direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Brinkgreverweg 22
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P289-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bij het actualiseren van het bestemmingsplan Voorstad Oost- Rielerenk in 2010 zijn ook de bestemmingen langs de Brinkgreverweg geactualiseerd. Hierbij is ervoor gekozen de bestaande rechten te handhaven en voort te zetten. Door de gemeente is geconstateerd dat op het perceel Brinkgreverweg 22 abusievelijk een aanduiding is opgenomen waardoor horeca op dit perceel is toegestaan. Op dit perceel was ten tijde van de actualisering echter geen horeca aanwezig. Ook op grond van het vorige bestemmingsplan 'Voorstad-Oost I' was ook geen horeca toegestaan.

Onderliggend bestemmingsplan voorziet in het aanpassen van een aanduiding op het perceel Brinkgreverweg 22 waardoor geen horeca meer is toegestaan.

1.2 Ligging plangebied

1.2.1 Ligging

Het betreffende perceel ligt aan de Brinkgreverweg in het gebied Voorstad-Oost tegenover de Beestenmarkt. Het bestemmingsplan 'Voorstad-Oost / Rielerenk' is van toepassing op het perceel Brinkgreverweg 22.

In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied (met rood) aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P289-VG01_0001.jpg"

Globale ligging plangebied "Brinkgreverweg 22"

1.2.2 Begrenzing

Het plangebied "Brinkgreverweg 22" wordt globaal begrensd:

  • aan de westzijde door aangrenzende kavels en/of bebouwing;
  • aan de zuidzijde door aangrenzende kavels en/of bebouwing;
  • aan de noordzijde door de Brinkgreverweg;
  • aan de oostzijde door aangrenzende kavels en/of bebouwing.

De begrenzing van het plangebied "Brinkgreverweg 22" is in de volgende figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P289-VG01_0002.png"

Het gaat om het met zwart gemarkeerde gedeelte.

Begrenzing plangebied "Brinkgreverweg 22"

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied zoals hierboven beschreven geldt het bestemmingsplan: 'Voorstad-Oost / Rielerenk' dat in werking is getreden op 4 juli 2012. Het onderliggende bestemmingsplan 'Brinkgreverweg 22' herziet het bestemmingsplan voor het perceel Brinkgreverweg 22.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een viertal hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de randvoorwaarden van dit bestemmingsplan met betrekking tot de milieu aspecten en waterhuishouding.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal een beschrijving worden gegeven van de huidige situatie van het plangebied alsmede de toekomstige situatie.

2.2 Beschrijving huidige planologische situatie

Op dit moment ligt er op het betreffende perceel Brinkgreverweg 22, de enkelbestemming 'Gemengd' met functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied'. De functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2' houdt in dat op het perceel verschillende functies zijn toegestaan.

Op de voor 'Gemengd' met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd 2' bestemde gronden is toegestaan:

  • het wonen al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis
  • zorgwoningen,
  • detailhandel en bijbehorende en/of aanverwante dienstverlening, zoals showrooms, videotheken, kap- en schoonheidssalons en bijbehorende werkplaatsen en ateliers, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • dienstverlening met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • kantoren met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • horecabedrijven die zijn aangeduid als categorie 2b tot en met 3b, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;

2.3 Beschrijving toekomstige planologische situatie

De toekomstige situatie zal alleen op papier anders zijn dan de huidige situatie, de feitelijke situatie verandert niet. De aanduiding 'specifieke vorm van gemengd 2' wordt gewijzigd in de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd 1'.

