direct naar inhoud van 3.6 Waterhuishouding
Plan: Biesterveldsweg 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P236-VG01

3.6 Waterhuishouding

Watertoets
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Relevant beleid
Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheersplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. (De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl.) Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Invloed op de waterhuishouding
Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m². Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.

Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.

Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied heeft een relatief lage grondwaterstand. Het plangebied ligt in de nabijheid van een drinkwaterwinning en heeft de status van een grondwaterbeschermingsgebied. Ten noorden van het plangebied is een watergang gegraven voor wateraanvoer naar het waterwingebied Frieswijk. Grondwaterbeschermingsgebieden zijn de gebieden rondom de winningen waar de verblijfstijd van het water maximaal 25 jaar is. Het grondwater in deze gebieden wordt door maatregelen beschermd om de waterwinning voor een periode van 25 jaar zo veel mogelijk veilig te stellen. De Omgevingsverordering Overijssel 2009 kent in dat verband een verbodsstelsel voor allerlei handelingen en activiteiten. Uitgangspunt van het beschermingsbeleid voor openbare drinkwaterwinningen is preventie: het voorkomen van risicovolle activiteiten. Een ander uitgangspunt is het voorzorgprincipe: nieuwe risicovolle activiteiten worden uit voorzorg verboden of slechts onder voorwaarden toegestaan. Het ruimtelijke beleid richt zich daarom op het weren of regelen (aan voorwaarden verbinden) van strijdige functies en op het bevorderen van harmoniërende functies binnen de beschermingsgebieden.

Wanneer zich functiewijzigingen aandienen, zal moeten worden voorkomen dat de situatie, met het oog op de bescherming van het grondwater, verslechtert (stand-still-principe).

Indien mogelijk zal voor een verbetering moeten worden gekozen (stap-vooruitprincipe).

Een stap-vooruit wordt gezet als de nieuwe bestemming/functie minder risico's oplevert voor de kwaliteit van het grondwater dan de bestaande bestemming/functie.

In dit plan is een stap-vooruit in het voorkomen van risicovolle activiteiten aantoonbaar: de functie agrarische bebouwing wordt omgezet in woonbebouwing. Agrarische bedrijfsgebouwen worden vervangen door woonbebouwing. Bij de bouw van de nieuwe woning en het onderhoud van zowel de nieuwe als de bestaande woning dient bouwmateriaal gebruikt te worden dat de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater niet negatief beïnvloedt (er mogen geen uitloogbare bouwmaterialen gebruikt worden).

Riolering
Het rioleringssysteem grenzend aan het plangebied bestaat uit een drukrioleringssysteem met een beperkte capaciteit waarop alleen huishoudelijk afvalwater mag worden aangesloten. Op het drukrioleringssysteem mag geen drainage of regenwater worden aangesloten, omdat het rioleringssysteem daar niet op is berekend.

Het hemelwater van dakoppervlak en schone verhardingen kan ter plaatse in de bodem infiltreren. Afvalwater dient afgevoerd te worden via riool of IBA voorziening. De nieuwe woning kan worden aangesloten op de drukriolering voor de afvoer van vuilwater. Kosten van aansluiting zijn voor de initiatiefnemer.