direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Muggeplein 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P296-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Bij de gemeente is het verzoek ontvangen om op het voormalige terrein van het politiebureau aan het Muggeplein 10 de bestemming “Gemengde Doeleinden” te wijzigen naar de bestemming “Wonen”. Het verzoek voorziet in 4 grond grondgebonden woningen en 8 gestapelde woningen. Deze woningen worden na de sloop van het politiebureau op de bestaande fundering teruggebouwd.

Tevens is verzocht om herinrichting van het bestaande parkeerterrein op het binnenterrein. Hier worden circa 60 parkeerplaatsen gerealiseerd, deels voor de buurt (belanghebbende parkeerplaatsen), deels voor de nieuwe bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P296-VG01_0001.png"

Luchtfoto locatie voormalig politiebureau "Muggeplein 10"

Voor bovengenoemde inbreidingslocatie zijn al diverse plannen ingediend welke meerdere keren ingetrokken zijn vanwege de hoge kosten voor het noodzakelijke archeologisch onderzoek. Het voorliggende plan voorziet in de bouw van woningen op de bestaande fundering van het voormalige politiebureau. De grond wordt daardoor niet geroerd en nader archeologisch onderzoek is daardoor niet noodzakelijk.

1.2 Geldende bestemmingsplan

Voor het plangebied zoals hierboven beschreven geldt het bestemmingsplan Binnenstad. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 19 december 2012 en in werking getreden op 28 februari 2013.

1.3 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na het inleidinde hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de zogenaamde randvoorwaarden zoals milieu-aspecten en waterhuishouding, sociale voorzieningen en sociale veiligheid. In hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd, juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

Het Muggeplein is onderdeel van het Noordenbergkwartier, In het Noordenbergkwartier zijn de veelal min of meer uniforme bouwvolumes van de woonhuizen en bedrijfjes voorzien van zeer uiteenlopende gedetailleerde en gematerialiseerde gevels die het gevarieerde straatbeeld bepalen. Ook de door architectenbureau Smid en Peters ontworpen vervangende nieuwbouw uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw past goed in dit beeld, ondanks de geheel eigen architectuur.

De aaneenschakeling van particuliere huizen in straten en straatjes die bijna nooit recht lopen, bepalen de stedelijke morfologie en vormen een aangenaam en onopgesmukt decor.

Bijzonder in dit deel van het historische stadscentrum is het weefsel van gangen en stegen dat door de eeuwen heen is kunnen blijven bestaan. Deze uitsluitend voor voetgangers bedoelde passages vertonen geen duidelijk begin en eindpunt maar lopen als olifantenpaadjes door het gebied, geen rekening houdend met mogelijke gewenste perceelgrenzen. De logistiek van deze informele infrastructuur is hier dominant aan de formele eigendomsgrenzen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P296-VG01_0002.png"

Begrenzing plangebied "Muggeplein 10"

Opmerkelijk in dit stadsbeeld is het grote bouwvolume van het niet meer in gebruik zijnde politiebureau aan het Muggeplein 10. Dit uit donker bruine baksteen opgetrokken gebouw, bijna 40 jaar geleden door stadsarchitect Rademakers ontworpen vormt in het fijnkorrelige stadsbeeld een stijlbreuk, ofschoon in de detaillering wel getracht is aansluiting te vinden. Nog groter is de verstoring van de infrastructuur die het gebouw veroorzaakt. De footprint van het grote bouwvolume is nog eens uitgebreid met een groot parkeerterrein dat geheel omheind en zo voor de buurt ontoegankelijk is. Het perceel is zo groot dat destijds gekozen is voor een abrupte omlegging van de Noordenbergstraat. Alleen door een grote slinger te maken via de Molenstraat en het Lindenplein, kan de route over de Noordenbergstraat worden hervat.

Ofschoon deze plek voor de bouw van het politiebureau niet overliep van allure, zorgde deze ingreep destijds er wel voor dat een eeuwenoude doorloop tot het verleden is gaan behoren.

De bouw van het politiebureau was destijds wel de aanzet tot de noodzakelijke reconstructie van het Noordenbergkwartier waar leegstand, verpaupering en een ongezond leefmilieu heerste. In het opwaarderen van de wijk heeft het gebouw zijn rol gespeeld en nu het ook zijn functie heeft verloren, is het herstel van het oorspronkelijke weefsel gepast.

Planopzet locatie Muggeplein

De basis gedachte achter de invulling van deze locatie aan het Muggeplein is dat er teruggebouwd wordt op de huidige begane grondvloer van het voormalige politiebureau. Dit houdt in dat de aanwezige kelder onder het gehele gebouw wordt hergebruikt als extra ruimtes voor de te bouwen woningen en appartementen.

Het binnenterrein dat als parkeerterrein dienst heeft gedaan zal de zelfde functie behouden. Het wordt deels gebruikt voor parkeerplaatsen voor de grondgebonden woningen en appartementen en voor het overige deel in openbare parkeerplaatsen.

De huidige opstallen op het binnenterrein verdwijnen en worden gebruikt voor parkeerplaatsen. Aan de zijde van de Molenstraat zal een deel van de huidige bebouwing als muur gehandhaafd blijven. De rest vlakken van het binnenterrein worden ingevuld met groen.

De nieuw te realiseren grondgebonden woningen en appartementen zijn qua volume overeenkomstig de huidige bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P296-VG01_0003.png"

Huizige aanzicht zijde Muggeplein

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P296-VG01_0004.png"

Huizige doorzicht Barmhartigesteeg

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

Het plan behelst de bouw van 4 grondgebonden woningen en 6 tot 8 appartementen. De grondgebonden woningen hebben aan de zijde van het binnenterrein een tuin en achteruitgang.

De begane grondvloer ligt ongeveer 0,90 m boven het peil dit hoogteverschil wordt in de hal achter de voordeur door een aantal traptreden opgevangen.

De woningen bestaan uit een kelder en drie woonlagen waarbij de bovenste laag voorzien is van een dakterras. Eke woning met dakterras kent een eigen dakopbouw. Hierdoor wordt elke woning qua verschijningsvorm anders, waardoor het gevelbeeld en bouwvolume verschilt en past binnen de welstandscriteria die voor het beschermd stadsgebied gelden.

Verder is de architectuur van iedere woning zodanig dat ze duidelijk verschillen van elkaar wat ook weer naadloos aansluit bij de omringende bebouwing aan het Muggeplein. De indelingen van de gevels en de verschillende kleurstellingen van de woningen dragen daar ook aan bij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P296-VG01_0005.png"

Vogelvlucht 4 grondgebonden woningen

Aan de Barmhartigesteeg komen 6 tot 8 appartementen in 3 volwaardige bouwlagen met daaronder de huidige kelder. Het bouwvolume is gelijk qua volume aan de huidige bebouwing.

Tussen de grondgebonden woningen en de appartementen komt een doorgang die wordt overkluist door twee bouwlagen waarin een deel van de appartementen zijn opgenomen. De onderdoorgang is zo gesitueerd dat ze in de toekomst deel kan uit maken van een herstel van de historische ligging van de Noordenbergstraat welke tijdens de bouw van het politiebureau is verdwenen.

De ontsluiting van het appartementengebouw geschiedt aan de noordzijde van het gebouw op het binnenterrein.

Verder is bij de architectuur van dit deel van het gebouw rekening gehouden met de omliggende bebouwing met name aan de Barmhartigesteeg.

Onderstaande impressie geeft een beeld gezien vanuit de Barmhartigesteeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P296-VG01_0006.png"

Aanizcht vanuit de Barmhartigesteeg

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

Bij het vaststellen van dit bestemmingsplan zijn geen rechtstreekse Europese en nationale ruimtelijke belangen betrokken. De algemene beleidsrichtlijnen van het Europees en rijksbeleid, o.a. de Nota Ruimte, worden nader uitgewerkt in provinciaal en gemeentelijk beleid en om die reden niet nader behandeld.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel (2009)

In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het vizier is hierbij gericht op het jaar 2030. De Omgevingsvisie heeft onder andere de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en van provinciaal waterhuishoudingsplan onder de Wet op de Waterhuishouding dan wel van regionaal waterplan onder de toekomstige Waterwet.

Ruimtelijke ordening

Wonen

Een van de doelen uit de omgevingsvisie is het realiseren of behouden van aantrekkelijke, gevarieerde en voldoende woonmilieus voor iedereen die in Overijssel wil wonen. Hierbij gaat het om een voldoende en flexibel aanbod van woonmilieus, die voorzien in de vraag. De visie zet in op differentiatie in woonmilieus die nu en in de toekomst voldoende ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Dit stelt een duidelijke opgave zowel aan nieuwbouw als aan herstructurering. Hiervoor is een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming onmisbaar.

Bij het realiseren van de woningbouwopgave moet de ruimte zuinig en zorgvuldig benut worden. Hiervoor wordt de zogeheten SER-ladder gehanteerd. Deze houdt in dat de woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden. Daarbij geldt dat de bovenlokale vraag naar woningen en voorzieningen (winkels, cultuur, sport) geconcentreerd dient te worden in stedelijke netwerken.

Met gemeenten worden prestatieafspraken gemaakt en in de Omgevingsverordening Overijssel 2009 wordt van gemeenten gevraagd om hun bestemmingsplannen te baseren op een woonvisie of structuurvisie waarin staat hoe zij het woningbouwprogramma invullen.

Waterhuishouding

Het waterbeleid is in de Omgevingsvisie beschreven vanuit diverse waterthema's. Deze worden hierna per thema besproken.

Veiligheid

Bij veiligheid worden onderscheiden: bescherming tegen overstroming en tegen wateroverlast.

Bij de bescherming tegen overstroming gaat het om het geven van ruimte aan het hoofdafvoersysteem, om het in stand houden van veilige waterkeringen en om inrichtingsmaatregelen in laaggelegen gebieden. Concreet is dit naar gebieden uitgewerkt:

  • Periodiek toetsen of de waterkeringen voldoen aan de gestelde normen en zonodig verbeteringsmaatregelen laten nemen. De veiligheid tegen overstroming is voor de primaire en regionale keringen normstellend bij ruimtelijke ontwikkeling.
  • Ruimte gegeven aan de grote rivieren IJssel, Vecht en Zwarte Water. De afvoerfunctie van het winterbed van de rivieren is normstellend voor de ruimtelijke ontwikkeling.

Wateroverlast

Voor wat betreft bescherming tegen wateroverlast geldt voor de regionale watersystemen concreet op gebiedsniveau:

  • de primaire watergebieden, die bij stedelijke gebieden zijn aangewezen als ruimte voor natuurlijke waterberging in extreme situaties worden vrijgehouden van ontwikkelingen, die de wateropvangfunctie belemmeren. Het belang van het water is normstellend.
  • bij ruimtelijke ontwikkeling langs “essentiële waterlopen” wordt rekening gehouden met behoud van de afvoerfunctie en mogelijkheden voor vergroten van de afvoercapaciteit. Alle ontwikkelingen dienen beoordeeld te worden in het licht van het water.

Watercondities voor mens, landbouw, natuur en landschap

In de hieronder aangegeven gebieden wordt het waterbeheer afgestemd op het grondgebruik. Meer specifiek geldt voor watercondities het volgende:

  • Groen-blauwe hoofdstructuur (EHS en ecologische verbindingszones)

In grote delen van de EHS spelen goede watercondities een belangrijke rol. In samenhang met de realisatie van de EHS worden hiervoor ook de nodige maatregelen genomen binnen de grenzen van de EHS.

