direct naar inhoud van 5.2 Milieuaspecten
Plan: Amstellaan e.o.
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P261-OH01

5.2 Milieuaspecten

Hiervoor is reeds opgemerkt dat voorliggend bestemmingsplan onder de werking van de Crisis- en herstelwet valt. In dat kader wordt opgemerkt dat de onderzoeken en de uitkomsten zoals die hierna worden beschreven en zoals die samen met voorliggend bestemmingsplan ter inzage worden gelegd, zijn opgesteld door onafhankelijke en ter zake deskundige en ervaren adviesbureaus. De gemeente Deventer heeft zich ervan vergewist dat de onderzoeken op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Bij de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan mag de gemeente Deventer dan ook uitgaan van de uitkomsten van deze onderzoeken.

5.2.1 Geluid
5.2.1.1 Inleiding

In het kader van voorliggend bestemmingsplan zijn de geluidsniveaus ten gevolge van de relevante wegen en het geluidsgezoneerde industrieterrein Kloosterlanden/Bergweide onderzocht. Het doel van het akoestisch onderzoek is om de effecten van de geluidsbelasting, als gevolg van de wijzigingen zoals die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, op de geluidsgevoelige bestemmingen te bepalen en deze geluidsbelastingen te toetsen aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.

Onderzoek is gedaan naar het geluid, afkomstig van de zoneplichtige weg (Amstellaan/Henri Dunantlaan) die wordt gereconstrueerd. Daarnaast is ten behoeve van de te verplaatsen woonwagenlocatie onderzoek gedaan naar het geluid, afkomstig van het verkeer op de Snipperlingsdijk. Ten slotte is het geluid bepaald, afkomstig van het verkeer op de nieuw aan te leggen wijkontsluitingsweg van de Rivierenwijk (Oostelijke Wijkontsluitingsweg), op de bestaande woningen langs deze weg.

Het akoestische onderzoek zal tegelijkertijd met voorliggend bestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

5.2.1.2 Wettelijke kader

De gewijzigde Wet geluidhinder is op 1 januari 2007 van kracht geworden. Eén van de belangrijkste wijzigingen is dat in plaats van op basis van een maatgevende periode van het etmaal (dag of nacht, de LAeq), nu een berekening van de geluidsbelasting wordt bepaald als gemiddelde over de dag, avond en nacht, de Lden.

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat alle wegen een geluidszone hebben. Dit is de zone langs een weg waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Uitzondering hierop zijn de wegen:

- die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;

- waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/h.

De breedte van de zone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied.

De Wet geluidhinder maakt onderscheid in 'Nieuwe situaties' en 'Bestaande situaties'.

Nieuwe situaties

Volgens de Wet geluidhinder dient bij de realisatie van een nieuwe weg en/of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszones van de wegen, onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting op de geluidsgevoelige bestemmingen.

Bestaande situaties

Bestaande situaties hoeven niet getoetst te worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De feitelijke of toekomstige geluidbelasting speelt juridisch geen rol bij het opnieuw vaststellen van bestaande situaties binnen het plangebied. De regels voor geluid in de woning zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Voor bestaande woningen met een te hoge geluidbelasting bestaat er een saneringsregeling. Hiervoor komen alleen woningen in aanmerking die in 1986 vanwege het geluidsaspect wegverkeer een te hoge geluidbelasting ondervonden.

5.2.1.3 Onderzoek en resultaten

Wegverkeersgeluid

Op basis van de resultaten van het akoestisch onderzoek kan een aantal conclusies worden getrokken, hierbij komen de volgende akoestisch relevante wijzigingen aan de orde:

  • de wijziging van de Amstellaan/Henri Dunantlaan:
  • de nieuw aan te leggen Oostelijke Wijkontsluitingsweg;
  • de verplaatsing van de woonwagenlocatie langs de Snipperlingsdijk.

