf 3.7.