  • Oppervlaktewaterlichamen KRW

De ecologische doelen die gesteld zijn voor de oppervlaktewaterlichamen ( KRW) mogen door ruimtelijke ontwikkelingen of nieuwe functies niet onmogelijk worden gemaakt en de aanwezige situatie mag niet zodanig verslechteren dat het betreffende water in een lagere beoordelingklasse terecht komt (stand still vereiste).

Betrouwbare en continue drinkwatervoorziening en bescherming industriële winningen

  • Grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden

Op 26 locaties in Overijssel  wordt grondwater voor drinkwatervoorziening aan de bodem onttrokken. Deze moeten afdoende worden beschermd. Er wordenbeperkingen gesteld aan activiteiten en ruimtelijke functies in het zgn. grondwaterbeschermingsgebied en in mindere mate in het zgn. intrekgebied. Activiteiten en functies die de kwaliteit van het grondwater negatief beïnvloeden worden geweerd of er moeten voorzieningen worden getroffen. Het belang van het water is hier normstellend.

  • Het diepe watervoerende pakket in Salland

Het diepe waterhoudende pakket in Salland bevat water van een uitstekende kwaliteit. Teveel water uit dit pakket onttrekken leidt echter tot het optrekken van de zoet/zout grens in de ondergrond. Onttrekkingen uit dit pakket worden alleen toegestaan voor drinkwater en voor industriële toepassingen met hoogwaardige doelen. Met het oog op deze kenmerken kan er geen sprake zijn van Koude-Warmte-Opslag (KWO) in dit diepe pakket.

Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt de bouw van woningen mogelijk op de plek van de bebouwing van het voormalige politiebureau. Met de nieuwe invulling van dit bestaande stedelijk gebied is sprake van inbreiding, wat aansluit bij het provinciale beleid (SER ladder). Omdat in de nieuwe situatie sprake is van een vergelijkbaar bebouwd oppervlak, op dezelfde locatie, treedt er geen nadelige verandering op in de waterhuishouding. Ook is het provinciale beleid mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op voorliggende bestemmingsplan.

3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel (2009)

In de Omgevingsvisie heeft de provincie haar beleid met betrekking tot de fysieke leefomgeving omschreven. De Omgevingsverordening dient slechts als waarborg voor een deel van dat beleid. Andere onderdelen kunnen beter gewaarborgd worden door middel van bijvoorbeeld subsidies of samenwerkingsverbanden. De Omgevingsverordening telt daarnaast ook als Milieuverordening, Waterverordening en Verkeersverordening.

Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden.

De gemeenteraad van Deventer wordt in de verordening gevraagd om in elk bestemmingsplan te onderbouwen dat de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Aan deze onderbouwing wordt de eis gesteld dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe is omgegaan met de provinciale vier-lagenbenadering, de bijbehorende Catalogus Gebiedskenmerken 2009 en welk ontwikkelingsperspectief van toepassing is.

Ruimtelijke ordening

Wonen

In het kader van sturen op ruimtelijke kwaliteit geldt het principe van concentratie van stedelijke bebouwing. Dit houdt in dat stedelijke opgaven zoveel mogelijk geconcentreerd moeten worden in stedelijke netwerken, voor Deventer is dit de Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de bovenregionale behoefte.

Daarnaast wordt sterk gestuurd op het principe 'inbreiding gaat voor uitbreiding'. Door middel van de SER-ladder wordt de verplichting opgelegd om eerst de mogelijkheden te benutten binnen gebieden die al een stedelijke functie hebben, voordat een claim mag worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben.

De provincie zet in op differentiatie in woonmilieus om nu en in de toekomst voldoende ruimte te kunnen bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. De provincie voorziet een afname van groei van de bevolking en wijzigingen in de samenstelling van de bevolking (vergrijzing, huishoudensverdunning). Gemeenten zullen in gemeentelijke woonvisies moeten aangeven hoe zij in een teruglopende woningbouwmarkt de regie voeren om de woningvoorraad ook in de toekomst te laten aansluiten op de behoeften van hun inwoners.

Een essentieel element in de verordening is dat de gemeenten verplicht zijn om hun woningbouwplannen af te stemmen met de buurgemeenten. Basis voor deze afstemming zijn de gemeentelijke woonvisies.

Waterhuishouding

De omgevingsverordening geeft regels voor het omgaan met water. Het gaat om regels en bepalingen voor zowel kwantitatief als kwalitatief omgaan met water.

In IPO-verband zijn afspraken gemaakt over inhoudelijke afstemming van waterverordeningen van provincies die te maken hebben met provinciegrensoverschrijdende waterschappen. Afgesproken is dat provincies waarin het kleinste deel van het grondgebied van het waterschap valt, de verordening overneemt “van de provincie waarin het grootste deel van het grondgebied van het waterschap valt. Voor Deventer betekent dit dat in het gebied van waterschap Veluwe (de Hoven e.o.) en waterschap Rijn& IJssel (Bathmen e.o en het gebied ten zuiden van de Schipbeek) de Waterverordening van de provincie Gelderland geldt.

Drinkwaterbescherming

Voor het ruimtelijk ordeningsbeleid is het uitgangspunt dat het risico op vervuiling van het grondwater binnen grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden wordt tegengegaan. Er zijn daartoe bepalingen opgenomen die risicovolle activiteiten weren en ruimte bieden voor ontwikkelingen die bijdragen aan kwalitatief goed grondwater.

Watergebiedsreservering

Door klimaatverandering neemt de kans op overstroming en wateroverlast toe. Daarom zijn primaire watergebieden aangewezen, die water in extreme situaties kunnen bergen om overlast in andere gebieden te voorkomen. In deze gebieden mag worden gebouwd mits het waterbergend vermogen niet wordt aangetast.

Gebieden met risico op overstroming zijn gebieden die omgeven zijn door primaire waterkeringen en waar bij een doorbraak het risico bestaat dat het gebied onder water loopt.

De verordening schrijft voor dat voor alle gebieden met risico op overstroming een overstromingsrisicoparagraaf wordt opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen (zie paragraaf 4.5.8 Overstromingsrisico) .

Voor essentiële waterlopen geldt dat er aan weerszijden een strook van 100 m wordt aangewezen die er voor moet zorgen dat dit gebied gevrijwaard wordt van ontwikkelingen die nu en in de toekomst belemmerend kunnen werken voor het waterafvoerend en waterbergend vermogen van deze waterlopen.

Milieubeschermingsgebieden met de functie waterwinning

Het is verboden om in de beschermingsgebieden van (openbare) drinkwaterwinningen schadelijke stoffen te gebruiken en/of handelingen te verrichten, die de grondwaterkwaliteit kunnen aantasten, zonder beschermende maatregelen of voorzieningen te treffen. Het betreft hier waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones.

Normering

In de Omgevingsverordening 2009 worden normen vastgelegd voor regionale waterkeringen en voor wateroverlast. Regels zijn opgesteld voor het beheer van het watersysteem en voor beheer en instandhouding van vaarwegen. De Provincie heeft een register opgesteld voor registratie van grondwateronttrekking en infiltratie.

Conclusie

Het provinciale beleid is mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor de voorziene ontwikkeling op het Muggeplein 10 en werkt indirect door op voorliggend bestemmingsplan.

3.3.3 Waterbeheerplan waterschap Groot Salland (2009)

Het waterbeheer 2010-2015 van waterschap Groot Salland geeft aan hoe het waterschap werkt aan voldoende en schoon water en aan veilig wonen en werken tegen aanvaardbare kosten, nu en in de toekomst. De hoofdthema's van het Waterbeheerplan 2010-2015 zijn: het waarborgen van de veiligheid, het beheer van het watersysteem (samenhang tussen grondwater en oppervlaktewater in relatie tot hoogteligging, bodemstructuur en grondgebruik) en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Uitvoering van het thema Ruimte voor Water en het voldoen aan de KRWdoelen staan de komende jaren centraal, dit vraagt na het beschikbaar komen van ruimte voor de inrichting van het nieuwe watersysteem om een aangepast beheer en onderhoud. In de afvalwaterketen is er een functionele samenhang tussen rioleringsstelsel en rioolwaterzuiveringsinstallatie. Gemeente en waterschap werken samen aan optimalisering en kostenbesparing

Conclusie

Voor de nieuwe ontwikkeling heeft afstemming plaatsgevonden met het Waterschap Groot Salland. Daarvoor is het resultaat van de watertoets in het bestemmingsplan verwerkt in de waterparagraaf, zie paragraaf 4.5 Waterhuishouding. Deze watertoets wordt uitgevoerd in overleg met het waterschap en is daarmee in overeenstemming met het beleid van het waterschap.

3.3.4 Nota Rioleringsbeleid (2007)

In de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007 van het waterschap Groot Salland wordt de visie met betrekking tot de bestaande en nieuwe gemeentelijke rioolstelsels weergegeven. Daarbij wordt rekening gehouden met allerlei rijksontwikkelingen en -inzichten.

De nota is strategisch en beleidsmatig van karakter en beperkt zich tot de hoofdlijnen van het rioleringsbeleid. Er wordt met name aangegeven hoe om te gaan met het afstromende regenwater. Deze strategische nota is verder vertaald in het gemeentelijk beleid, waar in paragraaf 3.4.2 op ingegaan wordt. Hier wordt ingegaan op de toetsing van het voorliggende plan ten aanzien van dit beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurplan Deventer 2025 (2004)

In het structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht. Deventer wil ruimte bieden aan voldoende en kwalitatief goede woningen in de nieuwbouw en het bevorderen van de aantrekkelijkheid en gevarieerdheid van de bestaande wijken.

In Deventer Stad is stedelijke herstructurering, zowel voor wonen als werken (kantoren en overige bedrijvigheid), één van de belangrijkste opgaven, samen met de ontwikkeling van de verschillende inbreidingslocaties. Inbreiding en stedelijke herstructurering worden zoveel mogelijk gekoppeld aan het versterken van de stedelijke groen- en waterstructuur en het verbeteren van de openbare ruimte. De totale woningbouwcapaciteit op inbreidingslocaties is geschat op circa 100-150 woningen per jaar. Veel inbreidingslocaties zijn particuliere locaties waardoor gemeentelijke sturing beperkt is. Toch kan de gemeente belangrijke stedenbouwkundige randvoorwaarden stellen indien er sprake is van een bestemmingsplanherziening.

Daarnaast is het streven de stedelijke groenstructuur te versterken en te laten aansluiten op de structuur van het landelijk gebied. Om aansluiting te vinden en te houden met het omringende landschap wordt ingezet op het realiseren en versterken van zogenaamde 'groene vingers'. Als tegenhangers van de 'rode vingers', reiken de groene vingers vanuit het omringende landschap tot diep in de stad. Op deze wijze wordt het landschap als het ware de stad ingetrokken.

De kern van het Structuurplan 2025 wordt gevormd door de ontwikkelingsmodellen voor zowel de korte termijn, de middellange als de lange termijn en het integraal ontwikkelingsperspectief voor Deventer Stad.

