direct naar inhoud van 4.5 Waterhuishouding
Plan: Centrum Borgele
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P268-VG01

4.5 Waterhuishouding

4.5.1 Inleiding

Zoals in §3.2.3 is aangegeven is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Ruimtelijke plannen en besluiten kunnen gevolgen hebben op de waterhuishouding. Voorbeelden hiervan zijn een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, etc. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij ruimtelijke plannen en besluiten. In deze paragraaf wordt hierop nader ingegaan.

Het bureau Witteveen+Bos heeft voor het plan onderzoek gedaan naar de waterhuishouding. In het rapport 'Waterstructuurplan centrumgebied Borgele, versie 16 april 2010 wordt nader in gegaan op onderstaande aspecten. Op 29 mei 2012 heeft overleg tussen de gemeente, het waterschap en de ontwikkelaar plaatsgevonden over de toekomstige waterhuishoudkundige situatie.

Met de herontwikkeling zal ook de waterhuishouding in het centrumgebied Borgele worden verbeterd. Het uitgangspunt daarbij is om de bestaande de waterhuishoudkundige structuur zoveel mogelijk te gebruiken en dus geen nieuwe werken uitvoeren als de bestaande elementen kunnen voldoen. Daarnaast is de doelstelling om zoveel mogelijk water te infiltreren in de bodem. Zo wordt de belasting op het gemengde stelsel verlaagd en wordt het grondwater aangevuld. Afvoer naar oppervlaktewater is in dit geval geen optie omdat er geen water in de directe omgeving ligt. Vervuilde oppervlakken (de wegen) blijven wel op het gemengd stelsel, net als het moeilijk af te koppelen gedeelte van de bestaande winkels.

4.5.2 Relevant beleid

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl . Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Advies aanleghoogte

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.

Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.

Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

4.5.3 Bodemopbouw

Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse van centrumgebied Borgele uit zandige tot lemige fijn zandige gronden. Uit veldonderzoek d.d. 15 maart 2012 door Witteveen+Bos volgt dat de bodem voornamelijk bestaat uit matig fijn zand (matig tot zwak siltig en zwak humeus). Dit type bodem is doorgaans redelijk tot goed geschikt voor infiltratie. Ook is te zien dat ter plaats van de boringen in de toplaag geen storende leemlagen aanwezig zijn. Wel komt er op een diepte van ongeveer 2,5 m een leemlaag voor van maximaal 1 m dik. Deze leemlaag ligt zo diep dat deze geen belemmering zal vormen voor de infiltratie. Op basis van de bodemgegevens kan worden uitgegaan van een doorlatendheid van tenminste 0,5 m/dag. Dit is voldoende voor een functionerende infiltratievoorzieningen.

4.5.4 Grondwater

Met behulp van vier verschillende informatiebronnen is een inschatting gemaakt van de grondwaterstand en stroming. Uit deze gegevens blijkt dat de grondwaterstand ongeveer 1,8 m beneden het maaiveld ligt (ca. 3,7 m NAP). Aan de hand van de informatiebronnen wordt de GHG geschat op NAP +4,10 meter (ca. 1,4 m -maaiveld). Dat is voldoende om mogelijkheden voor zowel ondergrondse infiltratie (bijvoorbeeld IT-riool) als bovengrondse infiltratie (bijvoorbeeld wadi) goed te kunnen benutten.

4.5.5 Oppervlaktewater

Er is geen oppervlaktewater aanwezig het centrumgebied Borgele.

4.5.6 Hemelwater en afvalwater

De neerslag van het huidige verharde oppervlak wordt vrijwel in zijn geheel afgevoerd naar het gemengde riool. In het algemeen bestaat de wens om afstromend hemelwater oppervlakkig af te voeren en in open voorzieningen te laten infiltreren. In het centrumgebied Borgele wordt waar mogelijk een wadi toegepast, echter in dit dichtbebouwde gebied is de inpassing van een wadi niet overal mogelijk.

Toepassing van een wadi heeft als voordeel dat het hemelwater zichtbaar kan worden geborgen en afgevoerd. De wadi kan dan ook direct functioneren als een erfgrens.

In de nieuwe situatie neemt het verhard oppervlak af van bijna 22.000 m2 naar ca. 19.500 m2. Dit betekent dat in de toekomstige situatie meer neerslag in de bodem zal infiltreren en minder sprake zal zijn van versnelde afvoer.