Wijziging Amstellaan/Henri Dunantlaan

Op basis van de onderzoeksresultaten kan het volgende worden geconcludeerd ten aanzien van de fysieke wijziging aan de bestaande weg (Amstellaan/Henri Dunantlaan):

  • Voor de fysieke wijzigingen aan de Amstellaan is vastgesteld dat sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
  • Voor de overschrijdingen van de 'ten hoogst toelaatbare waarde' (hoogst toegestane geluidsbelasting voor de nieuwe situatie zonder het treffen van maatregelen) in de nieuwe situatie na planrealisatie dienen hogere grenswaarden te worden vastgesteld bij een aantal individuele woningen. Ten behoeve van de procedure tot vaststelling van de hogere grenswaarde zijn de mogelijke bron- en overdrachtsmaatregelen beschouwd en inzichtelijk gemaakt. Enkel het toepassen van een stillere wegdekverharding (dunne deklagen B) heeft een merkbaar geluidsreducerend effect. Daarnaast is onderzoek gedaan naar het afschermend effect van een geluidsscherm langs de Amstellaan. Het geluidsreducerend effect van het toepassen van een scherm weegt echter niet op tegen de landschappelijke en financiële bezwaren die het toepassen van een scherm met zich meebrengt. Verdere bron- en overdrachtsmaatregelen zijn niet effectief en ontmoeten eveneens bezwaren van financiële, landschappelijke, verkeerskundige of stedenbouwkundige aard.
  • Per woning is de geluidsbelasting als gevolg van de afzonderlijke wegen op de gevels inzichtelijk gemaakt voor de situatie met en zonder maatregelen (dunne deklagen B). Op basis van die rekenresultaten kunnen de vast te stellen hogere grenswaarden per woning worden bepaald.
  • Bij de aanvraag van hogere grenswaarden zal de geluidwering van de gevels moeten worden vastgesteld om de binnenwaarde te waarborgen. De gecumuleerde geluidsbelasting als gevolg van de gezamenlijke wegen (exclusief aftrek ex art. 110g van de Wet geluidhinder) is hiertoe inzichtelijk gemaakt. Voor een aantal woningen zal mogelijk een onderzoek naar aanvullende gevelweringsmaatregelen uitgevoerd moeten worden. Op basis van een gedetailleerd onderzoek naar de geluidwering van de individuele woningen kan worden bepaald of en in welke mate en uitvoeringsvorm aanvullende gevelweringsmaatregelen noodzakelijk zijn.

Aanleg Oostelijke Wijkontsluitingsweg

Voor de aanleg van de Oostelijke Wijkontsluitingsweg zijn twee ontwerpvarianten beschouwd. Variant 1 is de variant waarbij de nieuw aan te leggen weg vanaf de Snipperlingsdijk loodrecht aansluit op de Roerstraat. In variant 2 buigt de nieuw aan te leggen weg af vanaf de Snipperlingsdijk gezien naar links en loopt gekromd door in de Geleenstraat. Op deze weg zal een snelheidsregime van 30 km/u gaan heersen. De weg wordt daarmee niet zoneplichtig in de zin van de Wet geluidhinder.

Op basis van de onderzoeksresultaten kan het volgende worden geconcludeerd ten aanzien van de geluidsbelasting ten gevolge van de nieuw aan te leggen Oostelijke Ontsluitingsweg:

  • Ten opzichte van variant 1 vindt in de nieuwe situatie van variant 2 een verschuiving plaats van de geluidsbelasting naar andere woonblokken. Het bouwblok aan de Maasstraat ondervindt in variant 2 een minder hoge geluidsbelasting. De woningen, parallel aan de Geleenstraat ondervinden in variant 2 een hogere geluidsbelasting dan bij variant 1.
  • Hoewel de nieuw aan te leggen Oostelijke Ontsluitingsweg niet zoneplichtig zal worden in de zin van de Wet geluidhinder (want 30 km/uur) is de geluidsbelasting als gevolg van beide varianten vergeleken met de grenswaarden uit die wet. Geconcludeerd kan worden dat ten opzichte van deze grenswaarden bij een aantal woningen sprake is van een geluidsbelasting van maximaal 58 dB. Deze waarde blijft ver beneden de maximale grenswaarde van 63 dB die geldt bij de aanleg van geluidsgezoneerde wegen. Gesteld kan worden dat sprake is van een acceptabel geluidsniveau ter plaatse van de woningen.
  • Op basis van argumenten van financiële, stedenbouwkundige en van maatschappelijke aard gaat de voorkeur uit naar variant 1 (de rechte variant). Deze variant is dan ook planologisch-juridisch verankerd in voorliggend bestemmingsplan.