Conclusie

Het voorliggende plan voorziet in versterking van de stedelijke structuur door middel van inbreiding van woningbouw. Daarnaast wordt een aanzet gegeven om de historische stedelijke structuur op de locatie te herstellen (Noordenbergstraat). Daarmee past het voorliggende plan in de ambitie van het structuurplan: het versterken van de stad en inbreiden waar kan.

3.4.2 Gemeentelijk waterbeleid (2007)

Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in het Waterplan Deventer (2007-2010) en Gemeentelijk Rioleringsplan (2010-2015).

Het Waterplan is een gezamenlijk plan van de waterschappen Groot Salland, Rijn en IJssel en Veluwe, waterbedrijf Vitens en de gemeente Deventer. Er staat in welke knelpunten deze organisaties zien in de waterhuishouding en hoe ze die denken op te lossen. In het Waterplan staan de belangrijkste maatregelen die de waterorganisaties de komende jaren samen willen treffen. Ieder jaar wordt een uitvoeringsprogramma vastgesteld.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan Deventer (GRP) 2010-2015 wordt het gemeentelijk beleid voor de inzameling en het transport van het huishoudelijke en bedrijfsmatige afvalwater en het overtollige hemelwater en grondwater, de uit te voeren programma's in de planperiode en de investeringen beschreven.De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefmilieu.Vanaf 2008 heeft de gemeente er zorgplichten bijgekregen voor hemelwater en grondwater. Dit is een uitbreiding van de oude zorgplicht voor het stedelijk afvalwater, Naast deze verbrede zorgplicht vraagt ook de klimaatverandering aandacht.

Conclusie

De uitgangspunten uit het waterbeleid zijn meegenomen in de planvorming voor voorliggende locatie. Een uitgebreide toelichting meer specifiek over het plan is terug te lezen in paragraaf 4.5. De conclusie is dat het voorliggende plan van geringe invloed is op de waterhuishouding ter plaatse.

3.4.3 Omgevingsvisie externe veiligheid (2007)

Op 4 juli 2007 is door de Raad de "Omgevingsvisie externe veiligheid" vastgesteld. In die nota is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer. Voor woonwijken is vastgelegd dat overschrijding van het plaatsgebonden risico voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet acceptabel is en dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet mag worden overschreden.

Conclusie

In dit bestemmingsplan is specifiek gekeken naar de mogelijke invloed van het plan op de externe veligheid en omgekeerd. In paragraaf 4.3.5 wordt dit toegelicht. De conclusie is dat de voorliggende ontwikkeling niet van invloed is op de externe veiligheid.

3.4.4 Visie Duurzaam Deventer (2009)

In het Milieubeleidsplan 2003-2008 staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Het plan is daarom gebaseerd op de drie pijlers van het gemeentelijke beleid, zoals vastgelegd in de Stadsvisie. Vanuit milieuperspectief zijn per pijler de volgende milieu-uitgangspunten opgesteld:

  • ruimtelijke ontwikkeling en milieu: behoud van bestaande milieukwaliteiten, verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
  • economische ontwikkeling en milieu: een duurzame ontwikkeling en betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ondernemers staat centraal;
  • maatschappelijke ontwikkeling en milieu: de betrokkenheid van de burger.


In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer 2009 bestuurlijk vastgesteld. Deze visie bevat de kaders en beleidsrichtingen op hoofdlijnen voor een nieuw milieuprogramma. De maatschappelijke ontwikkelingen vragen om een nieuwe aanpak van ons milieubeleid. En om daadwerkelijk bij te dragen aan de kwaliteit en toekomstbestendigheid van ons leefmilieu, zal Deventer zich ontwikkelen tot een vitale, duurzame en innovatieve gemeente.

Het milieubeleid raakt de woon- en leefkwaliteit van inwoners en de economische basis van het bedrijfsleven. De gemeente heeft daarom drie speerpunten benoemd waarvoor extra inzet nodig is:

  • klimaat;
  • ecologie;
  • afval.


Het vraagstuk rond de klimaatverandering en de eindigheid van de fossiele energievoorraad raakt ons allemaal. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaatneutraal is.

Vanuit ecologisch perspectief profiteert de mens van de natuurlijke omgeving met al zijn variaties. Het behouden en verbeteren van deze omgeving is een ambitie van de gemeente, waarvoor verschillende ecologieprojecten zijn ontwikkeld voor de komende jaren. Zo worden ecologische waarden in nieuwe en gewijzigde bestemmingsplannen gerespecteerd en eventueel gecompenseerd.

Veel afval dat vrijkomt is eigenlijk geen afval, maar grondstof voor nieuwe producten. In het nieuwe milieubeleid worden voorstellen gedaan om de hoeveelheid restafval terug te brengen en hergebruik van afvalstromen te bevorderen. Van bedrijven en organisaties wordt verwacht dat zij de wijze van produceren, hun producten en diensten meer en meer baseren op het cradle-to-cradle principe. Voor zover van toepassing zullen ook gebiedsontwikkelingen volgens dit principe plaatsvinden.

Conclusie

In dit bestemmingsplan is specifiek gekeken naar de vertaling van de duurzaamheidsambitie in het voorliggende plan. In paragraaf 4.3.7 wordt dit verder toegelicht.

3.4.5 Woonvisie 2008+ (2009)

De Woonvisie 2008+ is in maart 2009 vastgesteld. Op 10 januari 2011 is de woonvisie actueel gemaakt en opnieuw door de gemeenteraad vastgesteld. De geactualiseerde Woonvisie 2008+ 'Kwaliteit en verscheidenheid' gaat over de periode 2008-2018. De visie op wonen bestaat uit vier uitgangspunten:

  • 1. Voldoende woningen, van goede kwaliteit
  • 2. Een ongedeelde samenleving, op wijkniveau
  • 3. Keuzevrijheid voor alle inwoners
  • 4. Aanjagen van de doorstroming, beperken van de scheefheid


Deze vier uitgangspunten vormen de basis voor verdere uitwerking van het woonbeleid.

In de Woonvisie is voor de Binnenstad het volgende opgenomen. De Binnenstad richt zich niet op grootschalige woningbouwprojecten, maar concentreert zich op plannen waarmee de woonfunctie versterkt wordt. Voor verdere informatie zie: http://www.deventer.nl/wonen

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de inbreiding van een binnenstedelijke locatie waar ingezet wordt op de versterking en kleinschalige uitbreiding van de woonfunctie. Dit past binnen de kaders van de woonvisie.

3.4.6 Beleidsnota Beroep en bedrijf aan huis (2007)

De beleidsnota 'Beroep en Bedrijf' aan huis biedt duidelijkheid over wanneer het wel en wanneer het niet mogelijk is een bedrijf of beroep aan huis te hebben. Het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten thuis kan een positieve uitstraling hebben op de woonomgeving; het kan de wijk of buurt verlevendigen. In sommige gevallen kan het echter ook ongewenste situaties met zich meebrengen. Zo kan een bepaalde activiteit bijvoorbeeld een ongewenste verkeersaantrekkende werking hebben of voor anderen overlast met zich mee brengen. Onderstaande criteria zijn ter voorkoming van deze ongewenste situaties.

Een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan indien:

  • het ondergeschikt is aan de woonfunctie: max. 35 % van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt tot een maximum van 50 m2;
  • er mag geen onevenredige hinder en overlast worden veroorzaakt;
  • de persoon die de activiteit uitoefent moet tevens bewoner van het huis zijn;
  • er mag geen horeca, detailhandel of groothandel plaatsvinden;
  • uitsluitend categorie 1 bedrijven (volgens VNG-brochure "bedrijf en milieuzonering") zijn toegestaan;
  • er mag geen duidelijk waarneembare nadelige invloed zijn op de verkeerssituatie.

In afwijking van het verbod op horeca mag binnen de woonbestemming onder bepaalde voorwaarden wel een Bed & Breakfast voorziening worden gerealiseerd. Naast bovenstaande criteria geldt dat er sprake moet zijn van een toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid, waarbij het zelfstandig functioneren als wooneenheid dient te worden uitgesloten, het authentieke uiterlijke of de verschijningsvorm van de woningen dient te worden gehandhaafd en het maximaal aantal bedden ten dienste van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid is 4.

Conclusie

In het voorliggende plan worden woonbestemmingen gerealiseerd. Binnen deze bestemming bestaat de mogelijkheid tot het hebben van een beroep of bedrijf aan huis. Voorliggende bestemmingsplan sluit hiermee aan op het beleid uit bovengenoemde nota.

3.4.7 Welstandsnota gemeente Deventer (2012)

Bij de toetsing van omgevingsvergunningen voor het bouwen moet rekening gehouden met hetgeen is bepaald in de Welstandsnota Deventer. In deze nota is de binnenstad aangewezen als 'historisch centrum'. In een vroeg stadium is het voorliggende initiatief voorgelegd aan de 'adviesraad welstand, planadviesraad monumenten en beschermd stadsgezicht'.

Bevindingen adviesraad

Na bespreking van het plan in de adviesraad, heeft de adviesraad op 12 december 2012 advies uitgebracht. De adviesraad is van mening dat de kans om de Noordenbergstraat te herstellen, aangegrepen wordt door een poort in de nieuwe bebouwing aan het Muggeplein te realiseren. De opzet van het plan beoordeelt de adviesraad als positief. De voorziene variatie in de gevels van de stadswoningen wordt passend beoordeeld in de schaal en maat van het Muggeplein. Het realiseren van platte daken op deze locatie wordt niet als strijdig beoordeeld met het beschermde gezicht. Variatie in de detaillering is in de verdere uitwerking wel een aandachtspunt.

Conclusie

De adviesraad concludeert in dit stadium van de planontwikkeling dat het ingediende plan niet lijdt tot een onaanvaardbare aantasting van monumentale waarden en tevens niet in strijd is met redelijke eisen van welstad. De definitieve bouwplannen worden opnieuw voorgelegd aan de adviesraad.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Grondgebruik, bodemgesteldheid en geomorfologie

Het bestemmingsplangebied wordt in westen begrensd door de Molenstraat. Aan de noordzijde door een tuinmuur achter de tuinen van de huizen aan de Lindenstraat. Aan de oostzijde wordt het gebied begrensd door de huizen aan de Papenstraat. Aan de zuidzijde vormen de Barmhartigesteeg en het Muggeplein de grens.

4.1.1 Grondgebruik

Binnen het bestemmingsplangebied stond tot 2013 het politiebureau. Het hoofdgebouw was te vinden aan de zijde van de Barmhartigesteeg. De overige delen van het terrein waren als parkeerterrein in gebruik. Op het parkeerterrein stonden langs de randen enkele kleine opstallen.

Ter plaatse van het voormalige politiebureau is de bodem in ieder geval tot de vloer van de oude kelder verstoord. Boven dit niveau zijn geen archeologische resten meer aanwezig. Hieronder moet tussen de heipalen van het politiebureau nog wel rekening worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische resten.

Ter plaatse van het voormalige parkeerterrein stonden tot 1976 huizen die georiënteerd waren op de Molenstraat en Noordenbergstraat. Deze huizen die een middeleeuwse oorsprong kenden zijn tot maaiveld afgebroken maar zijn ondergronds bewaard gebleven. In de voormalige Noordenbergstraat die tussen de huizen doorliep, is wel sprake van enkele verstoringen door de aanleg van kabels en leidingen. Deze verstoringen zijn echter veel beperkter dan in de meeste straten van de binnenstad en beperken zich tot de bovenste meter.

