direct naar inhoud van 3.2 Landschappelijke inpasbaarheid en ruimtelijke kwaliteit
Plan: Zandbelterbrug Schalkhaar
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P267-VG01

3.2 Landschappelijke inpasbaarheid en ruimtelijke kwaliteit

In de vorige paragraaf is aangegeven dat zowel op nationaal, provinciaal als gemeentelijk niveau de nadruk wordt gelegd op ruimtelijke kwaliteit. Het beleid kent geen strikte voorschriften meer met betrekking tot welke functie op welke plek moet plaatsvinden. Het beleid biedt ruimte aan economische dynamiek, zolang deze de ruimtelijke kwaliteit bevordert.

Om deze sturingsfilosofie te waarborgen heeft de provincie in de Omgevingsverordening opgenomen dat in het bestemmingsplan dient te worden onderbouwd op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.1.5). Aan deze onderbouwing wordt de eis gesteld dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe is omgegaan met de provinciale vier-lagenbenadering, de bijbehorende Catalogus Gebiedskenmerken 2009 en welk ontwikkelingsperspectief van toepassing is. In deze paragraaf zal daarop nader worden ingegaan. Naast het provinciaal beleid zal ook worden ingegaan op de inpasbaarheid van de beoogde ontwikkeling in het gemeentelijke Landschapsontwikkelingsplan (LOP), voor zover deze afwijkt van het provinciale kader. Allereerst zal worden ingegaan op de principe zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bij de keuze een nieuwe brug voor gemotoriseerd verkeer aan te leggen is met het principe 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' rekening gehouden. In het buitengebied Deventer-Oost moet met een aantal bestaande verkeersaantrekkende functies rekening worden gehouden. Het LOG, de STER-locatie en de logistieke defensiecomplexen. Deze functies generen nu al veel (vracht)verkeer en dat zal in de toekomst alleen nog maar verder toenemen. Om te voorkomen dat dit (vracht)verkeer over de bestaande erfontsluitingswegen lange tijd door het buitengebied moet rijden voordat een gebiedontsluitingsweg wordt bereikt, is gekozen de bestaande en kortste weg uit het gebied te optimaliseren. Op deze wijze wordt de rust in het gebied behouden en zelfs versterkt. Het niet gebiedsgebonden (vracht)verkeer wordt door deze keuze zoveel mogelijk beperkt, omdat een aantrekkelijk alternatief wordt geboden. Vrachtverkeer dat nu nog moet omrijden kan straks via de Spanjaardsdijk snel het gebied verlaten. Door een nieuwe brug op korte afstand van de bestaande brug te leggen wordt de omgeving het minst belast. Er hoeft geen nieuwe weg te worden aangelegd door het buitengebied en de bestaande wegen hoeven niet te worden aangepast. Slechts een kleine verlegging van de huidige weg ter plaatse van een reeds bestaand bebouwingscluster is noodzakelijk.

Landschappelijke inpassing - ontwikkelingsperspectief

Naast het principe 'zuinig en zorgvuldig ruimte gebruik' speelt ook landschappelijke inpassing een belangrijkste rol als het gaat om behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Indien aan de gewenste ontwikkeling behoefte bestaat, is de vraag waar deze ontwikkeling het beste kan plaatsvinden.

In het provinciaal beleid is het grondgebied van de provincie opgedeeld op basis van zes ontwikkelingsperspectieven. Hiervan zijn drie ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en drie voor de stedelijke omgeving. Deze ontwikkelingsperspectieven geven aan in welke richting het gebied zich dient te ontwikkelen en biedt een (ruimtelijk) kader voor ontwikkelingen binnen het gebied.

Het plangebied is gelegen binnen de ontwikkelingsperspectieven 'Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte', 'stadsrandgebied' en 'realisatie blauwe hoofdstructuur (zie paragraaf 3.1.). De verweving van verschillende functies en de relatie tussen stad en land speelt in dit gebied een belangrijke rol. Naast de melkveehouderij en de akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik, is er in dit gebied ook ruimte voor andere, meer stedelijke functies. Bij al deze ontwikkelingen staat behoud en versterking van de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop. Het ontwikkelingsperspectief 'realisatie blauwe hoofdstructuur' geldt specifiek voor het Overijssels kanaal. Versterking van de natuur- en landschapskwaliteiten en behoud van een veerkrachtig watersysteem zijn de belangrijkste uitgangspunten in dit perspectief.