Verplaatsing woonwagenlocatie

De nieuw aan te leggen weg, de Oostelijke Ontsluitingsweg, komt over de bestaande woonwagenlocatie te liggen. Om deze weg te kunnen realiseren dient de locatie te worden verplaatst naar de westzijde van de weg. Deze situatie wordt op grond van de Wet geluidhinder beschouwd als een 'nieuwe situatie'.

Toetsing van geluidsbelastingen van woonwagenlocaties dient conform de Wet geluidhinder plaats te vinden op de terreingrens. Hiermee wordt een vrije invulling van het geluidsgevoelige terrein mogelijk gemaakt. Echter, in het onderhavige geval is de indeling van de locatie gedefinieerd, in die zin dat bergingen worden gepositioneerd aan de zuidzijde van de terreingrens (de naar de Snipperlingsdijk toe gesitueerde grens). Hiermee ligt de positie van de te plaatsen woonwagens vast. Toetsing van de geluidsniveaus vindt plaats op de locatie waar de woonwagens feitelijk gaan komen.

Met deze beoogde invulling is een formele toetsing weliswaar niet mogelijk maar wordt in de geest van de Wet geluidhinder getoetst op de geluidsbelastingen die de woonwagens zullen gaan ondervinden. Door op deze wijze bewust invulling te geven aan de planlocatie wordt de meest optimale bescherming tegen geluidhinder gerealiseerd ter plaatse van het te realiseren 'binnenterrein' van de woonwagenlocatie.

Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten kan met betrekking tot de woonwagenlocatie onder meer het volgende worden geconcludeerd:

  • Om de hoogte van de geluidsbelastingen terug te dringen zal een geluidsscherm tussen de locatie en de Snipperlingsdijk worden gerealiseerd. Dit geluidsscherm zal in een U-vorm om de locatie heen worden aangebracht. Het naar de Snipperlingsdijk gerichte deel van dit scherm dient een minimale hoogte te hebben van 2 meter ten opzichte van het plaatselijk maaiveld. Het scherm langs de Oostelijke Ontsluitingsweg dient een hoogte van minimaal 1 meter te hebben ten opzichte van het plaatselijk maaiveld. Het scherm aan de westzijde van de woonwagenstandplaats, parallel aan de Oostelijke Ontsluitingsweg, dient een hoogte van minimaal 2 meter ten opzichte van het plaatselijk maaiveld te krijgen.
  • Ter plaatse van de beoordelingspunten wordt voldaan aan de van toepassing zijnde normering voor het geluidsaspect industrielawaai, vanwege het geluidsgezoneerde industrieterrein Kloosterlanden/Bergweide. Vanwege de geluidsbelasting als gevolg van het verkeer op de Snipperlingsdijk is vaststelling van een hogere grenswaarde noodzakelijk. Verdere toepassing van bron- en overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting terug te dringen ontmoeten bezwaren van landschappelijke en financiële aard.

Industrielawaai

De geluidzone rond het industrieterrein Kloosterlanden / Bergweide ligt voor een klein deel binnen het plangebied. Deze geluidszone is op de verbeelding weergegeven. Buiten deze geluidszone bedraagt de geluidbelasting vanwege het industrieterrein in ieder geval niet meer dan 50 dB(A).