4.1.2 Bodemgesteldheid en geomorfologie

Het natuurlijk landschap rond de stad Deventer bestaat grotendeels uit jong dekzand. Het jonge dekzand is door de wind afgezet tijdens de laatste ijstijd (ca. 120.000-10.000 jaar geleden). De dekzandruggen waren goed geschikt voor akkerbouw en vaak waren ze al vanaf de prehistorie door mensen in gebruik.

Tijdens het laatste deel van de laatste ijstijd (ca. 15.000-10.000 jaar geleden) werd ook in het IJsseldal een grote hoeveelheid dekzand afgezet. Er werd een dekzandrug gevormd, die als waterscheiding fungeerde. Hierdoor stond het noordelijke deel van de IJssel bij Deventer niet meer in contact met de Rijn en werd door het IJsseldal alleen water van lokale beken naar het noorden afgevoerd. In de loop der tijd vond vernatting plaats, omdat de beken in het IJsseldal die naar het zuiden afwaterden door overstromingen uit het rivierengebied naar het noorden werden gestuwd. Hierdoor ontstond uiteindelijk tussen 350 en 600 een doorbraak in de waterscheiding en vanaf dat moment was (weer) sprake van een grote rivier in het IJsseldal. Het tijdstip waarop de waterscheiding doorbrak is nog onduidelijk. Duidelijk is wel dat in de prehistorie en de Romeinse tijd geen grote rivier door het IJsseldal stroomde.

Vanaf het doorbreken van de waterscheiding tot het aanleggen van de dijken stonden grote delen van het jonge dekzandlandschap onder invloed van de IJssel. De IJssel was een meanderende rivier, waarvan de hoofdgeul zich insneed in oudere lagen en zich bij het insnijden geleidelijk verplaatste. Hierdoor ontstond een brede stroomgordel met restgeulen. In perioden van hoog water trad de IJssel regelmatig buiten haar oevers en buiten de stroomgordel. Na de bedijking vanaf de 14de eeuw nam de invloed van de IJssel af, maar vonden nog wel af en toe dijkdoorbraken plaats.

In het grootste deel van het bestemmingsplangebied is sprake van een fluviatiel terrasrest met daarover jong dekzand. Vanaf het doorbreken van de waterscheiding tussen 350 en 600 na Chr. stond het gebied onder invloed van de IJssel. Mogelijk heeft de rivier delen van de oorspronkelijke ondergrond weggeslagen waardoor de westzijde van het plangebied als het ware deel uitging maken van de uiterwaardvlakte. Door de aanleg van houten kades verschoof de oever naar het westen waar ook de huidige IJsselloop ligt. De ruimte hierachter werd meters opgehoogd waardoor de invloed van het water afnam.

4.2 Archeologie & cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

In het kader van de planontwikkeling op de locatie van het voormalige politiebureau heeft uitgebreid archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De basis voor de archeologische verwachting van het plangebied wordt gevormd door de bureaustudie die in 2004 is opgesteld, met de titel “Archeologische Verkenning Muggeplein 10, Deventer Terrein Politiebureau”. In deze bureaustudie is geïnventariseerd welke archeologische resten uit welke perioden op de locatie konden worden verwacht. Hierin werd gesteld dat de archeologische waarde op landelijke schaal van heel Deventer binnen de vroegmiddeleeuwse ringwal groot was. Dit gold in het bijzonder voor de locatie Muggeplein. Wel werd aangenomen dat de kwaliteit van het bodemarchief door de grootschalige sloop en sanering in de jaren 1970-1985 in verschillende gradaties was aangetast.

Om vast te stellen wat de invloed van deze ingrepen op het onderliggende bodemarchief was, is in 2005 inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek is een basisrapportage opgesteld, waarin de archeologische verwachting voor het terrein nader kon worden gespecificeerd en beter kon worden onderbouwd. Dit rapport draagt de titel “Rapport Inventariserend Veldonderzoek Muggeplein, Deventer, Advies voor het vervolgonderzoek”. Hieronder is slechts een samenvatting opgenomen. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar het rapport.

Prehistorie

Hoewel elders in de binnenstad wel sporen uit de prehistorie zijn aangetroffen, ontbreken deze in het plangebied. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat deze sporen ontbreken doordat het laatste vlak van de opgraving niet gecoupeerd is, ligt meer voor de hand dat deze bewoning zich op de nog hogere duinen bevindt. De verwachting voor sporen uit de prehistorie is derhalve relatief laag.

Middeleeuwen

De oudste bewoningskernen van de binnenstad zijn te vinden in een zone in de omgeving van de Polstraat en mogelijk ook in een zone rond het Muggeplein. Vanaf de 9de eeuw was langs de Polstraat en Noordenbergstraat waarschijnlijk sprake van een aaneengesloten bebouwingslint. Uit het onderzoek blijkt dat langs de Noordenbergstraat ter hoogte van het Muggeplein vanaf de 9de eeuw ambachtslieden en mogelijk ook handelaren gevestigd waren. De onderzoekslocatie ligt op de oever van de IJssel aan de rand van het bewoonbare gebied. Van de Noordenbergstraat richting de Molenstraat begint de natuurlijke bodem snel te dalen. De oudste sporen concentreren zich dan ook langs de Noordenbergstraat terwijl de eerste huizen langs de Molenstraat pas rond 1400 ontstonden.

Aan de Noordenbergstraat werden in de 9de eeuw de eerste huizen gebouwd. De eerste huizen kenmerken zich door ingegraven palen. Tegen het eind van de 9de eeuw werd overgegaan op vakwerkhuizen waarvan de houten wanden rustten op de lemen vloer. In één van de werkputten werd een kelder uit deze periode aangetroffen. Op de bodem van de kelder waren nog resten herkenbaar van een houten ligger die de fundering vormde van de vakwerkconstructie. In een andere werkput kwamen tientallen elkaar opvolgende leemvloeren uit dezelfde periode aan het licht. In de 10de of de 11de eeuw werden deze vloeren op hun beurt doorsneden door een hutkom.

In tegenstelling tot het Polstraatkwartier zijn geen aanwijzingen voor tufstenen huizen gevonden. Dit wijst erop dat de bebouwing nog vooral van hout was. Het ontbreken van tufsteenbouw kan betekenen dat de bewoners van deze wijk tot een andere groep behoorden dan de bewoners van het Polstraatkwartier en daardoor geen toegang hadden tot dit bouwmateriaal. Het is echter ook niet uit te sluiten dat het ontbreken van tufsteenbebouwing vooral wordt veroorzaakt door de stand van onderzoek in het Noordenbergkwartier. Verder geldt dat de aard van de vondsten en sporen op het Muggeplein tot de late middeleeuwen nauwelijks afwijkt van de situatie in het Polstraatkwartier

Ook de Noordenbergstraat zelf is waarschijnlijk in de 9de eeuw ontstaan en tot 1970 in gebruik gebleven. In 1970 werd het politiebureau gebouwd en verloor de straat zijn functie. Hoewel de bovenste meter van de straat bij latere graafwerkzaamheden is verstoord, waren de straatniveaus die dateren voor de 14de eeuw intact. In totaal konden minimaal twaalf elkaar opvolgende straatniveaus worden vastgesteld. De meeste hiervan hadden een houten constructie die op sommige plaatsen goed bewaard was gebleven. Uit de 13de eeuw dateert een tweetal houten goten aan weerszijde van de straat. Deze waren opgevuld met allerlei afval waaronder leerfragmenten, het afval van een schoenmakerij.

In de 14de en 15de eeuw werd het gebied aan de zijde van de IJssel in rap tempo opgehoogd en verrezen hier de eerste huizen. Het lijkt erop dat deze huizen direct in baksteen werden opgetrokken en een houtbouwfase hier ontbreekt. In dezelfde periode werden ook de houten huizen aan weerszijden van de Noordenbergstraat vervangen door bakstenen huizen. De meeste van deze huizen waren bescheiden van formaat en hadden in tegenstelling tot de woningen in de welvarender gebieden van de stad slechts bescheiden kelders. Dit heeft er voor gezorgd dat het oudere bodemarchief hieronder op veel plaatsen onverstoord is. In 1970 heeft men de huizen niet diepgesloopt maar alleen de bovengrondse delen afgebroken. Hierna zijn de kelders met puin gevuld en is over het hele terrein een laag straatzand aangebracht.

Nieuwe tijd

In de nieuwe tijd woonden hier vooral ambachtlieden en arbeiders. De meeste van de huizen in het gebied waren bescheiden van formaat dan in bijvoorbeeld het Polstraatkwartier en hadden in tegenstelling tot de woningen in de welvarender gebieden van de stad slechts bescheiden kelders.

De nieuwbouw van het politiebureau

In 1970 heeft men de huizen niet diepgesloopt maar alleen de bovengrondse delen afgebroken. Hierna zijn de kelders met puin gevuld en is over het hele terrein een laag straatzand aangebracht. De huizen aan de Papenstraat gingen deel uitmaken van het politiebureau. Het gehele terrein hierachter werd opnieuw ingericht. Langs de Barmhartigesteeg verrees de nieuwbouw van het politiebureau waardoor de Noordenbergstraat verdween. Het binnenterrein omsloten door het hoofdgebouw van aan de zuidzijde, de Molenstraat aan de westzijde, de achtertuinen van de huizen aan de Lindenstraat aan de noordzijde en de achtergevels van de huizen aan de Papenstraat aan de oostzijde werd als parkeerterrein ingericht. Tot 2004 bleef het terrein als politiebureau in gebruik.

Verwachting, selectie

De locatie van het Muggeplein ligt in een gebied met een zeer hoge verwachting. Deze verwachting werd bevestigd door het verkennend onderzoek ter plaatse. Ook bleek hieruit dat het terrein door de sloop van de huizen en de nieuwbouw van het politiebureau nauwelijks verstoord was en daardoor een uitzonderlijk goed behouden bodemarchief kende.

Het gevolg was dat nieuwbouw pas na een zeer kostbaar archeologisch onderzoek zou kunnen plaatsvinden. Samen met andere tegenvallers zorgde dit ervoor dat het terrein niet rendabel kon worden ontwikkeld in de gekozen vorm. Daarom is door de initiatiefnemer, een nieuw plan ontwikkeld. Dit plan voorziet in nieuwbouw op de locatie van het voormalige politiebureau. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bestaande fundering waardoor geen archeologisch onderzoek nodig is. Het binnenterrein zal worden ingericht als parkeervoorziening voor de bewoners. Ook zal op maaiveld een betaald parkeervoorziening worden aangelegd.

Dubbelbestemmingen archeologie

In de gebieden binnen het bestemmingsplangebied met een zeer hoge archeologische verwachting, kunnen resten uit alle perioden, maar met name uit de middeleeuwen en nieuwe tijd, verwacht worden. Gebieden die op basis van de archeologische verwachtingskaart van RAAP Archeologisch Adviesbureau een zeer hoge verwachting hebben, dienen in het bestemmingsplan opgenomen te worden met de dubbelbestemming archeologisch verwachtingsgebied. Voor de voorwaarden die hier van toepassing zijn, wordt verwezen naar de planregels.