De realisatie van een nieuwe brug voor gemotoriseerd verkeer over het Overijssels kanaal past binnen alle drie de ontwikkelingsperspectieven. Het ondersteunt de verdere ontwikkeling van het buitengebied als mixlandschap zonder dat de kenmerkende karakteristieken en de leefbaarheid in het gebied onevenredige worden aangetast. Ook de bergingscapaciteit van het watersysteem wordt niet nadelig beïnvloed. De aanpassingen aan de verkeersituatie ter plaatse verbeteren ook de verkeersveiligheid, hetgeen bijdraagt aan een verbeterde bereikbaarheid tussen stad en land, met name ook voor het recreatieve (fiets)verkeer.

Landschappelijke inpassing - gebiedskenmerken

Nu blijkt dat er behoefte bestaat aan de reconstructie van de routering van het (vracht)verkeer in dit deel van het buitengebied, de gekozen variant aansluit op het principe 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' en de ontwikkelingsperspectieven zich niet verzetten tegen de ontwikkeling van een nieuwe brug voor gemotoriseerd verkeer over het Overijssel Kanaal ter hoogte van de huidige Zandbelterbrug, is de volgende stap om na te gaan op welke wijze deze ontwikkeling verder vorm moet krijgen. Met welke gebiedskenmerken moet rekening worden gehouden en op welke wijze moet en kan er worden geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

Op grond van de Provinciale Omgevingsverordening ligt het gebied rond de Zandbelterbrug binnen het gebiedstype 'dekzandvlakte'. In het landschapsontwikkelingsplan Salland (LOP) is het gebied rond de Zandbelterbrug aangewezen als 'dekzandrug'. Kenmerkend voor dit landschap is de sterke verwevenheid van diverse ruimtelijke elementen zoals bosjes, bebouwing, houtwallen en singels. Samen met reliëfverschillen (essen) en open ruimtes ontstaat hierdoor een gevarieerd landschapsbeeld van een besloten tot half open landschap. De historische ensembles die in het gebied voorkomen zijn van grote waarde. Monumentale bomen en oude gebouwen hebben een grote museale kwaliteit. Het landschapsbeleid is gericht op het versterken van de karakteristiek door de hoger gelegen ruggen ruimtelijk te verdichten. Nieuwe rode functies in het buitengebied (passend binnen bestaand beleid) zijn landschappelijk gezien het meest wenselijk op de ruggen onder de voorwaarde dat landschapselementen worden aangelegd.

Enkele landschappelijke karakteristieken zijn:

  • verdichting van de rug met landschapselementen zoals bosjes, landgoederen, houtwallen, hagen, singels en solitaire bomen;
  • afwisseling van verdichte en open ruimtes, met verrassende doorkijkjes;
  • onbeplante essen, maar beplante wegen;
  • wegen, die zich voegen naar de erven en daar deels ook over heen lopen;
  • knooperven;
  • erven die vloeiend overgaan in het landschap;
  • zandwegen en;
  • reliëf door essen en kampen

Ook in het gebied rond de Zandbelterbrug zijn veel van deze landschappelijke karakteristieken te herkennen. Zowel de Spanjaardsdijk, de Kanaaldijk West als de Kanaaldijk Oost zijn beplant. Ten zuiden van de woningen ligt een bosje 'de Zandbelt' en de meeste erven zijn omzoomd met houtwallen, hagen of singels. Waardoor ook rond de Zandbelterbrug een afwisselend landschap van verdichte en open ruimtes aanwezig is.

Bij de realisatie van de nieuwe brug en de reconstructie van de aansluitende wegdelen is vooral van belang dat deze landschappelijke karakteristieken niet onevenredig worden aangetast. Door te kiezen voor een variant waarbij de nieuwe brug op korte afstand van de bestaande brug komt te liggen wordt zo min mogelijk inbreuk gemaakt op deze karakteristieken. Het kappen van grote delen van de laanboombeplanting is niet noodzakelijk en ook andere aanwezige landschapselementen in de omgeving hoeven niet te wijken nu slecht een beperkte aanpassing van het huidige wegprofiel noodzakelijk is. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid is het aanbrengen van nieuwe landschapselementen in het plangebied niet wenselijk.

Nog belangrijker dan het eventueel aanbrengen van landschapselementen is de inpassing van de nieuwe brug in het beschermd dorpsgezicht, zie paragraaf 3.3 Cultuurhistorie en Monumenten. De uitwerking en invulling hiervan vindt plaats bij het daadwerkelijk ontwerpen van de nieuwe brug en wordt in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning getoetst.