5.2.2 Bodem
5.2.2.1 Verdachte activiteiten

Op basis van het milieuvergunningensysteem en het historisch bodembestand bevindt bij het meest noordelijke deel van de Amstellaan een demping. Ter plaatse van het overige traject hebben geen voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten plaatsgevonden

5.2.2.2 Bodemonderzoeken

Binnen het plangebied zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. In de periode van augustus tot november 2011 is door Haskoning (kenmerk 9W9027.B0) een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd binnen het plangebied. De belangrijkste conclusies van dit onderzoek zijn:

  • Bij de demping zijn boringen geplaatst. Zintuiglijk is afvalmateriaal aangetroffen in de bodem. In dezelfde hoek is een niet ernstige olieverontreiniging in de grond aangetoond.
  • In de zuidwestelijke hoek (tussen de Snipperlingsdijk en de Schonenvaardersstraat en dus buiten het plangebied) is in de ondergrond een sterke verontreiniging met PAK aangetoond. De omvang van de verontreiniging is niet exact bekend maar het betreft naar verwachting een geval van ernstige verontreiniging.
  • Zintuiglijk zijn in de grond van het overige terrein binnen het plangebied bijmengingen met puin aangetroffen. In de grond en het grondwater zijn maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de achtergrondwaarden/ streefwaarden en vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik.
5.2.2.3 Conclusie

Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek bestaat er geen bodemhygiënisch bezwaar voor het toekomstige gebruik. Ter plaatse van de demping zijn geen grondwerkzaamheden gepland. Bij de uitvoering van grondwerkzaamheden ter plaatse is een plan van aanpak nodig.

5.2.3 Luchtkwaliteit

In het rapport van 5 september 2011 heeft Tauw bv verslag gedaan van een luchtkwaliteitsonderzoek dat in het kader van de geschetste ontwikkelingen is uitgevoerd. Dit rapport wordt tegelijkertijd met voorliggend bestemmingsplan ter inzage gelegd.

De conclusie van het rapport luidt als volgt:

Ten behoeve van de besluitvorming dient aangetoond te worden dat de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan één van de vier gronden uit artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. De beoogde wijzigingen binnen het project ‘Rivierenwijk’ hebben naar verwachting geen noemenswaardige extra verkeersbewegingen tot gevolg. Op grond hiervan lijkt het besluit al ‘niet in betekenende mate’. Door de gemeente Deventer is er echter voor gekozen een indicatieve berekening uit te voeren voor de stoffen NO2, fijn stof (PM10). Dit zijn vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit de meest kritische componenten.

Uit de resultaten blijkt dat in geen van de doorgerekende situaties de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 worden overschreven. Ook de grenswaarden voor het maximaal aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde concentratie NO2 en de 24-uursgemiddelde concentratie PM10 worden niet overschreden. Het maximale aantal overschrijdingsdagen voor PM10 bedraagt 12 in 2012 langs de Amstellaan tussen de Spuistraat en de Deltalaan (na toepassing van de wettelijke zeezoutcorrectie). De uurgemiddelde grenswaarde voor NO2 wordt geen één keer overschreden.

De voorgenomen ontwikkeling is inpasbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.

5.2.4 Externe veiligheid
5.2.4.1 Regelgeving

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt om een minimaal veiligheidsniveau de garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Hiervoor zijn normen en richtwaarden opgenomen in de wetgeving in de vorm van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans van éénmaal in de miljoen jaar op een dergelijk ongeval is als norm in de regelgeving opgenomen. Het plaatsgebonden risico (PR 10-6) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.
Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden. Het groepsrisico is echter geen harde norm, maar een oriënterende waarde.
Voor de verschillende typen risicobronnen is regelgeving vastgesteld. Voor bedrijven en installaties zoals in dit geval het spoorwegemplacement is de normstelling vastgesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, en voor transportassen voor vervoer van gevaarlijke stoffen zoals in dit geval het doorgaande spoor, in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”.