In de planregels is vastgelegd dat bij ingrepen met een diepte van 30 cm of meer en een oppervlakte groter dan 10 m2 een archeologisch rapport kan worden verlangd. Hieronder zal worden uitgelegd waarom voor deze grenzen is gekozen.

De diepte van 30 cm is gekozen, omdat de middeleeuwse muur en vloerresten vaak niet dieper dan dit niveau zijn uitgebroken. De bovenste 0,3 m is verstoord bij de aanleg van de parkeerplaats.

In de Monumentenwet is een oppervlakte van 100 m2 aangegeven als ondergrens. Bodemverstoringen die kleiner zijn dan deze oppervlakte worden uitgezonderd van archeologische verplichtingen. Gemeenten zijn vrij om deze ondergrens in verordeningen of bestemmingsplannen aan te passen. De binnenstad kent een zeer grote informatiedichtheid. Juist in de middeleeuwse stad hebben op een relatief kleine oppervlakte veel verschillende activiteiten plaatsgevonden die hun sporen hebben achtergelaten. Ook bij een relatief kleine bodemingreep gaat daarom veel informatie verloren. Daarom is de ondergrens hier net zoals elders in de binnenstad gesteld op 10 m2.

4.2.2 Cultuurhistorie

Op grond van de wet Modernisering Monumentenzorg (de MoMo), die per 1 januari 2012 van kracht is geworden, moet een goede ruimtelijke onderbouwing een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Gemeentelijke en/of Rijksmonumenten

Binnen het plangebied zijn geen gemeentelijke en/of Rijksmonumenten gelegen waarmee rekening moet worden gehouden.

Cultuurhistorische waarden

De herontwikkeling

Het geplande herontwikkeling bestaat uit een huizenrij, die gebouwd wordt op de behouden gebleven kelderverdieping van het voormalige politiebureau. Een deel van de huizenrij vormt de noordelijke pleinwand, de rest de straatwand van de Barmhartige steeg richting Papenstraat.

De huizenwand wordt op de plaats van het voormalige beloop van de Noordenbergstraat onderbroken met een doorgang van ongeveer 4 meter breedte en hoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P296-VG01_0007.png"

Uitsnede topograrische kaart 1900 en de situatie nu met de globale ligging van het Muggelplein en de historische ligging van de Noordenbergstraat weergegeven.

Geschiedenis van het gebied

De voorliggende locatie maakt deel uit van het beschermde stadsgezicht. Doel van de aanwijzing is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkeling binnen het gebied.

De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling, die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt. 

Huidig ruimtelijk karakter

De niet geringe maatschappelijke wijzigingen sinds de late middeleeuwen hebben niet geleid tot een wezenlijke verandering van de ruimtelijke structuur van het voor 1560 tot stand gekomen deel van de binnenstad.

Het stratenpatroon van de historische stad, dat vooral wordt gekenmerkt door een aantal parallel gelegen straten die bij de stadspoorten samenvloeien, is in sterke mate bepaald door de oost -west gerichte zandopduikingen in combinatie met het beloop van de IJssel en de daarlangs aangelegde dijk.

Binnen deze nog altijd overwegend als historisch gaaf aan te merken nederzetting kunnen naast de min of meer autonome negentiende- en twintigste-eeuwse binnenstedelijke ontwikkeling slechts enkele veranderingen ten opzichte van de zeventiende-eeuwse situatie worden genoemd. Deze betreffen de onderbreking van de Noordenbergstraat door de bouw van een politiebureau, de wijzigingen in het stratenpatroon rond het Broederenplein als gevolg van oorlogsschade en sanering, en de verkeersdoorbraak in de noordoostelijke bebouwingswand van de Smedenstraat en ten slotte enkele profielverbredingen.

Het stedelijke gebied kent een grote dichtheid die vooral wordt veroorzaakt door het aaneengesloten bouwen, de overwegend smalle straten, alsook het licht gebogen beloop daarvan, waardoor een sterke ruimtelijke begrenzing tot stand komt. Deze beslotenheid van het binnenstedelijk gebied wordt tevens versterkt door de stedelijke schaal van de bebouwing, alsook door de contrastwerking die veelvuldig aanwezig is tussen de smalle straten en de regelmatig over de stadsplattegrond verspreide al dan niet pleinachtige grotere ruimten zoals het Muggeplein, de Stromarkt, de Nieuwe Markt, het Grote Kerkhof, de Brink en het Bergkerkplein.

De inrichting van de open ruimtes is in de afgelopen decennia sterk gewijzigd. Naast profielen die in sterke mate zijn bepaald door het  toenemende autogebruik is tevens de winkelerfinrichting voor aanzienlijke delen van de binnenstad bepalend geweest. Recente herinrichting van verschillende stadsdelen komt meer tegemoet aan een evenwichtiger opbouw.

Het bebouwingsbeeld wordt derhalve door plaatselijk omvangrijke, al dan niet door oorlogsschade of verkrotting veroorzaakte kaalslag en daaraanvolgende nieuwbouw, in het algemeen gekenmerkt door een met de historische bebouwing samenhangende schaal en vormgeving. Uitzondering daarop vormde een aantal zich niet in stedenbouwkundige structuren voegende overheidsgebouwen zoals het voormalige, inmiddels tot de kelder gesloopte politiebureau.

Conclusie

Zoals aangegeven is de locatie van het voormalige politiebureau een van de locaties die door ingrepen in de 19e eeuw een verandering hebben gebracht in het historische stratenpatroon. Om dit te herstellen wordt in het voorliggende plan rekening gehouden met een herstel van dit historische stratenpatroon.

Dit wordt gerealiseerd met een onderdoorgang in de voorliigende geplande bebouwing aan het Muggeplein. De onderdoorgang geeft aanzet tot het herstel van de oorspronkelijke Noordenbergstraat. Het voorliggende plan draagt daarmee bij aan het herstel van de cultuurhistorische waarden.

4.3 Milieu-aspecten

Het voorliggende bestemmingsplan is getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • risico/veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.
4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

Het oprichten van woningen is niet vergunningsplichtig vanuit de Wet milieubeheer. De directe omgeving van het plangebied kenmerkt zich door overwegend woonfuncties. In de omgeving van het plangebied liggen verschillende bedrijfsmatige functies. Het gaat hierbij om functies als kantoor aan huis, detailhandel en maatschappelijke functies. Deze functies hebben een beperkte milieu-invloed op de omgeving en zijn derhalve goed te combineren met de woonfuncties. De maximale milieubelasting van deze bedrijven naar de omgeving, wordt vooral bepaald door bestaande woningen die dichter op de bedrijven zijn gesitueerd. Deze nieuwe ontwikkeling legt dan ook geen extra beperkingen op aan de bedrijfsvoering van deze bedrijven. De bij het plangebied behorende parkeerplaats, staat ten dienste van het nieuwe woongebouw. Het is dus geen openbare parkeerplaats waar tegen betaling door derden parkeert kan worden. Deze functies wordt dan ook niet beschouwd als een inrichting in de zin Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit).

4.3.2 Geluid

Gevolgen parkeerbewegingen op de bestaande woonomgeving

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting als gevolg van de parkeervoorziening binnen de planlocatie (Abovo Acoustics, Rapportno.: W1534-1-GB, d.d. 8 april 2011).

In het onderzoek is getoetst aan de normstelling uit het Activiteitenbesluit. Opgemerkt wordt dat de te realiseren parkeervoorziening geen inrichting is in de zin van het Activiteitenbesluit. Hiermee zijn de normen uit het Activiteitenbesluit formeel niet van toepassing.

Uit het onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddelde geluidniveau (LAr,lt) op basis van het Activiteitenbesluit niet overschreden wordt.

Het maximale geluidniveau, op grond van het Activiteitenbesluit wordt wel overschreden tot maximaal 81 dB(A). Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het dichtslaan van portieren van auto's.

Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat zijn de volgende overwegen aan de orde:

  • Er zijn redelijkerwijs geen maatregelen te nemen om de optredende maximale geluidniveaus te beperken;
  • Het parkeerterrein wordt alleen gebruikt voor de omwonenden;
  • Bij de toetsing van wegverkeer in het kader van de ruimtelijke ordening wordt het maximale geluidniveau niet betrokken;
  • Parkeergeluiden, zoals afkomstig van dichtslaande portieren, zijn veel voorkomend en geaccepteerd in een stedelijke leefomgeving;
  • De vigerende bestemming maakt ook parkeren mogelijk, door het plan verslechtert het woon- en leefklimaat niet.

Op grond van de bovenstaande overwegingen is er spraken van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Wegverkeerslawaai Wet geluidshinder

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur geen geluidzone. Wel moet rekening worden gehouden met de geluidbelasting in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Op grond van de beperkte verkeersintensiteit in de omgeving van het Muggeplein is de geluidbelasting hier beperkt. Daarmee is de heersende geluidbelasting acceptabel en passend voor deze omgeving.

Conclusie

  • De akoestische gevolgen van de parkeervoorziening, op de omliggende woonomgeving, zijn zodanig beperkt dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig beïnvloed wordt.
  • De akoestisch gevolgen van het wegverkeer op de nieuwe woonbestemmingen zijn zodanig beperkt dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig beïnvloed wordt.
  • Voor het aspect geluid is er sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat
4.3.3 Bodem

Op de locatie zijn een aantal onderzoeken uitgevoerd. In juli 2009 is een historisch onderzoek volgens de NEN 5725 uitgevoerd (Acorius, documentnummer P09-0307-1). Op basis van dit onderzoek zijn binnen de locatie de volgende activiteiten verdacht voor de aanwezigheid van een verontreiniging:

  • Opslag afgewerkte olie;
  • Olieverontreiniging uit voorgaand bodemonderzoek;
  • Activiteiten op buurpercelen;
  • Asbest.

Bij archeologische werkzaamheden is een kelder met asbesthoudend materiaal aangetroffen. Het asbesthoudende materiaal is van de locatie verwijderd. Het is niet bekend of buiten deze kelder asbest in de grond aanwezig is. De locatie is hiervoor verdacht.

Resultaten verkennend bodemonderzoek

Op de locatie is in maart 2010 een verkennend en nader bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek uitgevoerd door BOOT organiserend ingenieursburo (documentnummer P09-0307-1-53). Een deel van de locatie is niet onderzocht vanwege de aanwezigheid van bebouwing (politiebureau, garageboxen en fietsenstalling).

Op basis van het vooronderzoek is onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de volgende deellocaties:

  • A. Onderzoekslocatie (muv politiebureau, garageboxen en fietsenstalling);
  • B. Verkennend asbest in bodemonderzoek;
  • C. Activiteiten buurperceel (werkplaats, bovengrondse opslag afgewerkte olie, OWAS, wasplaats en dieseltank);
  • D. Voormalige bovengrondse olieopslag (afgewerkte olie 2000 liter);
  • E. Sterke olieverontreiniging garageboxen.

De belangrijkste bevindingen ten opzichte van het verkennend bodemonderzoek zijn:

  • De veldwerkzaamheden en analyses zijn uitgevoerd volgens het besluit bodemkwaliteit, hoofdstuk “kwalibo”;
  • Zintuiglijk zijn zwakke tot matige bijmengingen met baksteen en/of puin aangetroffen. Een enkele maal is een boring gestaakt vanwege baksteenpuin. De olieverontreiniging ter plaatse van de garageboxen is getraceerd en zintuiglijk aangetroffen in een bodemlaag vanaf 2,8 tot circa 4,25 m-mv. Er is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.