Op gronden met de bestemming 'Gemengd' met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd 1' is toegestaan:

  • het wonen al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
  • zorgwoningen;
  • detailhandel en bijbehorende en/of aanverwante dienstverlening, zoals showrooms, videotheken, kap- en schoonheidssalons en bijbehorende werkplaatsen en ateliers, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • dienstverlening met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • kantoren met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;

Het verschil met 'specifieke vorm van gemengd - 2' is dat horeca in deze vorm van de bestemming 'Gemengd' niet is toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante gemeentelijk beleid.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie Detailhandel (2010)

Op 1 april 2010 is de Structuurvisie Detailhandel gemeente Deventer in werking getreden. Met deze visie zet Deventer in op het kwalitatief verbeteren van bestaande winkelgebieden. Deventer zal de komende jaren geen nieuwe gebieden aanwijzen voor de ontwikkeling van detailhandel. De toekomst wordt gezocht in het kwalitatief verbeteren van de bestaande gebieden. Belangrijkste uitgangspunt is dat de grote winkelgebieden (Binnenstad en Runshopping Centre De Snippeling) en de wijkwinkelcentra Keizerslanden en Colmschate de eerder toegezegde uitbreidingsmogelijkheid behouden. Daarop kunnen de kleinere buurtwinkelcentra zich kwalitatief ontwikkelen.

In de structuurvisie worden de Brinkgreverweg en Rielerweg specifiek genoemd:

De detailhandel ter hoogte van de Beestenmarkt/ Brinkgreverweg concentreert zich aan de Brinkgreverweg tussen de Beestenmarkt en de Rielerweg. Deze locatie wordt in combinatie met de Brinkgreverweg getypeerd als buurtwinkelcentrum. De buurtwinkelcentra vormen een beperkte, aanvullende rol in de niet-dagelijkse artikelenstructuur. Deze centra moeten deze functie niet overstijgen. Door de samenstelling van het aanbod onderscheiden de Beestenmarkt/Brinkgreverweg zich van de overige winkelconcentraties en vormen daardoor een belangrijke toegevoegde waarde voor de Deventer detailhandelsstructuur. Aan de Brinkgreverweg bevindt zich een aantal detailhandelsvestigingen, voornamelijk in de niet-dagelijkse branches gecombineerd met niet-detailhandelsfuncties. De ruimtelijke en functionele samenhang tussen de functies is beperkt. De supermarkten aan de Beestenmarkt maken een belangrijk onderdeel uit van de dagelijkse detailhandelsstructuur. Het toekomstperspectief voor dit gebied is gericht op consolidatie. Het beheer en onderhoud is gericht op continuïteit.

Conclusie

Dit bestemmingsplan geeft het perceel aan de brinkgreverweg 22 een bestemming die onder andere ook detailhandel toestaat. Hiermee biedt het bestemmingsplan ruimte aan de doelstellingen uit de detailhandelsstructuurvisie maar er verandert, doordat de functie detailhandel al was toegestaan, zowel planologisch als fysiek niets.

3.2.2 Horecabeleid 'Ruimte voor kwaliteit' (2009)

Het Horecabeleid is in juli 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van Deventer.

In het beleid wordt daarbij gestreefd naar het bestendigen van bestaande structuur van horecavoorzieningen in Voorstad Oost. Hieraan is in dit bestemmingsplan voldaan. De direct voor- en naoorlogse wijken in Deventer kenmerken zich door de aanwezigheid van (geplande) niet woonfuncties in de woonwijken. In de woonwijken/buurten bevinden zich (vaak op de hoekpanden) cafetaria's, kantoortjes en andere functies. Deze gemêleerdheid heeft een belangrijke invloed op de identiteit van deze wijken/buurten, zoals Voorstad en is dan ook behoudens waardig.

De bestaande horecafuncties kunnen behouden blijven of vervangen worden door andere bij de woonomgeving passende horecafuncties (op de begane grond). Net als iedere andere functie in deze gebieden worden eventuele uitbreidingsvragen van de bestaande vestigingen beoordeeld op hun aanvaardbaarheid. Hierbij is een stedenbouwkundige afweging en toets aan milieuwetgeving in belangrijke mate richtinggevend.

