direct naar inhoud van 4.2 Milieu-aspecten
Plan: Molenstraat 16, Bathmen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P292-VG01

4.2 Milieu-aspecten

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • risico/veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Het oprichten van een woning is niet vergunningspichtig vanuit de Wet milieubeheer. In de omgeving van het plangebied zijn enkele bedrijven gevestigd. Om te beoordelen of er ter plaatse van de nieuwe woning een voldoende woon- en leefklimaat is te verwachten is aansluiting gezocht bij de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). In deze publicatie worden richtafstanden aangegeven voor verschillende soorten bedrijfsactiviteiten en verschillende omgevingstyperingen. De omgeving van het plangebied is te typeren als een functiemenging gebied met zowel woonfuncties als bedrijfsmatige activiteiten. In de omgeving liggen een kapperszaak, tandartspraktijk en diverse detailhandel. Volgens de VNG richtafstanden ligt de nieuwe woning op voldoende afstand van deze bedrijven. De nieuwe woning vormt geen belemmering voor vergunde rechten van omliggende bedrijven.

Conclusie

Een milieuvergunning is niet noodzakelijk voor de bouw van woningen. Omliggende bedrijven worden niet extra belemmerd door deze ruimtelijke ontwikkeling;

4.2.2 Geluid

Verkeerslawaai
De locatie ligt in de geluidzone van de Looweg/Koekendijk. Op grond van de verkeersmilieukaart 2020 is vastgesteld dat de geluidbelasting als gevolg van deze weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet zal overschrijden (incl. aftrek op grond van artikel 110g Wet geluidhinder). Deze conclusie wordt onderschreven door het akoestisch onderzoek dat de initiatiefnemer heeft laten uitvoeren (Lycensrapport Akoestisch onderzoek, Molenstraat 16 te Bathmen, projectnummer 2012.0021, d.d. 24-4-2012).

Op de andere, nabij het plangebied gelegen wegen, geldt een snelheidsregime van 30 km/uur. Wegen met een maximaal toelaatbare snelheid van 30 km/uur kennen geen geluidszone. Voor een goede ruimtelijke ordening wordt ook aandacht besteedt aan de geluidsbelasting ten gevolge van deze wegen. De geluidsbelasting is daarbij vergeleken met het toetsingskader dat geldt voor gezoneerde wegen.

De geluidsbelasting ten gevolge van de 30 km/uur wegen bedraagt 48 dB of minder, met uitzondering van de geluidsbelasting door de Molenstraat op de bestaande bebouwing. De geluidsbelasting bedraagt hier 53 dB (incl. aftrek art. 110 Wgh). De maximale grenswaarde wordt niet overschreden. Als de geluidwering van de gevel voldoende is, is de geluidsbelasting geen belemmering voor het plan.

Bedrijven
In de omgeving van het plangebied zijn een slagerij, tandartspraktijk, verfwinkel en benzine-servicestation gevestigd. De afstand van deze bedrijven tot bestaande woningen is kleiner dan de afstand tot het plangebied. Aangenomen mag daarom worden dat het plan niet beperkend is voor deze bedrijven.

Bouwbesluit
De geluidsbelasting op de gevel zal (excl. aftrek art. 110g Wgh) op de woningen in de bestaande bebouwing hoger zijn dan 53 dB. Dit stelt specifieke eisen aan de gevel van de woning. Bij de aanvraag om een bouwvergunning dient daarom aangetoond te worden dat de geluidwering van de gevel voldoet aan de eisen van het bouwbesluit.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van geluid zijn er geen bezwaren tegen de nieuwe woonbestemming.

4.2.3 Bodem

Op de locatie was bouwbedrijf Muilerman gevestigd. Op basis van het historisch bodembestand blijkt dat op de locatie de volgende activiteiten (A0144000226) in het verleden zijn uitgevoerd:

- Burgerlijk- en utiliteitsbouwbedrijf
- Timmerwerkplaats

Bodemonderzoek 
Op de locatie is in mei 2012 een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd door Lycens Milieu & Ruimte (projectnummer 2012.0021). Het onderzoek is uitgevoerd volgens het Besluit bodemkwaliteit (erkende monsternemer/analyses). De belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn:

- Zintuiglijk zijn in 2 boringen (nummer 3 en 7) zwakke tot sterke bijmengingen met puin aangetroffen. Verder zijn geen bijzonderheden aangetroffen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van een verontreiniging;

- In de bovengrond zijn licht tot matig verhoogde gehalten aan cadmium, kwik, lood, zink en PAK aangetoond. Na uitsplitsing van het mengmonster is gebleken dat de matig verhoogde gehalten aan lood en zink zijn aangetoond ter plaatse van boring 3 (voorzijde Molenstraat). De maximaal aangetoonde gehalten overschrijden de toetsingswaarden voor nader onderzoek. Uit het aanvullend onderzoek blijkt dat matige verontreiniging beperkt blijft tot de bovengrond. De omvang wordt geschat op circa 12 m3;

- In de ondergrond zijn lokaal licht verhoogde gehalten aan kwik en lood aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de achtergrondwaarden en blijven beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek. Van de overig geanalyseerde parameters zijn geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden;

- In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan barium aangetoond. Het aangetoonde gehalte overschrijdt de streefwaarde en blijft beneden de toetsingswaarde voor nader onderzoek. Van de overig geanalyseerde parameters zijn geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden.