De resultaten per deellocatie zijn onderstaand samengevat:

Gehele onderzoekslocatie (A)

In de bovengrond is lokaal een licht verhoogd gehalte aan kwik aangetoond. In de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan koper, kwik en lood aangetoond. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan molybdeen aangetoond. De aangetoonde licht verhoogde gehalten overschrijden de achtergrondwaarden/streefwaarden en blijven beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek. Van de overig geanalyseerde parameters zijn geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden;

Asbestonderzoek (B)

In een mengmonster van de bovengrond is een sterk verhoogd gehalte aan asbest aangetoond. Het aangetoonde gehalte overschrijdt de interventiewaarde. Het toegangspad bestaat deels uit gebroken puin. Hierin is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetroffen.

Activiteiten buurperceel (C)

In het grondwater zijn, van de geanalyseerde parameters, geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden.

Voormalige bovengrondse olieopslag (D)

In de grond en in het grondwater zijn, van de geanalyseerde parameters, geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden/streefwaarden.

Olieverontreiniging garageboxen (E)

In de grond is in 2 boringen een licht verhoogd gehalte aan minerale olie (maximaal 170 mg/kg d.s.) aangetoond. Het aangetoonde gehalte overschrijdt de streefwaarde en blijft beneden de toetsingswaarde voor nader onderzoek. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan xylenen, naftaleen en minerale olie aangetoond.

Resultaten nader asbestonderzoek

Op basis van het verkennend bodemonderzoek is in oktober 2012 een nader asbestonderzoek uitgevoerd door BOOT (projectnummer P09-0307-031). De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn:

  • Er heeft geen goede terreininspectie kunnen plaatsvinden vanwege de nagenoeg volledige verharding van het terrein. Daarnaast zijn de sleuven tot maximaal 1,0 m-mv doorgezet. Dit is gebaseerd op de geplande werkzaamheden in relatie tot bescherming van archeologische waarden;
  • Bij het onderzoek zijn in een enkele sleuf in de bodemlaag van 0,5 tot 1,0 m-mv asbestverdachte plaatjes aangetroffen. In de overige sleuven is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen;
  • Het gemiddelde gehalte aan asbest per ruimtelijke eenheid blijft ruim beneden de interventiewaarde. Er is geen sprake van een geval van ernstige verontreiniging.

Conclusie

Op een deel van de locatie is zintuiglijk asbestverdacht materiaal aangetroffen. Het gemiddelde gehalte aan asbest per ruimtelijke eenheid blijft beneden de interventiewaarde. Er is geen sprake van een geval van ernstige verontreiniging.

Daarnaast zijn op de locatie (inclusief verdachte deellocaties) in grond en grondwater maximaal licht verhoogde gehalten aan zware metalen en/of olie aangetoond. De aangetoonde licht verhoogde gehalten overschrijden de streefwaarden en blijven beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek. Er is op basis van de overige resultaten geen aanleiding voor aanvullend onderzoek en/of (sanerings)maatregelen.

Ruimtelijke procedure

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat op de locatie geen sprake is van een geval van ernstige verontreiniging. Dit betekent dat er, vanuit de ruimtelijke procedure, geen belemmering is voor de geplande ontwikkeling van de locatie.

4.3.4 Luchtkwaliteit

Bij besluitvorming over luchtkwaliteit is een plan reeds inpasbaar als de verslechtering van de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' (NIBM) is. Van bepaalde projecten is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de '3% grens' niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) en bedraagt 1,2 µg/m3.

Uit de NIBM-tool (www.infomil.nl) blijkt dat de grens voor 'niet in betekende mate' ongeveer ligt bij een toename van het verkeer met ca. 500 motorvoertuigen per etmaal (uitgaande van 10% zwaar verkeer). Op grond de 'nibm-tool' bestaat het vermoeden dat de ontwikkeling daarom niet in betekenende mate zou kunnen bijdragen.

Om vanuit een goede ruimtelijke ordening ook iets te kunnen zeggen over de mate van blootstelling aan luchtverontreinigingen, is de lokale situatie beoordeeld in de verkeersmilieukaart. Op basis van de verkeersmilieukaart blijkt ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan en dat de extra woningen geen overschrijding zullen veroorzaken. Op grond hiervan vindt de gemeente Deventer het niet noodzakelijk dat de initiatiefnemer een luchtkwaliteitsonderzoek laat uitvoeren.

4.3.5 Externe veiligheid

Transport van gevaarlijke stoffen over de IJssel en het spoor brengen risico's voor de omgeving met zich mee. Het thema externe veiligheid is erop gericht om de risico's voor mensen die zich in de nabijheid van onder andere transportassen gevaarlijke stoffen bevinden, te beperken. Externe veiligheid maakt onderscheid tussen risicobronnen en risico-ontvangers.

De risicobronnen die in de nabijheid van dit plan liggen zijn de rivier de IJssel en het spoor Apeldoorn – Deventer. Over deze transportassen worden gevaarlijke stoffen vervoerd.

Bij risico-ontvangers worden het plaatsgebonden risico en het groepsrisico onderscheiden. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde locatie bevindt. Hoe dichter bij de bron, hoe groter het risico. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat, in het geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen in één keer een groep van een bepaalde omvang dodelijk wordt getroffen. Hoe meer mensen bij de bron, hoe hoger het groepsrisico.

Vervoer over de IJssel

Over de rivier de IJssel vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen. De IJssel maakt deel uit van een vervoersnetwerk voor gevaarlijke stoffen over water, beschreven in het definitief ontwerp Basisnet water. Het plan Muggeplein is hieraan getoetst. Voor het Basisnet water zijn risicoberekeningen opgesteld. Daaruit blijkt dat voor de binnenvaart tot 2030, met alle denkbare ontwikkelingen, geen PR 10-6 contour op de oever terecht komt en dat nergens de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt overschreden.

In het definitief ontwerp basisnet water worden enkele begrippen geïntroduceerd waaraan getoetst moet worden. Dit is de waterlijn en het plasbrandaandachtsgebied. De waterlijn wordt gedefinieerd als de grenslijn die wordt bepaald door de waterstand die meestal aanwezig is of die met enige regelmaat optreedt. Voor de IJssel met de sterk wisselende waterstanden is dit de waterstand die maximaal 50 dagen per jaar wordt overschreden. Deze waterlijn geldt als begrenzing van de maximale ruimte die de PR 10-6 contour mag innemen. Vanaf die waterlijn wordt een plasbrandaandachtsgebied gedefinieerd van 25 meter breed. In geval van de IJssel wordt daarbovenop het winterbed van de rivier als plasbrandaandachtsgebied aangewezen. De waterkering die in de binnenstad door de bebouwing loopt begrenst het plasbrandaandachtsgebied. Buiten het plasbrandaandachtsgebied is het aspect externe veiligheid niet meer van belang.

Ter hoogte van het plangebied vormt de winterdijk de begrenzing van het plasbrandaandachtsgebied. Het plan Muggeplein ligt buiten het plasbrandaandachtsgebied, waardoor het aspect externe veiligheid niet van belang is. Zie voor de loop van de winterdijk door de stad de onderstaande afbeelding. De rode lijn geeft de loop van de winterdijk door de binnenstad aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P296-VG01_0008.png"

Uitsnede risicokaart

Vervoer over het spoor

De andere nabijgelegen risicobron is het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen. Deze transportas ligt op meer dan 400 meter van het plangebied en is derhalve niet van belang voor het plan.

Conclusie

Op basis van bovenstaande blijkt dat het aspect externe veiligheid niet relevant is voor de beoogde planontwikkeling.

4.3.6 Ecologie

Gebiedsbescherming

De bescherming van gebieden met natuurwaarden wordt enerzijds geregeld door de Natuurbeschermingswet (vooral Natura 2000 gebieden langs de IJssel) en de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (vooral Ecologische Hoofdstructuur, buiten de stad). Het plangebied bevind zich in de Binnenstad. In 2009 is een Natuurtoets ten behoeve van de realisering van onderhavig plan uitgevoerd. Gezien de aard van de bebouwing, zijnde nieuwbouw passend in de binnenstad, en de afstand tot de beschermde gebieden zijn negatieve effecten op de beschermde gebieden ten gevolge van de beoogde bouwplannen uitgesloten.

Soortbescherming

De Flora- en faunawet verplicht om bij ruimtelijke ingrepen na te gaan of beschermde planten en/of dieren door een voorgenomen ingreep benadeeld worden. Aangezien deze soorten overal kunnen voorkomen, dus ook in de stad, is in 2009 een Natuurtoets uitgevoerd. Uit deze natuurtoets is gebleken dat er rekening mee moet worden gehouden dat zich in de te slopen bebouwing vleermuizen bevinden. In verband hiermee worden in de nieuwbouw permanente voorzieningen voor vleermuizen aangebracht.

4.3.7 Duurzaamheid

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaatneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid “Op weg naar een duurzaam evenwicht” vastgesteld. In deze agenda worden 8 gemeentelijke beleidsprioriteiten benoemd, zoals b.v. realisatie windturbines en een klimaatneutraal stadkantoor. Ook wordt er gewerkt aan een duurzaam energiebedrijf in een lokale coöperatieve vorm samen met verschillende organisaties. De sleutel zit in samenwerken. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren. Waar nodig neemt de gemeente ook zelf het initiatief of schept de juiste voorwaarden. Zo hebben we een 'Visie op de Ondergrond' ontwikkelt waarmee de potentie voor o.a. koude-/ warmte opslag in beeld is gebracht. Deze informatie kan ontwikkelende partijen helpen bij een onderzoek naar de mogelijkheden voor warmte-koude opslag in de bodem, als warmte- en koelvoorziening.

De lijst ”Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau” uit de VNG - publicatie ”Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw” is voor duurzaamheid een bruikbare ”Checklist” met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden. In het kader van duurzaam bouwen verdient een aantal aspecten bij de ontwikkeling van het woongebied bijzondere aandacht. Voor zover deze aspecten nog niet in het voorgaande zijn beschreven gaat het om onderstaande aspecten.

Energie

Energiekosten gaan een steeds belangrijkere rol spelen, voor de ontwikkel- en beheerkosten voor vastgoed. Ook de (toekomstige) huizenbezitters en bedrijven zijn zich hiervan bewust en zullen dit laten meewegen. Het is in die zin verstandig inzicht te krijgen in het toekomstig energieverbruik van het te ontwikkelen vastgoed. Dit kan inzichtelijk gemaakt worden met b.v. een BREAAM quickscan. Met dit systeem kan ook in beeld gebracht worden welke duurzaamheidsmaatregelen efficiënt zijn. Hierbij kan gedacht worden aan zaken als:zoveel mogelijk gebruik maken van passieve zonne-energie (oriëntatie)

  • overweeg het gebruik van actieve zonne-energie
  • overweeg het gebruik van collectieve warmtelevering
  • compacte woningontwerpen;

Materiaal toepassingen (vernieuwbare materialen). Na ontwikkeling kan met dit systeem de nieuwbouw ook gecertificeerd worden met een Europese erkenning. Wij willen de ontwikkelende partij graag helpen door mee te denken in dit proces.