In het Horeca beleid 'ruimte voor kwaliteit' wordt ten aanzien van de Brinkgreverweg opgemerkt dat deze uitvalsweg zich kenmerkt en door een gemêleerdheid van functies, waaronder verschillende horecafuncties. De gemeente gaat uit van bestendiging en zal niet meewerken aan nieuwe vestigingen. Uitgangspunt bij het opstellen van het bestemmingsplan 'Voorstad-Oost / Rielerenk' was om alle bestaande horecabedrijven met een geldende horeca vergunning te bestemmen. Op het perceel Brinkgreverweg 22 was ten tijde van de actualisering echter geen horecabedrijf gevestigd of vergund.

Conclusie

In het onderliggende bestemmingsplan wordt de mogelijkheid tot het vestigen van een horecafunctie verwijderd overeenkomstig de uitgangspunten van het horecabeleid. Volgens de uitgangspunten van het beleid en het bestemmingsplan 'Voorstad-Oost / Rielerenk' wordt geen ruimte geboden voor nieuwvestiging van horeca.

3.2.3 Nota Prostitutiebeleid (2000)

Het integrale prostitutiebeleid, dat in verband met de opheffing van het bordeelverbod op 1 oktober 2000 is ontwikkeld, is verwoord in de Nota Prostitutiebeleid (juli 2000). De nota bevat een omschrijving van de doelstellingen van het beleid en er wordt ingegaan op een aantal aspecten zoals: bestrijding van de criminaliteit, het vestigingsbeleid met betrekking tot seksinrichtingen en gezondheidszorg.

Ten aanzien van het vestigingsbeleid behoren onder andere de volgende punten tot het ruimtelijk kader:

  • de bestaande seksinrichtingen kunnen in principe gehandhaafd blijven voor zover zij op een geschikte locatie zijn gesitueerd en voor de omgeving geen onevenredige overlast tot gevolg hebben;
  • nieuwvestiging van prostitutiebedrijven in woonwijken is uitgesloten;
  • nieuwvestiging van prostitutiebedrijven in het buitengebied (met uitzondering van stadsrandzones) is uitgesloten;
  • sekswinkels met uitsluitend een detailhandelsfunctie kunnen worden toegelaten op percelen met een winkelbestemming;
  • de nieuwvestiging van prostitutiebedrijven zal uitsluitend gerealiseerd kunnen worden via een ruimtelijke ordeningsprocedure.

Het prostitutiebeleid is er op gericht dat seksinrichtingen in overwegende mate in het centrum zijn gesitueerd. In Voorstad Oost zijn, zover bekend, geen bestaande seksinrichtingen of prostitutiebedrijven aanwezig. Gezien het voornamelijke dienstverlenings/detailhandelskarakter van van Voorstad Oost is nieuwvestiging niet mogelijk.

Conclusie

Dit bestemmingsplan sluit de vestiging van seksinrichtingen op het perceel Brinkgreverweg 22 uit. Hiermee wordt met onderhavig bestemmingsplan uitvoering gegeven aan het prostitutiebeleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Bij het opstellen van dit bestemminsplan is gekeken naar aspecten op het gebied van archeologie, cultuurhistorie en monumenten.

Monumenten

Op het betreffende perceel zijn geen gebouwen of bouwwerken aangemerkt als een monument. Daarnaast heeft het veranderen van de aanduiding geen gevolgen voor de aanwezige bebouwing. Hierdoor vormt dit aspect geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Archeologie

Uit de prehistorie zijn in Voorstad Oost geen vondsten bekend. De wijk lag in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd daarentegen in een gebied waar gebouwen hebben gestaan. Hier zijn enkele vondsten gedaan en om die reden is er wel een verwachtingskans in het gebied.

Conclusie

Er zijn in de nabijheid van de wijk Voorstad Oost verschillende vondsten gedaan. Gezien de ligging van het plangebied en de historische bebouwing moet rekening worden gehouden met een middelhoge tot hoge verwachtingskans. Er zal dan ook een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' worden opgenomen.

4.2 Milieu-aspecten

Het onderhavige bestemmingsplan is, ondanks het conserverende karakter, getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van bekeken, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Deventer de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies.