5.2.4.2 Gemeentelijk beleid

Op 4 juli 2007 is door de Raad de “Omgevingsvisie externe veiligheid” vastgesteld. In die nota is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer. Voor het gebied wat dit bestemmingsplan bestrijkt zijn twee ambitieniveaus vastgelegd voor vanuit het aspect externe veiligheid gezien twee typen gebieden binnen het plangebied. Het betreft de ambitieniveaus “Ruimte voor wonen” en “Ruimte voor ontwikkeling”. Deze gebieden zijn op de kaart “Gebiedsgerichte ontwikkelingsmogelijkheden externe veiligheid” van de Omgevingsvisie externe veiligheid weergegeven. De gebieden met het ambitieniveau “Ruimte voor ontwikkeling” zijn in de Omgevingsvisie met de kleur blauw aangegeven. Het betreft voor dit bestemmingsplan een zone van 200 meter langs het doorgaand spoor en 300 meter rondom het spoorwegemplacement. Het gebied “Ruimte voor wonen” betreft het overige gebied binnen het bestemmingsplan.

De ambitieniveau's zijn samengevat in de onderstaande tabel:

  Overschrijding grenswaarde PR (10-6) voor kwetsbare objecten
 
Overschrijding richtwaarde PR (10-6) voor beperkt kwetsbare objecten   Overschrijding oriënterende waarde (OW) groepsrisico   Toename groepsrisico  
Woonwijken   Niet acceptabel   Nieuw: Niet acceptabel Bestaand: Niet wenselijk, indien mogelijk verbeteren   Niet acceptabel   Niet wenselijk resteffect meewegen  
Ruimte voor ontwikkeling
(transportzone)  
Niet acceptabel   Nieuw: Niet acceptabel
Bestaand: Niet wenselijk, indien mogelijk verbeteren  
Acceptabel onder voorwaarden optimaal planontwerp   Acceptabel onder voorwaarden optimaal planontwerp  
5.2.4.3 Beleidsregel Bluswatervoorziening en bereikbaarheid (september 2011)

In de beleidsregels Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van de gemeente Deventer zijn regels vastgelegd om een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en voldoende bluswatervoorzieningen te bewerkstelligen.

Voor de reconstructie van de Amstellaan, het aanleggen van de twee wijkverbindingen en de nieuwe oostelijke ontsluitingsweg is met name het aspect bereikbaarheid uit de genoemde beleidsregels van toepassing. Hieronder wordt daar nader op ingegaan.

De Amstellaan en de Snipperlingsdijk zijn gebiedsontsluitingswegen type a/b. Beide zijn aangemerkt als primaire uitrukroutes. Dit zijn wegen, die door de hulpdiensten primair gebruikt worden om tijdig op de plaats van een incident kunnen zijn. De Deltalaan/Oude Bathmenseweg is een secundaire uitrukroute. De nieuwe oostelijke ontsluitingsweg is aangeduid als erftoegangsweg type 2.

Voor een goede bereikbaarheid van gebouwen via het openbare wegennet worden diverse eisen gesteld aan onder andere de maatvoering van de weg. Brandweervoertuigen kennen specifieke afmetingen. Wegen moeten voldoen aan een bepaalde maatvoering, maar ook aan andere voorwaarden, zoals:

  • a. de maximale belasting van een weg, zoals de asbelasting en het totale gewicht;
  • b. de minimale doorgangshoogte;
  • c. de minimale beschikbare rijbaanbreedte;
  • d. de minimale buitenbochtstraal;
  • e. de maximale binnenbochtstraal (afhankelijk van de buitenbochtstraal).

Op de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen is de snelheid van hulpverleningsdiensten meestal vergelijkbaar of zelfs hoger dan de snelheid van het overige verkeer. Dit houdt in dat er voor de hulpverleningsdiensten de ruimte moet zijn om zowel het verkeer op dezelfde baan als het eventueel tegemoetkomende verkeer te passeren. Op de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen mogen geen snelheidsremmende en verkeerswerende elementen geplaatst worden.

Bij de aanleg van de nieuwe Amstellaan zal met bovengenoemde voorwaarden rekening worden gehouden. Ook zal overleg met de Brandweer en andere hulpverleningsdiensten worden gepleegd.

