direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Plan: Ikkinksweg 9
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P262-OH01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
  • b. bed & breakfast;
  • c. evenementen;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. de in tabel 3.2 vermelde toegestane nevenfuncties;

met de daarbij behorende:

  • f. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water.

Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten   -   100  
inpandige opslag en stalling   -   500  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   -   200  
kano-, boot- of fietsenverhuur   -   100  
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte)   gehele bedrijf   100  
kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis     50  
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen (niet zijnde omheiningen rond paardenbakken) en veekeringen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  • c. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max.
oppervlak  
max.
inhoud  
max. goothoogte   max. bouwhoogte   dakhelling (min./max.)  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel- rooilijn
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
       
1 m
1 m
2 m  
 
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde          
3 m  
 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • d. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 800 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • e. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  • f. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
  • g. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
  • h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 50 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking op het bepaalde in onder a geldt dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie tot ten hoogste 100 m² is toegestaan met dien verstande dat aangetoond dient te worden dat de nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
  • c. in afwijking op het bepaalde in onder a geldt dat nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens is toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak;
  • d. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • g. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • i. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden en waar mogelijk te worden versterkt;
  • k. detailhandel is uitsluitend toegestaan indien dit in directe relatie staat met de hoofdactiviteit;
  • l. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 800 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • m. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
  • nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
  • het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
  • uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
  • de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
  • de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
  • er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is vastgesteld; dit inrichtingsplan dient vergezeld te worden van deskundigenadvies over de inrichting van erf;
  • n. ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende:
  • het aantal kamers bedraagt ten hoogste 5;
  • de oppervlakte per kamer bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • de totale gezamenlijk oppervlakte bedraagt ten hoogste 200 m².
3.5 Afwijken van de bouwregels
3.5.1 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij een burgerwoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.3. f teneinde paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt voor paardenbakken
behorende bij aangrenzende percelen met de bestemming Wonen en dienen aansluitend
aan de bestemming Wonen gerealiseerd te worden;
b. per woning is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
c. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen;
d. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische
bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te
worden beperkt;
g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de
bestaande landschappelijke en natuurwaarden zoals genoemd in lid 3.1 onder a niet

onevenredig worden aangetast.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden).

3.6.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

3.6.3 Voorwaarde voor de omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.2 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 3.1 onder a bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.

3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Ten behoeve van nieuwe natuur

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed;
  • b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
  • c. er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is vastgesteld.