Dit bestemmingsplan bevat op basis van de uitgave van 2009 een Staat van bedrijfsactiviteiten. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De Staat van bedrijfsactiviteiten geeft richtafstanden voor twee verschillende omgevingstypen ('rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'). Onderstaande tabel geeft de relatie weer tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk   richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  

Conclusie

Het gebied is te typeren als een gemengd gebied. Met het wijzigen van de aanduiding naar specifieke vorm van gemengd 1, wijzigt het toegelaten gebruik op het perceel omdat horeca niet langer is toegestaan. Op het perceel is onder meer detailhandel en dienstverlening toegestaan. Het toegelaten gebruik vormt geen belemmering voor omliggende bestemmingen. In een gemengd gebied zijn dergelijke functies vanuit het oogpunt van milieuzonering aanvaardbaar.

4.2.2 Bodem

Normaliter moet worden onderzocht of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Het is daarentegen zo dat er op het plangebied fysiek niets verandert. Er treedt alleen een planologische wijziging op waarbij een functie verdwijnt.

Conclusie: 

Voor de functiewijziging is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. De aanwezige bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de functiewijziging.

4.2.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is titel 5.2: luchtkwaliteitseisen van de gewijzigde Wet milieubeheer in werking getreden (Stb. 2007, 414). Hiermee wordt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' vervangen. De grenswaarden voor lucht zijn niet gewijzigd, wel het moment wanneer getoetst moet worden aan deze normen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen wanneer:

  • geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • de voorgenomen ontwikkeling, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • de voorgenomen ontwikkeling 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • de voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie (uitstel voor het voldoen aan de grenswaarden) heeft verleend.

Toetsen van plannen 

Gevolg van de invoering van deze wet is dat veel ruimtelijke plannen niet meer direct getoetst hoeven te worden aan de normen voor luchtkwaliteit. De argumentatie hiervoor is dat NIBM projecten in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn verdisconteerd in de autonome ontwikkeling. Het NSL bevat alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren. Het NSL richt zich op het halen van de grenswaarden voor NO2 in 2015, en PM10 in 2010. In betekende mate (IBM) projecten zijn expliciet in het NSL opgenomen.

Plangebied en de wegen

Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van een drukke weg, namelijk de Brinkgreverweg.

Conclusie

Het bestemmingsplan zorgt dat er een ander gebruik word toegelaten op het perceel. Gesteld kan worden dat de ontwikkeling in niet betekenende mate nadelige invloed heeft op de luchtkwaliteit en voldaan wordt aan de normstelling voor luchtkwaliteit. Dit omdat het perceel al gelegen was aan de Brinkgreverweg en er fysiek niets verandert, er wordt alleen een functie verwijderd.

4.3 Waterhuishouding

Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Ruimtelijke plannen en besluiten kunnen gevolgen hebben op de waterhuishouding. Voorbeelden hiervan zijn een achteruit gaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, etc.. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij ruimtelijke plannen en besluiten. In deze paragraaf wordt hierop nader ingegaan.

Doordat er alleen sprake is van een functieverandering is er geen verdere beschouwing op de gevolgen op de waterhuishouding van dit plan nodig.

Hoofdstuk 5 Planopzet en juridische aspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de overgang van het analoge, 'papieren' bestemmingsplan naar een digitaal bestemmingsplan behandeld. Vervolgens wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In § 5.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in § 5.4 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.

5.2 RO Standaarden 2008

Overgang van analoog naar digitaal

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening deels inwerking getreden (Wro). In het oorspronkelijke wetsvoorstel is namelijk ook de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Het deel dat betrekking heeft op het digitaal opstellen en waarmerken van bestemmingsplannen is niet direct in werking getreden. Deze digitaliseringsverplichting geldt per 1 januari 2010. Dit betekent dat bestemmingsplannen (mits ze als ontwerp-bestemmingsplan ter inzage zijn gelegd) alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. De papieren versie betreft slechts een verbeelding van de digitale versie. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal en IMRO-gecodeerd opgesteld, zodat het is voorbereid om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.