Voor de hulpverleningsdiensten is het van belang dat verblijfsgebieden goed ontsloten zijn. Uitgaande van de normtijden in de Handleiding Brandweerzorg is een tijd van twee minuten aan de orde. Dat betekent dat: een erftoegangsweg type 2 niet onacceptabel lang mag zijn en binnen beperkte grenzen met vertragende verkeersobstakels (bijvoorbeeld voertuigvriendelijke drempels) mag zijn ingericht. Ontsluitingen van een verblijfsgebied moeten op strategische punten worden gepland.

De nieuwe oostelijke ontsluitingsweg is circa 140 meter lang tot de kruising met de Maasstraat. Dit is niet onacceptabel lang. Eventueel verkeersvertragende verkeersobstakels zullen voertuigvriendelijk zijn en binnen beperkte grenzen aangebracht worden. De ontsluitingsweg ligt op circa 270 meter van het kruispunt Snipperlingsdijk en op circa 200 meter vanaf toegang tot de wijk vanaf de Neerstraat. De nieuwe weg wordt hiermee op een strategische locatie aangelegd.

Bij wegwerkzaamheden (opbrekingen c.q. reconstructiewerkzaamheden), waarbij een prioriteitsweg wordt afgesloten, moet een alternatief aanwezig zijn die de bereikbaarheid van zowel de objecten gelegen aan deze route, als ook het achterliggende gebied voldoende garandeert.

Voordat de werkzaamheden aan de Amstellaan starten, zal een tijdelijke weg worden aangelegd. Hiermee wordt de doorstroming gegarandeerd. Bij de inrichting van de tijdelijke weg zal ook overleg plaatsvinden met de Brandweer en andere hulpverleningdiensten.

5.2.4.4 Risicobronnen in en nabij het plangebied

In en nabij het plangebied bevinden zich de volgende relevante risicobronnen die met het vervoer van gevaarlijke stoffen te maken hebben:

  • Het spoorwegemplacement waarop met gevaarlijke stoffen wordt gerangeerd en;
  • het doorgaande spoor naar Zutphen en Almelo (voor een deel).
  • Descol kunststof chemie, Duurstedeweg 7.

Het rangeren op het emplacement Deventer betreft treinen die vanuit Zutphen richting Deventer rijden en op het emplacement van rijrichting veranderen, om vervolgens richting Almelo te vertrekken.

Het doorgaand spoor en het spoorwegemplacement worden in het kader van het aspect externe veiligheid gezien als twee aparte risicobronnen.

De activiteiten van het bedrijf Descol betreft opslag van chemicaliën voor het leggen van kunststof sportvloeren. De vloeren worden op locatie gelegd. De grondstoffen daarvoor zijn onder andere in twee daartoe ingerichte opslagen voor gevaarlijke stoffen aanwezig. Indien bij het bedrijf in deze opslagen brand uitbreekt kan de giftige rookwolk in het plangebied gewonden veroorzaken, indien het gebied niet tijdig wordt verlaten.

5.2.4.5 Toetsing aan het plaatsgebonden risico en groepsrisico

Binnen het plangebied bevinden zich 4 woonwagenstandplaatsen. Deze standplaatsen zijn over een afstand van 30 meter parallel aan het spoor in westelijke richting verschoven. De standplaatsen bevinden zich op 480 meter van doorgaand spoor en 560 meter vanaf het spoorwegemplacement. Gezien deze afstanden blijft het groepsrisico ongewijzigd. Het plaatsgebonden risico is voor dit plan niet relevant omdat zowel het doorgaand spoor als het spoorwegemplacement geen PR 10-6 contour bezitten.

Het 1% letaliteitsgebied van het bedrijf Descol Kunstof chemie is door middel van een kwantitatieve risicoanalyse bepaald op 362 meter. Dit invloedsgebied reikt in het plangebied tot juist de noordzijde van de Snipperlingsdijk. Binnen dit gebied bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen. Strikt genomen behoeft met deze risicobron op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen geen rekening te worden gehouden bij dit besluit.

5.2.4.6 De verantwoordingsplicht in relatie tot het emplacement en het doorgaand spoorvervoer van gevaarlijke stoffen

Voor het spoorwegemplacement en het doorgaand spoorvervoer van gevaarlijke stoffen gelden dezelfde ongevalsscenario's. Vandaar dat de aspecten “bestrijdbaarheid” en “zelfredzaamheid” voor beide risicobronnen gezamenlijk worden behandeld.