Het hemelwater op het toekomstige verharde oppervlak zal als volgt worden verwerkt:

Wadi (meeste eengezinswoningen en nieuw winkel/appartementen gebouw)

De wadi wordt aangelegd ten oosten, zuiden en westen (in u-vorm) van de nieuwe grondgebonden woningen.). De wadi zal het water van een deel van de woningen en de bijbehorende parkeerplaatsen opvangen, infiltreren en zo nodig afvoeren. Het dakoppervlak van het nieuwe winkel/appartementengebouw ten zuiden van de bestaande winkels zal hier ook op afwateren. Ook enkele van de straatkolken van de straat Wittenstein zullen hierop afwateren (de kolken waarvoor dit eenvoudig mogelijk is).

De wadi's komen in beheer van de gemeente. Om het maaien goed mogelijk te maken wordt uitgegaan van taluds circa 1:3, een diepte van 0,5 m en een bodembreedte van 1 m. De inhoud wordt gedimensioneerd op een bui die eens per 100 jaar voorkomt, zodat een omvang van ongeveer 240 m3 nodig is (hierbij is rekening gehouden met de aanwezige infiltratiecapaciteit). Dit komt neer op 40 tot 50 mm berging (gerelateerd aan het aangesloten verhard oppervlak).

In de omgeving van de wadi is een aantal kolkaansluitingen op het gemengde rioolstelsel voorzien. Bij extreem zware buien kan dan worden oppervlakkig worden afgevoerd op het gemengde stelsel. Zo wordt voorkomen dat er inundatie optreedt vanuit de wadi.

Aandachtspunt bij het ontwerp van de woningen is dat het hemelwater van de achterzijde van de woning naar de voorzijde moet worden afgevoerd en naar de wadi moet kunnen stromen.

Woningen met infiltratie op eigen terrein

Enkele woningen die van particuliere eigenaren zijn, zullen het regenwater op eigen terrein opvangen, bijvoorbeeld met infiltratiekratten. Er is gekozen voor individuele infiltratie in plaats van een wadi omdat anders een versnipperd wadi-stelsel zou ontstaan. Het gaat om de eengezinswoningen aan de noordzijde van het plangebied. De minimale berging in kratten is 10 mm. Geadviseerd wordt om de infiltratie voorzieningen ruimer te dimensioneren (15 mm). Uitgaande van een verhard oppervlak van 80 tot 120 m2 per woning (inclusief een eventuele oprit) is een inhoud van ca. 1,5 m3 per woning nodig.

Infiltratieriool (parkeerplaatsen en voorkant bestaande winkelcentrum)

Voor het opvangen en afvoeren van hemelwater van uitgestrekte verharde oppervlakken zal een infiltratieriool worden aangelegd. Bij grote verharde oppervlakken is het moeilijk om oppervlakkig af te voeren naar de bermen langs de rand van het verharde oppervlak. De plasvorming en de laag water op het parkeerterrein zouden bij de zwaardere buien onaanvaardbaar groot worden. Bij deze grotere oppervlakken kan dus geen wadi worden ingezet. Vanwege de kosten wordt niet gekozen voor waterpasseerbare verharding, maar zullen op beide locaties infiltratieriolen worden aangelegd. Eén stelsel van IT-riolen om het water op te vangen van het nieuwe plein en een deel van het dak van de bestaande winkels. Het andere stelsel dient om het water op te vangen van de bestaande parkeerplaats bij de bestaande flats aan de zuidkant van het plangebied.

Op een deel van het parkeerterrein bij het winkelcentrum zal regelmatig markt worden. Daarom moet rekening worden gehouden met zwerfvuil. Het zwerfvuil is niet zo zeer van invloed op de milieutechnische kwaliteit van het te infiltreren water, maar meegevoerd afval, bijvoorbeeld papier, etensresten en plastic kan wel leiden tot snellere verstopping van de wand van de infiltratievoorzieningen. Bij de intensiteit van inspectie en onderhoud dient daar rekening meegehouden te worden.

Bij zware buien heeft het IT-riool onvoldoende capaciteit om al het water te verwerken. Het overtollig water kan dan oppervlakkig afstromen naar het gemengde stelsel van de nabijgelegen wegen. Dit betreft

  • het parkeerterrein van het winkelcentrum naar de Dreef;
  • het parkeerterrein bij de flats richting de straat Arkelstein of de weg die in het verlengde van Wittenstein wordt aangelegd.