Conclusie

Op de locatie is een matige verontreiniging met lood en zink aangetroffen in de bovengrond. De verontreiniging heeft een beperkte omvang. In de ondergrond en het grondwater zijn Er is geen sprake van een geval van ernstige verontreiniging. Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek is de locatie geschikt voor de (huidige) en toekomstige functie.

Het is nodig om bij grondwerkzaamheden op het terrein tussen het pand en de Molenstraat (nabij boring 3 van het onderzoek) rekening te houden met de beperkte verwerkingsmogelijkheden van overtollige grond.

4.2.4 Luchtkwaliteit

In het kader van het voeren van een procedure voor het realiseren van een nieuwe burgerwoning aan de Molenstraat te Bathmen, heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de concentraties van twee, in de "Wet luchtkwaliteit" opgenomen stoffen, te weten stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

Wettelijk kader luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is titel 5.2: luchtkwaliteitseisen van de gewijzigde Wet milieubeheer (de "Wet luchtkwaliteit") in werking getreden (Stb. 2007, 414). De regelgeving is uitgewerkt in de onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriele regelingen.

Langs de wegen in Nederland vinden geen overschrijdingen plaats van de richtwaarden en grenswaarden van de zware metalen (lood, arseen, cadmium en nikkel) en ozon. Daarom zijn deze stoffen niet opgenomen in de rekenmodellen.

Te beschouwen grenswaarden met betrekking tot luchtkwaliteit
Op landelijk niveau leveren fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) knelpunten op. De concentraties van de overige stoffen die op grond van de "Wet luchtkwaliteit" getoetst dienen te worden voldoen aan de grenswaarden, zie Preliminary assessment of air quality, RIVM nr. 756021005 voor lood (Pb) en zwaveldioxide (SO2) en nr. 756021007 voor koolmonoxide (CO) en benzeen. Om deze reden zijn deze stoffen verder buiten beschouwing gelaten. Voor de stoffen NO2 en PM10 zijn in de Wet luchtkwaliteit grenswaarden gesteld voor de jaargemiddeldeconcentratie van 40 ug/m3. Voor NO2 geldt voor het prognosejaar 2008 een plandrempel van 44 ug/m3. Daarnaast geldt een grenswaarde van de uurgemiddelde concentratie voor NO2 van 200 ug/m3 die maximaal 18 keer per jaar mag worden overschreden en een grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie voor PM10 (50 ug/m3) die maximaal 35 dagen per jaar mag worden overschreden. De grenswaarde voor het uurgemiddelde van NO2 wordt in Nederland alléén langs zeer drukke verkeerswegen meerdere malen overschreden. Het komt in Nederland niet voor dat deze grenswaarde vaker dan 18 keer per jaar wordt overschreden.


Onderzoeken en resultaten
Bij besluitvorming over luchtkwaliteit is een plan reeds inpasbaar als de verslechtering van de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" (NIBM) is. Van bepaalde projecten is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de "3% grens" niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde van 40 ug/m3 voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) en bedraagt 1,2 ug/m3. Uit de NIBM-tool (www.infomil.nl) blijkt dat de grens voor 'niet in betekende mate' al kan liggen bij een toename van het verkeer met ca. 500 motorvoertuigen per etmaal (uitgaande van 10% zwaar verkeer).

Door Lycens, Milieu & ruimte is een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit van de voorgenomen ontwikkeling (Notitie luchtkwaliteit, project Woningbouw Molenstraat 16/16a te Bathmen, projectnummer 2012.0021, datum 21 mei 2012). Het realiseren van in totaal 3 woningen zal een verkeersgenererende werking hebben (per woning 5 verkeersbewegingen, in totaal 15 verkeersbewegingen) die ver onder de grens van 500 motorvoertuigen per etmaal zal blijven. Gesteld kan worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate zal bijdragen en geen nadelige invloed op de luchtkwaliteit zal hebben.

Conclusie

Voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit kan worden gesteld dat met de ontwikkeling aan de Molenstraat 16 in Bathmen wordt voldaan aan de normen voor de luchtkwaliteit.

4.2.5 Externe veiligheid

Inleiding
Wat betreft het aspect externe veiligheid is er binnen het grondgebied van Deventer sprake van drie typen risicobronnen die zijn gereguleerd door verschillende regelgeving. Gezien de ligging van het plangebied zijn bedrijven, objecten of transportleidingen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en/of Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB) vallen niet aan de orde.

Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
Aan de noordzijde van het plangebied is op 190 m het spoortraject Deventer-Almelo gelegen. Over dit traject worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het toetsingskader voor de daaruit voortvloeiende risico's is thans de circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Deze circulaire bepaalt dat binnen een zone van 200 meter vanaf het spoor het 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) en groepsrisico (GR) moet worden onderzocht bij ruimtelijke planvorming. In het rapport "Plan Looweg Bathmen, opgesteld door het adviesbureau DHV, is recent de risico's van deze vervoersas onderzocht. Aangezien het hier het toevoegen van één woning binnen de kern Bathmen betreft op relatief grote afstand van het spoor, zijn de uitkomsten van dit onderzoek tevens bruikbaar voor dit plan.

In het rapport is het groepsrisico onderzocht, uitgaande van prognoses voor het toekomstig spoorvervoer van gevaarlijke stoffen. Hiervoor zijn de nu geldende beleidsvrije marktprognoses uit 2007 voor het jaar 2020 gebruikt en de nog vast te stellen nieuwe basisnetcijfers voor vervoer van gevaarlijke stoffen die de voornoemde prognose zal gaan vervangen. Geconcludeerd wordt dat door realisatie van het plan de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR) niet wordt overschreden voor beide prognoses. Deze conclusie geldt ook voor het onderhavige plan. Daarnaast bezit het spoor geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR). Zowel het PR als het GR vormen geen belemmering voor dit plan.

Gemeentelijk extern veiligheidsbeleid
Op 4 juli 2007 is door de Raad de "Omgevingsvisie externe veiligheid" vastgesteld. In die nota is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer. Voor het gebied wat dit bestemmingsplan bestrijkt is het ambitieniveau "Ruimte voor ontwikkeling" vastgelegd. Dit gebied is op de kaart "Gebiedsgerichte ontwikkelingsmogelijkheden externe veiligheid" van de Omgevingsvisie externe veiligheid met de kleur blauw weergegeven.

Voor dit bestemmingsplan wordt aan het ambitieniveau voldaan.

Bereikbaarheid
Bathmen beschikt over een brandweerpost die de eerste uitruk verzorgt. De post Deventer verzorgt de tweede uitruk. Bij zware calamiteiten waarbij de windrichting een rol speelt, zijn er vanuit Deventer voldoende mogelijkheden om bovenwinds aan te rijden. Dit kan zuidelijk via de snelweg A1 en noordelijk via de provinciale weg N344. Het spoor kan vanuit het noorden op twee locaties gepasseerd worden. Dat is de Koekendijk en de Apenhuizerweg. De planlocatie kan ook via de oostelijke en westelijke zijde bereikt worden.

Zelfredzaamheid
Binnen het plangebied zijn de sirenes voor het waarschuwen bij calamiteiten goed hoorbaar. Het plangebied is goed ontsloten wat betreft vluchtmogelijkheden bij calamiteiten. Er kan altijd haaks van de risicobronnen af gevlucht worden. Ook kunnen bij verschillende windrichtingen alternatieve vluchtroutes gekozen worden. Het plangebied bevat één woning waarvan verwacht mag worden dat de bewoners over een gemiddelde zelfredzaamheid beschikken.

Conclusie

Het groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor ligt bij dit plangebied ruim onder de oriënterende waarde. De locatie is goed bereikbaar voor de hulpdiensten. Ontvluchten van het plangebied is optimaal. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.2.6 Ecologie

Algemeen
Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en Faunawet relevant. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in geheel Nederland. Ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied dienen te allen tijde getoetst te worden aan de Flora- en faunawet.

Het plangebied bestaat uit een erf en opslagterrein van een vm. aannemersbedrijf, waarop opslag van materiaal en één of meerdere houten schuren/loodsen met golfplaten dak aanwezig waren. Op de locatie is actueel ecologisch onderzoek uitgevoerd (Natuurbank Overijssel, Quickscan natuurwaardenonderzoek Flora- & Faunawet, Molenstraat 16/16a, Bathmen, projectnummer 101, versie 1.0, d.d. 8-3-2012). Het onderzoek is op de juiste wijze en in de juiste tijdsperiode uitgevoerd.

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op een afstand van 7,6 kilometer vanaf een Natura2000 gebied (Uiterwaarden van de IJssel), 3,1 kilometer vanaf een Beschermd Natuurmonument (De Slenk in de Oostermaet) en 610 meter van de dichtstbijzijnde Ecologische Hoofdstructuur (Traasterbos). De bouw van twee woningen in de bebouwde kom van Bathmen heeft geen invloed op de instandhoudingsdoelen van de genoemde natuurgebieden.

Soortbescherming
Het plangebied is onderzocht op de aanwezigheid van beschermde soorten planten en dieren, beschermde vaste rust- of verblijfplaatsen en jaarrond beschermde vogelnesten. Van dit alles is niets geconstateerd. De bouw van de woning heeft geen invloed op beschermde soorten.

Conclusie

Op basis van ecologisch onderzoek is vastgesteld dat natuurwaarden geen beperking vormen voor de beoogde bouw van een woning aan de Molenstraat te Bathmen.