Het plan biedt de infrastructuur voor ontvluchting uit de aangrenzende bebouwing van de Rivierenwijk aan de west- en oostzijde van het plan en voor de bereikbaarheid van de voornoemde wijk voor de hulpdiensten.

Bereikbaarheid voor de aangrenzende plangebieden

Vanaf de Amstellaan kan het verkeer niet meer de Rivierenwijk inrijden. De nieuwe situatie borgt een tweezijdige ontsluiting van de wijk voor alle typen brandweervoertuigen. De tweezijdige ontsluiting verloopt via de Veenweg vanwaar via de Oude Bathmenseweg over de Amstellaan heen naar de Deltalaan gereden kan worden. Vervolgens kan via nieuwe ontsluitingen, de Neerstraat en de Geleenstraat, de wijk worden bereikt en verlaten. De route Oude Bathmenseweg Deltalaan loopt parallel aan het emplacement en het doorgaand spoor. Vanaf de Oude Bathmense weg en de Veenweg kan het emplacement bereikt worden bij verschillende windrichtingen.

Het bedrijf Descol is via de kortste rijroute via de Schonenvaarderstraat en de Dordrechtweg op 600 meter van de brandweerkazerne gelegen. Een alternatief is via de Hanzeweg en de Duurstedeweg. Daarnaast kan nog via een fietspad bij de kruising Snipperlingsdijk Hanzeweg een parallelweg aan de Hanzeweg bereikt worden waardoor de inrichting meer noordwestelijk aangereden kan worden. De bereikbaarheid is echter niet optimaal omdat dit industriegebied niet vanuit oostelijke richting bereikt kan worden vanwege de barrièrewerking van de havens. Het terrein van de inrichting is wel van noordelijke en zuidelijke richting bereikbaar.

Zelfredzaamheid voor de aangrenzende plangebieden

De onder “Bereikbaarheid” genoemde ontsluitingsroute borgt tevens dat van de risicobronnen af en parallel aan de risicobronnen gevlucht kan worden. Daarnaast zijn er meerdere ontsluitingen voor langzaam verkeer vanuit de wijk. De Maasstraat die wordt afgesloten voor autoverkeer, wordt vervangen door een brede fietstunnel die onder de Amstellaan doorloopt. Verder kent de aangrenzende Rivierenwijk meerdere vluchtmogelijkheden voor langzaam verkeer.

Bereikbaarheid en zelfredzaamheid voor de vier woonwagenstandplaatsen

De 4 woonwagenlocaties beschikken in de nieuwe situatie over een nieuwe ontsluitingsweg die het ontvluchten van de risicobronnen af mogelijk maakt. De ontsluitingsweg sluit direct aan op de hoofdwegenstructuur. Voor de bereikbaarheid en zelfredzaamheid is er voor deze woonwagenstandplaatsen sprake van een verbetering.

5.2.4.7 Eindafweging

Het groepsrisico blijft ongewijzigd. Het plan wijzigt de bereikbaarheid van en de zelfredzaamheid voor de aangrenzende plangebieden. Bij de wijziging is rekening gehouden met de nabijgelegen risicobronnen, verder zorgt het plan voor borging van een tweezijdige ontsluiting van de aangrenzende plangebieden voor de hulpdiensten. Tevens biedt het plan borging voor de ontvluchtingsmogelijkheden van de risicobronnen af voor zowel de vier woonwagenstandplaatsen als de aangrenzende plangebieden.

De maatregelen binnen het plan hangen wel samen met maatregelen die buiten de begrenzing van het plangebied worden genomen. Dit plan is een onderdeel van de totale ontsluiting van de Rivierenwijk die zal voldoen aan de eisen op dit gebied.