Zo wordt voorkomen we dat er inundatie optreedt vanuit het IT-riool. Voorwaarde is wel dat parkeerplaatsen met een gering verhang richting deze wegen worden aangelegd (minimaal 0,25%)

De benodigde berging in het infiltratiestelsel is 10 mm. Voor het parkeerterrein van het winkelcentrum is het afwaterende oppervlak van ca. 4.400 m2 (waarbij rekening is gehouden met aansluiten van regenpijpen aan de voorzijde van het bestaande winkelcentrum op het infiltratiestelsel). Hiervoor is 44 m3 berging nodig. Een alternatief is de aanleg van een hemelwaterstelsel met infiltratiekratten. Voordeel van infiltratieriolering is dat deze beter te reinigen zijn dan infiltratiekratten. Daarom wordt een stelsel van infiltratieriolering voorgesteld (dit geldt met name voor hat parkeerterrein bij het winkelcentrum waar rekening moet worden gehouden met zwerfafval). De structuur van de riolering is afhankelijk van de inrichting van het parkeerterrein. De sleuven waarin de IT-riolering wordt aangelegd, worden aangevuld met draineerzand of grind. Het oppervlak van het parkeerterrein bij de flats is ca. 2.300 m2. Hiervoor is 23 m3 berging nodig.

Kans afkoppelen bestaande flats

Op basis van een eerste inspectie wordt verwacht dat de regenwaterafvoer van de daken van de bestaande flats relatief eenvoudig kan worden afgekoppeld. Het regenwater kan dan infiltreren in aan te leggen infiltratievoorzieningen in de plantsoenen langs deze flats. Een concrete kans doet zich voor bij de meest westelijke flat waar renovatie is gepland. Vooraf dient wel gecontroleerd te worden of er geen afvalwaterlozingen op de regenwaterafvoer is aangesloten.

Ontwateringsdiepte/ophoging

Om in de toekomst (grond)wateroverlast te voorkomen is het van belang om te zorgen voor voldoende ontwateringsdiepte. De ontwateringsdiepte is het verschil tussen de (gemiddeld hoogste) grondwaterstand en de maaiveldhoogte. Grondwateroverlast wordt verwacht indien de grondwaterstand zich boven de gewenste ontwateringsdiepte bevindt.

Over het algemeen wordt geëist dat de grondwaterstand maximaal eenmaal per jaar de gewenste ontwateringsdiepte ter plaatse van bebouwing of wegen overschrijdt. Hierbij geldende volgende gewenste ontwateringsdieptes ten opzichte van maaiveld (GRP 2010-2015):

  • wegen 70 centimeter;
  • hoofdwegen 100 centimeter;
  • gebouwen met kruipruimte 70 centimeter (vloerpeil 20 cm + wegpeil);
  • verdiepte parkeervoorzieningen 70 centimeter;
  • openbaar groen 50 centimeter.

Ter plaatse van centrumgebied Borgele is geen ophoging nodig, omdat de ontwateringsdiepte in natte tijden zich circa 140 centimeter beneden maaiveld bevindt.

Vuilwater/droogweer afvoer

In het gehele gebied blijven strengen van het gemengde riool liggen. Op enkele locaties worden deze verlegd. Het afvalwater van de woningen en winkels zal op dit stelsel afwateren. Ten behoeve van de afvoer van afvalwater van de woningen aan de Daggertsweg zal een nieuw riool aangelegd. Hiervoor zijn twee mogelijkheden:

  • riolering in de Daggertsweg;
  • afwatering via de achterzijde van de woningen richting Wittenstein.).

4.5.7 Overstromingsrisico

Het bestemmingsplangebied ligt binnen de dijkring 53: Salland. Dit is een wettelijk vastgelegd dijkringgebied, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het bestemmingsplan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen. Door klimaatveranderingen moeten we meer rekening houden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisicoparagraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.

De dijkring betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.

De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het dijkringgebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen.

Voor 2015 zullen in het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier maatregelen bij Deventer worden uitgevoerd, die bij hoogwater een dalend effect hebben op de waterstand.

Voor de uitvoering van de plannen voor het centrumgebied Borgele zijn geen belemmeringen vanuit het overstromingsrisico.

Voorkomen wateroverlast

Om te voorkomen dat wateroverlast optreedt, dienen de drempels van woningen en winkels minimaal 10 tot 20 cm boven het hart van de aangrenzende weg te liggen. Indien het niet wenselijk is dat het vloerpeil van de winkels hoger ligt dan hat aanliggende gebied, zal het trottoir langs de winkels hoger moeten worden aangelegd dan de parkeerplaatsen.

4.5.8 Watertoets

Overleg over de wateraspecten bij nieuwe planontwikkeling in bestemmingsplannen is noodzakelijk. Dit is de zogenaamde watertoets. Over het waterhuishoudkundig plan is overleg met het Watershap Groot Salland gevoerd. De uitkomsten van dit overleg zijn in het rapport verwerkt.

In het kader van het formele vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het bestemmingsplan voorgelegd aan het Waterschap Groot Salland. De reactie van het waterschap is in deze waterparagraaf en het definitieve waterhuishoudingsplan opgenomen. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland geeft een positief wateradvies.