4.4 Leidingen en kabels

Er bevinden zich in en nabij het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker transport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving is het van belang minimale (bouw)afstanden in acht te nemen. Om deze afstanden veilig te stellen zijn dubbelbestemmingen voor de betreffende leidingen opgenomen.

4.5 Waterhuishouding

4.5.1 Inleiding

Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Ruimtelijke plannen en besluiten kunnen gevolgen hebben op de waterhuishouding. Vorbeelden hiervan zijn een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, etc. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij ruimtelijke plannen en besluiten. In deze paragraaf wordt hierop nader ingegaan.

4.5.2 Bodemopbouw

Om de toestand van de bodem in beeld te krijgen is gebruik gemaakt van het “Verkennend en Nader Bodemonderzoek Conform NEN 5740; Muggeplein 10 te Deventer”, d.d. 18 december 2003 en het ‘Verkennend en Nader Bodemonderzoek, Verkennend asbest in bodemonderzoek Conform NEN 5740, Protocol Nader onderzoek en NEN 5707; Muggeplein 10 te Deventer”, d.d. 23 mei 2011, opgesteld door BOOT organiserend ingenieursburo B.V.. De bodemgegevens uit deze rapportage worden als basis aangehouden voor de verdere geohydrologische uitwerking.

Voor de geohydrologische aspecten wordt verwezen naar het opgestelde briefrapport ‘geohydrologische analyse plan Muggeplein te Deventer’ d.d. 11 november 2009, ASC Sports&Water. Deze notitie is opgesteld t.b.v. de verkenning van eerdere planontwikkelingen (bouw van één of meerlaagse ondergrondse parkeergarage met appartementen). In deze notitie zijn voornamelijk de geohydrologische gegevens van de huidige situatie benut.

4.5.3 Primaire waterkering

Binnen het plangebied ligt een primaire en/of regionale waterkering die op de Legger van het Waterschap Groot Salland is opgenomen. De functie / stabiliteit van deze waterkering moet te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is een Watervergunning op grond van de Keur van het Waterschap Groot Salland noodzakelijk. Indien een Watervergunning noodzakelijk is, wordt deze aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Inmiddels is de watervergunning op 25 maart 2013 verleend door het waterschap.

Conform het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) krijgen de gronden waarop een waterkering ligt de dubbelbestemming “Waterstaat - Waterkering”. De gronden die deel uitmaken van de beschermingszone van de waterkering krijgen de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone – dijk”.

4.5.4 Grondwater

Volgens rapportage ‘Samen werken aan waterwinst’ van Tauw d.d. 10-01-2007 (i.o.v. gemeente Deventer), is het plangebied gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. In en om het plangebied is geen grondwateroverlast bekend.

De voorgenomen bouw van een ondergrondse parkeergarage verstoort de bestaande bodemlagen en beïnvloed in bepaalde mate de stroming van het grondwater. Het waterschap staat het vergraven van de bodemlagen voor de voorgenomen werkzaamheden toe, echter dient het effect van de ondergrondse parkeergarage op de grondwaterstroming in beeld te worden gebracht.

4.5.5 Oppervlaktewater

Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater worden gecreëerd dat in verbinding staat met het hoofdwatersysteem.

4.5.6 Hemelwater

Voor het onderhavige plangebied is getracht de thema’s van duurzaam waterbeheer aan te houden volgens tritsen ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ en ‘schoonhouden-scheiden-zuiveren’. Hieronder zijn de ondernomen stappen weergegeven.

Ten aanzien van het duurzaam omgaan met hemelwater wordt voor dit plan uitgegaan van het vasthouden en vertraagd afvoeren van het hemelwater naar de ondergrond door middel van infiltratievoorzieningen. De doorlatendheid van de ondergrond wordt, vanwege de verscheidene storende lagen, niet volledig toereikend geacht om het hemelwater optimaal in de ondergrond te kunnen infiltreren. In overleg met de gemeente zal wel gebruik worden gemaakt van deze beperkte doorlatendheid, met inbegrip van een oppervlakkige overstortconstructie.

De benodigde ruimte om het afstromende hemelwater van het openbare terrein, de woningen en appartementen te bergen en te infiltreren kan ondergronds worden gevonden in de vorm van een infiltratieriool. Met de gemeente is een leidingdiameter van ø400 mm overeengekomen. Het infiltratieriool zal als een ringleiding worden uitgevoerd. Deze is gepositioneerd onder de rijbaan van het parkeerterrein. In dit systeem wordt het hemelwater tijdelijk geborgen c.q. getransporteerd en infiltreert het vervolgens naar de ondergrond.

4.5.7 Afvalwater

Er is geen toename van verhard oppervlak, waardoor het creëren van extra retentie niet noodzakelijk is. Vanwege de aanwezigheid van een afsluitende ondoorlatende kleilaag (dikte ca. 5 m) is het afkoppelen en infiltreren van hemelwater niet mogelijk.

Het hemelwater binnen het plangebied zal doelmatig worden afgevoerd naar de bestaande riolering. De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Molenstraat (westzijde plangebied). De bestaande riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. Om op eventuele toekomstige ontwikkelingen in te springen, dient het hemelwater gescheiden van het vuilwater vanuit het plangebied te worden aangeboden op het gemeentelijk rioolstelsel. Het plan vormt geen risico voor de doelmatige afvoer van afvalwater via een hoofdrioolpersleiding.

4.5.8 Overstromingsrisico

Het bestemmingsplangebied ligt binnen de dijkring 53: Salland. Dit is een wettelijk vastgelegd dijkringgebied, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het bestemmingsplan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen. Door klimaatveranderingen moeten we meer rekening houden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisicoparagraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.

De dijkring betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (gereed in 2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.

De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het plangebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen.


Voor 2015 zullen in het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier maatregelen bij Deventer worden uitgevoerd, die bij hoogwater een waterstandsdalend effect hebben.

4.5.9 Nieuwe ontwikkelingen

Voor de herinrichting van het parkeerterrein is door het waterschap een vergunning in het kader van de waterwet verleend. De woningen die gebouwd worden, worden gebouwd op de bestaande fundering. Hierdoor zal de grondwaterhuishouding niet worden beinvloed, deze blijft ongewijzigd ten opzichte van de huidige situatie.

Voor situaties met hoogwatergolven in de IJssel zal de waterremmende laag (onderwaterbeton of injectielaag) beneden de keldervloer tezamen met de te installeren trekpalen en de resterende bouwconstructie drukhoogten in het diepe grondwater tot 5,0 à 6,5 m +NAP moeten kunnen weerstaan.

Op basis van de beschikbare sonderingen en de bovenstaande werkwijze worden geen complicaties verwacht voor het functioneren van de grondwaterhuishouding ter plaatse van en rondom de nieuwbouw op de planlocatie aan het Muggeplein met de toepassing van kelders tot een diepte van circa 7,7 m – maaiveld.

4.5.10 Verslag overleg met relevante waterbeheerders

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Groot Salland geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van http://www.dewatertoets.nl . De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland geeft een positief wateradvies.

4.6 Verkeer en parkeren

In het algemeen kan gesteld worden dat bij de nieuwbouw van bouwwerken de parkeernormen uit de gemeentelijke Bouwverordening van toepassing zijn.

Het achterterrein was voorheen de parkeerlocatie van het politiebureau. Dit wordt heringericht en is bestemd voor de nieuwe woningen en deels voor woningen in de omgeving. Met de inrichting als parkeerterrein wordt ruimschoots aan de parkeernorm voldaan. Omdat de locatie van het parkeerterrein niet verandert, zijn er voor de verkeersstromen van en naar het parkeerterrein ook geen veranderingen voorzien. De invloed voor de omgeving zal dan ook beperkt zijn.

De ontsluiting van de locatie geschiedt via het Muggeplein en de Molenstraat en Lindenstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P296-VG01_0009.png"

Ontsluitingstrructuur omgeving "Muggeplein 10"

4.7 Sociale veiligheid

Naast een aantrekkelijke en aanpasbare woonomgeving zal de woonomgeving vooral ook (sociaal) veilig in het gebruik moeten zijn. Het gaat er om dat mensen zich veilig voelen en dat zoveel mogelijk daadwerkelijk zijn. Factoren die kunnen bijdragen aan (het gevoel van) meer veiligheid zijn: informeel toezicht op de openbare ruimte, persoonlijke controle over de ('eigen') omgeving en het imago van het (totale) gebied. Toegespitst op het plangebied betekent dit, dat door inrichting en beheer van de openbare ruimte een goede sociale controle mogelijk dient te zijn. Een aantal aspecten waarbij de sociale veiligheid bijzondere aandacht vraagt, is:

  • stedenbouwkundige inrichting: daarbij gaat het ondermeer om de relatie openbaar-privé, menging tuin- en straatgericht wonen, overzichtelijkheid van stratenpatronen, parkeervoorzieningen en openbare verlichting;
  • vrijliggende groenvoorzieningen: vooral de waarborging van overzichtelijkheid;
  • langzaam-verkeerroutes: primaire routes moeten bij voorkeur 'begeleid' worden door woonbebouwing;
  • buurtbeheer: optredende gebreken als gevolg van dagelijks gebruik adequaat en snel herstellen;
  • jeugdopvang: creëren van adequate speel- en ontmoetingsplekken.

Bij raadsbesluit d.d. 1 juli 2000 is besloten dat bij de uitvoering van bouwplannen de normeringen genoemd in het handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen als basis worden gehanteerd. Deze normeringen houden in dat naast extra eisen op woningniveau bovenop de eisen in het bouwbesluit, eisen worden gesteld aan een woongebouw/wooncomplex en aan de openbare ruimte. De mogelijkheden van het kunnen uitoefenen van sociale controle spelen hierbij een cruciale rol.

Hoofdstuk 5 Planopzet en juridische aspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de overgang van het analoge, 'papieren' bestemmingsplan naar een digitaal bestemmingsplan behandeld. Vervolgens wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In § 5.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in § 5.4 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.

5.2 RO Standaarden 2012

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden ontwikkeld.

De SVBP2012 (standaarden) bevatten de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van oa. het bestemmingsplan, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. De SVBP2012 geeft daartoe normen voor de opbouw van de regels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan.

De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. In de digitale verbeelding wordt alle relevante bestemmingsplaninformatie in een interactieve raadpleegomgeving getoond. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. Dit betekent dat bestemmingsplannen alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. De papieren versie betreft slechts een verbeelding van de digitale versie. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal en IMRO-gecodeerd opgesteld, zodat het is voorbereid om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.

5.3 Planopzet

5.3.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.

Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling.

Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

5.3.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

De artikelen 1 en 2 bevatten begripsomschrijvingen respectievelijk planregels omtrent de wijze van meten. Het voert te ver om hier uitgebreid bij alle begrippen stil te staan, maar wel verdienen enkele voor de dagelijkse gebruikspraktijk belangrijke begrippen aandacht. Het betreft hier met name de begrippen bestemmingsvlak, bouwvlak en bouwperceel. Tevens wordt ingegaan op de definitie van woning.

Bestemmingsvlak

Een bestemmingsvlak is een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. De bij een bestemming behorende planregels gelden afzonderlijk voor elk bestemmingsvlak met die bestemming.