De beleidsregel Bluswater en bereikbaarheid biedt geen belemmering voor de uitvoer van het bestemmingsplan. De bestemmingen Verkeer, Verkeer-Verblijfsgebied en Verkeer-Tijdelijke weg – Voorlopig zijn voldoende breed om aan de voorwaarden uit de beleidsregel te kunnen voldoen. Bij de fysieke uitvoer van het project zal nauw overleg moeten plaatsvinden met de Brandweer en de andere hulpverleningsdiensten.

5.2.5 Ecologie

In het rapport van Eelerwoude van 6 oktober 2011 is verslag gedaan van een onderzoek naar de gevolgen van voorliggend bestemmingsplan voor de flora en fauna. Het rapport is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd maar hieronder volgen de belangrijkste conclusies:

5.2.5.1 Natura 2000

Het Natura 2000 gebied Uiterwaarden IJssel ligt op 1 kilometer van het plangebied. Gelet op de afstand tot het plangebied en de aard van de, met dit bestemmingsplan, mogelijk gemaakte activiteiten, wordt een toetsing aan de Natuurbeschermingswet niet noodzakelijk geacht.

5.2.5.2 Ecologische Hoofdstructuur

Op 1 kilometer van het plangebied ligt een gebied dat is aangewezen als EHS. Gelet op de afstand tot het plangebied en de aard van de, met dit bestemmingsplan, mogelijk gemaakte activiteiten, worden geen negatieve effecten of aantasting van wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS verwacht.

5.2.5.3 Beschermde soorten

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de zorgplicht in het kader van de Flora- en faunawet in acht wordt genomen. Verder worden de werkzaamheden buiten het broedseizoen van broedvogels gepland.

Naar aanleiding van verschillende eeder uitgevoerde onderzoeken is in 2008 een ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd voor het verwijderen van vaste rust en verblijfplaatsen van vleermuizen in de te slopen gebouwen. Deze ontheffing is verleend en geldig tot en met 31 december 2012. Indien de woningen op dat moment niet gesloopt zijn, zal een nader onderzoek en aanvraag om ontheffing noodzakelijk zijn.

Verder is er een kans aanwezig dat in de te slopen woonhuizen een verblijfplaats van een steenmarter wordt aangetroffen. Indien dit het geval is dient door een ter zake deskundige ecoloog de aard van de verblijfplaats vast te worden gesteld.

Tot slot is het mogelijk dat de huismus en de gierzwaluw gebruik maken van de te slopen bebouwing in het plangebied. Indien deze soorten worden aangetroffen bij de voorbereiding van de sloopwerkzaamheden, is een onderzoek naar compenserende en mitigerende maatregelen noodzakelijk (ecologisch werkprotocol). Uit dit onderzoek kan vervolgens blijken (er kunnen onvoldoende compenserende en mitigerende maatregelen worden getroffen) dat een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is.

5.2.5.4 Venenplantsoen

In het rapport van 19 mei 2011 (met nummer 11/075) heeft Ecogroen verslag gedaan van een onderzoek naar de potentiele aanwezigheid van beschermde soorten en een doorkijk gegeven naar de mogelijke consequenties van toekomstige ontwikkelingen in het onderzochte deel van het Venenplantsoen.

De conclusies zoals vervat in het rapport luiden als volgt:

  • In het onderzochte gebied komen geen beschermde planten voor;
  • er is geen sprake van schade aan vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen;
  • door bij de renovatie van het park te zorgen dat aanwezige bomenrijen en bomengroepen gesloten blijven, wordt voorkomen dat er een negatief effect optreedt voor vliegroutes van vleermuizen;
  • er is geen sprake van schade aan (onmisbaar) foerageergebied van vleermuizen;
  • er is geen sprake van schade aan (zwaar) beschermde zoogdieren;
  • eventuele schade aan overige zoogdieren zou geminimaliseerd kunnen worden door de werkzaamheden zoveel als mogelijk buiten de periode van maart tot augustus te plannen;
  • door de werkzaamheden zoveel als mogelijk te plannen buiten de periode van half maart tot half juli (broedseizoen) worden de broedbiotopen van vogels ontzien;
  • in het onderzocht gebied komen verder geen beschermde soorten voor.