Standaardisering

Tevens is op 1 juli 2013 de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) in werking treden. Deze standaardiseringregels hebben nadrukkelijk geen betrekking op de inhoud van de bestemmingsplannen, maar op de uiterlijke verschijningsvorm in zowel digitale als analoge vorm. Hierbij kan gedacht worden aan standaardregels voor benamingen, kleuren en verschijningsvorm van bestemmingen of aanduidingen, de opbouw van de planregels en legenda, regels m.b.t. de digitale en analoge verbeelding, etc. In dit bestemmingsplan zijn deze nieuwe regels doorgevoerd.

5.3 Planopzet

5.3.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling.

Tenslotte bevat hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

5.3.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

De artikelen 'Begrippen' en 'Wijze van meten' bevatten begripsomschrijvingen respectievelijk planregels omtrent de wijze van meten. Het voert te ver om hier uitgebreid bij alle begrippen stil te staan, maar wel verdienen enkele voor de dagelijkse gebruikspraktijk belangrijke begrippen aandacht. Het betreft hier met name de begrippen bestemmingsvlak, bouwvlak en bouwperceel. Tevens wordt ingegaan op de definitie van woning.

Bestemmingsvlak

Een bestemmingsvlak is een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. De bij een bestemming behorende planregels gelden afzonderlijk voor elk bestemmingsvlak met die bestemming.

Bouwvlak

In een aantal bestemmingsvlakken is op de analoge en digitale verbeelding een bouwvlak aangegeven. Een bouwvlak is een op de analoge en digitale verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegestaan. Hoofdregel is dat buiten het bouwvlak geen gebouwen mogen worden opgericht, doch uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bouwperceel

Het bouwperceel is niet op de analoge en digitale verbeelding aangegeven. In artikel 1 van de planregels wordt bouwperceel omschreven als een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. In feite gaat het daarbij om het stuk grond dat bij de beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw moet worden aangemerkt als behorende bij het gevraagde bouwwerk. De visuele uitstraling van dat ene bouwperceel en het als één eenheid functioneren van dat bouwperceel is dan van belang. Een bouwperceel is altijd gelegen binnen een of meer bestemmingsvlakken, maar de begrenzing van een bouwperceel hoeft niet samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Bouwvlakken geven aan waar binnen een bouwperceel gebouwen mogen worden gebouwd. Op het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mogen echter ook worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergunningvrije bouwwerken.

Hiervoor is aangegeven dat de begrenzing van een bouwperceel niet hoeft samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. In de bedrijfsbestemming komen meerdere bouwpercelen binnen één bestemmingsvlak voor. De grenzen van de bouwpercelen worden in de regel gevormd door de begrenzing van het erf. Waar die begrenzing tevens de eigendomsgrens is - en dit is vrijwel altijd het geval - vallen de grenzen van het bouwperceel samen met die van het kadastrale perceel. De loop van kadastrale grenzen kan veranderen door, bijvoorbeeld, aan- of verkoop van grond. Dan verandert ook de grens van het bouwperceel. Een stuk grond kan nu nog niet bij een bouwperceel horen en over een tijdje wel. Via de anti-dubbeltelbepaling in dit bestemmingsplan wordt voorkomen dat één stuk grond tweemaal meegeteld wordt bij de behandeling van aanvragen van omgevingsvergunningen.

Woning

Een woning is gedefinieerd als 'een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van personen'. Deze definitie wordt gehanteerd omdat steeds meer verschillende vormen van samenleven in een woning plaatsvinden die niet behoren tot het traditionele (al dan niet één persoons-) huishouden. Hierbij kan gedacht worden aan woongroepen, begeleid zelfstandig wonen en kamerbewoning.

5.3.3 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Algemeen

De planregels komen, voor een groot deel van het plangebied, overeen met het huidig gebruik van de grond en van de bebouwing. Ook sluiten de bouwregels grotendeels aan bij de bestaande bebouwing. Dit impliceert dat er voor een groot deel van het plangebied het behoud van de huidige situatie als uitgangspunt geldt.

