direct naar inhoud van 3.3 Landschappelijke inpasbaarheid en ruimtelijke kwaliteit
Plan: Apenhuizerenkweg 1
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P241-OH01

3.3 Landschappelijke inpasbaarheid en ruimtelijke kwaliteit

In de vorige paragraaf is aangegeven dat zowel op nationaal, provinciaal als gemeentelijke niveau de nadruk wordt gelegd op ruimtelijke kwaliteit. Het beleid kent geen strikte regels meer met betrekking tot welke functie op welke plek moet plaatsvinden. Het beleid biedt ruimte aan economische dynamiek, zolang deze de ruimtelijke kwaliteit bevordert.

Om deze sturingsfilosofie te waarborgen heeft de provincie in de Omgevingsverordening opgenomen dat in het bestemmingsplan dient te worden onderbouwd op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.1.5). Aan deze onderbouwing wordt de eis gesteld dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe is omgegaan met de provinciale vier-lagenbenadering, de bijbehorende Catalogus Gebiedskenmerken 2009 en welk ontwikkelingsperspectief van toepassing is. In deze paragraaf zal daarop nader worden ingegaan. Naast het provinciaal beleid zal ook worden ingegaan op de inpasbaarheid van de beoogde ontwikkeling in het gemeentelijke Landschapsontwikkelingsplan (LOP), voor zover deze afwijkt van het provinciale kader. Allereerst zal worden ingegaan op het principe zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bij de keuze om op het perceel van de Apenhuizerenkweg 1 een nieuw bijgebouw te realiseren, is rekening gehouden met het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Dit wordt gerealiseerd door het slopen van drie bestaande bijgebouwen en deze te vervangen door één groot bijgebouw dichter bij de bestaande woning. Hierdoor is er sprake van concentratie van bebouwing wat de ruimtelijke kwaliteit ten goede komt.

Landschappelijke inpassing - ontwikkelingsperspectief

Naast het principe 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' speelt ook landschappelijke inpassing een belangrijke rol als het gaat om behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Indien aan de gewenste ontwikkeling behoefte bestaat, is de vraag waar deze ontwikkeling het beste kan plaatsvinden.

In het provinciaal beleid is het grondgebied van de provincie opgedeeld op basis van zes ontwikkelingsperspectieven, drie ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en drie voor de stedelijke omgeving. Deze ontwikkelingsperspectieven geven aan in welke richting het gebied zich dient te ontwikkelen en biedt een (ruimtelijk) kader voor ontwikkelingen binnen het gebied.

In de omgevingsvisie van de provincie Overijssel staat dat het gebied waarbinnen het perceel aan de Apenhuizerenkweg 1 valt in het ontwikkelingsperspectief Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap). Deze gebieden zijn voor gespecialiseerde landbouw, en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatie, zorg, natuur en water) en bijzondere woon-, werk-, en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken. Er is in dit gebied sprake van een verweving van functies. Daarnaast is er de ambitie in dit gebied om voort te bouwen op de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en een verbinding te leggen tussen een veelzijdigheid aan elementen, zoals cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. Het slopen van de drie bijgebouwen en het daarvoor in de plaats realiseren van één bijgebouw past binnen dit ontwikkelingsperspectief.

Landschappelijke inpassing - gebiedskenmerken

In het landschapsontwikkelingsplan Salland (LOP) is het gebied rond de Apenhuizerenkweg 1 aangewezen als 'dekzandrug'. Kenmerkend voor dit landschap is de sterke verwevenheid van diverse ruimtelijke elementen zoals bosjes, bebouwing, houtwallen en singels. Samen met reliëfverschillen (essen) en open ruimtes ontstaat hierdoor een gevarieerd landschapsbeeld van een besloten tot half open landschap. De historische ensembles die in het gebied voorkomen zijn van grote waarde. Monumentale bomen en oude gebouwen hebben een grote historisch karakteristieke kwaliteit. Het landschapsbeleid is gericht op het versterken van de karakteristiek door de hoger gelegen ruggen ruimtelijk te verdichten. Nieuwe rode functies in het buitengebied (passend binnen bestaand beleid) zijn landschappelijk gezien het meest wenselijk op de ruggen onder de voorwaarde dat landschapselementen worden aangelegd.

Enkele landschappelijke karakteristieken zijn:

  • verdichting van de rug met landschapselementen zoals bosjes, landgoederen, houtwallen, hagen, singels en solitaire bomen;
  • afwisseling van verdichte en open ruimtes, met verrassende doorkijkjes;
  • onbeplante essen, maar beplante wegen;
  • wegen, die zich voegen naar de erven en daar deels ook over heen lopen;
  • knooperven;
  • erven die vloeiend overgaan in het landschap;
  • zandwegen;
  • reliëf door essen en kampen.

Deze gebiedskenmerken worden in de Provinciale Omgevingsvisie eveneens benoemd. Op basis van de Provinciale gebiedskenmerken is het perceel gelegen op een 'dekzandvlakte en dekzandruggen' (natuurlijke laag) en is er sprake van een 'oude hoevenlandschap' (agrarisch cultuurlandschap). Kenmerkende structuren van dit landschap zijn de open esjes, de routes over de erven en de erf- en landschapsbeplanting. Met het oog op toekomstige ontwikkelingen staat met name het accentueren van de dragende structuren van het oude hoevenlandschap, waaronder de samenhang, de karakteristieke verschillen tussen landschapselementen en de openheid en kleinschaligheid centraal.

Het bouwplan heeft rekening gehouden met het landschap door de nieuwe kapschuur in te passen in de lijn van drie monumentale eiken. Hierdoor wordt deze lijn versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P241-OH01_0005.png"

Tekening landschapsinrichtingsplan Apenhuizerenkweg.

Door de bepaalde hoogte en bouwafstand zullen de eiken van het bouwplan geen hinder ondervinden. De hoogstamboomgaard schermt het zicht vanaf de weg op het perceel af en zal hierdoor als een groen bosje zichtbaar worden. Het is van belang dat het toegepaste assortiment uit inheemse beplanting bestaat. Daarnaast worden drie verspreide bijgebouwen gesloopt en wordt hiervoor in de plaats één bijgebouw gerealiseerd nabij de huidige bebouwing waardoor er sprake is van concentratie van de bebouwing. Ook liggen twee van deze te slopen bijgebouwen nabij een esje dat hierdoor weer vrij komt. Hierdoor versterkt het bouwplan de bovenstaande gebiedskenmerken en past deze binnen het landschap.