Bouwvlak

In een aantal bestemmingsvlakken is op de analoge en digitale verbeelding een bouwvlak aangegeven. Een bouwvlak is een op de analoge en digitale verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegestaan. Hoofdregel is dat buiten het bouwvlak geen gebouwen mogen worden opgericht, doch uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bouwperceel

Het bouwperceel is niet op de analoge en digitale verbeelding aangegeven. In artikel 1 van de planregels wordt bouwperceel omschreven als een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. In feite gaat het daarbij om het stuk grond dat bij de beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw moet worden aangemerkt als behorende bij het gevraagde bouwwerk. De visuele uitstraling van dat ene bouwperceel en het als één eenheid functioneren van dat bouwperceel is dan van belang. Een bouwperceel is altijd gelegen binnen een of meer bestemmingsvlakken, maar de begrenzing van een bouwperceel hoeft niet samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Bouwvlakken geven aan waar binnen een bouwperceel gebouwen mogen worden gebouwd. Op het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mogen echter ook worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergunningvrije bouwwerken.

Hiervoor is aangegeven dat de begrenzing van een bouwperceel niet hoeft samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Met name in de woonbestemmingen komen meerdere bouwpercelen binnen één of meer bestemmingsvlakken voor. De grenzen van de bouwpercelen worden in de regel gevormd door de begrenzing van het erf. Waar die begrenzing tevens de eigendomsgrens is - en dit is vrijwel altijd het geval - vallen de grenzen van het bouwperceel samen met die van het kadastrale perceel. De loop van kadastrale grenzen kan veranderen door, bijvoorbeeld, aan- of verkoop van grond. Dan verandert ook de grens van het bouwperceel. Een stuk grond kan nu nog niet bij een bouwperceel horen en over een tijdje wel. Via de anti-dubbeltelbepaling in dit bestemmingsplan wordt voorkomen dat één stuk grond tweemaal meegeteld wordt bij de behandeling van aanvragen van omgevingsvergunningen.

Woning

Een woning is gedefinieerd als 'een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van personen'. Deze definitie wordt gehanteerd omdat steeds meer verschillende vormen van samenleven in een woning plaatsvinden die niet behoren tot het traditionele (al dan niet één persoons-) huishouden. Hierbij kan gedacht worden aan woongroepen, begeleid zelfstandig wonen, kamerbewoning e.d.

5.3.3 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Algemeen

De planregels komen, voor een groot deel van het plangebied, overeen met het huidig gebruik van de grond en van de bebouwing. Ook sluiten de bouwregels grotendeels aan bij de bestaande bebouwing. Dit impliceert dat er voor een groot deel van het plangebied het behoud van de huidige situatie als uitgangspunt geldt.

De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Enkelbestemmingen

Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving van de verschillende bestemmingen in dit bestemmingsplan per hoofdgroep.

Bestemming Wonen en Wonen - Gestapeld

De grondgebonden stadswoningen in het plangebied behoren tot de bestemming Wonen. De woongebouwen (zoals appartementen) in het plangebied behoren tot de bestemming Wonen - Gestapeld.

Voor het gehele plangebied zijn dezelfde bouwregels opgenomen.

De planregels bieden de mogelijkheid tot het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

Tevens is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken ten behoeve van het vestigen van een zorgwoning. Deze mogelijkheid is opgenomen om woonvormen mogelijk te maken die door de mate van zorg en ondersteuning die wordt geboden aan de bewoners niet meer kunnen worden geschaad onder zelfstandige bewoning, maar gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en hun geringe ruimtelijke impact wel aanvaardbaar zijn in de woonomgeving. Te denken valt aan gezinsvervangende tehuizen, vormen van begeleid wonen e.d. Van belang is dat de bestemming in hoofdzaak is en blijft gericht op het wonen, waarbij de bewoners ondersteuning en begeleiding krijgen, omdat ze gezien hun beperking en/of jonge leeftijd niet geheel zelfstandig kunnen wonen.

Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied

Deze bestemming heeft betrekking op alle wegen met een snelheidsregime van 30 km/uur en alle stegen en pleinen in het plangebied. Ook het kleine snippergroen (zoals bermen) en parkeervoorzieningen langs deze straten vallen onder deze bestemming, evenals de bijbehorende bouwwerken. De bestemming is bedoeld voor een inrichting van de openbare ruimte die verblijf in de binnenstad aantrekkelijk maakt. Binnen de bestemming is in het algemeen de vestiging van horecaterrassen planologisch mogelijk. De juiste locatie en de voorwaarden voor de aard van de terrassen wordt geregeld via andere gemeentelijke regelgeving.

Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die over een of meerdere onderliggende bestemmingen 'heen vallen' en een heel specifiek (ruimtelijk) belang beogen te regelen. De regels van een dubbelbestemming gaan vóór die van de onderliggende bestemming(en). Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.

Archeologie: Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied grote informatiedichtheid 

De archeologische verwachtingsgebieden en waardevolle gebieden in dit bestemmingsplan worden beschermd door middel van een dubbelbestemming. In het algemeen geldt voor iedere bestemming: indien de archeologische waarden worden bedreigd door grondingrepen van een bepaalde omvang, dienen de archeologische waarden te worden beschermd door technische maatregelen of voorafgaand aan de verstoring door middel van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde specialist te worden onderzocht. De onderbouwing voor de archeologische verwachtingsgebieden is terug te vinden in hoofdstuk 4 van de toelichting.

Beschermd stadsgezicht: Waarde - Beschermd stadsgezicht

De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' ligt over het gehele plangebied. Deze dubbelbestemming valt samen met het op grond van de Monumentenwet aangewezen gebied van het Beschermd stadsgezicht. Het doel van het bestemmingsplan is de essentiële waarden van dit Beschermd stadsgezicht te beschermen.

De waarden van het Beschermde stadsgezicht zijn in het bestemmingsplan in vrijwel alle bebouwde bestemmingen en dan vooral in de verfijnde bebouwingsregelingen van de panden vastgelegd. Algemeen uitgangspunt ten aanzien van het Beschermd stadsgezicht is het beschermen en zo mogelijk versterken van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden in het plangebied.

Waterkering: Waterstaat - Waterkering

De waterkerende dijk met het voorland aan de zuidzijde van het plangebied, inclusief de gronden die een waterstaatkundige functie hebben en nog niet bebouwd zijn, hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen. De bestemming is naast de andere daar geldende bestemmingen gericht op de instandhouding van de dijk.

De primaire functie van de gronden met deze bestemming is die van waterkering. Ter bescherming van de waterkerende functie van deze gronden is binnen deze bestemming het vereiste van een omgevingsvergunning opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden, zoals het ophogen en afgraven van de gronden en/of het daarop aanbrengen van beplanting(en).

5.3.4 Hoofdstuk 3: Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk.

Artikel 9: Anti-dubbeltelregel

Door wijziging in de begrenzing van het bouwperceel zouden regelingen die aan het bouwperceel zijn verbonden, kunnen worden ontdoken. De anti-dubbeltelregel verhindert dat.

Artikel 10: Algemene bouwregels

Het is wenselijk om de aanvullende werking van de gemeentelijke Bouwverordening te beperken tot een aantal specifieke onderwerpen.

Artikel 11: Algemene gebruiksregels

Deze bepaling bepaalt dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de gegeven bestemming. Deze bepaling is rechtstreeks overgenomen uit artikel 7.10 Wro. In de specifieke bestemmingen zijn als aanvulling hierop in bepaalde gevallen specifieke gebruiksregels opgenomen.

Tevens is in dit artikel de algemene bepaling opgenomen voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

Verder is een bepaling opgenomen die kinderopvang tot 6 kinderen onder bepaalde omstandigheden toestaat in woningen. Dit betreft gastouderopvang, maar ook kleinschalige kinderdagverblijven. Een van de uitgangspunten is dat deze functie wel in de woonomgeving past en dat de uitstraling van het pand als woning behouden blijft.

Artikel 12: Algemene aanduidingsregels

milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Over het hele plangebied ligt de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'. In verband met grondwaterwinning in de directe omgeving van het plangebied, is de bescherming van het grondwater van groot belang. Voor werkzaamheden, zoals het ophogen en ontgronden van gebieden, het graven en dempen van sloten en waterlopen, maar ook het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen, moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Voor normaal onderhoud (nader omschreven in de regels) geldt een uitzondering.

Artikel 13: Algemene afwijkingsregels

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid af te wijken van de in het plan genoemde maten met maximaal 10% en om het profiel van wegen in geringe mate aan te passen.

Artikel 14: Algemene wijzigingsregels

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid om overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlakken en bouwvlakken te wijzingen dan wel nieuwe bouwvlakken aan te geven.

5.3.5 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 15: Overgangsrecht

Deze bepaling regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond dat strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt.

Artikel 16: Slotregel

Hier staat de benaming van dit bestemmingsplan vermeld.

5.4 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

  • 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan

De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.

  • 4. Actief handhavingsbeleid

Er  moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.

Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 6.3 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.

Omdat dit postzegelbestemmingsplan in de ontwerpfase haar procedure is gestart, zal er geen inspraak mogelijk zijn. Het Rijk stelt het niet meer verplicht om het plan in het vooroverleg te brengen. Het voorliggende plan voorziet in een ontwikkeling die past binnen het provinciaal beleid en de prestatieafspraken. Vooroverleg voor dit plan is daarom niet nodig. Het vooroverleg met het waterschap is reeds uitgevoerd op basis van de Watertoets.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriele regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Tussen de gemeente en de initiatiefnmer is een overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst is aangemerkt als een anterieure overeenkomst in de zin van artikel 6.24 Wro, waarmee het kostenverhaal is verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.4 Wro is dan ook niet nodig.

In de overeenkomst is de zekerheid van nakoming van de betalingsverplichting van de initiatiefnemer jegens de gemeente vastgelegd. De financiële risico's van de gemeente zijn met het bovenstaande zekerheden grotendeels afgedekt.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak
In artikel 3.1.6 lid 1, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereidingen van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Dit bestemmingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het plan is overeenkomstig het vastgesteld ruimtelijk beleid. Deze overwegingen hebben ertoe geleid dat afgezien is van het houden van inspraakmogelijkheden op dit bestemmingsplan. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.

Vooroverleg

Rijk:

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Omtrent het vooroverleg met het Rijk kan gemeld worden dat voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn. Op 1 januari 2012 is de VROM-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport(ILT). De ILT heeft geen adviserende en coördinerende rol met betrekking tot de advisering op voorontwerp ruimtelijke plannen. Dit heeft als gevolg dat gemeenten na 1 januari 2012 geen gecoördineerd rijksadvies op een voorontwerpplan meer ontvangen. De VROM-Inspectie vanaf januari inhoudelijk niet meer op nieuw toegezonden plannen zal reageren.

Provincie:

De provincie heeft een zogenaamde lijst met plannen waarvoor vooroverleg niet nodig is. Het voorliggende plan voorzietin een ontwikkeling die past binnen het provinciaal gebiedskenmerk en past binnen de prestatieafspraken tussen de gemeente en provincie op het gebied van wonen.

Waterschap:

Door het invullen van de digitale watertoets in het waterschap Groot Salland geïnformeerd over voorliggend bestemmingsplan. Ook is het waterschap betrokken bij de planvorming en via het invullen van de watertoets. Voor de herinrichting van het parkeerterrein heeft het waterschap een vergunning verleend.