De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;

Enkelbestemmingen

Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving van de verschillende bestemmingen in dit bestemmingsplan per hoofdgroep.

Artikel 3 Gemengd

Binnen de bestemming 'Gemengd' worden er zes 'specifieke vormen van Gemengd met functieaanduiding - #' onderscheiden. Ieder van deze behelst een combinatie van de gebruiken zoals vermeldt in punt a t/m j van de bestemming 'Gemengd'.

Door middel van dit bestemmingsplan wordt 'specifieke aanduiding van gemengd - 1' op het perceel brinkgreverweg 22 gelegd. Dit betekent dat de functies 'Wonen','Detailhandel', Dienstverlenen' en 'Kantoren' worden toegestaan.

Deze bestemming wordt voornamelijk gebruikt voor percelen/gebieden die in functie erg gevarieerd zijn. Ook bestaat er binnen de bestemmingen 'gemengd' veel ruimte voor eigeninvulling door de gemeente over de functies die er in beschreven worden.

Dubbelbestemmingen

Hierna volgt een kort toelichting en beschrijving van de verschillende bestemmingen in dit bestemmingsplan per hoofdgroep.

Artikel 4 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied

De bestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' wordt gebruikt om aan te geven dat er de mogelijkheid bestaat dat de betreffende gronden archeologische vondsten zouden kunnen opleveren.

Door middel van regels met betrekking tot bouw- en graafwerkzaamheden wordt geprobeert eventuele archeologisch interessante objecten te beschermen.

5.3.4 Hoofdstuk 3: Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel:

Door wijziging in de begrenzing van het bouwperceel zouden regelingen die aan het bouwperceel zijn verbonden, kunnen worden ontdoken. De anti-dubbeltelregel verhindert dat.

Artikel 6 Algemene bouwregels:

De bestaande afstanden en maten geven de maximale afstanden aan met betrekking tot onder andere de bouwhoogte en goothoogte.

Het is wenselijk om de aanvullende werking van de gemeentelijke Bouwverordening te beperken tot een aantal specifieke onderwerpen.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels:

Deze bepaling bepaalt dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de gegeven bestemming. In de specifieke bestemmingen zijn als aanvulling hierop in bepaalde gevallen specifieke gebruiksregels opgenomen.

Tevens is in dit artikel de algemene bepaling opgenomen voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels:

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid af te wijken van de in het plan genoemde maten met maximaal 10% en om het profiel van wegen in geringe mate aan te passen.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels:

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid om overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlakken en bouwvlakken te wijzingen dan wel nieuwe bouwvlakken aan te geven.

5.3.5 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 10 Overgangsrecht:

Deze bepaling regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond dat strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt.

Artikel 11 Slotregel:

Hier staat de benaming van dit bestemmingsplan vermeld.

5.4 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

  • 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan

De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.

  • 4. Actief handhavingsbeleid

Er  moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.

Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 6.3 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriele regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Concluderend kan gesteld worden dat binnen het plan 'Brinkgreverweg 22' geen sprake is van aangewezen bouwplannen, waardoor de gemeente niet in de mogelijkheid en verplicht is om eventuele kosten te verhalen en er derhalve geen verplichting is om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Voor de gemeente Deventer zijn aan zowel de opstelling als de uitvoering van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de begrote kosten voor de planvorming, geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereidingen van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Inspraak

Voor dit bestemmingsplan is geen inspraakronde gehouden. Het plan past in het vastgestelde beleid en betreft een bestendiging van de bestaande praktijk. Het kan daarom als onomstreden worden beschouwd. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken Waterschappen en diensten van Rijk en Provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Dit plan bevat geen uitvoeringsaspecten en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Met deze partiële herziening zijn geen nationale, provinciale, dan wel waterschapsbelangen in het geding. Daarom heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het rijk, de provincie en het waterschap.